Hoofdstuk 14
Zodra Cain het schot hoorde, hield hij zijn pas in. Waarom werd dat schot gelost? Hij was niet het doelwit, het kwam niet eens in de buurt. En het kwam ook al niet uit de richting van het huis. Beide conclusies stelden hem gerust – maar hij voelde geen opluchting. Er liep hier nog steeds iemand rond. Iemand met een wapen, en deze keer was het zo te horen geen geweer geweest.
Hij rende door het bos, in de richting van het geluid, maar toen hij bij de weg kwam, zag hij niets opvallends. Amy’s auto stond er, verder niets.
Op zijn hoede, met zijn geweer in de aanslag, kwam hij uit de beschutting van de bomen. Stilte. Geen beweging, geen licht, geen geluid, afgezien van een lome wind die een dor blaadje over de grond liet dwarrelen. Voor zover hij kon nagaan, was hij alleen. Toch wist hij zeker dat het schot uit deze richting was gekomen.
Wat was er aan de hand? Achterwaarts, zodat hij om zich heen kon blijven kijken voor het geval iemand hem wilde verrassen, liep hij op de tast naar de achterkant van de dienstauto aan de bestuurderszijde, deed twee stappen en trok het portier open.
De sleutel bungelde nog in het contact, maar in het schijnsel van de binnenverlichting zag hij alleen een verlaten auto. Het zag er allemaal even onverdacht uit – totdat hij het portier weer sloot en naar voren liep. Toen zag hij de vage omtrekken van iemand die ongeveer een meter van hem vandaan op de grond lag, half op de weg en half in de struiken. En aan de donkere pijpen van het politie-uniform zag hij meteen wie het was.
Cain holde terug naar het huis. Hij kon Sheridan niet alleen laten nu ze zich niet kon verdedigen of zelfs maar tot vluchten in staat was, en de honden buiten westen waren. Voor Amy kon hij niets meer doen, dat had hij al gezien. Ze was van dichtbij in het hoofd geraakt, en waarschijnlijk had de kogel haar op slag gedood.
Degene die haar had neergeschoten, moest wel onder het bloed zitten, wat betekende dat hij opviel.
Of misschien ook wel niet. Het was donker. Hij hoefde alleen maar ongezien weg te komen en zich te wassen.
Cain wilde de omgeving uitkammen naar die klootzak, voordat hij een goed heenkomen kon zoeken, maar zonder zijn honden kon hij de hele nacht door het bos struinen zonder ook maar iets te vinden. Hij kon het risico niet nemen dat de dader er niet vandoor was gegaan en op dit moment voor de tweede keer probeerde om Sheridan te vermoorden.
‘Cain! Cain, waar ben je?’
Zij was het. Hij hoorde haar roepen voordat hij terugkwam bij de open plek.
‘Ga terug het huis in!’ schreeuwde hij, maar ze stond nog zo wankel op haar benen dat hij haar had ingehaald voordat ze de veranda weer op had kunnen strompelen. Ze kloste rond op zijn laarzen, die veel te groot voor haar waren, en sleepte zijn verdovingsgeweer achter zich aan.
‘Wat doe je verdomme hier buiten?’ snauwde hij. Zo vormde ze een regelrechte schietschijf. Zonder een reactie af te wachten, sloeg hij een arm om haar middel, droeg haar de laatste paar meter naar het huis en sloeg de deur achter zich dicht. Daarna vergrendelde hij de deur, bracht haar naar zijn slaapkamer en zette haar naast zich op de grond, waar hij haar zou kunnen beschermen. Hier hoefde hij zich in elk geval maar druk te maken over één raam, en hij kon het bed als dekking gebruiken.
‘Heb je de politie gebeld?’ vroeg hij.
‘Ja.’ Ze zag lijkwit en beefde van top tot teen. Was ze in shock? Het was véél te snel om opnieuw met zoiets traumatisch te worden geconfronteerd.
‘Waar heb je mijn verdovingsgeweer gevonden?’
‘Op de… de grond, aan de bosrand.’
Hij pakte het van haar over en keek het na. Zijn eerste gedachte was om Sheridan ook een wapen in handen te geven, maar er zaten geen pijltjes meer in. ‘Shit.’
‘Wat is er?’
‘Niks. Het komt allemaal goed.’ Hij had zijn eigen geweer nog.
‘Goed? Noem je dit goed?’ zei ze met een lachje dat hem bijna hysterisch in de oren klonk.
‘Laat ik het zo zeggen: we zijn gewapend, en ik zal mijn geweer zo nodig gebruiken ook.’
De minuten verstreken zonder dat er buiten iets te horen was. Toen hij vrijwel zeker wist dat de dader was gevlucht, liet hij zijn geweer zakken en pakte haar bij de hand. Ze voelde ijskoud aan. ‘Gaat het nog?’
‘De honden… De honden zijn dood.’ Ze praatte alsof ze hyperventileerde. ‘Ik zag ze…’
‘Nee hoor, ze zijn alleen verdoofd. Als het middel is uitgewerkt, komen ze er weer helemaal bovenop.’
De opluchting waar hij op had gehoopt, bleef helaas uit. ‘Maar ik was bang… Ik dacht dat jij ook al dood was.’ Ze hapte naar adem. ‘Of dat je ergens op de grond lag te bloeden en dat ik je niet op tijd zou vinden.’
Ze had het schot gehoord, en toen hij niet terugkwam, was ze ervan uitgegaan dat hij was neergeschoten. Daarom was ze hem achterna gekomen, slepend met een geweer dat ze niet eens kon optillen, zwak en ziek als ze was.
‘Mij kan niets gebeuren. Ik ben hier bij je.’ Hij sloeg zijn armen om haar heen, trok haar dicht tegen zich aan en prevelde dat ze niet bang hoefde te zijn, dat alles in orde zou komen.
Ook al kalmeerde ze iets, hij liet haar niet los. Hij zocht evengoed troost bij haar als zij bij hem. Wat hij ook deed, hij bleef Amy’s levenloze lichaam voor zich zien, gedumpt op de lange bochtige oprit van zijn buren, badend in haar eigen bloed.
Cain had er rekening mee gehouden dat het nieuws bij Ned hard zou aankomen. Dat de politiecommissaris in tranen zou uitbarsten, had hij echter niet verwacht. Omdat Ned en hij elkaar nooit hadden gelegen, wist Cain niets te zeggen – of te doen – toen Neds schouders begonnen te schokken en hij zijn handen voor zijn gezicht sloeg. Hij deed een stap opzij en wachtte tot Ned zijn verdriet meester werd.
Het was Sheridan die op hem af liep om hem te troosten. ‘Ik vind het zo vreselijk voor je,’ fluisterde ze steeds weer, wrijvend over zijn rug. Maar toen Ned opkeek, zag hij haar nauwelijks staan.
‘Wat kwam Amy hier doen?’ vroeg hij bozig. Hij wreef in zijn ogen.
‘Ze zei dat ze zich ervan wilde overtuigen dat Sheridans belager niet was teruggekomen,’ antwoordde Cain, ‘maar waarom dat precies vanavond moest, weet ik ook niet. Misschien heeft ze wel vaker gepatrouilleerd. Of iemand had haar gebeld, dat kan ook.’ Hij haalde zijn schouders op. ‘We kregen niet echt de gelegenheid om te praten. Ik ging naar buiten om te kijken waarom het zo stil was, zag dat de honden buiten westen waren en liep haar tegen het lijf toen ik probeerde uit te vinden wat er aan de hand was.’
‘Dus jij had haar niet gevraagd om te komen?’
Cain had grote moeite met Neds uitgesproken verdriet. Hij haatte tranen, ook bij vrouwen. Hij voelde zich er zo machteloos bij. ‘Nee. Toen ik eenmaal begreep dat zij mijn honden niet had verdoofd, besefte ik dat er nog iemand anders moest rondlopen. Toen werd er geschoten en suisde er een kogel vlak langs mijn oor.’
‘En vervolgens heb je Amy teruggestuurd naar haar auto? Dat klinkt niet erg logisch.’
Ze zat bij de politie, ze had een wapen – en hij had Sheridan niet onbewaakt in het huis willen achterlaten. ‘Nee. Ik wist niet eens waar ze haar auto had neergezet. Ik heb haar naar het huis gestuurd en gezegd dat ze bij Sheridan moest blijven. Ik heb geen idee waarom ze niet deed wat ik vroeg.’
‘Ze is niet aan de deur geweest,’ zei Sheridan, die al even verward klonk als Cain zich voelde. ‘Ik hoorde twee schoten, een paar minuten na elkaar. Dat is alles wat ik weet. Er heeft niemand aangeklopt of geroepen.’
Toen een reactie van Ned uitbleef, keek Cain met tegenzin in zijn rode, opgezette ogen. ‘Wat?’
‘En je hebt verder niemand gezien in het bos? Geen auto, helemaal niets?’
‘Alleen Amy’s dienstauto. Die stond langs de weg, een meter of dertig van de afslag naar het huis van Levi Matherly, op de plek waar ze… waar het is gebeurd.’
Neds functie vereiste dat hij naar de plaats van het misdrijf ging, waar hij met de lijkschouwer zou moeten overleggen en een sporenonderzoek moest uitvoeren. Hij zou het lijk van zijn dode tweelingzus zien liggen, de plaats delict op foto’s moeten vastleggen, aantekeningen maken…
‘Dat is allemaal wel heel toevallig, vind je niet?’ Neds blik dwaalde af naar Cains shirt. Tot op dat moment had Cain er niet bij stilgestaan dat zijn borst besmeurd was met het bloed van Amy. Hij had haar omgedraaid en in zijn armen gehouden om te zien of er nog hoop was. En toen was alle hoop vervlogen.
‘Wat bedoel je daarmee?’ Hij probeerde zich voor te houden dat Ned handelde uit pijn en verdriet.
‘Er raken telkens weer mensen gewond hier. Maar jij ziet verdomme nooit iets.’
‘Ik woon in een bos van ruim achthonderdduizend hectare. Hoe kan ik ooit alles zien?’
‘Het gebeurt steeds binnen een straal van anderhalve kilometer van je huis.’
‘Dat is niet eerlijk,’ kwam Sheridan tussenbeide. Tevergeefs probeerde ze hem tegen te houden toen hij op Ned af liep.
‘Wat probeer je te zeggen?’
‘Ik vind het gewoon vreemd, meer niet.’ Al sprongen de tranen Ned weer in de ogen, hij klonk nog even strijdlustig. ‘Dat Amy uitgerekend hier is gedood, op deze plek. Dat er wéér geen getuigen waren. En dat de dader zonder enige scrupules een menselijk wezen kon doden, maar die geliefde honden van jou alleen maar heeft verdoofd.’
Cain klemde zijn kaken op elkaar om niet iets te zeggen wat alles er alleen maar erger op kon maken.
‘Nou? Waar blijven de smoesjes?’ vroeg Ned uitdagend.
Met een zucht deed hij een stap naar achteren. ‘De honden hoefden niet dood. Hij heeft ze op een veel eenvoudigere manier onschadelijk gemaakt.’
‘Ze doodschieten was even eenvoudig geweest.’ Hij kneep zijn ogen tot spleetjes. ‘Tenzij de dader te veel van ze hield om dat te doen.’
‘En als hij mij er nou in wilde luizen? Dan zou het niet slim zijn om mijn honden dood te schieten,’ zei Cain. ‘Luister, in jouw ogen ben ik van begin af aan schuldig geweest aan elke slechte dag die Amy ooit heeft gehad, maar ik heb je altijd je gang laten gaan. Ik was geen goede echtgenoot, ik hield niet van haar zoals zij graag wilde, ik had er geen behoefte aan om het bij te leggen. Daar neem ik ook de volle verantwoordelijkheid voor op me. Maar ik heb haar niet vermoord, Ned. Als jij je met die oogkleppen op door dit onderzoek blijft worstelen, zie je straks nog iets belangrijks over het hoofd. En dat kunnen we ons geen van allen permitteren.’
‘Cain heeft gelijk,’ viel Sheridan hem bij. ‘Je kunt geen wrok blijven koesteren. Probeer objectief te blijven.’
‘Zorg maar dat je uit mijn buurt blijft,’ beet Ned hun toe. ‘Wie het ook het gedaan heeft, hij gaat eraan, al moet ik hem er eigenhandig voor omleggen.’ Hij draaide zich om en liep weg. De klap waarmee de deur dichtsloeg, weergalmde in de stilte.
‘Je hoort toch niet dagelijks een politiecommissaris met moord dreigen,’ zei Sheridan, toen de motor van Neds auto brullend aansloeg.
Cain schudde zijn hoofd. ‘Die arme sukkel. Hij is er zo op gebrand mij te laten boeten, dat hij er niet eens erg in zou hebben als hij de moordenaar van zijn zus elke dag op straat tegenkwam.’
Vaak had Cain gewenst dat hij Amy van zijn leven niet meer hoefde te zien, maar zoiets had hij nooit gewild. Haar dood was zo onverwacht, zo volkomen zinloos, zo… onvoorstelbaar. En gruwelijk. Hij wist nu al dat hij haar aanblik, beroofd van een oog en haar halve hoofd, de rest van zijn leven bij zich zou dragen.
Nadat hij voor de vijfde keer bij zijn honden was gaan kijken om zich ervan te verzekeren dat ze nog ademden en langzaam maar zeker weer bijkwamen, doolde hij door het huis, op zoek naar iets om bezig te blijven – de krant, uitstaande rekeningen, facturen voor zijn bijbaantje als dierenarts.
Maar hij kon er niet lang genoeg bijblijven met zijn gedachten om ook maar iets af te maken. Hij hoorde de politie buiten de kogel uit zijn buitenmuur peuteren en vroeg zich af wat er nu op de plaats delict gebeurde. En hij dacht steeds weer aan Sheridan. Kort na Neds vertrek was ze naar bed gegaan, maar ze sliep nog niet. Hij kon haar horen woelen en wist dat ze al even rusteloos was als hij. Haar deur had ze open laten staan, alsof ze niet alleen wilde zijn, en zelf had hij precies hetzelfde gevoel.
Toen hij bij haar ging kijken, draaide ze zich naar hem om. Blijkbaar had ze zijn voetstappen gehoord.
‘Hoe gaat het?’ vroeg hij vanuit de deuropening.
‘Gaat wel, geloof ik. Met jou?’
‘Ik weet het niet.’ De werkelijkheid had hem nog nooit zo onwerkelijk geleken.
‘Het moet een akelig gezicht zijn geweest.’
‘Dat was het ook.’
‘Ben je zo langzamerhand niet aan wat rust toe?’
‘Het heeft geen zin om naar bed te gaan. Ik kan toch niet slapen.’ Wat hij het liefste wilde, was bij haar in bed kruipen en haar zo dicht tegen zich aan trekken dat hij haar kon voelen ademhalen. Maar hij wist ook wat zij zou denken als hij op die manier geruststelling bij haar zocht. ‘Zullen we een filmpje kijken?’ vroeg hij.
Ze ging rechtop in bed zitten. Ze droeg een hemdje – maar wat had ze daaronder aan? Hij vroeg het zich tegen wil en dank af.
‘Zolang er maar geen geweld in voorkomt, geen spoortje,’ zei ze.
‘Een lachfilm dan?’
‘Waar kan ik uit kiezen?’
‘Ik heb een satellietontvanger, dus ik zou het niet precies weten. Maar met ruim tweehonderd kanalen moeten we toch iets kunnen vinden.’
Op weg naar de woonkamer onderdrukte hij zijn neiging haar te ondersteunen. Ze was inmiddels in staat om op eigen kracht vooruit te komen. En nu hij zo hunkerde naar troost, kon hij beter zijn handen thuishouden.
‘Oké, wat zijn de opties?’ Zij ging aan de ene kant van de bank zitten, hij aan de andere kant, en samen bekeken ze de lijst met mogelijkheden in het programmamenu.
‘Er zijn nu geen comedy’s bezig,’ zei ze. ‘Geen goede, in elk geval.’
‘Een drama dan maar? The English Patient, die heb ik nooit gezien.’ Omdat het een meidenfilm was, vermoedde hij. Op dit moment was hij wel in de stemming voor een beetje sentiment, voor iets wat het gapende gat in zijn binnenste kon vullen. Op nog geen kilometer van zijn huis had hij een in koelen bloede vermoorde vrouw gevonden. Een vrouw die hij al zijn halve leven kende, en met wie hij ooit een kind had verwekt. Vóór vanavond had hij zich altijd veilig gevoeld in zijn huis in het bos, veilig en meester over zijn omgeving.
‘Ik ken hem ook niet,’ zei ze.
‘Hij is al een kwartier bezig, dus we vallen er wel wat laat in.’
‘Dat geldt voor de andere films ook.’
Met een knikje zocht hij de goede zender op, en ze wijdden hun aandacht aan de film. Die bleek zo onderhoudend dat hij eindelijk begon te ontspannen – totdat Ralph Fiennes en Kristin Scott Thomas de liefde met elkaar gingen bedrijven.
Toen de hoofdrolspelers zich uitkleedden en elkaar begonnen te liefkozen, leek het alsof Sheridan de woestijnhitte zelf voelde zinderen en ook hun hartstocht en vertwijfeling zelf onderging. Ze bleef echter stijf en stram op de bank zitten en weigerde zich te bewegen, of zelfs maar naar Cain te kijken. Totdat Kristin Scott Thomas kreunde in extase. Toen kon ze zichzelf er niet meer van weerhouden een blik op Cain werpen. Ze wilde even zien hoe hij keek, wat er door hem heen ging.
Maar hij keek niet naar de film.
Hij keek naar haar.
‘Misschien was het toch geen goed plan om vanavond deze film te kijken,’ zei ze, toen hun ogen elkaar vonden.
Hij gaf geen antwoord.
‘Vind je wel?’ drong ze aan.
‘Waarom niet?’
Natuurlijk wist hij het antwoord zelf ook, maar hij wilde het haar horen zeggen, wilde weten of ze haar verlangen erkende. ‘Omdat we een beetje… van slag en… in de war zijn na alle opschudding van vanavond.’
‘In de war,’ zei hij haar na.
‘Ja.’
‘Met van slag ben ik het eens, maar in de war ben ik niet. Ik weet precies wat ik wil.’
‘Oké. Nou, ik ga maar eens naar bed, denk ik.’ Ze stond op, maar toen hij haar bij haar pols pakte om haar tegen te houden, wist ze niet meer of ze zich eigenlijk wel wilde losmaken.
Zijn blik dwaalde over haar hemdje en bleef toen rusten op de deken die ze angstvallig om haar middel gewikkeld hield. ‘Laat eens los,’ zei hij.
Ze slikte moeizaam. ‘Nee.’
‘Ik wil je zien.’
‘Je hebt me al gezien toen je me aankleedde na onze duik in de beek, weet je nog?’
‘Nu wil ik dat jij jezélf laat zien.’
Ze maande zichzelf het niet te doen. Ze wist heel goed dat ze het al ver genoeg had laten gaan. Maar het verlangen in zijn ogen werkte hypnotiserend.
‘Sheridan?’ Hij klonk begerig, vertwijfeld.
Ze liet de deken vallen en bleef voor hem staan in niets dan haar hemdje en slip.
Hij haalde diep adem, en ze voelde zich alsof haar benen vloeibaar waren geworden. Een vinger streek heel kort over de zijden stof van haar slipje – en nog altijd deed ze geen stap naar achteren.
‘Je zit steeds in mijn hoofd,’ zei hij zacht.
Het had haar jaren gekost om over hun vorige samenzijn heen te komen. Maar ze was nu geen meisje van zestien meer. Na die ene keer was ze nooit meer de zwakste in een relatie geweest. Ze was ook nooit meer verliefd geweest, en dat leek eigenlijk niet helemaal eerlijk.
‘Dit is geen goed moment. Ik… Ik zit nog onder de blauwe plekken,’ zei ze, al waren blauwe plekken wel het laatste waar ze over inzat. Haar angst gold de mogelijke gevolgen van een nacht met Cain.
‘Denk je dat ik je pijn zou doen?’
‘Nee.’
‘Waar ben je dan bang voor?’
‘Niet voor jou, in elk geval,’ loog ze. Om het te bewijzen, begroef ze haar handen in zijn haren, en toen zag ze met een verrukkelijk besef van macht dat hij zijn ogen sloot, alsof hij werkelijk bang was geweest voor haar afwijzing.
‘Ik dacht dat je tot inkeer was gekomen,’ fluisterde ze, kijkend naar de opluchting op zijn gezicht.
‘Nee, ik wachtte alleen af.’
‘Waar wachtte je dan op?’
‘Op dit.’ Hij stond op, legde haar handen om haar middel, boog zich naar voren en sabbelde aan haar tepel, door de stof van haar hemdje heen.
Een siddering van puur genot liet haar knieën knikken.
Hij ondersteunde haar, zodat ze niet alleen op haar eigen kracht hoefde vertrouwen. Toen duwde hij haar op de bank en schoof haar hemdje omhoog.
Ze legde haar hand om zijn gezicht, en hun blikken troffen elkaar. De behoefte die uit zijn ogen sprak, had ze daar nooit eerder gezien. Het kwam door Amy. Dat hij zijn ex-vrouw had gevonden, vermoord langs de kant van de weg, was natuurlijk een vreselijke schok. Dat had hem van streek gemaakt, al was hij dan niet verliefd op haar geweest. ‘Alles komt goed,’ zei ze.
Hij boog zich voorover om gulzig elke centimeter van haar blote huid te proeven. ‘Dit wil ik,’ prevelde hij.
Ze kreunde toen zijn hand in haar slipje gleed. Zo kon ze hem troosten, hem voor een halfuurtje een vluchtweg bieden. En zelf emotioneel afstand bewaren.
Hij liep weg om een condoom te halen.
Toen hij terug was, kwam hun vrijpartij echter algauw in zo’n stroomversnelling terecht dat ze zich niet meer in de hand had. Ze besefte dat zij óók op dit moment had gewacht – al sinds die avond in de camper.
Ze had onderschat hoezeer hij haar in zijn macht had. Zelfs nu ze volwassen was, kon ze hem niet op afstand houden, kon ze zelfs geen klein beetje van zichzelf voor hem achterhouden. Als een blok was ze voor hem aan het vallen, zo hard en ongenadig dat ze de grond in razende vaart op zich af zag komen.
Toen ze verstarde van schrik, viel hij stil.
‘Ben ik te ruw?’ vroeg hij hijgend. ‘Doe ik je pijn?’
‘Nee.’ Integendeel. Hij liet haar van alles voelen wat ze niet meer had ervaren sinds de vorige keer dat hij met haar had gevreeën. Nu, twaalf jaar ouder, wilde ze nog steeds geloven wat ze voelde, en dat was dom. Ze kon evengoed zonnestralen proberen te vangen in een glazen pot, als proberen Cains genegenheid vast te houden.
Hij streek de haren van haar voorhoofd. ‘Zeg eens wat er is.’
‘Niks.’ Met haar handen spoorde ze hem aan door te gaan, maar toen hij haar wilde zoenen, wendde ze haar gezicht af. Toen verstarde hij ook en keek een paar tellen zwijgend voor zich uit.
‘Sheridan?’ zei hij na een tijdje.
Ze hoorde de verwarring in zijn stem. Even daarvoor had ze zijn innige kussen nog gretig verwelkomd, en was haar hartstocht gelijk opgegaan met de zijne. En nu voelde ze zich verlamd door een beangstigend déjà-vu. ‘Ja?’
Hij streek met zijn duim over haar onderlip. In het flakkerende schijnsel van de televisie zag ze de frons tussen zijn wenkbrauwen. ‘Is er iets gebeurd?’ vroeg hij.
‘Nee hoor.’
‘Waarom sluit je me dan opeens buiten?’
‘Ik sluit je niet buiten.’ Ze kantelde haar heupen om hem te laten zien dat ze hem niet tot hier had laten komen om hem nu op non-actief te zetten. Dat zou niet eerlijk zijn, dat besefte ze ook wel. Maar haar poging kon hem niet overtuigen.
‘Ik wil dit niet in mijn eentje doen. Ik wil je met me meenemen,’ fluisterde hij.
Ze was er bijna geweest. Ze had de spanning voelen opbouwen en had op het laatste moment afgehaakt. Haar genot bezorgen ging hem te makkelijk af. Ze wilde niet dat hij haar meer liet voelen dan andere mannen. ‘Het zit er voor mij niet meer in. Ga je gang.’
‘Het komt wel, als je je er maar niet tegen verzet.’
‘Dat denk ik niet, ik ben nog niet eens in de buurt.’ Ze deed haar ogen halfdicht zodat hij niet kon zien dat ze loog, maar dat had hij toch wel in de gaten. Hij bracht het tempo naar beneden, alsof ze van voren af aan begonnen, en nu ze zijn zoenen ontweek, vond hij genoeg andere dingen om met zijn mond te doen. ‘Vind je dit lekker?’ prevelde hij, terwijl zijn tong het topje van een borst liefkoosde.
Hij wist dat ze het lekker vond. Ze kronkelde onder hem, of ze wilde of niet, en ze had kippenvel van top tot teen.
‘Jij speelt vals,’ zei ze verwijtend, om te worden beloond met het verleidelijkste lachje aller tijden.
‘Ik heb niemand horen zeggen dat het eerlijk moest gaan.’ Zijn ingehouden en gestage bewegingen wekten bij haar de hunkering naar de natuurlijke intensivering die erin besloten lag. ‘Verloochen jezelf nou niet. Verloochen míj niet,’ zei hij, en hij bracht zijn lippen naar haar hals.
Ze besefte dat zijn zuigzoen een onmiskenbare plek zou achterlaten en probeerde hem af te weren, maar hij wist het brandpunt van haar verdediging net lang genoeg te verleggen om te krijgen waar hij op uit was. Terwijl zij verwoed probeerde om zijn hoofd weg te duwen, verhevigde en versnelde hij zijn stoten, en toen kon ze niet langer weerstand bieden aan het aanzwellende genot. Met een kreet voelde ze haar lichaam verkrampen – en hij deed zijn ogen dicht, alsof hij het alleen zo nog een paar tellen kon volhouden.
‘Dat is het,’ zei hij zacht. ‘Daar ga je.’ Toen volgde zijn lichaam het hare en kon hij niets meer zeggen.