Hoofdstuk 25

 

 

 

‘Ben je nu boos?’

Ze staarde naar de televisie, haar hersens pijnigend om een antwoord te vinden dat Skye tevreden zou stellen, zodat ze terug naar bed zou gaan. Ze had tijd voor zichzelf nodig. Ze voelde zich zo rusteloos sinds Cain was weggegaan. ‘Nee.’

Skye keek haar vragend aan. ‘Kun je dat misschien nog eens zeggen, en dan graag met iets meer overtuiging?’

‘Ik wilde met hem mee naar huis, Skye. Zo simpel is het.’ Ze vocht tegen de verleiding om naar Cains blokhut te rijden – alleen omdat ze met hem naar bed wilde. Ze had het gevoel dat hij zich vanavond voor haar had willen openstellen, dat hij haar nodig had.

Onzin, natuurlijk. Cain had niemand nodig.

Behalve die avond dat Amy was vermoord. Ze zou nooit vergeten hoe hevig zijn hand had getrild toen hij die om haar borst had gelegd. Toen had hij haar nodig gehad – om het kwade te weren en hem te helpen het goede te zien, om het leven zelf te vieren. Maar wilde zij niet iets duurzamers?

‘Waarom heb je dat dan niet gedaan?’

‘Omdat ik veel te betrokken bij hem raak. Ik sta weer bijna op hetzelfde punt als twaalf jaar geleden.’

‘Dat was de reden niet.’

Ze keek haar vriendin weifelend aan. ‘Nee?’

‘Nee. Dat risico zou je wel nemen. Je ging niet, omdat ik er ben en omdat jij je verplicht voelt om bij mij te blijven.’

Koplampen streken over de straat. Half hopend dat het Cain was, al wist ze heel goed dat de kans klein was, stond ze op om te kijken wat voor auto het was.

‘Wie is dat?’ vroeg Skye.

Ze herkende de stationwagen. ‘Zo te zien gaat John nog op pad.’

‘Zo laat nog?’

‘Hij rijdt vast op de raarste tijden naar Karen.’ Ze ging weer zitten en richtte haar blik op de televisie, maar Skye liet het er niet bij zitten.

‘Wat ik je eigenlijk duidelijk probeer te maken, Sher, is dat ik op dit moment niet zo’n geweldige hulp voor je ben.’

Meteen werd ze door schuldgevoel overmand. Skye was het halve land door gecrost, gedreven door liefde en bezorgdheid, en ze kon nog geen greintje dankbaarheid opbrengen. ‘Wat bedoel je? Natuurlijk ben je een fantastische hulp.’

‘Dat is niet waar.’ Ze draaide een knotje van haar lange haar. ‘Ik ben tot de conclusie gekomen dat jij je hier zelf doorheen moet worstelen. Hoe graag ik het ook voor je zou doen, ik maak het je alleen maar moeilijker.’

‘Dat moet je niet zeggen.’

‘Het is gewoon zo. Je moet terug naar Cain en kijken waar je uitkomt.’

‘Dan kom ik in de slaapkamer uit.’

‘Hij was veranderd, zei je.’

‘En jij zei dat ik alleen zag wat ik wilde zien.’

‘Misschien had ik ongelijk. In elk geval ga ik jou niet voor hem behoeden door hier te blijven. En hij is meer dan bereid om jou te behoeden voor al het andere. Ik moet gewoon vertrekken.’

Het was niet praktisch om Skye bij haar gezin weg te houden. Daar was Sheridan zich van bewust geweest vanaf het moment dat Skye bij Cain op de stoep had gestaan. ‘Ik ga niet terug naar Cains blokhut,’ zei ze. ‘Ik ben nu weer hier ingetrokken, dus nu blijf ik hier ook en zorg ik dat het huis in de verkoop kan. Dat had ik mijn ouders tenslotte beloofd.’

‘In dat geval is deze voor jou.’ Skye liep naar de keuken en kwam terug met een semiautomatisch pistool.

‘Ik wil geen wapen, Skye.’ Ze weigerde het pistool aan te pakken.

‘Ik weet dat je er niet gek op bent, maar ik weet ook dat je geen onaardige schutter bent, en misschien wordt dat ding je redding nog wel.’

‘Stel dat ik overmeesterd word voordat ik ook maar de kans krijg om te vuren? Dan kan dat wapen wel mijn dood worden in plaats van mijn redding.’

‘Wat heb je voor alternatief?’

Zuchtend nam ze het pistool aan en stopte het onder een kussen van de bank. ‘Oké.’

Skye nam haar met een afkeurende frons op. ‘Ga je het dáár bewaren?’

‘Zo kan ik er snel bij. Als ik eerst moet bedenken waar ik mijn tas ook alweer gelaten heb, sta ik misschien met lege handen. En als ik mijn tas wel bij de hand heb, zou ik eerst nog moeten rondgraven tussen alle andere zooi die ik daarin bewaar.’

‘Daar zit misschien wel wat in.’

‘Wilde je soms nu op stel en sprong vertrekken?’ Als Skye haar wapen afstond, was ze niet van plan nog al te lang te blijven.

‘Morgen, met de eerste vlucht die ik kan krijgen.’ Ze lachte een beetje opgelaten. ‘Ik doe het niet alleen voor jou. Ik mis mijn man en mijn kinderen.’

‘Ik weet het.’ Ze kwam haar vriendin halverwege tegemoet en gaf haar een stevige knuffel. ‘Sorry voor al mijn getwijfel. Ik begrijp best hoe frustrerend dat voor jou moet zijn.’

‘Je hoeft je nergens voor te verontschuldigen. Ik weet hoe het voelt, weet je nog? Zorg nou maar gewoon dat je die schoft pakt die je wilde vermoorden.’ Ze wees naar de bank waar Sheridan het wapen had verstopt. ‘En beloof me dat je dat ding zo nodig ook echt gebruikt.’

‘Dat beloof ik.’

Toen Karen Cain voor de deur zag staan, werd ze zich meer dan ooit bewust van het leeftijdsverschil, en wat die paar extra jaren hadden aangericht met haar lichaam en haar gezicht. Misschien kwam het doordat ze voor het eerst in twaalf jaar alleen waren, en ze misschien wel nooit helemaal immuun voor hem zou worden. Met John had haar reactie niets te maken. Ze hield van de man met wie ze zou trouwen. De gevoelens die hij bij haar wakker maakte, waren van een heel andere orde – rust, een kalme tevredenheid, waardering voor zijn gezelschap en steun. John was het soort man met wie je trouwde; Cain was het soort man over wie je droomde.

Dat inzicht had de iets rijpere leeftijd haar dan toch gebracht. Had ze twaalf jaar geleden maar geweten wat ze nu wist. Destijds was het haar alleen om het vervullen van haar verlangen gegaan. Ze had zich niet gerealiseerd dat het op de lange duur bevredigender was om bij iemand te horen die minder volmaakt was, die haar accepteerde, mét al haar tekortkomingen.

Ze keek snel de straat op en neer om zich ervan te verzekeren dat bij de buren de lichten uit waren, trok haar badjas dichter om zich heen en gebaarde dat hij binnen moest komen. ‘Het spijt me dat ik niet ben komen opdagen. John kwam onverwacht langs.’ Hij had met een fles champagne op de stoep gestaan om hun verloving te vieren. Het was een lief en romantisch gebaar geweest, en ze hadden voor de tweede keer vandaag de liefde bedreven, iets wat zelden gebeurde. Wellicht omdat hij vijftien jaar ouder was dan zij, leek John genoegen te nemen met een paar keer vrijen per week. Hij vond het bijna even fijn om tegen elkaar aan te kruipen of samen tv te kijken, en zij had daar geen bezwaar tegen. Maar de laatste tijd leek hij uit zijn gewone doen. De vondst van dat geweer in Cains blokhut had hem gejaagd gemaakt, gespannen op een manier die hem uit het lood sloeg.

Cain kwam binnen en liet zijn blik door haar woonkamer dwalen, voordat zijn ogen op haar bleven rusten. Ze mocht dan nog zo tevreden zijn met John, toch wenste ze dat ze mooier was, begeerlijker – onweerstaanbaar, zelfs. Ze wilde niets meer met Cain, maar toch zou ze zich gevleid voelen als ze op dat knappe gezicht van hem een blijk van waardering bespeurde, of zelfs een zweempje spijt dat hij haar en alles wat ze hem te bieden had zomaar had laten schieten.

In plaats daarvan zag ze allerlei onmiskenbare tekenen dat hij hier liever niet zou zijn – de licht gefronste wenkbrauwen, zijn strakke kaak, de zorgelijke blik in zijn groene ogen. ‘Wat wilde je me laten zien?’

Ze streek met haar ene hand haar warrige haren achter haar oor en stak de andere als een ouderwetse diender in de lucht. ‘Blijf hier staan. Ik ben zo terug.’ Ze holde naar haar slaapkamer, groef het briefje op uit haar tas en liep ermee terug.

Toen ze hem het vel papier gaf, bleef zijn blik even rusten op haar verlovingsring, maar toen vouwde hij het briefje open.

Even later haalde hij zijn ogen van het papier en keek haar aan. ‘Waar komt dit vandaan?’

‘Het lag op de stoep toen ik vandaag thuiskwam uit school.’

‘En je hebt geen idee wie het daar heeft neergelegd?’

‘Geen enkel idee, nee. Ik heb zo al meer van dit soort briefjes gekregen.’

Zijn gezicht betrok nog meer. ‘Waar zijn de andere?’

‘Die heb ik verbrand. Ik… Ik moest er gewoon vanaf. Ik hoopte… Ik weet niet goed wat ik hoopte. Dat wie ze ook schreef daar gewoon mee op zou houden en het afgelopen zou zijn, denk ik.’

‘Ze komen van Robert.’

Ze trok haar ceintuur strakker aan. ‘Van Robert?’

‘Amy heeft een keer iets tegen hem gezegd. Dat heeft hij me net vanavond verteld.’

‘Hoe wist Amy het dan?’

‘Ik denk niet dat ze het echt wist. Ze vermoedde het hooguit.’

Natuurlijk. Haar wereld had om Cain gedraaid; ze had het vast gewoon kunnen rúíken als iemand anders belangstelling voor hem had. ‘En die vermoedens heeft ze uitgesproken tegenover Robert.’

Hij knikte.

Haar knieën werden slap bij de gedachte. Ze had liever ieder ander dan Robert als schrijver van die briefjes gezien. Hij wedijverde met haar om Johns genegenheid, aandacht en middelen. Als hij de kans kreeg, maakte hij haar kapot met wat hij wist. ‘Hij wil me uit de weg hebben. Daarom stuurt hij die briefjes. Zo kan hij me afschrikken zonder John erbij te betrekken. Al zou hij John er zo nodig meteen bij halen. Daar twijfel ik geen moment aan.’

Cain nam haar aandachtig op, en ze hoopte dat hij een hand troostend op haar arm zou leggen, of een klopje op haar schouder zou geven – wat dan ook, om haar te laten weten dat hij haar vergaf en ze op zijn minst vrienden konden blijven. Ze schaamde zich voor haar fouten in het verleden, en voor de weinig benijdenswaardige positie waarin ze door eigen toedoen verzeild was geraakt.

Maar Cain raakte haar niet aan. Hij bleef keurig op gepaste afstand. ‘Hij is niet zeker van zijn zaak,’ zei hij. ‘Als hij ermee naar John gaat, wekt hij misschien de indruk dat hij alles in het werk stelt om jou onderuit te halen.’

‘Wat moeten we nu doen?’

‘Ontkennen. Een andere keuze is er niet, als je van John houdt.’

‘En die briefjes dan? Moet ik ermee naar Robert gaan en zeggen dat het niet waar is?’

‘Nee. Als hij er niet achter zit en zo te weten komt dat er nog iemand met dezelfde vermoedens is, staat hij alleen maar sterker.’

‘En als ze blijven komen? Straks vindt John per ongeluk zo’n briefje en dan…’ Ze hoefde niet uit te wijden over wat er na ‘dan’ kwam. Dat wisten ze allebei.

‘Dan zul je alles uit de kast moeten halen om hem ervan te overtuigen dat het gelogen is.’

Was er maar een andere uitweg. Ze wilde eerlijk zijn, haar grote zonde opbiechten en vergeven worden, vooral door John. Door de waarheid te verzwijgen, voelde ze zich zo’n vreselijke hypocriet. Maar daarmee zou ze behalve hen beiden ook John schaden, en dat had hij niet verdiend. ‘Het spijt me verschrikkelijk dat het door mij zover gekomen is,’ zei ze zacht.

‘Zet het uit je hoofd, dat is het beste advies dat ik je kan geven.’ Hij draaide zich om naar de deur, maar ze hield hem tegen door een vraag te stellen.

‘Ben je verliefd op haar, Cain?’ Ze wist dat het niet aan haar was dat te vragen, maar ze wilde gewoon weten of iemand dan toch nog de man had veroverd die niet te veroveren viel. Bovendien zag ze Cain graag gelukkig. Misschien kon ze zichzelf zelfs makkelijker vergeven als ze wist dat hij zijn draai gevonden had.

‘Op wie?’

Glimlachend schudde ze haar hoofd. ‘Je weet best wie ik bedoel.’

‘Ik weet niet of ik wel weet wat liefde is.’

Dat was alleen een poging om de vraag uit de weg te gaan. Natuurlijk wist hij wel wat liefde was. Hij was er alleen nooit volledig door gegrepen. Ze vermoedde dat Sheridan daar een dezer dagen verandering in zou brengen.

Hij deed de deur open, maar opnieuw hield ze hem tegen. ‘Ik zou graag een vriendin voor je zijn, Cain. Als we ooit het punt bereiken dat we… dat we dit achter ons kunnen laten. Ik wil geen wig drijven tussen jou en je familie. Ik zou het fijn vinden als… als ik ervoor kon zorgen dat jij en John beter met elkaar overweg kunnen.’

Ze verwachtte dat hij zonder een woord de deur achter zich dicht zou trekken. Of dat hij zou volstaan met een cynisch: ‘Je hebt al meer dan genoeg gedaan’, of zoiets. Maar hij betoonde zich grootmoediger. Hij draaide zich om en zei met een scheve grijns: ‘Trouw met John en word gelukkig.’ Daarna pakte hij haar handen en trok haar net genoeg naar zich toe om haar een kuise kus op de wang te geven. Toen hij wegliep, keek zij hem vanachter het raam na, met tranen van opluchting in haar ogen.

 

Met een knoop in zijn maag maakte John zich onzichtbaar in de struiken toen Cain wegreed. Het licht op Karens veranda ging uit, maar nog verroerde hij zich niet. Op zijn hurken in haar donkere tuin luisterde hij naar zijn wild bonkende hart. Hij had niets gezien, maar nog wel Karens zachte ‘dag’ gehoord voordat de deur dicht was gegaan. Er had veel gevoel in dat ene woordje gelegen – veel warmte.

Wat was hier gaande? Hij kon geen enkele goede reden verzinnen waarom Cain midden in de nacht bij Karen langs zou gaan. Woede dreef hem naar de deur, als een levend, ademend monster in zijn binnenste. Die twee voerden iets in hun schild, dat kon niet anders. Maar wat? Deden ze het met elkaar?

Hij werd misselijk bij de gedachte. Als Karen hem bedonderde, hem achter zijn rug uitlachte, terwijl hij haar op een zilveren dienblaadje zijn hart aanbood, zou hij haar laten boeten. Daar zou ze zeker spijt van krijgen.

Hij nam niet de moeite aan te kloppen, zoals anders. Hij had een sleutel. Dus liet hij zichzelf binnen en sloop zo stilletjes als hij kon naar haar slaapkamer. Vanuit de deuropening zag hij de omtrekken van haar lichaam in het bed. Ze sliep. Dat was snel.

‘Karen?’

Met een ruk draaide ze zich om. ‘John?’

‘Kijk je daarvan op?’

Ze gaf geen antwoord, en dat maakte hem nog bozer.

Hij liep om het bed heen. ‘Ben je niet blij om me te zien? Ik ben de man van wie je houdt, weet je nog? Je kersverse verloofde?’

‘Ik had je hier niet verwacht. Wat… Wat kom je doen?’

Hij voelde haar schrik. ‘Ik kan beter vragen wat Cain hier kwam doen.’

Stilte. ‘Hij eh… Hij kwam even langs.’

‘Doet hij dat vaker, Karen? Zo laat nog?’

‘Nee.’ Ze kwam overeind in bed en schudde haar hoofd. Ze leek hem te smeken haar te geloven, maar ze gaf geen tekst en uitleg.

‘Krijg ik de reden voor zijn bezoek nog te horen? Of laat je dat liever aan mijn verbeelding over?’ Zeg iets, verdomme. Zeg iets, en maak er iets overtuigends van, voordat ik het uit je ram.

‘Het is niet wat je denkt. Hij… Hij wilde ons het beste wensen. Meer niet.’ Ze klonk ademloos.

‘Oké, dus hij kwam langs om ons het beste te wensen,’ zei hij haar na. Ze kon echt niet liegen. Wat had hij eigenlijk ooit in haar gezien? Als ze om hem gaf, zou ze hem niet voorliegen. Dan zou ze niet om drie uur ’s nachts de enige man over de vloer hebben die hij hartgrondiger haatte dan wie ook. Aan wiens kant stond ze eigenlijk?

‘Ik… Ik had hem gebeld,’ zei ze.

Hij ging naast haar op het bed zitten. ‘Omdat…’

‘Om hem van onze verloving te vertellen, natuurlijk.’ Haar lachje klonk al even nep als haar verhaal.

‘Ik weet het niet hoor, maar ik vind het een beetje raar dat je het uitgerekend hem als eerste zou willen vertellen. We hadden toch afgesproken dat ik met Robert en Owen zou praten, voordat we het bekendmaakten?’

Ze huilde inmiddels, maar hij kon geen sympathie voor haar opbrengen. Ze verdiende zijn liefde niet, verdiende geen leven met hem zoals hij zich dat had voorgesteld. ‘Tuttut,’ maande hij. ‘Rustig maar. Ik wil alleen horen hoe het zit, dat is alles.’

‘John, alsjeblieft.’ Ze snufte en haalde diep adem. ‘Probeer het te begrijpen. Ik… Ik heb gewoon met Cain te doen.’

Hij lachte. ‘Dat maakt je tot een heel bijzonder mens, Karen, want medelijden oproepen doet hij niet bij zo gek veel mensen.’

‘Luister nou.’ Haar hand sloot zich om zijn onderarm. ‘Hij hield echt heel veel van zijn moeder, en… en toen raakte hij haar kwijt.’

Hij staarde neer op de ring die hij haar had gegeven. ‘Ik vroeg niet of je zijn levensverhaal voor me wilde oplepelen, Karen. Ik wil alleen een reden horen.’ Hij keek haar recht aan en sprak elk woord met nadruk uit. ‘Gewoon een reden waarom hij hier vannacht was.’

Ze liet zijn arm los en veegde de tranen uit haar ogen; zijn diamantje glinsterde met elke beweging. ‘Een beetje genegenheid en goedkeuring, meer vroeg hij niet van je.’

‘En dát kwam hij hier vannacht speciaal vertellen?’

‘Nee, ik… ik had hem gebeld om… om hem te vertellen van de bruiloft. Ik wilde niet dat hij dacht dat ons… dat zijn relatie met jou minder ruimte zou krijgen… vanwege je huwelijk met mij.’

‘Ik zie het verband niet.’ Er was natuurlijk ook helemaal geen verband. Ze zat te bazelen. Waarom voelde ze zich aan Cain verplicht? Wie kon het ook maar iets schelen hoe hij over hun huwelijk dacht?

‘Ik heb Cain nog in de klas gehad, John.’

‘De waarheid, Karen,’ zei hij met klem. ‘We zijn nog steeds niet bij de waarheid aanbeland.’

‘Alsjeblieft, John. Ik wil het niet vertellen!’ barstte ze uit. ‘Vertrouw me nu gewoon. Kun je dat? Kun je me vertrouwen, John?’

‘Nee,’ zei hij onomwonden. Niet als het om Cain ging. Dan vertrouwde hij niemand.

Met schokkende schouders sloeg ze haar armen om zijn nek, maar hij was niet tot een respons in staat. ‘Ik wil het weten.’

‘Je zult het niet begrijpen. Je… Het zal alles tussen ons kapotmaken. Alsjeblieft, ik smeek het je. Laat het los! Waarom gaan we niet gewoon weg uit Whiterock? Dan hoef je Cain nooit meer tegen te komen. Dan hoeven we hem geen van beiden ooit nog te zien.’

Hij voelde het bloed in zijn aderen stollen. Traag als ijzige modder zocht het zich een weg naar zijn hart, dat uren en uren over een slag leek te doen… ‘Je bent met hem naar bed geweest,’ zei hij. ‘Je bent met mijn stiefzoon naar bed geweest.’

Ze verstarde, alsof zijn uitspraak haar schokte.

‘Dat is het, toch? Je stond vast voor hem in de rij, met al die andere vrouwen die hij heeft afgewerkt. Je stond gewoon te wachten op je beurt.’ Hij kon niet langer blijven zitten en stond op. ‘Was het vannacht? Hoelang is dit al gaande?’

‘Er is niets gaande!’ riep ze uit.

Hij greep de dunne stof van haar nachthemd en trok haar op haar knieën. ‘Lieg niet! Wat je ook doet, waag het niet me voor te liegen! Ik weet dat je met hem naar bed bent geweest. De schuld druipt van je gezicht!’

‘Maar niet vannacht. Niet nu.’

‘Wanneer dan?’ Zijn vingers boorden zich in haar bovenarmen en dwongen haar tot een antwoord.

‘Al een hele tijd geleden! Het was maar één keer, John. We… Er is in twaalf jaar niets tussen ons gebeurd. Het was een vergissing. Meer niet. Ik wist niet wat ik deed. Ik was in de war en Cain kwam elke dag op school en zat in mijn lokaal, op de achterste rij –’

‘Bedoel je dat je er niets aan kon doen? Heeft hij je gedwongen?’

Ze hief haar gezicht naar hem op, en haar tranen glansden in het maanlicht dat door het raam naar binnen stroomde.

Zeg ja, alsjeblieft. Meer had hij niet nodig. Dan kon hij Cain de schuld geven, alles op Cain schuiven. Dan kon hij met Karen en haar getuigenis naar de politie stappen en eindelijk de man kapotmaken die hém kapotmaakte, al jarenlang, stukje bij beetje.

Maar ze gaf geen antwoord.

Hij schudde haar hard door elkaar. ‘Heeft hij je verkracht?’ brulde hij.

Ze begon te stamelen, geschrokken door zijn ruwe behandeling. ‘Nee. Ik… Het was mijn eigen schuld. Ik… Ik wilde hem. Ik wist niet goed –’

‘Je wilde hem.’ Ruw liet hij haar los, en ze viel terug op het bed.

‘Het is lang geleden, John. Het staat los van onze relatie nu. Helemaal los. Ik ben al jaren over Cain heen.’

‘Je wilde hem,’ herhaalde hij. ‘Hij ging met jou naar bed, terwijl ik gek werd van mijn pogingen om je over te halen gewoon een keertje met me uit te gaan.’

‘Het was maar één keer. Ik kende je toen nog niet echt, niet zoals nu. Het was voordat ik verliefd op je werd.’

Hij staarde haar verbluft aan. ‘Maar… Begrijp het dan! Ik kan er nooit meer op vertrouwen dat je echt mij wilt. Je gaat voor de tweede keus. Je neemt genoegen met mij, omdat je beseft dat je voor hem nooit meer wordt dan een vluggertje. Al is het maar, omdat je weet dat hij ook een echte schoonheid kan krijgen. Iemand als Sheridan.’

Ze hapte naar adem, geschokt door zijn woorden, maar de waarheid deed nu eenmaal pijn, en nu was het zijn beurt om eerlijk te zijn.

‘John, misschien moeten we eerst even tot bedaren komen, voordat we dingen zeggen waar we later spijt van krijgen,’ zei ze in een poging de situatie beheersbaar te houden. ‘Ik begrijp dat je je gekwetst voelt en de behoefte hebt om hard terug te slaan. Maar luister nou even. Ik heb een fout gemaakt. Meer was het niet.’

‘Want na die ene keer heb je hem afgewezen. Bedoel je dat?’ vroeg hij zacht. Hij besefte dat ze dolgraag ‘ja’ had gezegd. En hij besefte ook dat het van fatsoen getuigde dat ze vocht tegen de verleiding om de schuld bij Cain te leggen.

‘Nee,’ bekende ze.

‘Als jij het voor het zeggen had gehad, was het niet bij één keer gebleven.’

Ze reageerde niet.

‘Geef antwoord!’

‘Ik denk het niet.’ Ze praatte zo zacht dat hij haar maar met de grootste moeite verstond.

‘Nou, dat is dan mooi,’ zei hij met een vreugdeloos lachje. ‘De enige vrouw op wie ik in mijn leven écht mijn zinnen heb gezet, blijkt een uitgekauwd kliekje van Cain te zijn. Wat wil je dat ik nu doe? Met je trouwen kan ik niet, dat weet ik in elk geval wel.’

Ze greep hem vast bij zijn overhemd. ‘Vergeef het me, John. Alsjeblieft. Ik heb je zo vaak de waarheid willen vertellen. Hoe vaak ik er niet over heb gedacht…’

‘En daarom liet je Cain midden in de nacht hierheen komen? Omdat je het me wilde vertellen?’

‘Ik had hem niet gevraagd te komen.’

‘Kwam hij uit zichzelf?’

‘Nee, ik… ik had hem eerder op de dag gebeld. Ik wilde hem spreken, overleggen wat ons te doen stond. Uiteindelijk besloten we dat we het beter niet konden vertellen. We wisten dat we je dan alleen maar zouden opzadelen met pijn en twijfels, en dat is het niet waard.’

‘We?’

‘Goed, niet zozeer “we”, maar ík. Ik wist echt niet wat ik ermee aan moest, begrijp dat dan. Wat er die ene keer tussen Cain en mij is gebeurd, was een stomme fout. Dat begrijp je toch wel? Het is gebeurd. Jij bent de man van wie ik hou.’

‘Jij houdt niet van mij!’

Hij had haar al geslagen voordat hij goed en wel besefte wat hij ging doen. Haar hoofd knakte achterover door de kracht waarmee hij haar raakte; toen staarde ze hem met open mond aan en ging met haar hand naar de afdruk die hij op haar wang had achtergelaten.

‘Ik hoop dat het geholpen heeft,’ fluisterde ze.

Dat had het niet. Helemaal niet, zelfs. Telkens weer zag hij voor zich hoe ze zich uitkleedde voor Cain, hem in haar leidde, kreunend haar benen om zijn middel klemde, net zoals ze bij hem deed…

Hij moest hier weg. God wist wat er kon gebeuren als hij hier nog een minuut langer bleef.

 

De telefoon maakte Cain wakker toen hij nog maar net sliep, maar hij hees zich meteen uit zijn bed om op te nemen. Het schelle geluid werkte op zijn zenuwen, en hij dacht meteen aan Sheridan. Hij had toch bij haar moeten blijven. Was er iets gebeurd?

‘Ja?’

Het werd hem koud om het hart toen het stil bleef aan de andere kant.

‘Sheridan? Is alles goed?’

Hij hoorde iets – het klonk als gesmoord gehuil – en toen een gefluisterd: ‘met Karen.’

Cain keek op zijn wekkerradio. Hij was nog maar een halfuur thuis, net lang genoeg om in slaap te vallen. ‘Wat is er?’

‘Hij weet het.’

John. Het geheim was uitgekomen. Hij haalde diep adem, liet zijn hoofd in zijn hand vallen en wreef over zijn slapen. ‘Hoe komt dat?’

‘Hij had je hier gezien. Ik kon zeggen wat ik wilde, het maakte niets meer uit.’

Afgezien van haar enigszins onvaste stem klonk ze opvallend gelaten. ‘Wat is er gebeurd?’

Ze snufte. ‘Ik heb gekregen wat ik verdiende. Maar goed. Het is afgelopen tussen ons.’

‘Jullie hebben wel vaker ruzie. Misschien draait hij nog bij.’ Zelf had hij er echter weinig vertrouwen in. Hij had heel goed geweten wat dit voor gevolgen zou hebben, voor hen allebei. Toch wilde hij haar hoop bieden, hoe ijdel ook. Ze was duidelijk kapot.

‘Dat gebeurt niet. Hij zit veel te vol met frustraties over jou. Die komt hij nooit meer te boven,’ zei ze, en ze verbrak de verbinding.