Hoofdstuk 30

 

 

 

Cain kwam omhoog van de bedbank waar hij naakt naast Sheridan lag en kuste haar op haar voorhoofd. Nadat ze hadden gevreeën in de kelder, waren ze naar boven gegaan, waar ze het zich comfortabel konden maken, en daar waren ze in slaap gevallen. Inmiddels begon de zon al onder te gaan, dus het moest minstens halfnegen zijn. ‘Hé daar, blijven we hier de rest van de dag liggen slapen?’

‘Hmm…’ Ze schoof dichter tegen hem aan. ‘Zou best kunnen.’

‘Maar ik heb het avondeten overgeslagen. En ik krijg honger van seks,’ zei hij.

Een glimlachje plooide haar lippen, maar ze deed haar ogen niet open. ‘Dan zul je wel uitgehongerd zijn.’

‘Dat ben ik ook. En de muesli die ik in mijn rugzak heb gestopt, trekt me niet echt. Hoe zit het met jou?’

‘Ik word moe van seks.’

Hij schoof voorzichtig onder haar uit. ‘Ook goed. Dan blijf jij lekker hier slapen, terwijl ik naar huis ga en iets te eten voor ons maak. Tegen de tijd dat jij wakker wordt, heb ik een picknick geregeld.’

‘Dat klinkt goed,’ prevelde ze.

Hij liep terug naar de kelder om hun kleren te halen. Daarna kleedde hij zich aan, pakte de opgevouwen deken die aan het voeteneind lag en trok die over haar heen. ‘Waar liggen je sleutels? Als ik de auto pak, ben ik eerder terug.’

‘Die heb ik in de auto laten zitten. Ik was niet van plan om lang te blijven.’

‘Ik zie je straks.’ Op weg naar de deur draaide hij zich nog even om om naar haar te kijken. Hij ging met haar trouwen. Nog maar een paar dagen geleden – en een paar weken geleden zéker – zou hij bij de gedachte aan trouwen al in paniek zijn geraakt. Toch had hij nu dit besluit genomen, op een moment waarop hem heel helder voor ogen stond dat hij nooit eerder voor een vrouw had gevoeld wat hij voor haar voelde.

Het deed er niet toe dat hij het besluit in een vloek en een zucht had genomen. Het deed er niet toe of ze wel of niet zwanger was. Hij was totaal niet bang. Het enige wat hem angst aanjoeg, was de gedachte níét bij haar te zijn.

 

‘Hij is weg,’ zei John tegen Robert, toen hij had opgehangen.

‘Komt hij nog terug?’

Dat dacht John niet. ‘Hij is op zoek naar Karen.’

‘Waar is ze?’

‘Dat weet ik niet.’ Hij kon zich nauwelijks voorstellen dat ze uit Owens pick-up was gesprongen en zo het bos in was gerend. Maar sinds gisteravond kwam alles hem even onvoorstelbaar voor. ‘Het was Cain. Het móét Cain wel geweest zijn,’ mompelde hij.

Robert keek met een frons naar zijn rij monitors. ‘Daar ben ik nog niet zo zeker van. Ik had dat geweer eerst gevonden, pap.’

John verstrakte. ‘Wat zeg je nou?’

‘Ik wist niet dat Jason met dat geweer was vermoord. Het was gewoon een geweer dat ik in opa’s schuur vond. Ik zag niet in waarom dat daar zou staan te verstoffen. Het leek me leuk om er zo af en toe op wat blikjes mee te schieten. En dus nam ik het mee en legde ik het in mijn kofferbak.’

‘Hoe is het dan in Cains oude blokhut beland?’

‘Ik wist ook niet wat ik hoorde toen dat bekend werd. Op een dag was het gewoon verdwenen. Dat was een van de redenen waarom ik dat bewakingssysteem aanlegde – zo kon ik aantonen wanneer ik wel en niet thuis was. Ik was als de dood dat iemand iets met dat geweer zou doen en ik de schuld in de schoenen geschoven kreeg, omdat het vol zat met mijn vingerafdrukken. Ik had nooit gedacht dat Owen het had gepakt.’

‘Dus jij denkt dat hij dat geweer in Cains blokhut heeft verstopt?’

‘Ja. En hij heeft het schoongeveegd. Toen die twee jongens het ontdekten, zaten er geen vingerafdrukken op – alleen die van henzelf.’

‘Dat is toch nog geen bewijs dat Owen dat geweer in de blokhut heeft gelegd?’

‘Een tijdje geleden kwam Cain bij me langs en vroeg waar ik het oorspronkelijk had gevonden. Hij vertelde dat hij van Owen had gehoord dat die het geweer in mijn auto had gevonden, dat hij het had herkend als het oude geweer van Bailey Watts en het vervolgens in de blokhut had verborgen. Maar de politie had het geweer toen nog niet onderzocht, pap. Alleen degene die het geweer had gebruikt, kon weten dat hij er meteen vanaf moest zien te raken – alleen de dader kon weten dat dit het geweer was waarmee Jason was vermoord.’

Dit wilde John allemaal niet horen. Het liefst liep hij zo de deur uit, maar dat kon niet. Daarvoor verlangde hij al te lang met hart en ziel naar de waarheid. ‘Dat is niet zo! Dat geweer verdween kort voordat Jason met een wapen van dat type werd neergeschoten. Hier in het dorp raken niet dagelijks geweren zoek, zo groot is het hier niet. Owen vermoedde gewoon iets, meer niet.’

‘Waarom heeft hij dan niets tegen mij gezegd toen hij dat geweer vond?’

‘Hij zal wel bang zijn geweest dat jíj er schuld aan had,’ zei hij, wanhopig zoekend naar een verklaring. ‘En daarom heeft hij het verborgen.’ Owen was er niet de man naar om iemand kwaad te doen. Hij had Cains explosieve karakter niet, Cains zelfvertrouwen niet, Cains kracht niet.

‘En later vond ik een foto van Sheridan, weggestopt onder de voorbank in Owens pick-up.’

‘Dat zegt ook niets.’

‘Het was een recente foto, genomen door het raam van het huis van haar oom. Hij hield haar in de gaten, en zij was zich nergens van bewust.’

‘Wat dan nog? Ze is mooi, en hij kende haar van de middelbare school. Een huwelijk kan soms… benauwend worden. Iedereen laat zijn fantasie wel eens de vrije loop.’

‘Iemand had met een pen haar gezicht doorboord – en de foto vervolgens verfrommeld. Zoiets doe je alleen als je diegene haat. Alleen heeft Owen altijd gezegd dat hij op Sheridan gesteld was.’

John had het gevoel alsof de grond onder zijn voeten verdween, alsof hij in bodemloze put tuimelde. ‘Die foto hoeft niet door hem verminkt te zijn.’

‘Door wie dan wel? Lucy rijdt nooit in zijn pick-up.’

‘Dat zegt niks.’

‘Dat heb ik mezelf ook de hele tijd voorgehouden.’ Robert liet zijn adem langzaam ontsnappen. ‘Maar dat is niet het enige.’

‘Wat?’

‘De voetafdruk die ze hebben gevonden, van die tennisschoen?’

‘Owen is niet de enige met maat drieënveertig in Whiterock.’

‘Op de begrafenis vanmiddag vroeg ik Lucy wat ze de rest van de dag nog op het programma had staan. Owen moest werken, vertelde ze, maar zij ging winkelen in Nashville.’

‘Ga verder,’ zei John, op het ergste voorbereid.

‘Ik vroeg waar ze op uit ging.’ Hij haalde diep adem. ‘En zij zei: “Owen is zijn tennisschoenen kwijt. Hij vroeg of ik nieuwe voor hem wilde kopen”.’

Het zweet stond op zijn rug. ‘Welke volwassen vent raakt nou zijn tennisschoenen kwijt?’

‘Dat bedoel ik.’

In de ondergaande zon drentelden de honden rond op het erf, in afwachting van zijn terugkeer.

‘Te moe om me te komen halen, zeker?’

Quixote blafte en kwam op een drafje naar hem toe, en toen Cain hem achter zijn oren krabbelde, volgden weldra de andere twee. Hij nam even de tijd om ze de aandacht te geven waar ze om vroegen en richtte zich toen op. ‘Jullie zullen wel honger hebben.’

Zijn opmerking over eten werd met druk kwispelende staarten begroet.

Nadat hij de honden te eten had gegeven, sloot hij ze op in de kennel. Hij ging ervan uit dat Sheridan en hij die nacht in de oude blokhut zouden blijven, en hij wilde er niet over hoeven inzitten dat de honden misschien achter een wasbeer aangingen. ‘Neem het er maar van,’ zei hij tegen ze, en lachend bij het zien van zijn stropdas aan de deurklink ging hij naar binnen.

Terwijl hij stond te koken ging zijn telefoon, die hij lekker liet rinkelen. Hij wilde met niemand praten. Hij genoot liever van de voorpret over het maaltje dat hij Sheridan zou presenteren.

Toen hij klaar was en bezig was alles in boodschappentassen te laden, ging de telefoon weer. En deze keer bleef hij overgaan. ‘Wat nu weer.’ Maar hij liep toch maar naar het toestel om op te nemen. ‘Hallo?’

‘Cain?’

Het was zijn stiefvader. Wat kon John na de afgelopen weken in vredesnaam opeens van hem willen? ‘Ja?’

‘Waar zat je? Ik probeer je al een uur te pakken te krijgen.’

‘Je mag blij zijn dat ik opnam. Waar bel je voor?’

‘Het gaat om Karen.’

‘Ik wil niet over haar praten. Ze heeft je gezegd wat ze te zeggen had, en meer is er niet over te melden.’

‘Luister nou even.’

Zijn hartslag versnelde bij het horen van Johns verstikte stem. ‘Wat is er aan de hand?’

‘Ze is weg.’

‘Hier is ze niet, als je dat soms dacht.’ Hij stond op het punt om op te hangen, maar Johns paniek klonk oprecht genoeg om hem te laten aarzelen.

‘Ik… Ik ben bang dat haar iets overkomen is.’

Hij liet zich op de bank zakken. ‘Waarom denk je dat?’

‘Ruim een uur geleden is ze bij Owen in zijn pick-up gestapt.’

‘En dus?’ Hij kon zijn ergernis nauwelijks verbergen. Sheridan lag op hem te wachten. Hij wilde bij haar zijn, en niet weer met dezelfde oude vermoedens geconfronteerd worden.

‘Ik denk dat Owen Jason heeft neergeschoten.’

Roerloos bleef hij zitten. Dat moest hij verkeerd verstaan hebben, dat kon gewoon niet anders.

‘Ben je er nog?’ vroeg John.

‘Ik ben er nog, maar als je het mij vraagt, ben je gek geworden. Eerst had ik het gedaan, en nu is het opeens Owen? Owen doet geen vlieg kwaad.’

‘Ik hoop maar dat je gelijk hebt. God allemachtig… Ik sta nu bij Karens huis en… ze is er niet. Niemand weet waar ze gebleven is. Niemand heeft haar nog gezien nadat ze bij Owen in de pick-up is gestapt.’

John had hem niet gebeld om zijn excuses aan te bieden, omdat hij hem altijd verkeerd had beoordeeld. Maar waar ging het dan wel om? ‘Waarom vertel je dit aan mij?’

‘Ik zag een keer iets op tv. Over moordenaars.’

Moordenaars… Dat woord klonk zo eigenaardig uit Johns mond, zeker in verband met Owen. ‘Ik luister.’

‘Ze gaan vaak terug naar vertrouwd terrein.’

‘En dus…’

‘Owen heeft dat geweer in jouw oude blokhut gelegd. En hij heeft Sheridan naar jouw terrein gebracht.’

‘Dus jij denkt dat hij Karen hierheen brengt, als hij haar heeft?’

‘Of bij jou in de buurt. Het zou kunnen. Ik weet niet waar ik anders moet zoeken. Robert en ik zijn het hele dorp al door geweest. Kun jij kijken of ze niet ergens in het bos is? Het… Misschien is het wel onze enige kans om haar te redden.’

John meende wat hij zei, maar het kostte Cain veel moeite het ook echt tot zich door te laten dringen. De pijn in Johns stem overtuigde hem echter. Hoe voelde het om je af te vragen of je zoon op het punt stond de vrouw van wie je hield te vermoorden? ‘Is Owens pick-up nog ergens gesignaleerd?’

‘Hij is nog gezien toen hij hier de wijk uit reed. Lyle Porter zei dat hij een vrouw bij zich had, maar hij kon niet zeggen of het Karen was. Ik weet dat zij het was. Volgens Lyle reed hij in de richting van de bergen.’

De bergen… ‘Ik bel je nog.’ Hij hing op. Hij wilde Karen graag helpen, en hij wilde zeker niet dat er weer iemand gewond raakte. Maar als Owen zich ook maar ergens in de omgeving van zijn huis ophield, wilde hij vooral niet dat de slapende Sheridan alleen in de oude blokhut lag.

 

Sheridan hoorde de auto tot stilstand komen, verbaasd dat Cain al binnen een halfuur terug was. ‘Voor mijn gevoel was je nog maar net weg,’ prevelde ze voor zich uit. Ze was blij dat hij terug was. Het was inmiddels donker geworden. Ze vond het niet prettig om hier alleen te zijn in het donker. En ze begon honger te krijgen.

Toen hij niet meteen binnenkwam, stond ze op om te zien of ze hem kon helpen bij het naar binnen dragen van hun avondeten, en zag dat het Cain helemaal niet was. Het was Owen. Dankzij de binnenverlichting van zijn pick-up ving ze net een glimp van hem op toen hij uitstapte.

Ze dook weg, zodat hij haar niet naakt zou zien, schoot snel haar kleren aan en fatsoeneerde haar haren. Als ze geluk had, kon ze zichzelf net weer min of meer toonbaar maken voordat hij aanklopte. Maar ze hoorde niets, ook niet toen ze al klaar was.

Waarom deed hij er zo lang over?

Ze wierp weer een blik uit het raam, en toen ze zag dat hij bezig was om iets uit zijn pick-up te laden, liep ze naar buiten om hem te helpen. ‘Dag vreemdeling, wat kom jij hier doen?’

Ze had verwacht dat hij zou zeggen dat Cain hier met hem had afgesproken. Of dat hij naar haar op zoek was, omdat Ned iets had ontdekt in verband met het onderzoek. Ze was op van alles bedacht – behalve op wat ze zag.

Ze had hem overvallen, dat was wel duidelijk. Hij draaide zich om, staarde haar even aan, en probeerde toen de lading waar hij mee worstelde snel weer terug in de pick-up te duwen. Het gleed echter uit zijn handen en viel tegen hem aan, waardoor hij achteruitweek tegen het portier, dat daardoor verder openzwaaide. Toen zakte er een lichaam uit de auto op de grond. Het was opvallend slap en zat onder het bloed, maar Sheridan was dichtbij genoeg om het te herkennen. In het zwakke schijnsel van de binnenverlichting had ze Owen herkend, en nu zag ze ook wie dit was.

‘Ms. Stevens,’ fluisterde ze, totaal verbijsterd.

Owen reageerde niet. Hij stapte over Karen heen alsof ze een zak vuil was en reikte naar iets in zijn pick-up. Sheridan hoefde niet zonodig te zien wat hij zocht. Hij had Karen vermoord. En hij was waarschijnlijk ook degene die bijna háár had vermoord.

Die gedachte bracht haar in beweging, en ze rende het bos in. Ze besefte dat ze niet terug moest gaan naar de blokhut. Daar zou hij haar in een hoek kunnen drijven, en ze had geen wapen. Skyes pistool lag in het huis van haar oom, onder de kussens van de bank. Het had ook geen enkele zin om zichzelf te verwijten dat ze het niet in haar tas had gestopt, want haar tas lag in haar huurauto, en die had Cain meegenomen.

Schoenen had ze helaas ook niet. Haar voetzolen schreeuwden het uit van de pijn bij elke dennenappel, stekel en scherpe steen die ze raakte en maakten het haar onmogelijk om echt vaart te maken.

Achter zich hoorde ze Owen door het bos stormen. Hij was sneller dan ze had verwacht. En ze wist uit ervaring dat hij sterker was dan hij leek.

Met pompende borstkas negeerde ze de pijn in haar voeten en schoot zigzaggend tussen de bomen door in de richting van Cains nieuwe huis. Hij was haar enige hoop. Ze zou Owen niet eeuwig voor kunnen blijven, niet op blote voeten. Misschien zelfs mét schoenen niet. Ze was nog altijd niet helemaal op krachten.

‘Wacht! Ik kan het uitleggen,’ riep hij haar na.

Uitleggen waarom hij met een bloederig lijk in zijn pick-up rondreed? Mooi niet! Ze bleef rennen.

Hij raakte net als zij al buiten adem. ‘Ik deed… je niks… toen ik… je die soep… voerde… toch?’

Omdat ze toen al enigszins was opgeknapt en hij zich wel erg in de kijker zou hebben gespeeld als ze onder zijn handen was doodgegaan. Hij was niet zo stom om zichzelf te verraden. Hij had zijn tijd uitgezeten, gewacht op een minder riskante gelegenheid.

‘Sheridan?’

Haar naam lag als een molensteen om haar nek.

‘Moet ik… overgaan op… andere methoden?’

Cains blokhut was te ver weg. Ze redde het niet.

‘Hoor… je me? Ik vermoord… Cain!’ dreigde hij.

Ze achtte hem daar zeker toe in staat. Maar Cains leven was niet wat er op dit moment op het spel stond.

‘Geen… probleem. Ik hoef alleen… aan te kloppen… pistool te pakken… en schieten.’

Sheridan kreeg het koud van het beeld dat zijn dreigement opriep. Maar wie zei dat Owen het niet toch zou doen, wat zij ook deed? Hij had al bewezen dat hij geen geweten had.

De tranen in haar ogen maakten haar blik wazig, en ze zag nauwelijks meer waar ze haar voeten zette, maar ze dwong zichzelf te blijven rennen. Uit angst dat het Cain fataal werd als ze Owen naar zijn huis leidde, holde ze weg van beide blokhutten. Ze was al zo diep in het bos doorgedrongen dat de kruinen van de torenhoge dennen het maanlicht volledig wegnamen. Ze zag niet meer of iets haar de weg versperde. Takken rukten aan haar kleren en haalden haar gezicht open, en ze dacht weer aan de doodsangst die ze een paar weken geleden in ditzelfde bos had doorgemaakt – de angst en pijn die ze geleden had vanwege de man die haar nu op de hielen zat.

Al snel voelden haar benen zo loodzwaar aan dat ze nauwelijks meer van de grond wilden komen. Op deze manier kwam ze hier niet levend vandaan. Ze moest iets anders verzinnen, een manier bedenken om hem tegen te houden.

Ze bukte zich snel, klauwde met twee handen alles bij elkaar wat ze tegenkwam – grond, stenen, bladeren – en gooide dat naar links. Zelf schoot ze meteen naar rechts en maakte zich klein achter een brede boomstam.

Owen kwam eraan, in volle vaart. Toen ze zijn voetstappen dichterbij hoorde komen, kneep ze haar ogen dicht en deed haar uiterste best haar gehijg te onderdrukken.

God sta me bij…

Hij vertraagde zijn pas en bleef toen stilstaan. Ze stelde zich voor dat hij probeerde te horen waar ze was gebleven, probeerde te bepalen welke kant hij op moest lopen. Hij trapte niet in haar list. Zoekend en tastend baande hij zich een weg door de bomen vlakbij…

De verleiding om het weer op een hollen te zetten was groot. Hij was te dichtbij. De angst brulde haar toe dat hij haar zou vinden als ze bleef zitten en bracht in haar herinnering terug wat hij haar de vorige keer had aangedaan. De knuppel… de spade… de regen…

Maar hoe graag ze ook zou vluchten, alleen de duisternis gaf haar enige veiligheid. Het duister en de stilte. Ze mocht zich niet verroeren, geen kik geven.

‘Sheridan…’ Hij probeerde zijn ademhaling onder controle te krijgen. ‘Doe niet zo stom. Zo moeilijk hoeft het niet te zijn…’

Ze zette haar tanden in haar onderlip. Hij was zo vreselijk dichtbij. Hooguit twee stappen. Zag hij haar, op een of andere manier? Zo voelde het wel, al kon zij hem niet onderscheiden.

‘Als je nu niet meteen tevoorschijn komt, moet ik Cain wel vermoorden. En dat doe ik liever niet. Ik ben altijd op hem gesteld geweest, in tegenstelling tot de rest van mijn familie.’

Ze dook nog dieper in elkaar en bad dat iets hem zou afschrikken. De beweging van een dier, of de zaklamp van een buurman. Ondertussen zag ze telkens weer de nietsziende ogen van Karen Stevens die haar aanstaarden.

‘Sheridan? Wil je soms dat ik hem doodschiet? Op deze manier dwing je me daartoe, ik hoop dat je dat inziet.’

Elke hartslag dreunde na in haar lichaam.

‘Ook goed. Jij je zin.’ Met grote passen liep hij weg.

Ze wachtte tot ze hem niet meer hoorde, legde haar hoofd tegen de boom en liet haar tranen de vrije loop. Hoog boven zich hoorde ze de roep van een uil, een spookachtig geluid in het donker, maar Owen was weg. Ze was veilig, zolang ze bleef zitten waar ze zat. Maar ze kon zich zo goed voor de geest halen wat Owen met Cain kon doen. Cain zou niets vermoeden. Straks deed hij de deur open voor zijn stiefbroer en dan…

Ze kreunde bij de gedachte dat hij werd geraakt door een kogel, zoals de kogel die Jason had geraakt. Ze had Jason zien sterven. Dat mocht ze Cain niet ook laten gebeuren, wat het risico voor haar ook mocht zijn.

Ze gaf haar schuilplaats op en begon met moeizame stappen aan de terugweg, zo behoedzaam en stilletjes als ze kon. Als ze nu maar een buurman van Cain kon vinden, zodat ze naar zijn huis kon bellen, hem kon waarschuwen. Maar die paar buren die hij hier in de bergen had, woonden zo ver uit elkaar. Ze wist niet eens precies welke kant ze op moest. Ze wist nauwelijks waar ze was, zo in de war was ze…

Hulp. Ze moest hulp halen.

Ze kreeg de kans niet. Ze had misschien twintig passen gezet toen Owen opeens uit het duister opdoemde. Hij had haar al die tijd opgewacht.