Hoofdstuk 31

 

 

 

John had gelijk gehad – Owen was de bergen in gegaan.

Cain zag de binnenverlichting van Owens pick-up door de bomen schemeren toen hij naar de oude blokhut scheurde. Achter in Sheridans huurauto kropen zijn honden blaffend over elkaar heen om maar bij het open raampje te komen, dat Cain naar beneden had gedaan om de loop van zijn geweer naar buiten te steken. Ze reageerden op Cains opgekropte spanning, zijn concentratie en gedrevenheid, sidderend en trillend van verlangen om de auto uit te komen en te doen waar ze goed in waren.

Had Owen Sheridan al gevonden?

Hij wist het antwoord op die vraag zodra hij de open plek op draaide. Natuurlijk had hij haar gevonden. De voordeur van de blokhut stond wagenwijd open.

‘Shit!’ Hij trok de handrem aan, greep zijn geweer en sprong uit de auto. Toen hij het achterportier opendeed en de honden zich naar buiten wrongen, sprongen ze niet op de blokhut of het bos af, zoals hij had gedacht, maar bleven staan rond een roerloze menselijke gedaante die zo te zien uit Owens pick-up was gevallen en zetten het op een blaffen, alsof ze wilden vertellen dat ze hadden gevonden wat hij zocht.

Met de smaak van angst in zijn mond liep hij ernaartoe, maar toen hij dichterbij kwam, zag hij dat het niet Sheridan was. Het was Karen. Dood.

‘Ach nee,’ prevelde hij, maar voor rouw was nu geen tijd. Als hij snel was, was hij misschien nog op tijd bij Sheridan. Meer was voor hem op dit moment niet van belang.

Hij liet de honden aan Sheridans auto ruiken en droeg ze toen op haar te zoeken. Ze pikten haar spoor op en liepen eerst naar de blokhut. Hij begreep dat haar geur daar nog sterk hing, maar ze was nergens meer te vinden.

Moordenaars gaan vaak terug naar vertrouwd terrein. Johns opmerking echode na in zijn hoofd toen hij haar naam riep. Hij had haar niet alleen moeten laten, was hij maar bij haar gebleven…

Hij stormde door het huis naar de houtstapel en liet zijn zaklamp langs de trap de kelder in schijnen. Er was helemaal niets te zien, behalve een schoen van Sheridan. Die had hij zeker laten vallen toen hij hun kleren naar boven had gebracht.

Voor de zekerheid stuurde hij Koda nog naar beneden, maar het dier kwam meteen weer boven.

‘Niets?’

Jankend liep Koda voor hem uit naar de voordeur, waarop Cain Quixote en Maximillian met een fluitje liet weten dat ze niet verder hoefden te zoeken. Als Sheridan in de blokhut was geweest, hadden ze haar nu gevonden. Wat betekende dat ze ergens in het bos moest zijn.

Hij stuurde de honden met een fluitsignaal het bos in en rende zelf achter ze aan.

Een paar tellen later weergalmde er een geweerschot tegen de avondhemel.

 

Sheridan was geraakt, maar ze had Owen uit balans gebracht, en de kogel had alleen haar arm geschampt. Ze voelde de vinnige pijn toen ze hem een zet gaf. Ze wilde het op een lopen zetten, maar kon niet ver genoeg voor zich uit kijken om de bomen te ontwijken. Ze moest blijven en het gevecht aangaan, dat was haar enige kans. In de wetenschap dat ze hem niet met haar blote handen kon tegenhouden, liet ze zich op haar knieën vallen en grabbelde naar een wapen.

Owen schoot opnieuw, maar het was een ongericht, lukraak schot. Ze wist niet waar de kogel was gebleven. Ze was zich er wel van bewust dat hij lager richtte, en ze wist dat de volgende kogel haar zou raken als ze zich niet op een of andere manier uit de voeten maakte.

Met haar armen om haar hoofd maakte ze een koprol, net op het moment dat het pistool opnieuw afging. Het geluid klonk zo dichtbij dat haar oren ervan tuitten. Maar toen kwamen haar handen eindelijk terecht op een afgebroken tak, en zwaaiend met die stok richtte ze zich op.

Hij wankelde en viel toen ze hem raakte. Ze hoorde hem met een kreet languit op de grond terechtkomen. Maar ze trok zich nog niet terug. Zolang ze aan zijn ademhaling of bewegingen hoorde waar ze moest mikken, liet ze haar slagwapen zwaaien en slaagde erin hem nog een keer te raken.

In de worsteling had hij zijn pistool waarschijnlijk laten vallen, want even later ging hij haar te lijf. In de verte hoorde ze honden. Cain kwam eraan. Ze ging dit overleven, hield ze zich voor. Ze ging het redden – als het ze maar lang genoeg volhield.

 

Owen merkte de lichtbundel op voordat hij de honden hoorde. Dat was vreemd. Sheridan had zijn oren blijkbaar beschadigd toen ze hem had geslagen met die stevige tak die hij haar nu pas had kunnen ontfutselen. Of hij was weer aan het hyperfocussen, dat kon ook. Maar nu ze roerloos op de grond lag, ontgingen de honden hem niet meer.

Jankend liepen ze rondjes om hem heen, en zij hadden geen enkele moeite met zien in het donker. Omdat hij een bekende voor ze was, dacht hij dat hij ze wel kon toespreken, ze kon kalmeren. Dat bleek echter niet het geval te zijn; hij had nooit goed overweg gekund met dieren, en hij had ze nog nooit zo opgefokt meegemaakt. Cain had ze opgehitst. Bovendien roken ze bloed, natuurlijk, het bloed dat ze op Karen hadden geroken, en op zijn kleren.

Honden waren zo verdomde slim, zeker die van Cain.

Zwaaiend met de stok riep hij dat ze achteruit moesten gaan, maar zijn agressie werkte in zijn nadeel. De leider van de roedel – Quixote, toch? – schoot toe en zette zijn tanden in zijn enkel. Al te diep was zijn beet echter niet. Zijn instinct vertelde het dier dat hij moest vechten, maar hij was ook onzeker; hij kende Owen al jaren, en hij wist nog niet wat Cain van hem verwachtte.

Met een trap verloste Owen zich van de hond, waarna hij grabbelend op zoek ging naar zijn pistool. Dat zou hij nodig hebben als hij het tegen Cain moest opnemen.

Cain was nu heel dichtbij. Het licht van zijn zaklamp werd sterker en verblindde hem bijna. Net als eerder kon Owen de honden niet meer horen, terwijl hij zeker wist dat ze nog blaften. Hij had zijn pistool teruggevonden en had nu al zijn concentratie nodig om het langzaam achter zijn rug te brengen.

‘Je bent te laat,’ zei hij, toen Cain bij hem was. Eigenlijk sloeg hij er maar een slag naar dat het Cain was, vanwege de honden, want hij kon de lange gestalte niet goed genoeg onderscheiden om hem te herkennen.

Het licht van Cains zaklamp streek over de grond en bleef toen op Sheridan rusten. Voor het eerst van zijn leven hoorde Owen zijn stiefbroer een heuse kreet van verdriet en vertwijfeling slaken. Die uiting van pijn stond hem tegen, het maakte Cain zo… zo zwák.

‘Sorry,’ zei hij, ‘maar ze vormde een probleem.’

In de baan van licht werd een geweerloop zichtbaar. Owen maakte zich geen zorgen. Hij wílde dat Cain schoot. Hij had rekening gehouden met die mogelijke afloop, want hij paste ervoor om levend in hun handen te vallen. Hij ging de gevangenis niet in; daar zou hij het geen dag uithouden.

‘Ga je gang,’ zei hij. ‘Schiet maar. Ik heb haar met mijn blote handen gewurgd. En Karen heb ik ook vermoord, mocht de rotzooi bij de blokhut je niet zijn opgevallen. Je gelooft nooit wat ze deed. Ik moest haar doodschieten achter het stuur. Gekkenwerk, toch? We waren in een slip geraakt en bijna van de berg gestort. Maar uiteindelijk kreeg ik toch nog alles onder controle.’

‘Je vindt jezelf heel wat hè, Owen?’

‘Veel mensen zouden in de diepte zijn verdwenen. Of hadden haar laten ontkomen.’

‘Je bent anders niet zo slim als je denkt,’ zei Cain. ‘Pap weet het.’

Jammer, maar zijn vader had nooit echt van hem gehouden, niet zoals van Jason, dus was het vooral jammer dat nu zijn zorgvuldig opgebouwde reputatie in één klap teniet was gedaan. ‘Je bent vast blij dat hij weet dat jij het niet was,’ hoonde hij. ‘Dan ben jij nu opeens het braafste jongetje van de klas, toch? Niet dat hij ooit van je zal houden. Voor hem was altijd alleen Jason belangrijk. En dat is nooit veranderd, ook niet toen hij er niet meer was.’

‘Je hebt hulp nodig, Owen.’

‘Daar is het een beetje te laat voor, denk je ook niet?’ Hij richtte zijn pistool en slaagde erin een schot te lossen. Dat moest genoeg zijn, de afstand tot Cain was klein genoeg – en als Koda er niet was geweest, was het hem wellicht ook fataal geworden. Zodra hij zich van het gevaar bewust werd, sprong de hond echter op Owen af, en werd in plaats van Cain geraakt. Jankend viel het dier op de grond. En vrijwel tegelijkertijd ging Cains geweer af.

 

Sheridan lag op de bodem van een diep gat en hoorde Cain haar naam roepen, maar het leek of ze niet naar de oppervlakte kon komen, alsof ze zich niet aan het donker kon ontworstelen.

‘Ik hou van je. Kom bij me terug,’ zei hij.

Ze vocht met hernieuwde kracht. Ze kón het. Ze was een overlever.

Toen ze met een uiterste krachtsinspanning haar ogen opsloeg, zag ze hem over zich heen gebogen staan. Ze lag weer in het ziekenhuis; dat behang kende ze. ‘Nee toch,’ mompelde ze. ‘Wat is er nu weer met me gebeurd?’

Cain zag bleek onder zijn gebruinde huid, maar hij glimlachte. ‘Je was weer de superheld aan het uithangen. Daar moet je toch echt eens mee ophouden.’

Ze probeerde te lachen, maar ze had te veel pijn in haar hoofd. ‘Ben ik even erg toegetakeld als de vorige keer?’

‘Dat niet. Als het goed is, mag je morgen met me mee naar huis, heeft de dokter gezegd.’

Het voelde anders weer alsof ze door een trein was overreden, en verbaasd ging ze met haar handen naar haar gezicht. ‘Wat gaat er schuil onder al dat verband?’

‘Stuk voor stuk oppervlakkige verwondingen die alleen zijn schoongemaakt. Je hebt een vleeswond in je arm van een kogel, verder stelt het weinig voor. En schrammen en butsen op je voeten.’

‘Mijn keel doet pijn.’

‘Maar er is verder niets kapot. De dokter zei dat je waarschijnlijk buiten westen bent geraakt voordat Owen veel schade kon aanrichten. Hij had in elk geval niet gedaan wat hij meende gedaan te hebben.’

Ze herinnerde zich het donkere bos, de blaffende honden, de zwiepende lichtbundel die steeds dichterbij kwam. Ze had haar best gedaan om het vol te houden tot Cain er was, maar Owen was haar op het laatste moment de baas geworden.

‘Waar is Owen nu?’

‘Die ligt in een ander ziekenhuis, in een kamer met een gewapende bewaker.’

‘Had ik hem zo hard aangepakt?’

‘Je hebt hem zeker goed te grazen gehad, maar daar ligt hij niet voor in het ziekenhuis. Ze halen de kogel eruit die ik hem heb gegeven nadat hij Koda had neergeschoten.’

‘Wat?’ Geschrokken probeerde ze overeind te komen.

‘Sst, rustig aan.’ Geruststellend wreef hij over haar arm. ‘Ik heb hem opgelapt. Hij komt er wel weer bovenop. Al betwijfel ik of Koda, en Owen trouwens ook, het wel hadden gered als John niet was komen opdagen.’

‘Dat zal me een tafereel geweest zijn.’

‘Dat was het zeker, maar het heeft me wel iets duidelijk gemaakt.’

‘Wat dan?’

‘Ik kan nog zoveel van Koda houden, maar op dat moment deed alleen jij ertoe.’

Toen hun blikken elkaar vonden, kreeg ze een brok in haar keel. Ze had zo lang gevoelens voor Cain gekoesterd, dat ze nauwelijks kon geloven dat hij haar liefde beantwoordde. ‘Hoe is de waarheid aangekomen bij John?’ vroeg ze.

‘Hij heeft het er moeilijk mee. Hij is twee zoons kwijt, en Karen.’ Hij sloot een moment zijn ogen. ‘Ze wordt over twee dagen begraven.’

‘Waarom heeft Owen het gedaan?’ fluisterde ze.

‘We dachten altijd dat hij “anders” was, maar er speelde meer. Hij heeft geen geweten. Jason was de held, de ideale zoon. De plaats die hij in het gezin innam, wilde Owen voor zichzelf – dus vermoordde Owen hem. Ik kwam goed van pas als de zondebok. Doordat alle argwaan zich op mij richtte, bleef hij buiten beeld, zodat hij vrijwel zonder angst voor ontdekking zijn leventje kon leiden. Totdat jij terugkwam. Toen begon Ned te roepen dat de zaak door jou eindelijk opgehelderd zou worden, en daar kreeg hij het benauwd van. Hij wist niet of je je misschien weer iets meer herinnerde, of dat iets hier je geheugen een zetje kon geven, of waartoe je in staat was nu je ervaring had opgedaan door je samenwerking met de politie.’

‘Daarom probeerde hij me uit de weg te ruimen. Dat snap ik. Het is verknipt, maar wel begrijpelijk. Maar dat hij Amy en Karen heeft vermoord, daar kan ik met mijn hoofd niet bij.’

‘Ze liepen in de weg. Volgens Robert had Karen de spade gevonden waarmee Owen jouw graf had gegraven.’

‘Hoe wist hij dat het dezelfde spade was?’

‘Iemand had geprobeerd hem schoon te vegen, maar als je heel goed keek, kon je het bloed nog zien.’

‘Míjn bloed?’

Hij knikte.

Ze slikte even om de pijn in haar keel te verzachten. Ze vergde vast te veel van zichzelf, maar ze kon zichzelf pas echt rust gunnen als ze antwoord had op al haar vragen. ‘Waarom had Owen daar geen veiliger plek voor gevonden?’

‘Hij dacht dat hij heel slim bezig was door die spade te verbergen waar iedereen hem kon vinden. Hij dacht dat niemand hem zou opmerken. En hij ging ervan uit dat áls hij gevonden werd, iedereen zou denken dat ik hem daar had neergezet.’

‘Waarom probeerde hij dan niet om jou de schuld in de schoenen te schuiven? Waarom vermoordde hij Karen?’

‘Toen ze de garage uit kwam hollen, gilde ze dat John haar en jou had aangevallen, en Amy had gedood. Ik denk dat Owen in paniek raakte, omdat Karens beschuldigingen opeens in een andere richting wezen.’

Sheridan liet haar ogen even dichtvallen, maar in haar hoofd buitelden de vragen nog steeds over elkaar heen. ‘Hoe zit het met Owens vrouw, met zijn kinderen?’

‘Hij moet echt wel van ze houden, denk ik, voor zover hij tot liefde in staat is. Eigenlijk heb ik met hen nog het meest te doen. Lucy vermoedde echt helemaal niets. Ik betwijfel of ze wel gelooft dat hij dat echt allemaal heeft gedaan, ondanks alle bewijzen.’

Ze deed haar ogen weer open. ‘Ze heeft rouwbegeleiding nodig.’

‘Misschien kun je een vestiging van De Laatste Linie openen in Tennessee en die voor je rekening nemen,’ zei hij met een scheef lachje.

Zijn opmerking herinnerde haar aan de zware beslissing die haar wachtte. Ze hield van hem, maar haar werk opgeven zou niet makkelijk zijn. ‘Daar moeten we het maar eens over hebben.’

Hij vlocht zijn vingers door de hare. ‘Wees maar niet bang, het was maar een grapje. Na alles wat je hebt doorgemaakt, ga ik niet van je vragen om hier te komen wonen.’

Wat wilde hij daarmee zeggen? Bedoelde hij dat ze ieder hun weg moesten gaan? Ze durfde het hem niet te vragen. Haar werk was belangrijk voor haar, maar ze wilde hém evenmin opgeven. ‘Ik kan jou nergens anders zien dan waar je nu woont,’ erkende ze. ‘Jij hoort thuis in het bos.’

‘In Californië heb je ook bos.’ Hij stak zijn hand uit naar het bedkastje en liet haar een tijdschrift over Californië zien dat hij ergens had gekocht. ‘We kunnen in het Sierragebergte gaan wonen.’

Ze was opgetogen dat hij voor de mogelijkheid openstond, maar dan moest hij zich wel van een aantal dingen bewust zijn. ‘De situatie is daar anders, Cain. Als je als dierenarts zou willen werken, kan dat niet zonder allerlei opleidingen en vergunningen.’

‘Dat lukt me wel. Maar om eerlijk te zijn, overweeg ik nu om honden te gaan fokken en africhten.’

Dat idee sprak haar ook wel aan. ‘En dat in het Sierragebergte?’

Hij bladerde door naar een prachtige foto van Emerald Bay. ‘Hier, om precies te zijn.’

Ze barstte in lachen uit. Hij had duidelijk niet in de gaten hoe ver Lake Tahoe van Sacramento af lag. ‘Dan zou ik elke dag drie uur op en neer moeten reizen. Komt het voorgebergte ook in aanmerking?’ wierp ze tegen.

Verlangend staarde hij naar de foto. ‘Lijkt dat een beetje hierop?’

Ze pakte het tijdschrift van hem over en bladerde verder. ‘Het heeft veel weg van dit.’ Ze wees een pagina aan met foto’s van Apple Hill in Placerville.

‘Daar zou ik wel mee kunnen leven,’ zei hij met een goedkeurende blik.

Opeens kreeg de vermoeidheid haar in de greep, en ze gaf hem het tijdschrift terug. ‘Ik wil ook een hele rits kinderen,’ zei ze gapend.

‘Hoeveel is een rits?’

‘Vier. Of vijf, of zes…’

Hij begon te lachen. ‘Gelukkig gaan kinderen en honden goed samen.’ Hij liet haar een foto zien van een blokhut met een schitterend uitzicht en veel ramen. ‘Misschien ga ik wel zo’n soort huis bouwen voor ons kroost.’

Met een lachje stelde ze zich hen daar samen voor, ergens in een klein dal in het voorgebergte, met hun kinderen en hun honden. Nu ze erbij stilstond, nu ze wist dat Cain bereid was hier weg te gaan, dacht ze wel dat hij daar prima zou kunnen aarden. Er was maar één probleem… ‘En Marshall dan?’ Cain zou hem niet in de steek willen laten.

‘Die nemen we mee, als hij het daarmee eens is. Hij is wel aan een andere omgeving toe.’

‘Dat zal John niet aanstaan.’

‘John gaat hier toch weg. Hij zei dat hij hier niet meer wil blijven na alles wat er gebeurd is.’

‘Denk je niet dat hij Marshall meeneemt?’

‘Wie weet. Dat is aan Marshall.’

‘Ga je John en Robert niet missen, al is het maar een beetje?’

‘Ik denk het niet,’ zei hij. ‘Het is eigenlijk nooit echt iets geworden. Vanwege Marshall ben ik er altijd mijn best voor blijven doen, maar…’

‘Ik snap het.’

Hij legde het tijdschrift weg. ‘Er is trouwens ene Jonathan die je al een tijd tevergeefs probeert te bereiken.’

Ze had Jonathan willen bellen zodra haar mobieltje weer functioneerde, maar toen hadden haar ouders gebeld over haar zus, en daarna had ze geen gelegenheid meer gehad.

‘Is dat de man op die foto in het mapje in je tas?’ vroeg hij, op een lichtelijk jaloerse toon.

‘Hij is de privédetective die klussen voor ons doet. In het begin bracht hij zijn uren nog in rekening, maar hij is zo betrokken geraakt bij ons werk dat hij tegenwoordig meestal zijn tijd beschikbaar stelt.’

‘Betrokken bij de stichting of… bij jou?’

‘Een paar jaar geleden is er wel een tijdje iets tussen ons geweest. We hebben nog steeds een hechte band, maar hij is nu meer een broer voor me.’

‘Niets om me ongerust over te maken, dus.’

Ze lachte. ‘Nee, absoluut niet. Wat wilde hij?’

‘Hetzelfde als die andere vriendin van je, Jasmine. Ze wilden je waarschuwen dat je bij blokhutten uit de buurt moest blijven.’

Ze gebaarde naar de ziekenhuiskamer. ‘Heb je gezegd dat ze daar een beetje laat mee kwamen?’

‘Ik heb ze verteld dat alles goed met je was. En dat je ze morgenochtend meteen belt.’

‘Dat is prima.’

‘Die Jasmine is wel een boeiende figuur,’ voegde hij eraan toe.

Ze stopte zijn hand onder haar wang en maakte het zich gemakkelijk in haar bed. ‘Hoe bedoel je?’

‘Ik heb nog nooit een paranormaal begaafd persoon ontmoet.’

‘Je mag best sceptisch zijn, maar neem maar van mij aan dat alles wat zij zegt, staat als een huis.’

Hij boog zich naar haar toe en kuste haar op haar voorhoofd. ‘Blij het te horen.’

Ze hoorde het ingehouden lachje in zijn stem. ‘Waarom dan?’

‘Omdat ze zei dat we nog lang en gelukkig zullen leven.

 

 

* * *

Bent u benieuwd hoe het verder gaat? Lees dan ook Ideale buren, deel 4 van DE LAATSTE LINIE.