Hoofdstuk 2
Toen Cain in het ziekenhuis werd omgeroepen om naar de verpleegkundigenpost te komen, ging hij ervan uit dat de meldkamer eindelijk Ned Smith had kunnen opsporen. Het bleek echter dat Owen Wyatt, de oudste van de twee stiefbroers die hij nog had, hem te pakken probeerde te krijgen. Cain had Owen vanuit het ziekenhuis gebeld zodra hij daar aan was gekomen, minstens drie kwartier nadat de traumahelikopter Sheridan had overgebracht. Hij moest toch iemand op de hoogte brengen van de gebeurtenissen. Owen leek als enige dokter in het dorp en het familielid voor wie Cain nog de meeste sympathie had, de eerst aangewezen persoon om hem in Neds afwezigheid te helpen alles af te wikkelen.
‘Ik heb je bericht gekregen,’ zei Owen.
‘Even een munttelefoon zoeken, dan bel ik je terug.’
‘Wacht even – wat is er aan de hand?’
Cain wierp een blik op de verpleegkundigen die om hem heen probeerden te werken. ‘Ik bel je zo terug.’ Hij had geen mobiele telefoon. In situaties als deze vroeg hij zich af of dat wel handig was, maar aangezien hij toch geen goede ontvangst had waar hij woonde en werkte, was zo’n ding eigenlijk het geld niet waard.
Vijf minuten later stond hij in de hal tegen de muur naast de munttelefoon geleund en had hij Owen weer aan de lijn. ‘Waar zat je nou?’ vroeg hij bars.
‘Hoezo?’
‘De laatste keer dat ik je belde was het halfvier. Ik had verwacht dat ik je uit je slaap moest halen. Was je op huisbezoek of zo?’
‘Op huisbezoek ja, zo kun je het wel noemen. Robert was dronken thuisgekomen en had paps tuinschuur geramd. Ik moest hem uit zijn oude Camaro helpen en de snee op zijn slaap hechten.’
Cains andere stiefbroer dronk te veel en zat altijd in de problemen. Hij was de jongste in het gezin, maar met zijn vijfentwintig jaar had hij zo langzamerhand wel de leeftijd om op eigen benen te staan. In plaats daarvan woonde hij in een stacaravan op het terrein van zijn vader en bracht hij hele dagen achter de computer door om online te gamen in plaats van een baan te vinden én te houden. En als hij niet gamede, was hij wel aan het stappen. Cain kon weinig waardering voor hem opbrengen. Zelf had hij in zijn middelbareschooltijd alles gedaan wat God verboden had, maar vanaf zijn achttiende had hij zijn eigen broek opgehouden. Hij had zelf zijn studie bekostigd en nooit een ander voor zijn puinhopen laten opdraaien. ‘Waarom nam je je mobieltje niet op?’
‘Die lag nog in de auto. Je had moeten zien hoe Robert eraan toe was,’ zei hij vol walging. ‘Wat een idioot.’
‘Dat is ook niet voor het eerst.’
‘Nee, dat is waar. Maar goed… Wat is er aan de hand?’
Opeens voelde hij zich uitgeput. ‘Een paar uur geleden heeft iemand Sheridan Kohl mishandeld en op sterven na dood achtergelaten.’
Er viel een korte stilte. ‘Sheridan Kohl, zei je?’
‘Dat zei ik, ja.’
‘Ik had wel gehoord dat ze weer naar het dorp kwam, maar ik wist niet dat ze er al was. En… wie doet nou zoiets?’
‘Ik zou het niet weten.’
Er viel weer een stilte. ‘Hoe heb je dat ontdekt? Dat ze gewond was, bedoel ik.’
‘Ik heb haar gevonden. Haar belager had haar gedumpt bij de oude blokhut, aan de rand van mijn terrein.’
Owen vloekte, wat vreemd klonk uit de mond van deze keurige man, die eerder met moeilijke woorden strooide dan met scheldwoorden. Na even gezwegen te hebben, zei hij: ‘Ik krijg hier een onbehaaglijk gevoel van.’
‘Dat kun je wel zeggen, ja.’
‘Heb je Ned gebeld?’
‘Ja, natuurlijk. Dat was het eerste wat ik deed.’
‘Nou ja, niet zo’n vreemde vraag, toch, jullie onderlinge verstandhouding in aanmerking genomen…’
Cain had met Ned op school gezeten, maar vrienden waren ze nooit geworden. Na de moord op Jason had Cain er een dagtaak aan gehad om een puinhoop van zijn leven te maken, en voor vrienden – echte vrienden, in elk geval – was geen tijd meer overgeschoten. Hij was een nog groter feestbeest geworden, haalde idiote, levensgevaarlijke stunts uit, vocht met iedereen die het tegen hem durfde op te nemen en rotzooide bijna elk weekeinde met een ander meisje. En dan was er nog zijn korte huwelijk met Neds zus. Alleen al daarom was het verdomd jammer dat het politiekorps van Whiterock inmiddels voor de helft uit de Smith-tweeling bestond. ‘Ik heb hem wel gebeld, maar nog niet kunnen bereiken,’ zei hij.
‘Waarom niet?’
‘Hoe moet ik dat verdomme weten?’ Een bejaarde vrouw kwam de hal binnen en liet zich in een van de kunststof stoelen zakken. Cain bracht de hoorn dichter naar zijn mond en dempte zijn stem. ‘Hij is momenteel “niet beschikbaar”, voor het geval je prijsstelt op de formele reactie.’
‘Hij zal wel bij zijn nieuwe secretaresse zitten.’
‘Bij Mona?’ Als je het Cain vroeg, liet een vent alleen als hij blind en bezopen was zijn broek zakken voor Neds secretaresse. Ze verzorgde zichzelf niet eens naar behoren.
‘Dat zou mijn gok zijn. Erg aantrekkelijk is ze dan misschien niet, maar je kunt met haar alle kanten op, zeggen ze. Vorige week zag ik dat hij haar zat op te vrijen toen ze bij de kroeg in de auto stapte.’ Owen klakte met zijn tong. ‘Arme Brian. Hij moet bij haar weg.’
‘Volgens mij kan hij Ned beter vriendelijk bedanken en haar aan hem doorgeven.’ De vrouw in de hal keek op, en Cain ging met zijn gezicht naar de muur staan.
Owen schraapte zijn keel. ‘Je zult zelf ook wel beseffen wat mensen zullen denken als dit bekend wordt, of niet?’
Cain trok een gezicht en begroef zijn handen diep in zijn zakken. ‘Ze denken maar wat ze willen, ik kan er niet wakker van liggen.’
‘Nee, dat doe je nooit. Misschien moet ik het dan maar even voor je uittekenen. Nog maar drie weken geleden vonden die twee jongens van Wallup dat geweer in de kelder van jóúw oude blokhut.’
Het geweer waarmee Jason was vermoord, aldus het ballistische onderzoek dat er na de vondst op was uitgevoerd. Alsof Cain dat zou vergeten. ‘Dat weet ik. Maar het slaat nergens op. Ik heb haar met geen vinger aangeraakt. Ik wist niet eens dat ze weer in het dorp was, totdat ik haar vond, voor dood op de grond, onder het bloed en de aarde en de bladeren.’
‘Dat gelooft geen mens,’ zei Owen met een nadrukkelijke zucht. ‘Het nieuws dat ze van plan was terug te komen, doet al een week de ronde.’
Opeens had hij spijt dat hij zich geen tijd had gegund om iets anders aan te trekken. Zijn haar, dat iets te lang werd bij zijn oren en in zijn nek, was weer opgedroogd, maar zijn spijkerbroek voelde nog onaangenaam klam aan. ‘Ik wist er niks van, zeg ik toch. Ze is twaalf jaar weg geweest. Waarom zou ze nu weer op komen dagen?’
‘Wat denk je zelf? Ze heeft vast van iemand over dat geweer gehoord.’
Dat zou Ned wel geweest zijn. Sinds Cain Amy’s hart had gebroken, stonden Ned en hij lijnrecht tegenover elkaar. ‘Maar waarom zou ze daarvoor terugkomen?’
‘Omdat ze de zaak wil ophelderen.’
‘Ze wil dat het opgehelderd wordt, bedoel je.’
‘Dat denk ik niet. Toen Ned vertelde dat ze terugkwam, heb ik haar op internet nagetrokken. Ze zit bij een stichting voor slachtofferhulp in Californië.’
‘Is ze maatschappelijk werkster?’
‘Meer een zakelijk soort hulpverlener. Een jaar of vijf geleden heeft ze de stichting De Laatste Linie opgericht met twee andere vrouwen, ook slachtoffers van geweldsmisdrijven. Ze hebben elk hun eigen specialisme. Volgens Sheridans bio is de boekhouding haar verantwoordelijkheid, maar daarnaast werkt ze met privédetectives, de politie, psychologen, zelfverdedigingsspecialisten, noem het maar op, om vermiste personen op te sporen, onschuldigen te beschermen, geweldplegers achter slot en grendel te krijgen, en eigenlijk alles te doen wat er zoal bij komt kijken. Ik kreeg de indruk dat ze goed op de hoogte is van het strafrecht, dat ze min of meer van alle markten thuis is. Ik heb het met pap nog over haar werk voor slachtofferhulp gehad. Ik begrijp niet dat hij niets tegen jou heeft gezegd.’
Dat zijn stiefvader geen melding had gemaakt van Sheridans achtergrond en haar bezoek aan het dorp stemde hem ongerust. Iets als dit zouden ze anders wel hebben besproken – voordat dat geweer werd ontdekt. ‘Wat valt er hier nou voor haar te doen, even reëel?’ vroeg hij. ‘Er is niets veranderd. Dat geweer was al vóór de moord op Jason verdwenen. Bailey Watts had vijf dagen eerder bij de politie gemeld dat het gestolen was. En alle vingerafdrukken zijn er afgeveegd. We weten nog niets meer dan op de dag van zijn begrafenis.’
‘Ned denkt dat hij een verdachte heeft gevonden die tot nu toe aan de aandacht is ontsnapt, en nu is hij bewijs aan het verzamelen.’ Hij liet een stilte vallen. ‘En die verdachte – dat komt mooi uit – ben jij.’
Cain speelde met het muntgeld in zijn zak. ‘Dat geweer kan iedereen in die kelder hebben gelegd. De blokhut is onbewoond sinds ik zes jaar geleden het nieuwe huis heb afgebouwd. Ik kom er alleen nog maar om spullen in op te slaan of er af en toe een nacht te slapen.’
‘Ik zal open kaart met je spelen, Cain. Sinds de vondst van dat geweer is er een discussie losgebarsten over hoe jij eraan toe was na de dood van je moeder. Over je gedrag destijds.’
Cains gedrag had veel te wensen overgelaten. Dat wist iedereen, hijzelf inbegrepen. Aangezien zijn echte vader nog vóór Cains geboorte met de noorderzon was vertrokken en niets meer van zich had laten horen, was er niemand geweest om hem op te vangen na zijn moeders dood. Hij had zijn stiefvader moeten vragen of hij bij hem in huis mocht blijven wonen tot hij eindexamen had gedaan. John had toegestemd, maar echt welkom had Cain zich nooit gevoeld. ‘Ik was kwaad.’
‘Je spijbelde, je hield illegale racewedstrijdjes, je hebt een leraar geslagen toen hij je eruit probeerde te sturen. Dat soort dingen blijven hangen bij mensen.’
Cain staarde nors naar de vrouw die al naar hem zat te kijken sinds ze de hal in was gekomen. Nu wendde ze haar blik eindelijk af.
‘Denk jíj dat ik Jason heb neergeschoten?’
‘Natuurlijk niet. Daar ken ik je te goed voor. Het punt is alleen dat andere mensen vragen beginnen te stellen.’
Ned had hem jaren geleden al als verdachte aangemerkt, maar geen mens had zijn beschuldiging serieus overwogen. Kwam daar nu verandering in?
‘Als ik nu zeg: “Zover zou Cain nooit gaan”, krijg ik geen bijval, maar weifelende blikken,’ vertelde Owen. ‘“Mensen zijn tot de ergste dingen in staat als ze de weg kwijt zijn”.’
Zijn hand klemde zich vaster om de telefoon. ‘Wie heeft dat gezegd?’
‘Wat heeft het voor zin namen te noemen? Ik probeer je alleen te waarschuwen om voorzichtig te zijn.’
‘Hoe moet ik dat dan doen, Owen, voorzichtig zijn?’ Hij leunde zwaar tegen de muur. ‘Ik wist niet dat er een geweer in mijn blokhut lag. En hoe had ik het anders kunnen aanpakken met Sheridan? Had ik haar gewoon in het bos moeten laten liggen?’
‘Nee, natuurlijk niet. Maar… ze zullen alles aangrijpen om het jou in de schoenen te schuiven. Meer bedoel ik niet te zeggen.’
En nu had hij niet alleen haar bloed op zijn kleren, maar ook in zijn huis.
‘Als je maar geen opgezette knokkels hebt.’
‘Dat zou niet uitmaken. Wie het ook gedaan heeft, er zijn meer dan alleen vuisten aan te pas gekomen. Een plank, misschien. Of een knuppel.’
‘Waar leid je dat uit af?’
De vrouw in de hal draaide zich half om in haar stoel om weer naar hem te kijken, dus ging hij weer wat zachter praten. ‘Dat zie ik aan de verwondingen.’
‘Wil je zeggen dat iemand naar een knuppel moest grijpen om een tengere vrouw als zij de baas te worden? Wat ben je voor man om zoiets te doen?’
‘Een slappe zak. Maar wel een gevaarlijke. Een man die zeker wilde weten dat hij van begin tot eind de overhand hield. Daarom verbaast het me ook dat ze nog leeft.’
‘Misschien dacht hij dat ze dood was.’
‘Hij was nog niet klaar. Hij heeft zich laten afschrikken door mij en de honden.’
‘Dan heb je geluk gehad dat je haar op tijd vond.’
‘Hij heeft geluk gehad dat hij er niet meer was toen ik aankwam. Anders was er nog iemand geweest die wel een dokter kon gebruiken.’
‘Met dat soort opmerkingen roep je nou juist problemen over jezelf af, grote broer.’
‘Er is meer voor nodig dan een toevallige opmerking en een beetje indirect bewijs om iemand te veroordelen voor poging tot moord. Wat zou ik voor motief moeten hebben om haar iets aan te doen?’
De vrouw in de hal stond op en liep weg. Blijkbaar had ze wel genoeg gehoord.
‘Ned denkt dat ze iets verbergt,’ antwoordde Owen. ‘Vanwege die “achtergehouden informatie” en de vondst van het geweer zullen mensen denken dat je haar het zwijgen op hebt willen leggen.’
Nu werd hij toch een beetje onrustig. Dat Sheridan iets verborg, was waar. In al haar gesprekken met de politie had ze nooit gemeld dat zij kort iets met elkaar hadden gehad. Waarom was Cain niet duidelijk – of ze hem uit de wind had willen houden, of dat het gewoon eigenbelang was geweest. Zij was pas zestien geweest, en hij zeventienenhalf toen ze elkaar op dat feest in de camper van Johnson hadden opgezocht. Haar strenge gelovige ouders zouden haar ongetwijfeld verstoten hebben als ze te horen hadden gekregen wat ze met hem had gedaan.
‘Nu wil ik het weten ook,’ zei Owen.
‘Wat?’
‘Is ze nog steeds zo mooi?’
‘Dat is moeilijk te zeggen met al die schrammen en blauwe plekken.’
‘Vast wel. Ze was altijd al mooi. Daardoor is Jason ook in de problemen gekomen. Elke jongen in de stad aasde op haar.’
Ze was wel Jasons type – stabiel, gelukkig, populair. Waarom had ze hém dan uitgekozen voor haar eerste keer? Cain wist het echt niet. Hij wilde ook niet stilstaan bij zijn fouten van toen. Hij was jong en stom geweest, maar al te bereid om haar kalverliefde uit te buiten. Na die ene avond had hij haar nooit meer gebeld, zuiver en alleen omdat hij had aangevoeld dat hij door aan haar te komen een grens had overschreden. ‘Zij heeft geen schuld aan wat er met Jason is gebeurd,’ zei hij.
‘Wie dan wel?’
Hijzelf. Maar niet op de manier zoals iedereen dacht. ‘Het was een vlaag van waanzin. Botte pech.’
‘En jij wilt dus zeggen dat de dader dat geweer in jouw blokhut heeft verstopt?’
‘Ik heb geen idee hoe het daar terecht is gekomen, zoals ik al zei. Waarom zou ik trouwens mijn…’ Hij aarzelde even; voor het eerst in lange tijd had hij opeens de behoefte expliciet onderscheid te maken. ‘… jóúw broer willen vermoorden?’ Jason was de ideale zoon geweest, de zoon die elke ouder zich zou wensen, en Cain was het tegenovergestelde. Hij was jaloers geweest op Jason. Maar hij zou hem nooit een haar hebben gekrenkt.
‘Nergens om, maar niemand begrijpt jou beter dan ik. Anderen weten alleen dat je… met het een en ander hebt geworsteld. En het feit dat de halve stad ervoor terugschrikt om iets met jou van doen te hebben, tenzij het om een dier gaat, maakt de zaak er ook niet beter op. Daardoor zijn ze bereid zo goed als alles te geloven.’
Al jaren had Cain geen woedeaanval meer gehad. Toch had Owen gelijk. Veel mannen maakten ruim baan om hem niet voor de voeten te lopen. Ook sommige vrouwen hielden zich op een afstandje. Van anderen kwam hij juist maar niet af. Op sommige dagen kwam hij in de auto van zijn oprit en zag hij Amy, zijn ex-vrouw, in haar auto zitten wachten om een glimp van hem op te vangen.
‘Dat is nog geen bewijs dat ik haar heb willen vermoorden,’ zei hij. ‘Als ik haar dood had gewild, Owen – als ik in staat zou zijn om zoiets te doen – zou ze nu ook dood zíjn. Ik zou hebben doorgezet en haar hebben begraven. En ik zou zeker het alarmnummer niet hebben gebeld.’
‘Ik zeg alleen dat het geweer Ned achterdochtig heeft gemaakt. Meer niet. Hou dat in elk geval in je achterhoofd.’ Owen kuchte. ‘Maar goed, wanneer kom je naar huis?’
Dat wist hij nog niet. Sheridan was zo zwak dat hij moeilijk de deur achter zich dicht kon trekken en haar hier achterlaten. Hij betwijfelde of ze dolblij zou zijn om hem te zien, maar ze had niemand anders. ‘Ik weet het niet.’
‘Als ze overlijdt, is het misschien beter als jij niet in de buurt rondhangt.’
‘Ze gaat niet dood.’
Stilte. Na een tijd zei Owen: ‘Hopelijk heb je gelijk. Ik ben op.’ Hij zette zijn woorden kracht bij met een geeuw. ‘Ik ga maar eens.’
‘Wacht even.’ Cain hield hem tegen voordat hij kon ophangen. ‘Denkt pap dat ik Jason heb neergeschoten?’ Hij had John Wyatts goedkeuring nooit kunnen wegdragen, ook niet nadat hij zijn leven had gebeterd en was gaan studeren.
‘Ik weet niet hoe hij erover denkt,’ zei Owen. Er klonk echter geen overtuiging in zijn stem, en daarin school het echte antwoord.