Hoofdstuk 29
Cain had Sheridans auto voor de blokhut zien staan. Hij wist dat ze hier ergens moest zijn. Maar binnen kon hij haar nergens ontdekken, en afgezien van het plastic dat niet meer voor het raam zat, was er zo te zien niets van zijn plaats. Hij had de honden niet alvast naar huis moeten sturen. Ze hadden de stal geroken en zo gepopeld om ervandoor te gaan dat hij ze, voordat ze bij de oude blokhut waren, met een fluitje had laten gaan. Als ze merkten dat hij niet volgde, zouden ze hem uiteindelijk wel weer opsporen, maar nu waren ze er niet, terwijl hij hun fantastische reukvermogen juist goed kon gebruiken.
Hij stak zijn hoofd om de keukendeur om in het houthok te kijken en zag toen dat de kelderdeur openstond, al was er beneden geen licht te zien.
Met een naar gevoel in zijn buik liep hij terug om zijn zaklamp uit de rugzak te halen, die hij op het aanrecht had gelegd. Zat Sheridan in dat donkere hol? Er was hier iemand geweest, dat stond vast; hij wist zeker dat hij de deur had afgesloten nadat hij de rommel had opgeruimd van die pubers die hier hadden ingebroken – en bij het overhoophalen van het huis dat geweer hadden ontdekt.
Als ze beneden was, wat zou hij dan aantreffen? Sheridan, liggend op de grond, onder het bloed en de blauwe plekken en op sterven na dood, zoals de vorige keer in het bos?
Of zou ze deze keer écht dood zijn?
Wat kwam ze hier doen? En waar hing Skye verdomme uit, met dat beproefde pistool van haar?
Hij knipte de zaklamp aan, liep terug naar de kelderdeur en scheen in de kelder. Hij zag niemand. Maar een lijk ontdekte hij evenmin.
‘Sheridan?’
‘Cain?’
Er verscheen een zwak lichtje toen hij de trap af liep, en opgelucht haalde hij adem. Ze zat weggedrukt in een hoekje, tussen twee stellingkasten. Hoe ze zich in die kleine ruimte had gewrongen, snapte hij echt niet, en het bleek ook niet eenvoudig om zich er weer uit te bevrijden.
‘Wat doe jij hier?’ vroeg ze.
Hij was van plan geweest om een tijdje in het bos te blijven, om zijn hoofd vrij te maken van alle verwarring die de recente gebeurtenissen in hem hadden gewekt. Maar de gemoedsrust die hij er altijd had gevonden, bleek ver te zoeken. Sheridans komst naar het dorp had hem veranderd. Hij kon alleen nog maar aan haar denken. ‘Ik was op weg naar huis en kwam hier langs.’
‘Je liet me schrikken!’
‘Dat moet jij nodig zeggen! Wat denk je dat ik me allemaal in mijn hoofd haalde toen ik je boven nergens zag en de kelderdeur zag openstaan?’ Nog steeds voelde hij zijn hart tekeergaan.
‘Dat zag er vast niet goed uit.’
‘Inderdaad.’ Iemand anders had haar hier ook kunnen treffen – zoals de man die haar bijna had begraven in de nacht dat de honden zo tekeer waren gaan. ‘Je moet hier niet in je eentje ronddwalen. Dat is gevaarlijk.’
‘Ik wilde zelf even zien waar die kinderen dat geweer hadden gevonden. Raar dat ze zomaar iets ontdekten wat zo goed verborgen was, zonder schade aan te richten of alles overhoop te halen of wat dan ook.’
‘Ze hadden anders genoeg schade aangericht. Ik heb alles opgeruimd.’
‘O.’
‘Waar is Skye?’
‘Die is terug naar huis.’
‘Ik dacht dat ze zou blijven. Een tijdje, in elk geval.’
‘Dat had ze ook graag gewild, maar ze heeft jonge kinderen thuis en meer dan genoeg te doen voor De Laatste Linie. En Ava, onze partner, is nog maar net begonnen. Die kan onmogelijk én haar eigen zaken afwerken, én de onze er ook nog eens bij hebben, al helemaal niet als dat zaken zijn waar ze halverwege in is gerold.’
‘Je had met haar mee moeten gaan.’
Ze keek hem uitdagend aan. ‘Is dat wat je wilt? Wil je me hier weg hebben?’
‘Ik wil dat je veilig bent.’
Het schijnsel van haar zaklamp werd zwakker en doofde toen helemaal. Cain hield de zijne op de grond gericht.
‘En met mij uit de weg, ben jij ook veilig. Bedoel je dat?’
Wel als ‘veilig’ betekende dat hij bevrijd was van de zorgen en de angst. En misschien dacht hij dan niet meer telkens als hij zijn ogen dichtdeed aan haar. ‘Ik ben hoe dan ook veilig. Wat mij betreft ben je een vrouw als alle anderen.’ Met een stuurs gezicht wendde hij zijn blik af.
‘Je bent dus niets veranderd? Voor jou is vrijen nog steeds een kwestie van lang leve de lol? Gevoel komt er niet bij kijken, en je vastleggen doe je ook niet?’
Het was veiliger om haar in de waan te laten dat hij inderdaad zo oppervlakkig was. Dan ging ze weg en liet ze nooit meer iets van zich horen. En dan kwam hij niet in de verleiding om een groter stuk van zijn hart op het spel te zetten dan ooit tevoren. ‘Hou toch eens op met mij overal de schuld van te geven,’ zei hij. ‘Je wist van tevoren dat ik niet het soort man ben waar jij op zit te wachten.’
‘Ben je naar bed geweest met Karen Stevens?’
Hij gaf geen antwoord.
‘Cain?’
‘Wat denk je zelf?’
‘Dat je het met haar gedaan hebt.’
Hij weigerde zich achter excuses te verbergen. ‘Klopt.’
‘Onlangs nog?’ drong ze aan.
‘Kom op zeg, waar zie je me voor aan?’ Hij draaide zich om en wilde de trap op lopen, maar ze pakte hem bij zijn arm.
‘Als ik toch niets voor je beteken, waarom dan niet hier en nu, Cain? Waarom zou je niet nog één keer pakken wat je pakken kunt? Als je toch niks te verliezen hebt?’
Hij had alles te verliezen. Bij elke aanraking verloor hij weer een stukje van zichzelf; de gedachte aan haar verteerde hem nu al. ‘Ik ben niet in de stemming.’
Ze leidde zijn hand naar haar zachte borst.
Het scheelde weinig of hij had haar achterwaarts tegen de muur gedrukt. ‘Straks moet je het weer bezuren, en dan heb ik het weer gedaan,’ zei hij.
‘Waarom vertrouw je er zo blindelings op dat jíj het deze keer niet gaat bezuren?’
‘Ik heb je gewaarschuwd.’ Hij knipte zijn zaklamp uit.
Zwaar ademend staarde Owen naar de bloedspatten op het raam aan de passagierszijde. Het was niet zijn bedoeling geweest Karen zo te laten sterven. Hij had gehoopt haar mee het bos in te kunnen nemen, waar hij haar kon doden, zonder bang te hoeven zijn dat iemand hem zag of hoorde. Nu zat hij met een besmeurde auto.
Hij controleerde even of er niemand in de auto voor hen had gezien dat ze in een slip waren geraakt en was gestopt om hen te hulp te schieten, en reed toen weer verder. In geen geval wilde hij midden op de weg staan als de volgende auto hem achterop kwam. Niet met een dode vrouw in de stoel naast hem.
Hij wierp een blik op haar. Was zij even een verrassing gebleken. Hij had nooit gedacht dat ze zo sterk zou zijn. Ze was bijna net zo sterk als Sheridan. Maar in één opzicht had hij geluk gehad: hij wist bijna zeker dat het incident onopgemerkt was gebleven.
Het probleem was alleen dat de kogel haar bovenlichaam had doorboord en in zijn stoel was blijven steken. Hoe moest hij dat verklaren?
Daar bedacht hij nog wel iets op. Prioriteiten stellen. Eerst dit afhandelen, dan het volgende, stap voor stap. En dat betekende dat hij eerst het lichaam ergens moest kwijtraken, zonder zich nu al druk te maken over andere vragen.
Hij gaf gas tot hij een redelijke snelheid had bereikt en probeerde, met het pistool op zijn schoot, te besluiten waar hij het lichaam moest dumpen. Hij had een spade bij zich. Hij zou ergens een ondiep graf kunnen delven. Maar dat kostte wel veel tijd. De nacht dat hij Sheridan had proberen te begraven, stond hem nog iets te helder voor de geest. Hij had zich nooit gerealiseerd hoe moeizaam het graven iemand afging die niet aan zwaar lichamelijk werk gewend was. En hij had nog zoveel te doen. Hij moest zijn pick-up schoonmaken, dat kogelgat in de stoel onzichtbaar maken en een reden verzinnen voor Karens verdwijning – en dat allemaal voordat zijn vrouw zich kon gaan afvragen waar hij was.
Hij had een plek nodig waar hij het lichaam eenvoudig kon achterlaten, zonder bang te zijn dat hij gezien werd. Ergens waar het niet gevonden werd voordat hij zijn sporen had kunnen uitwissen.
De oplossing lag voor de hand, bedacht hij even later met een lachje. Met Sheridan in het dorp hield Cain zich vooral met haar bezig. Dus kon Owen Karen achterlaten in de kelder van Cains oude blokhut. Daar kon ze blijven liggen tot vanavond laat, als Lucy naar bed was. Hij had een sleutel; die had Cain hem jaren geleden gegeven.
Dat moest lukken. Later kon hij dan ‘naar de praktijk geroepen’ worden. Hij was de enige arts in het dorp en had vierentwintig uur per dag dienst. Zijn vrouw had het allang opgegeven om nog bij te houden waar hij ’s nachts was.
Het duister omvatte Sheridan een paar tellen voordat Cains armen haar omsloten en zijn lippen de hare vonden. Zijn handen kropen over de blote huid van haar rug omhoog. ‘Je vindt jezelf wel stoer, hè?’ Hij klonk buiten adem toen hij haar in haar hals kuste en zijn handen om haar borsten legde.
Ze pakte zijn onderlip tussen haar tanden. ‘Net zo stoer als jij.’
Hij lachte. ‘Dat geloof ik graag. Nemen we de bedbank?’
‘Nee.’ Het stond haar hier wel aan, in het donker, waar ze geen van beiden een hand voor ogen zagen. Het had wel iets erotisch, dat volmaakte donker; de duisternis was zo dicht dat het bijna tastbaar leek. Ze kon haar hoofd in haar nek gooien en alle reserve overboord zetten, zonder bang te zijn dat ze te veel prijsgaf.
‘Dit is toch niks voor een fatsoenlijk meisje.’
‘Volgens mij heb ik al wel bewezen dat ik niet zo fatsoenlijk ben.’
‘Vind je het niet erg om vies te worden?’
‘Ik hou wel van vies.’ Haar handen zaten nu ook onder zijn T-shirt. Met haar ogen dicht liet ze haar vingers over zijn strakke buik glijden, volgde zijn borstspieren omhoog en verkende de spierbundels in zijn nek en schouders.
Hij trok zijn T-shirt uit, en zij liet haar handen voor wat ze waren en liet haar mond het werk doen.
‘Ik word zo ontzettend heet van jou,’ fluisterde hij.
Ze dwaalde verder naar beneden, en daarmee raakte alles in een stroomversnelling. Ze konden niet snel genoeg uit de kleren komen, konden elkaar niet vaak genoeg aanraken, elkaar niet genoeg voelen. Hij hield alleen even in toen ze naakt waren en hij haar boven op zich tilde. Ze werd zich bewust van een vreemde aarzeling, een verlangen om iets te zeggen. Maar ze wilde hem de kans niet geven na te denken, wilde zélf ook helemaal niet nadenken. Ze sloeg haar benen om hem heen en trok hem in zich.
‘Dat wil ik,’ zei hij.
‘Ik ook,’ fluisterde ze. Toen drong het opeens met een schok tot haar door. Anticonceptie. ‘Cain?’ zei ze ademloos.
Hij hield haar overeind, met zijn gezicht tegen haar schouder. ‘Wat?’
‘Heb je geen condoom?’
Hij hield stil, maar aan de manier waarop hij in haar billen kneep, merkte ze dat het hem niet makkelijk viel. ‘Zit er niet eentje in je tas?’
‘Nee.’
‘Is het echt nodig?’
Ze vatte zijn reactie op als een grapje. ‘Als we niet willen dat er een kind van komt wel, ja.’
Haar toon was luchtig, maar hij bleef serieus. ‘Vertrouw je me?’
Ze viel stil van verbazing. ‘Wat zeg je nou?’
‘Je verstond me wel.’
‘Hier hebben we het al een keer over gehad. Het gaat wel om iets waar je levenslang aan vastzit, Cain. Als het gebeurt, zou ik het kind houden.’
‘Dat begrijp ik.’ Zijn borst rees en daalde nu zijn ademhaling weer tot rust kwam. ‘Ik laat je niet barsten. Dat weet je toch?’
Ze omklemde zijn schouders. ‘Maar je bent al een keer zo voor het blok gezet. Dat wil je niet nog een keer laten gebeuren.’
‘Dit is anders.’
‘Wat is het verschil dan?’
Hij legde zijn voorhoofd tegen het hare. ‘Dat jij niets voor me betekende, was gelogen.’ Hij aarzelde, alsof het hem grote moeite kostte te zeggen wat hij zeggen wilde, maar uiteindelijk klonk het daardoor alleen nog oprechter. ‘Ik ben verliefd op je.’
Ze wist niet hoe ze moest reageren. Dat was wel het laatste wat ze had verwacht. ‘Cain…’
‘Ik had je gewaarschuwd.’
‘Je zei dat ik het zou bezuren.’
‘Dat zit er ook dik in. Ik doe het waardeloos als echtgenoot.’
‘Het is al elf jaar geleden dat je getrouwd was. En je was nog hartstikke jong. Hoe kun je dat nou zeggen?’
‘Omdat het zo is.’
‘Ach, je bent in elk geval goed in bed,’ zei ze plagerig. ‘Dat hebben we dan toch maar mee.’
Hij vatte haar opmerking op zoals die bedoeld was, als aansporing, maar deze keer bewoog hij trager, alsof hij het zo lang mogelijk wilde rekken. ‘Nou? Wat vind je ervan? Gaan we samen een kind maken?’
Zo roekeloos was ze van haar leven nog niet geweest. Ze woonden een half continent bij elkaar vandaan, en ze had geen flauw idee hoe ze dit ooit logistiek gingen uitwerken. Moest hij naar Californië verhuizen? Of zij naar Tennessee? Wat zou haar familie zeggen? Was het een impulsieve uitspraak, ingegeven door het moment? Of zou hij over tien minuten met haar willen trouwen?
Geen van die vragen kon ze beantwoorden. Maar ze wist wel dat ze een kind van Cain wilde. Hij was de enige man van wie ze ooit had gehouden. Nu, twaalf jaar later, was die liefde alleen maar gegroeid. ‘Ja,’ zei ze.
Toen ging hij zo teder verder, dat ze gewoon wist dat hij niet meer op zijn woorden zou terugkomen.
John wist niet wat hem geraakt had. Hij wist alleen dat Karen er het ene moment nog was, en even later was verdwenen. ‘Waar is ze gebleven?’ mompelde hij. Aan Roberts gefrustreerde blik te zien, had hij die vraag al eerder gesteld.
‘Je hebt vast een hersenschudding,’ zei hij. ‘Dat zei ik toch! Owen heeft haar meegenomen.’
Ze stonden in Roberts caravan, maar John kon zich niet herinneren dat hij hier lopend was gekomen. Hij was nog te verdoofd om helder na te denken. De pijn kwam vanachter zijn ogen en straalde uit door zijn hele hoofd; hij moest zijn ogen half dichtknijpen om scherp te kunnen stellen op het beeldscherm waar hij van Robert op moest kijken.
‘Daar heb je hem.’ Robert wees naar een korrelige gedaante die door de voortuin liep. ‘Dat is Owen.’
‘Oké, ik zie het. Maar waar staat zijn pick-up dan?’
‘Ergens buiten beeld, maar ik denk dat hij hem aan de overkant van de straat had neergezet.’
‘Je was er toch bij?’
Ik stond op de uitkijk voor Karen, voor het geval ze door het huis kwam. Dat moest van jou.’
‘Dus…’ Hij probeerde zich te herinneren of hij de vraag al eerder had gesteld. ‘Heb je gezien dat ze me neersloeg?’
‘Nee! Toen ik naar buiten kwam, lag je op de grond en was er verder niemand meer te zien.’
Voorzichtig betastte hij de dikke bult aan de zijkant van zijn hoofd. ‘Waar heeft ze me mee geslagen?’
‘Een spade, volgens mij.’ Hij zette een vinger op het scherm. ‘Owen raapte iets op, hier.’ Hij zette het beeld stil. ‘Dat lijkt mij een spade.’
Inderdaad, daar kon hij niets tegen inbrengen. Dat leek hem ook een spade. Maar waarom had Karen een spade in haar handen gehad? ‘En waar zijn ze nu heen?’
‘Ik weet het niet. Owen neemt zijn mobieltje niet op. Thuis is hij niet. En hij is ook niet op de praktijk.’
Robert werkte naar iets toe. Zoveel was John inmiddels wel duidelijk. ‘En dus?’
‘Ik maak me zorgen.’
‘Waarover?’
‘Die bivakmuts die we in haar tas vonden?’
Het duurde even, maar toen kon John zich de gebreide muts weer voor de geest halen. ‘Ja?’
‘Daar zat bloed op.’
‘Karen zou nooit iemand iets aandoen.’ Hij dacht aan het nieuws waarvan ze hem gisteravond deelgenoot had gemaakt. ‘Niet lichamelijk, in elk geval.’
‘Ik weet niet of die muts wel van haar was, pap.’
‘Vast niet. Ze dekt Cain.’ Cain was de slechterik van het verhaal – als jongen al. Hij moest niet denken dat al zijn wandaden ongestraft bleven. John had er alles voor over om het recht te laten zegevieren. Desnoods bracht hij de hele zomer in de kruipruimte van Sheridans huis door, om uiteindelijk iets te zien of te horen waarop hij Cain kon pakken.
‘Stel nou eens dat het niet Cain was, pap? Wat als… Stel dat het Owen was?’
Verbluft staarde hij zijn zoon aan. ‘Waarom zou Owen in godsnaam Jason neerschieten?’
Een paar tellen tuurde Robert zwijgend naar de grond, maar toen tilde hij zijn hoofd op en keek hem aan. ‘Als je een reden zoekt, moet je misschien even op de piano gaan kijken.’
‘De piano? Waar heb je het over?’
‘Je verafgoodde Jason. Owen kwam niet eens bij hem in de buurt. Nergens mee. En ik ook niet.’
Owens mobieltje ging over. Hij wilde niet opnemen. Er was nog zoveel te doen, hij moest nu met zijn aandacht bij zijn werk blijven. Aan de andere kant: nog even en hij had geen bereik meer, en hij besefte dat hij beter niet te lang onvindbaar kon blijven. ‘Hallo?’
‘Owen?’
Het was zijn vader. ‘Hoi pap.’
‘Waar ben je?’
‘Ik rij rond, op zoek naar Karen.’
Het bleef even stil. ‘Waarom zoek je haar?’
‘Het was zo maf,’ zei hij. ‘Ik kwam bij je langs en liep net naar de voordeur toen ze opeens gillend uit de achtertuin kwam rennen. Haar gezicht zag bont en blauw, en ze was duidelijk hysterisch, dus ik moest haar in mijn pick-up zien te krijgen.’
‘Zag je mij dan niet? Ik lag plat op de grond.’
‘Ik zag je wel, maar ik wist dat ze je niet al te ernstig verwond kon hebben en dat Robert zich wel over je zou ontfermen. Ik wist dat jij niet zou willen dat de buren hoorden wat ze schreeuwde. Ik was van plan om haar naar de praktijk te brengen en een kalmerend middel te geven, zodat ze tot rust kon komen en ik kon beoordelen of haar verder iets mankeerde, maar halverwege sprong ze uit mijn pick-up. Tegen de tijd dat ik kon keren, was ze al tussen de bomen verdwenen, en sindsdien ben ik naar haar op zoek. Ik begin me af te vragen of ze niet is gegrepen door Sheridans belager.’
Er viel een lange stilte. Uiteindelijk zei John: ‘Heb je Ned al gebeld?’
‘Nee. Als het even kan, wil ik haar eerst vinden, eerlijk gezegd.’
‘Waarom?’
Owen maakte zich geen zorgen. Als het eenmaal gedaan was, zou ook van deze misdaad geen spoor naar hem leiden. ‘Omdat ze beweerde dat jíj haar had geslagen, pap. Ik wil liever niet dat ze Ned dat vertelt.’
‘Owen, stop met zoeken en kom naar huis. Hoor je me? Kom nu meteen hierheen.’
Hij keek hoe laat het was. Hij had langer de tijd nodig. ‘Wat zei je?’
‘Dat je naar huis moet komen!’
‘Mijn telefoon houdt… op… Ik… je nog.’ Hij verbrak de verbinding. Toen keek hij neer op Karen. ‘Hij slikt het wel,’ zei hij tegen haar. ‘Hij haat Cain zo dat hij de rest van de wereld niet eens ziet. Ik red me hier zo uit, geen enkel probleem. Ik liep ook zo het ziekenhuis in waar Sheridan lag – en vervolgens liep ik weer naar buiten, terwijl iedereen op zoek was naar de man met de pruik. Ik ben soms gewoon onzichtbaar, echt. Ik word wie ik moet zijn. Ik regel het.’ Hij knipoogde. ‘Let maar op.’