Hoofdstuk 8
Voor Sheridans gevoel duurde het nog geen twee tellen voordat het alweer ‘later’ was, maar toen ze zag dat de zon al bijna onderging, begreep ze dat er al uren waren verstreken.
‘Het avondeten is klaar,’ kondigde Cain aan, zachtjes schuddend aan haar schouder.
De nare herinnering aan Owens onthulling lag al op de loer om de rest van haar dag te verpesten. ‘Ik wil een pijnstiller,’ bromde ze, vechtend tegen het wakker worden.
Vanwege het gekletter van serviesgoed, waarvan ze wakker was geworden, wist ze dat Cain een dienblad had binnengedragen en op het nachtkastje had gezet, maar ze kon het niet opbrengen om haar ogen open te doen. Ze had geen honger. Telkens als ze terugdacht aan haar gesprek met Owen – telkens als ze hem voor zich zag, verstopt in die camper – wilde ze het liefst zo diep mogelijk onder de dekens wegkruipen.
‘Ik geef je geen pijnstillers meer,’ zei Cain.
Nu vlogen haar ogen wel open. ‘Wát?’
‘Je raakt er te gedesoriënteerd van, en het kan verslavend werken. Ik gebruik liever kruiden en andere natuurgeneesmiddelen.’
Daar had hij in het ziekenhuis niets over gezegd. ‘Dat is een geintje zeker?’
Ze zag al aan zijn gezicht dat hij geen grapje maakte, nog voordat hij het met zoveel woorden zei. ‘Nee.’
‘Maar waarom dan?’
‘Omdat mijn middeltjes beter voor je zijn, zoals ik al zei. Daar knap je sneller van op. Vertrouw me nu maar.’
Snel opknappen, dat klonk goed. Maar hem vertrouwen? Dat ze hem in die camper had vertrouwd, was op een ramp uitgedraaid. ‘Is er echt een voelbaar verschil? Weet je dat heel zeker?’
‘Je zult het vanzelf wel merken.’
Argwanend keek ze naar de mok op het dienblad dat hij had binnengebracht. ‘Is dat weer thee?’
‘Ja, die krijg je voortaan bij elke maaltijd.’ Hij gebaarde naar de lage kast aan de voet van het bed. ‘Ik heb je handtas meegenomen.’
Eindelijk, een lichtpuntje. Dat werd tijd. De geruststellende gedachte dat haar rijbewijs en creditcards nu in elk geval min of meer in de buurt waren, ontlokte haar ondanks haar narrige bui een zuinig ‘dank je wel’. Ze probeerde overeind te komen om haar tas met eigen ogen te zien, maar liet zich meteen weer zakken zodra er zwarte stipjes voor haar ogen begonnen te dansen.
‘Rustig aan,’ maande hij, en hij hielp haar voorzichtig rechtop te komen zitten door een paar kussens achter haar rug te stoppen. ‘Gaat het zo?’
Ze knikte, maar omdat hij zo verschrikkelijk lekker rook – omdat ze nog steeds graag haar neus in zijn T-shirt zou begraven – werd ze nog narriger. ‘Waar heb je hem gevonden?’
‘In het huis van je oom. Je spullen lagen uitgespreid over de keukenvloer.’
‘Was alles er echt uit gevallen, of was mijn handtas leeggehaald?’
‘Eruit gevallen, denk ik. Alles is er nog, volgens mij – je geld, je creditcards.’
Hoe was het gebeurd? Een worsteling? Kon ze zich maar herinneren waar ze was geweest, wat ze aan het doen was geweest, wat ze had gezíén. ‘Heeft de politie nog vingerafdrukken of andere sporen gevonden?’
‘Nee. De man die jou te pakken heeft genomen, droeg handschoenen. Bij de gootsteen zaten een paar spetters bloed. Ik denk dat hij binnen is gekomen terwijl jij je boodschappen stond uit te pakken. Je zag iets bewegen, of misschien zag je zijn weerspiegeling in het raam, je draaide je om, en toen sloeg hij je neer.’
‘Dus er zat geen bloed van hem bij?’
‘Nee.’
Haar bittere wanhoop moest duidelijk op haar gezicht te lezen zijn, want opeens leek hij behoefte te hebben haar op te beuren. ‘Ik heb je koffer ook meegenomen. Ik dacht dat je zo langzamerhand die ziekenhuispyjama wel zou willen uittrekken.’
Ze voelde zich erg bloot in het grote, van achteren dichtgeknoopte hemd, niet in het minst omdat ze er niets onder droeg. Maar wat ze aan slaapkleding in haar koffer had gestopt, was zo mogelijk nog minder decent. Ze was niet van plan geweest om in gezelschap te slapen. ‘Ik slaap meestal gewoon in een hemdje en een slip.’
Hun blikken troffen elkaar, en de spanning die opeens zinderend in de kamer hing, had een middelgrote stad in het licht kunnen laten baden.
‘Trek maar aan wat het lekkerst zit, ik vind alles best,’ zei hij.
Deed hij nu net alsof ze hem niet in verleiding bracht, wat ze ook aanhad? ‘Kun je even de kamer uit gaan?’ vroeg ze. ‘Ik moet naar het toilet.’ De vorige keren had hij haar geholpen, maar ze was nu beter bij de tijd en voelde zich bovendien extra gemotiveerd om het zelf te doen.
Hij ging niet weg. Hij schoof het dienblad opzij, zodat ze er in het voorbijgaan niet tegenaan kon stoten. En toen reikte hij naar haar deken.
Haastig trok ze haar dunne ziekenhuishemd naar beneden, voordat hij met zijn doelgerichte bewegingen haar billen kon blootleggen.
‘Klaar?’ Zijn arm gleed al om haar rug, maar ze verstrakte en probeerde van hem weg te schuiven. Ze wilde op eigen kracht overeind komen, maar hij negeerde haar weerstand en tilde haar met een zwaai op. Toen hij haar op de wc zette, voelde ze zich zo machteloos als een klein kind.
Walgend van haar zwakte en pijn wachtte ze tot de deur dichtging. Toen pas had ze een beetje privacy, al bleef ze zich bewust van Cain, die aan de andere kant van de deur stond te wachten tot ze klaar was.
Waarom was ze met hem mee naar huis gegaan? Wat had haar bezield?
Het kwam door de pijnstillers, concludeerde ze. Die hadden haar denkvermogen aangetast. En door de angst. Bij Cain voelde ze zich veiliger dan bij iemand als Ned, die minder slim, minder alert, minder capabel was, en veel minder begaan met de mensen om hem heen.
Toen ze klaar was, zocht ze steun bij de muren en de wastafel om overeind te blijven en waste haar handen. Zodra Cain hoorde dat de wc werd doorgespoeld en de kraan openging, deed hij de deur open en keek met gefronst voorhoofd toe hoe ze zich van het ene steunpunt naar het volgende voortsleepte. ‘Je zou buiten westen kunnen raken en je hoofd bezeren. Dat besef je toch wel?’
Ze duwde hem weg toen hij haar aanraakte. ‘Ik red me wel.’
Hij drong haar zijn hulp niet op, maar bleef wel dicht in de buurt en volgde haar bij elk moeizaam schuifelend stapje, waarbij ze zich vastklampte aan de muren en het sanitair. Ze bood hem vast een schitterend uitzicht op haar ontblote achterwerk toen ze in bed klauterde, maar ze maalde er niet meer om. Ze had de tocht op eigen kracht gemaakt. Dat was op zich al een overwinning – tot de bonkende pijn weer dubbel en dwars toesloeg en haar afstrafte omdat ze te veel had gewild.
Ook de misselijkheid kwam opeens weer opzetten. Ze kneep haar ogen dicht.
‘Gaat het?’
Toen ze niet tot antwoorden in staat bleek, legde hij een hand op haar voorhoofd, maar ze wendde haar hoofd af.
‘Wat is er?’
Ze verbeet een kreun en wiste het zweet van haar bovenlip. ‘Niks.’ Er was geen reden om te zweten; het was niet eens warm in de kamer.
‘Ga je het me niet vertellen?’
‘Wat denk je zelf dat er is? Alles!’ beet ze hem toe. ‘Ik moet verhuizen naar een motel, waar ik voor mezelf kan zorgen.’
Toen ze haar ogen opensloeg om te zien hoe die opmerking aankwam, zag ze dat hij haar aandachtig opnam. ‘Je kúnt niet voor jezelf zorgen. Voorlopig.’
Hij had gelijk. Het had geen enkele zin om ertegen in te gaan. Ze kon haar onmacht alleen niet onder ogen zien zonder tranen te voelen opwellen. Ze voelde zich zo ellendig, zo hulpeloos. Iemand had haar dit met opzet aangedaan. Waarom? Het sloeg nergens op. Ze was net in het dorp aangekomen, ze was er nog te kort om iemand tegen zich in het harnas te jagen.
‘Wil je me alsjeblieft mijn pijnstillers brengen?’ vroeg ze. ‘Een heleboel?’ Ze moest de boel platleggen. De pijn, Cain, het verleden – alles drong zich te erg aan haar op.
‘Sheridan.’
Ze weigerde hem aan te kijken. Aan zijn stem hoorde ze dat hij had gezien dat de tranen in haar ogen stonden. Ze was teruggekomen naar Whiterock om het verleden recht te zetten – voor zover dat in haar macht lag, in elk geval. Ze was het aan Jason verplicht om alles te doen wat ze kon om zijn moordenaar te laten berechten. En nu kon ze helemaal niets meer, behalve afhankelijk zijn van deze man. Híj was de reden dat Jason die avond op Rocky Point was. Ze had Jason gebruikt, gewoon gebruikt om Cain jaloers te maken. ‘Wat?’ fluisterde ze.
‘Ik begrijp best dat je je klote voelt, oké? Maar het zou schelen als je iets at. Dan kan ik je thee geven tegen de pijn. Ik heb ook nog een zalfje. Het ruikt niet best – het is eigenlijk bedoeld voor paarden – maar het zal je verbazen wat het met blauwe plekken doet.’
Had hij ook iets tegen hartzeer? Twaalf jaar lang had ze zich verre gehouden van Whiterock, tot ze had gedacht dat ze sterk genoeg was om eindelijk terug te komen. En nu dit…
Ze keerde hem de rug toe. ‘Laat dat eten maar zitten. Geef me gewoon pijnstillers, maakt niet uit wat.’
Hij legde een hand op haar rug en streek even over de blote huid tussen de randen van haar hemd. Hij probeerde haar gerust te stellen, te kalmeren alsof ze een van zijn gewonde dieren was. Ze had niet de illusie dat er meer achter zijn aanraking zat. ‘Je moet echt eten, hoor je me? Je kunt misselijk worden van die thee als ik je die op je nuchtere maag laat drinken.’
‘Eten komt morgen wel.’ Ze zette haar tanden op elkaar om niet te kreunen van de pijn die het kostte om te bewegen en kroop dieper weg onder de dekens.
‘Je wordt zeker niet sneller beter door me tegen te werken.’
Er was een onverbiddelijke, bijna boze toon in zijn stem geslopen, en ze verwelkomde die, omdat het haar in staat stelde ook boos te worden. ‘Laat me met rust.’
‘Nee.’ Hij sloeg de dekens open, en ze voelde koele lucht. ‘Ik heb de verantwoordelijkheid op me genomen om voor jou te zorgen,’ zei hij. Hij hielp haar met zachte dwang overeind en legde een hand onder haar kin, zodat ze hem wel moest aankijken. ‘En je gaat nu iets eten.’
‘Ik begrijp niet eens wat ik hier doe. Waarom moet jij zonodig voor me zorgen?’
‘Omdat er, voor zover ik weet, geen leger vrijwilligers stond te trappelen!’
Ongeduldig haalde ze een hand over haar kin om haar tranen niet op haar borst te laten vallen. ‘Ik heb hier ook geen vrienden.’
‘Wat heb ik verkeerd gedaan?’ vroeg hij. ‘Ik raak namelijk verdomd in de war van die plotselinge omslag in je houding.’
‘Ah, dus jíj bent in de war.’
‘Inderdaad, ja.’
Ze keek hem woest aan, en hij keek woest terug. Zoals zoveel mannen voelde hij zich onbehaaglijk bij het zien van haar tranen en wilde hij er iets aan doen. Maar zijn pogingen haar te helpen hadden hun doel niet bereikt, en nu stak de frustratie de kop op.
‘Vind je dat het op de een of andere manier mijn schuld is?’ vroeg hij.
‘Dat ik ben aangevallen? Nee.’ Ze kon het hem niet verwijten. Hij had haar gered. En hij was aardig voor haar geweest, sindsdien. Ze kon alleen de beelden die Owen had opgeroepen niet meer uitbannen. Door de jaren heen had ze die ervaring met Cain in haar hoofd afgespeeld als een gekoesterde grijsgedraaide film – en er keer op keer van genoten. Het besef dat Owen erbij was geweest, verpestte dat en vervulde haar met afgrijzen.
‘Vertel me dan wat er veranderd is.’ Even leek hij zijn handen te willen gebruiken om haar tot rust te brengen, maar door haar eerdere reactie op zijn aanraking zag hij daar nu maar van af.
Ze begreep wel waarom Cains honden naar hem luisterden. Die neiging bemerkte ze ook bij zichzelf. Maar het was juist dat charisma, die onbenoembare magie van hem, die haar eerder in de problemen hadden gebracht.
Ze rechtte haar rug en slikte moeizaam. ‘Owen heeft ons die avond gezien,’ fluisterde ze.
Cain reageerde niet meteen. Hij keek weg, verlegde de vork op het bord, naast de biefstuk die hij in hapklare stukjes had gesneden. ‘Waar heb je het over?’
‘Ach ja, sorry,’ zei ze met een zuur lachje. ‘Er waren ook zoveel meisjes dat je dat vast vergeten bent. Om je geheugen even op te frissen: wij hebben ooit samen… We hebben een keer seks gehad. In een camper. Op een feest. Ik was zestien en jij was –’
‘Dat weet ik nog.’
Er lag meer dan genoeg gevoel in die paar woorden, maar wat voor gevoel precies zou ze niet durven zeggen. ‘Owen was er toen ook. Hij heeft ons van begin tot eind bekeken. Wist je dat?’
‘Dat kan niet.’ Zijn gezicht betrok. Was hij boos, of voelde hij zich even opgelaten als zij? Nee, Cain voelde zich nooit opgelaten. Daar was hij te onverschillig voor.
‘Toch is het zo,’ zei ze met klem.
‘Hoe weet je dat?’
‘Dat heeft hij me verteld toen hij hier vandaag was.’ Haar hoofd deed zeer. Alles deed zeer, haar hele lijf, van top tot teen. Maar ze moest nu echt ophouden met huilen. Ze wilde niet huilen in Cains bijzijn. ‘Hij… Hij zei dat hij bij de camper stond toen wij naar binnen gingen. Maar door de manier waarop hij het zei, kreeg ik het idee… dat hij erbij was. Binnen.’
Cain sloeg zijn armen over elkaar, maar ontspannen was hij niet. ‘Zelfs als dat echt zo is, moet je daar niet over inzitten. Hij heeft het nooit iemand verteld. En dat gaat hij ook niet meer doen.’
‘En daarmee klaar?’ zei ze. ‘Ik moet er vooral niet over inzitten? Hij is getuige geweest van de grootste vernedering van mijn leven!’
Hij deinsde terug alsof ze hem had geslagen. Het duurde maar heel even, toen stond hij op en liep de kamer uit. Na een tijdje kwam hij terug met de pijnstillers die het ziekenhuis had voorgeschreven, en een glas water om ze weg te spoelen.
‘Hier.’
Haar harde woorden hadden haar boosheid en rancune gedoofd. Ze voelde zich koud en leeg, en beurs van een wrang gevoel van spijt.
Die pillen waren haar nooduitgang. Ze had ze nodig, ze had de ontsnapping nodig die ze haar konden bieden. Gretig nam ze twee pillen aan en slikte ze tegelijk door. Daarna pakte Cain met een strak gezicht het lege glas en het dienblad en liep de kamer uit.
Cain kreeg Owen niet te pakken. Dus ging hij maar met zijn honden op de verandatrap zitten en snoof dankbaar de koele avondlucht op. Hij liep nu al acht dagen rond met die man in zijn hoofd die Sheridan te grazen had genomen, met het geweer dat in zijn blokhut was ontdekt, met de onuitroeibare twijfels van zijn stiefvader en met zijn moeder. Om de een of andere reden bracht Sheridan Julia weer bij hem boven, en door het gemis voelde hij zich weer even jong en verlaten als op zijn zeventiende. Zijn moeder was het enige lichtpuntje in zijn mislukte kindertijd geweest, en hij had moeten toezien dat ze wegteerde tot er niets meer van haar over was.
Hij leunde achterover, steunend op zijn handen, en staarde naar de sterrenhemel.
Koda voelde zijn rusteloosheid en jankte trouwhartig met hem mee, roffelend met zijn staart tegen de houten planken. Maximillian lag met zijn kop op Cains schoot, en Quixote lag bij zijn voeten te suffen. Cain gaf de voorkeur aan de eenvoud van dieren boven de complexiteit van mensen. Hij had de zorg voor Sheridan misschien toch aan een ander moeten overlaten. Of Ned een bewaker voor haar kamerdeur in het ziekenhuis moeten laten posteren. Wat dan ook.
Het probleem daarmee was dat hij niet veel ophad met veel geneesmethoden van reguliere artsen. Het chemische middel dat ze voor de ene kwaal voorschreven, riep weer nieuwe klachten op. Cain wist dat hij het zelf beter kon, met een beetje inspanning van zijn kant en wat doorzettingsvermogen van Sheridan. Hij kon haar symptomen misschien minder goed verhullen, maar hij kon haar genezen zonder nieuwe problemen te veroorzaken.
Dat was wat hij wilde; hij wilde haar een reële kans op volledig herstel bieden. Misschien was het zijn manier om boete te doen voor het feit dat hij haar had verleid toen ze nog pubers waren, in de tijd dat hij druk bezig was geweest een puinhoop te maken van zijn eigen leven en dat van anderen.
Hij wrikte een steentje uit de grond, liet het over de open plek zeilen en luisterde tot hij het hoorde landen in de buurt van het schuurtje waar hij zijn gereedschap en de grasmaaier bewaarde. Owen had tegen hem nooit iets over de camper gezegd. Waarom had hij aan Sheridan verteld dat hij erbij was geweest? Hij had toch kunnen weten dat het haar van streek zou maken? Elke vrouw zou daar toch door van streek raken? Het was haar eerste keer geweest, dat maakte alles nog erger. En nu bleek het ook nog eens vernederend te zijn geweest. Cain had zijn best gedaan, maar… Kom op zeg, hij was een verknipte jongen van zeventien! Wat wist hij nou helemaal?
Hij pakte de telefoon die hij mee naar buiten had genomen en deed de zoveelste poging om Owen te bereiken. Het was al laat op de avond, maar hij dacht niet dat het zin had om naar bed te gaan voordat hij zijn stiefbroer had geconfronteerd met die stompzinnige actie. Het was al erg genoeg dat Owen niet had laten weten dat hij er was voordat ze uit de kleren waren gegaan, maar dat hij Sheridan in verlegenheid bracht door haar dat twaalf jaar later te vertellen – dat kon echt niet.
De telefoon was nog maar één keer overgegaan, toen Owens vrouw opnam.
‘Hallo?’
‘Lucy?’
‘Hé, Cain!’
Hij hoorde aan haar stem dat ze glimlachte. ‘Hoe gaat het?’
‘Met mij gaat het goed,’ zei ze, ‘Maar jij hebt het er maar druk mee, hoorde ik.’
‘Dat valt wel mee. Ik probeer altijd wel iets op te lappen. Dat het nu een vrouw is, maakt eigenlijk niet uit.’
‘Als ik Owen zo hoor, is dit wel iets anders dan een verstuikte enkel. Ik kan nauwelijks geloven dat iemand in Whiterock tot zoiets in staat is.’
‘Ik zou graag weten wie het geweest is.’
‘Ik ook.’
‘Is Owen in de buurt?’
‘Hij is in de slaapkamer. Moment.’
Even later hoorde Cain haar stem weer. ‘Hier is hij.’
‘Tot kijk,’ zei hij, waarna de telefoon overging naar zijn stiefbroer.
‘Wat heb jij verdomme tegen Sheridan gezegd?’ vroeg hij voordat Owen ook maar iets had kunnen zeggen.
Er viel een lange stilte.
‘Owen?’
‘Ik begrijp niet waar je het over hebt.’
‘Je hebt tegen haar gezegd dat je in de camper zat.’
‘Ik zei niet dat ik ín de camper zat. Ik heb gezegd dat ik haar met jou naar binnen had zien gaan.’
‘Zij denkt dat je binnen was en toekeek.’
‘Dat is niet waar.’
Cain hoopte uit alle macht dat hij hem kon geloven. ‘Waarom ben je er eigenlijk over begonnen?’
‘Ik heb één vraag voor je,’ zei Owen. ‘Wil je die voor me beantwoorden?’
‘Ik ben flink pissig. Hangt ervan af wat het is.’
‘Hoe heb je het voor elkaar gekregen?’
‘Wat?’
‘Dat jij het bij haar gedaan kreeg? Ze had zelfs nog nooit met een jongen gezóénd voordat jij langskwam.’
Cain was voor haar de eerste geweest, met alles. Maar Owen ging zo te horen niet zomaar op vermoedens af, of op wat hij over haar wist van horen zeggen. Daarvoor klonk hij te zeker van zijn zaak. ‘Waarom denk je dat ze nog nooit had gezoend?’
Er gingen een paar seconden overheen voordat Owen antwoord gaf. Hij had blijkbaar gemerkt dat hij Cains argwaan had gewekt.
‘Ik had een briefje onderschept van een van haar vriendinnen,’ zei hij uiteindelijk.
‘Van wie dan?’
‘Dat weet ik niet meer. Lauren Schellinger, misschien. Lauren ging veel met haar om.’
Hij verzon het waar hij bij stond. Cain hoorde het aan zijn stem. ‘Nee, Owen. Dat vertelde ze me die avond. Ze zei dat niemand haar ooit had gezoend zoals ik, en dat weet jij omdat je erbij was. Waar of niet?’
Owens stilzwijgen stond gelijk aan een bekentenis.
Cain liet zijn hoofd in zijn vrije hand zakken. ‘Je zat in de camper.’
‘Ik durfde toen niets te zeggen, Cain. Dan had ik het voor je verpest.’
‘Waarom hebben we je niet gezien?’
‘Ik zat in de badkamer.’
‘Dat meen je niet.’ Hij had al genoeg spijt van het voorval. Dit kon hij er niet ook nog bij hebben. ‘Denk je dat ik mijn kans om te scoren belangrijker zou hebben gevonden dan haar privacy? Of het feit dat jij nog veel te jong was om met dat soort intimiteit geconfronteerd te worden?’
‘Ik wist niet wat ik moest doen,’ zei hij. ‘Ik was zo blij dat je me eindelijk je belangstelling waardig had bevonden, dat je me mee had gevraagd naar dat feest. Jouw lol bederven was wel het laatste wat ik wilde.’
‘Waarom kom je er dan nu mee? Je hebt twaalf jaar lang je mond gehouden, Owen. Waarom moest je het ons nu dan zonodig laten weten?’
Toen zijn stiefbroer opnieuw stilviel, viel Cain opeens een wel erg aannemelijke reden te binnen. ‘Wacht even… Pap denkt dat ik Jason heb vermoord om Sheridan. Dat is wat hij je vertelt, en door wat jij je herinnert van wat je in die camper hebt gezien, begin je daar nu ook geloof aan te hechten.’
‘Ik geloof het helemaal niet,’ wierp Owen tegen.
Als dat zo was, had hij het nooit ter sprake gebracht. Zonder Jason had wat er tussen Cain en Sheridan gebeurd was even weinig betekenis voor hun huidige leven als Cains ervaringen met ieder ander meisje.
‘Waarom ben je er uitgerekend tegen Sheridan over begonnen?’ drong hij aan. ‘Waarom ben je er niet mee naar mij toe gekomen?’
‘Ik was benieuwd hoe ze over jou dacht, dat was alles. Hoe diep het tussen jullie ging, of er misschien, zonder dat iemand ergens vanaf wist, iets tussen jullie speelde. Meer dan wat ik zelf had gezien, bedoel ik,’ voegde hij er schutterig aan toe.
‘Het was iets eenmaligs,’ zei Cain. De grootste vernedering van haar leven, had ze gezegd. ‘Ik was absoluut niet jaloers dat ze met Jason was.’
‘En dat weet je zeker?’
‘Dat weet ik zeker, ja.’
‘Vanmorgen vroeg heeft Maureen Johansen tegen Ned gezegd dat jij ook op Rocky Point was, die avond dat Jason werd neergeschoten.’
Hij kwam zo snel overeind dat zijn honden alle kanten op schoten. ‘Bijna iedereen zat in het weekeinde op Rocky Point. Dat was ook een van de redenen waarom die moord op Jason zo verdomd hard aankwam.’
‘Zij denkt dat het een schok voor je was toen je Sheridan daar zag met Jason. Ze zei dat je je vreemd gedroeg toen je besefte dat ze er samen waren. Volgens haar wilde je zelfs eerder naar huis.’
Dat klopte. Hoe onverschillig ze hem zogenaamd ook liet, het had Cain niet lekker gezeten dat ze met zijn stiefbroer uitging. Maar een brave, keurige cheerleader was gewoon geen meisje voor hem. Nu hij met haar was geweest, wist hij dat ze even onschuldig was als ze leek en had hij geen belangstelling meer. Dat hij overal een puinhoop van maakte, betekende nog niet dat hij haar er ook in moest meesleuren. Er waren genoeg andere meisjes om mee te rotzooien; gewillige, beschikbare meisjes die geen goede naam hoog te houden hadden.
Cain had gehoopt dat Sheridan gewoon zou doorgaan met haar leven alsof die avond in de camper er nooit was geweest. Hij ging ervan uit dat niemand erachter zou komen zolang zij haar mond erover hield, want van hem zou in elk geval niemand het horen. Maar een paar weken later werden zij en zijn stiefbroer neergeschoten en veranderde de vergissing die hij met Sheridan had begaan in iets groters dan alleen haar eerste keer. Zonder haar zou Jason daar niet zijn geweest. Rocky Point was voor de ruige pubers. Het was niet Jasons wereldje, en dat van Sheridan al evenmin. Daarom wist Cain ook dat ze hem er iets mee duidelijk had willen maken.
‘En waar heeft Maureen dat allemaal vandaan? Ik heb haar die avond niet eens gesproken.’
‘Het komt door het ballistisch onderzoek van dat geweer – en de aanval op Sheridan. Daardoor is iedereen weer in rep en roer. En Ned en Amy maken het er niet beter op.’
‘Als Ned denkt dat ik Sheridan heb mishandeld, waarom liet hij dan toe dat ik haar in huis nam?’
‘Dat was haar eigen keuze, zei hij.’
Dus de achterdocht bleef, onderhuids. Ondanks de geheimzinnige man die een verpleegkundige omver had geduwd om het ziekenhuis uit te komen. Dacht Ned soms dat Cain iemand had ingehuurd om met een pruik op door de gangen van het ziekenhuis te komen rennen? ‘Wat een idioot gedoe.’
‘Cain?’ De stem van Sheridan brak door zijn concentratie. Ze klonk schril, zwak, maar wel dringend. ‘Cain!’
Er was iets mis. ‘Ik moet weg.’ Zonder Owens reactie af te wachten verbrak hij de verbinding, holde naar binnen en mikte in de vlucht de telefoon op het haltafeltje.
‘Ik kom er aan!’ riep hij. Toen hij de slaapkamerdeur opendeed, zag hij haar op de vloer liggen. ‘Wat is er? Wat doe je uit bed?’
‘Ik moet… badkamer. Ik… misselijk.’
O jee. Ze reageerde verkeerd op de medicijnen.
Hij plukte haar van de vloer en droeg haar in zijn armen naar de badkamer. Ze waren nauwelijks door de deur of ze begon al over te geven. ‘Ga weg,’ zei ze, zwakjes gebarend met haar hand terwijl ze kokhalsde.
Maar hij kon haar niet alleen laten. Ze kon nauwelijks op eigen kracht overeind blijven. ‘Ik ga nergens heen,’ zei hij, en hij ondersteunde haar tot ze klaar was met overgeven. Na afloop lag ze bleek en zwak in zijn armen.
‘Het komt goed,’ fluisterde hij. Hij veegde haar haren uit haar bezwete gezicht. ‘Je komt er wel bovenop.’
Er gleed een traan over haar wang, maar ze liet haar hoofd tegen zijn borst vallen.
‘Kom, we gaan terug naar bed.’
Toen hij haar optilde, deed ze een zwakke poging om hem af te houden. ‘Nee… niet zo. Ik moet… in bad.’
Ze had echter niet de kracht om zelf in bad te gaan, en zijn hulp zou ze er niet bij op prijs stellen.
Na een korte aarzeling zette hij haar op het bed terwijl hij de shampoo, de zeep, een tandenborstel en tandpasta bij elkaar zocht. Toen droeg hij haar naar buiten, het huis uit, over de open plek en de schuine oever af, achter de kliniek, naar het zwemplekje in de smalle heldere beek. Het was geen bad, maar hij wist dat het water haar zou schoonspoelen en afkoelen tegelijk.
Met kleren en al liep hij het water in en liet het kabbelende water hen beiden omspoelen.