Hoofdstuk 13

 

 

 

‘Niet doen.’

Verstoord keek ze op naar Cain, tegenover haar aan tafel. Vervolgens keek ze weer peinzend naar de kaarten in haar hand. Ze waren aan het pokeren, op haar voorstel. Ze had niet de kracht om veel te ondernemen, maar ze was het in bed liggen beu en was op zoek naar afleiding. Moest ze zijn opmerking negeren? Ze wilde haar inzet verhogen, maar na zijn waarschuwing sloeg opeens de twijfel toe.

Meteen gevolgd door argwaan.

‘Wat ben je voor pokerspeler, dat je de tegenstander waarschuwt voor je eigen goede kaart?’ vroeg ze.

‘Eentje met een geweten, denk ik.’

Nadenkend keek ze naar het hoopje geld midden op de tafel. Ze hadden elk rond de vijftig dollar ingelegd – geen kapitaal, maar ze kon het zich ook niet veroorloven om veel geld te verspelen. Met haar salaris hád ze niet eens veel geld te verspelen. ‘Sinds wanneer heb jij een geweten?’ zei ze plagerig. ‘Je bluft, volgens mij. Je hebt vast een waardeloze kaart, en nou hoop je dat ik pas, dan hoef jij dat niet meer te doen.’

Hij trok een mondhoek op in een scheef lachje en tikte met zijn wijsvinger op tafel. ‘Wil je het echt weten?’

‘Ja.’

‘Eerlijk gezegd doe ik mijn best om geen misbruik van je te maken.’

‘Je hoeft me niet te waarschuwen. Ik kan heel goed voor mezelf zorgen. Ik weet niet of je het weet, maar ik ben al een grote meid, hoor.’

Zijn blik gleed over haar heen. ‘Dat was me al opgevallen, ja.’

‘Maar…’

Hij begon te lachen. ‘Wat me ook is opgevallen, is dat je beroerd pokert.’

‘We zijn net een kwartiertje bezig,’ mopperde ze.

‘Ik had al aan drie minuten genoeg.’

‘Je lult uit je nek!’ Ze mikte een rood fiche op tafel. ‘Ik leg er tien bij.’

‘Zelf weten.’ Met een zucht gooide hij er een blauw fiche bij.

‘Wacht even. Wil je er niet iets langer over nadenken? Ik heb wel vertrouwen in mijn kaarten, dat mag duidelijk zijn.’

‘Ik ben tevreden.’

Shit. Zij had de pot met tien dollar verhoogd, hij had nog eens twintig ingezet, nu stond zij weer voor precies dezelfde keuze als eerst. Moest ze passen of nog eens verhogen? ‘Jij vindt dat ik mijn verlies moet nemen.’

Hij wreef over zijn kin. ‘Dat vind ik inderdaad.’

‘Maar het kán zijn dat je bluft.’

‘Dat kan, maar het is niet zo.’

Ze bestudeerde hem over de rand van haar kaarten. Ze had drie achten in haar hand, haar beste kaart tot nu toe. Ze wilde winnen met die kaart, al was het maar om hem te laten voelen dat hij niet altijd alles beter wist. ‘Als ik nu stop, ben ik zestig dollar kwijt.’

‘Als je nu niet stopt, ben je nog meer kwijt.’

Ze beet weifelend op haar onderlip. ‘Ach, wat maakt het ook uit,’ barstte ze toen uit, en ongeduldig legde ze haar kaarten op tafel.

Hij keek naar de kaarten, glimlachte alsof hij niet anders had verwacht en legde zijn eigen kaarten open. Hij had een full house.

‘Je loog dus niet,’ zei ze, terwijl hij de fiches naar zich toe haalde.

‘Nee.’

‘Waarom waarschuwde je me dan? Je had nog veel meer kunnen binnenhalen.’

‘Iemand die me zo aan mijn moeder doet denken, wil ik niet financieel aan de grond brengen.’

Haar ergernis dat ze niet beter naar hem had geluisterd, verdween onmiddellijk naar de achtergrond. Cain had het bijna nooit over zijn verleden of zijn familie. ‘Doe ik je aan je móéder denken?’

‘Zeker weten.’

Julia Wyatt was een mooie vrouw geweest. Sheridan zou zich gevleid hebben gevoeld als hij had gezegd dat ze op haar leek, maar ze zou echt niet weten in welk opzicht ze met haar te vergelijken was. ‘Waarom dan?’

‘Op je gezicht staat alles af te lezen wat je voelt. Jij kan volgens mij gewoon niet overtuigend liegen, al hing je leven ervan af.’

Dat was niet zo best. Ze probeerde hem tenslotte dagelijks voor te liegen. ‘Het is alleen maar goed als de mensen om je heen kunnen zien hoe je je voelt. Dan ben ik in elk geval niet duister en nurks, zoals jij.’

‘Duister en nurks?’

‘Nou, niet duister en nurks, misschien, maar… onpeilbaar.’

Hij keek haar met een opgetrokken wenkbrauw aan en begon te delen voor een nieuw spel. ‘Het spijt me, maar als je wilt weten hoe ik me voel, moet je dat vragen.’

‘Is goed,’ zei ze. ‘Dat doe ik. Ik heb meteen al een paar vraagjes.’

‘Zoals…’

‘Hoe jouw moeder en John Wyatt elkaar gevonden hebben, bijvoorbeeld.’

‘Wat heeft dat te maken met open zijn over mijn gevoelens?’

‘Dat komt nog.’

‘We hadden het over pokeren.’

‘Wilde je dan nog iets kwijt over dat onderwerp?’

‘Ik wilde net open zijn over mijn gevoelens daarover.’

Ze sloeg haar armen over elkaar. ‘Prima. Ga je gang.’

Met een uitdagend lachje keek hij haar aan. ‘Ik vind het vervelend dat ik je je geld afhandig heb gemaakt.’

‘Dat is… heel aardig van je,’ zei ze, maar ze had het gevoel dat er nog meer achter zat. ‘Maar?’

Zijn glimlach werd breder. ‘Aan de andere kant zou ik het helemaal niet vervelend vinden om je je kleren afhandig te maken.’

‘Ik begrijp dat ik nu getuige ben van de Cain die open en eerlijk is over zijn gevoelens?’

Hij was klaar met delen en legde de rest van het stapeltje midden op tafel. ‘Ik wilde alleen bewijzen dat ik in staat ben om te zeggen wat ik voel.’

Ze lachte tegen wil en dank. ‘Ik ben met stomheid geslagen door je diepzinnigheid.’

‘Dat was niet waar ik op uit was, maar ik doe het ervoor. Maar goed, wat zeg je ervan?’

‘Als we overgaan op een prijzenpot waardoor jij je minder bezwaard voelt, ga je me vast niet meer waarschuwen mijn inzet niet te verhogen.’

‘Geen denken aan,’ zei hij. ‘Jij kon toch voor jezelf zorgen?’

Ze bedacht dat ze nog maar één potje had gewonnen. ‘Nee, dank je.’

‘Het zou de boel wel interessanter maken.’

Nee, het zou het link maken. Ze zou graag kunnen zeggen dat haar competitieve inslag haar opjutte, maar ze wist dat de bron van de verleiding iets lager zat dan haar brein. ‘Ik ga niet het risico nemen dat ik hier straks poedelnaakt aan tafel zit met jou tegenover me, met al je kleren nog aan je lijf en zo’n lachje van “ik zei het toch…” op je gezicht.’

‘Tja, die kans bestaat.’

En dan was er nog de kans op wat er waarschijnlijk gebeurde als ze wel toegaf aan de verleiding. ‘Waarom is je moeder met John Wyatt getrouwd?’ vroeg ze.

Haar vraag ontnuchterde hem, en hij leunde achterover. ‘Dat andere onderwerp beviel me toch stukken beter.’

‘Ik ben er echt benieuwd naar.’

‘Ze hield van hem, denk ik. In het begin. En ik denk dat ze het als een uitweg zag.’

‘Een uitweg uit…’

‘Uit ons bestaan. Ze werkte in de bediening in een striptent in Nashville. Niet de beste omstandigheden, maar van de banen die ze kon krijgen, betaalde dit in elk geval genoeg voor een dak boven ons hoofd en meer tijd om samen door te brengen.’

‘Hoe zat het met je vader?’

‘Wie?’

‘Heeft hij nooit van zich laten horen?’

‘Nooit.’

‘En je moeders familie?’

‘Haar ouders hebben haar het huis uit gezet toen ze zwanger raakte, dus daar hoefde ze ook niet op te rekenen.’

Ze vroeg zich af of Julia ooit in de verleiding was gekomen om zelf te gaan strippen om meer fooien op te strijken, maar dat ging ze Cain echt niet vragen. ‘Heb jij haar familie ooit leren kennen?’

‘Nee. Ze was als baby geadopteerd, maar de vrouw van het echtpaar dat haar had aangenomen, raakte kort daarna zelf zwanger, en ze heeft zich altijd achtergesteld gevoeld. Als ze haar zomaar op straat konden zetten, zonder ooit te proberen haar terug te vinden, zie ik het nut er niet van in om contact met ze te zoeken.’

‘Dus John zat regelmatig in een striptent?’ Ze herinnerde zich dat hij even vaak naar de kerk ging als haar ouders; die twee beelden botsten voor haar gevoel.

‘Zijn verhaal is dat ze elkaar in een restaurant hebben ontmoet.’

Ze deed haar haar achter haar oren. ‘Je moeder vond het vast fijn dat jij toch nog een vader kreeg.’

‘En zo’n fijne vader, ook,’ zei hij schamper.

‘Had zíj het gevoel dat ze een verkeerde keuze had gemaakt?’

‘Dat kreeg ze vrij snel in de gaten, volgens mij. De eerste twee, drie jaar was er niets aan de hand, maar John gedroeg zich vaak als een groot kind, en dat werd op den duur wel een probleem. Hij eiste al haar aandacht op, en ik zat daarbij alleen maar in de weg. Ik weet wel zeker dat ze uiteindelijk bij hem weg zou zijn gegaan, maar toen kreeg ze de diagnose.’

‘Ze modderde dus eigenlijk maar door.’

‘Ze modderde door omdat hij haar niet mishandelde, hoe irritant zijn zelfmedelijden en emotionele uitbarstingen soms ook waren. Ze wilde mij niet alleen achterlaten, ze wilde niet doodgaan in de wetenschap dat ik niemand meer had, en ze vertrouwde erop dat Marshall voor me zou doen wat hij kon, zolang ze bij John bleef.’

‘En John zelf? Als het niet goed ging met hun huwelijk, waarom bleef hij er dan in hangen? Waarom heeft hij al die maanden voor haar gezorgd? Uit medeleven?’

Cain raapte zijn kaarten op en staarde ernaar. ‘Hij wist maar al te goed dat hij geen cent van Marshall meer hoefde te verwachten als hij was weggegaan. Marshall had toen de doe-het-zelfzaken al verkocht in plaats van John de boel te laten overnemen. Hij had het geld nodig voor zijn oude dag, al zag John het anders, en dat gaf de nodige spanningen. Bovendien werd John graag als held gezien. We konden nergens komen of mensen sloegen hem op de schouder en prezen hem om de offers die hij bracht.’

Hij schudde zijn hoofd. ‘Voor die egotrip was het een kleine moeite om ons bij hem in huis te laten blijven. Het kostte hem verder niets. Marshall sprong bij met de rekeningen toen mijn moeder niet meer kon werken, en John ging gewoon zijn eigen gang, alsof ze er niet eens was.’

‘Wat moet dat triest voor haar zijn geweest.’

‘Ik haat hem om de manier waarop hij haar behandeld heeft.’

Ze vroeg zich af waarom Jason, die toch ook in hetzelfde huis had gewoond, nergens last van leek te hebben gehad. Ze had met één vak bij hem in de klas gezeten, en soms hadden ze afgesproken in de bibliotheek om samen huiswerk te maken. Soms had hij haar ook opgebeld, gewoon om een praatje te maken. Hij was populair geweest en ging vaak met meisjes uit, maar ze had gemerkt dat hij belangstelling voor haar had – meer misschien dan voor die anderen. Ze had altijd de indruk gehad dat hij afwachtte tot zij het teken zou geven voor een nieuwe stap in hun relatie. Daar had ze echter altijd voor gewaakt, totdat ze iets met Cain had gekregen.

Toen Cain haar niet had gebeld na het incident in de camper had ze Jason opgespoord en een heel klein beetje met hem geflirt. Meer was er niet voor nodig geweest, zoals ze altijd al had gedacht. Hij had haar mee uit gevraagd, zij had ja gezegd en vanaf dat moment was alles vreselijk verkeerd gelopen. Maar in geen enkel gesprek met Jason had hij ooit laten doorschemeren dat de sfeer thuis gespannen was. Dat had Cains gedrag haar duidelijk gemaakt.

‘Jason deed altijd alsof er niets aan de hand was,’ zei ze.

‘Misschien was dat voor hem ook zo. Zijn vader aanbad hem, hij kon alles krijgen wat hij wilde.’

‘Was John ook zo voor Robert en Owen?’

‘Minder.’

‘Dus Jason was zijn lievelingetje.’

‘Verreweg.’

Ze wilde nog zoveel aan hem vragen, maar ze werden onderbroken door de telefoon. Cain schoof zijn stoel met een piepend geluid naar achteren om het toestel te pakken. ‘Hallo?’

Ze liet haar blik op hem rusten, spelend met de kaarten, met haar hoofd nog bij vroeger, bij Jason en hoe het voor hem moest zijn geweest, bij Cain en Julia, bij John en zijn egoïsme. Daardoor duurde het even voordat ze in de gaten had dat het telefoontje niet voor Cain was. Het waren haar ouders.

‘…Cain Granger… Ja, Granger, ja… Het gaat de goede kant op met haar… Dat kan ik haar beter zelf laten vertellen…’

Ze verbeet een zucht en nam de telefoon aan. Haar mobieltje werkte niet – Whiterock was niet groot genoeg voor een telefoniewinkel, dus ze had nog steeds geen nieuwe oplader – maar ze had via Cains vaste lijn een boodschap voor haar ouders ingesproken. Aan mobieltjes wilden ze echt niet beginnen, dus als ze hen had willen spreken voordat ze terugkwamen, had ze contact moeten opnemen met de cruisemaatschappij, en ze had besloten dat maar niet te doen.

‘Hallo?’

‘Is alles goed met je, lieverd?’ Ze hoorde de zorgelijke stem van haar moeder het eerst, maar haar vader volgde een seconde later aan het andere toestel.

‘Je bent aangevallen, zei je in je berichtje. Wat is er gebeurd?’ brulde hij. ‘Waarom heb je niet gebeld?’

‘Ik zag geen reden om jullie vakantie te verpesten.’ Na alles wat er was gebeurd, barstte ze bijna in tranen uit bij het horen van de stem van de twee mensen die meer van haar hielden dan wie ook ter wereld. Ze had al vaak overwogen om Jonathan, Skye en Jasmine te bellen, maar steeds had ze het uitgesteld, waarschijnlijk omdat ze zouden denken dat ze niet goed bij haar hoofd was om bij Cain te logeren – en omdat ze haar beslissing niet wilde uitleggen of verdedigen. Ze deed liever alsof dit haar slimste optie was geweest. En zolang ze hun maar niets vertelde, kon ze dat volhouden. ‘Het gaat wel – beter dan eerst, in elk geval. Wanneer zijn jullie thuisgekomen?’

‘We zijn er eigenlijk net een paar uurtjes,’ zei haar moeder. ‘Er was een ongeluk gebeurd op de snelweg, dus toen zijn we maar gestopt om iets te eten in plaats van ons aan de file te wagen. Als we hadden geweten wat voor nieuws er op ons lag te wachten…’

‘Hoe erg ben je eraan toe?’ kwam haar vader weer tussenbeide. ‘Moeten we een vlucht boeken?’

‘Nee hoor. Dat is echt niet nodig. Het kind van Leanne kan elk moment komen. Dat willen jullie niet missen, en ik ben er… helemaal bovenop.’

Cain was opgestaan om de televisie zachter te zetten, die op de achtergrond aan stond. ‘Er helemaal bovenop?’ zei hij haar zacht na, terwijl hij de afstandsbediening neerlegde en weer in zijn stoel onderuitzakte.

‘Het was minder ernstig dan het klonk,’ zei ze door de telefoon, met een bezwerende blik op Cain.

‘Je zei wel iets over een ziekenhuis,’ zei haar vader. ‘Het moet toch wel ernstig zijn geweest als je moest worden opgenomen.’

‘Dat was vooral voor onderzoeken. Je weet hoe voorzichtig artsen zijn als het om hoofdwonden gaat.’ Het laatste wat ze wilde was dat haar ouders de geboorte van hun eerste kleinkind misliepen – en hierheen kwamen op het moment dat net het schandaal losbarstte.

‘Dus het gaat echt goed? Weet je het zeker?’ zei haar moeder.

‘Het gaat prima.’ Afgezien van het feit dat ze kampte met ernstig geheugenverlies, dat iemand in Whiterock haar wilde vermoorden, dat Amy haar best deed om haar goede naam te grabbel te gooien en dat ze logeerde bij Cain Granger, de enige jongen die haar twaalf jaar geleden had kunnen verleiden haar deugdzaamheid opzij te zetten… Afgezien daarvan was alles perfect.

‘Waarom kom je dan niet hierheen? Dat zou Leanne ook heel leuk vinden, dat weet ik zeker.’

Niet echt. Leanne zat in de stress door het vooruitzicht dat haar schoonouders kwamen logeren. Sheridan was niet van plan het nog moeilijker te maken voor haar zus. Ze had Leanne gesproken voordat ze naar Tennessee vertrok, en ze waren het erover eens geweest dat Sheridan beter kon wachten tot de baby een paar weken oud was. Als Leanne eenmaal een beetje routine had opgedaan in het zorgen voor een kind en haar andere gasten weer naar huis waren, was het vroeg genoeg om ongestoord wat tijd samen door te brengen. ‘Ik heb me voorgenomen om snel op bezoek te gaan, maar ik moet hier eerst nog een paar dingen doen.’

‘We kunnen ook iemand inhuren die het huis van oom Perry te koop kan zetten,’ zei haar vader.

‘Het lukt me wel, pap. Ik ben hier nou toch, en ik ga pas weg als ik weet wie me… lastigvalt.’

‘Maar je bent niet veilig, zo alleen,’ hield haar moeder vol. ‘En het lijkt me geen goed idee dat je bij die Cain Granger logeert.’

Ze sprak Cains naam uit alsof ze het over ongedierte had. Sheridan boog haar hoofd en wreef over haar slapen. Hoe fijn ze het ook vond om haar familie te spreken, ze kreeg nu al spijt dat ze hun had laten weten dat ze in de problemen was gekomen. ‘Niet doen,’ mompelde ze, maar haar moeder luisterde niet, zoals gewoonlijk.

‘Jullie zijn allebei ongetrouwd, Sheridan. Dat maakt een verkeerde indruk. Je moet naar huis komen voordat dominee Wayne of iemand anders dat hoort. Die jongen van Granger staat vreselijk slecht bekend – je weet toch wat mensen ervan zullen denken.’

‘We hebben het er nog wel over.’ Ze wilde Cain liever niet aankijken, uit angst dat hij meteen zou weten dat ze het over hem hadden, maar waagde het er toch op – en zag dat hij nonchalant in zijn stoel hing, met een arm over de leuning en zijn blik op haar, wachtend tot ze verder konden spelen.

Ze schraapte haar keel en drukte het toestel dichter tegen haar oor.

‘Wat schiet hij ermee op om jou te helpen?’ vroeg haar vader.

‘Niets. Dat is het hem juist.’

‘Het moet hem toch íéts opleveren.’

Op dat moment stond Cain op en liep de kamer uit. Sheridan zou graag denken dat hem nog een of ander klusje te binnen was geschoten, maar ze wist eigenlijk wel zeker dat hij doorhad dat ze het moeilijk had.

‘Kunnen jullie alsjeblieft ophouden?’ fluisterde ze, zodra hij weg was. ‘Cain is een goede vriend voor me geweest sinds ik terug ben.’ Ze werd misselijk bij de gedachte aan de ontdekking die ze waarschijnlijk zeer binnenkort zouden doen over haar verleden. Ze zouden zich publiekelijk vernederd voelen tegenover al hun oude kennissen, vrienden op wie ze hadden gehoopt een goede indruk te maken met hun vrome voorbeeld. En dat was nog niet het ergste. Het allerergste was dat ze zich door haar verraden zouden voelen, omdat zij nooit de waarheid had opgebiecht.

Ze overwoog om het hun nu maar te vertellen, voordat ze het van iemand anders konden horen, maar dat deed ze bij nader inzien maar niet. Er bestond altijd nog een kleine kans dat ze het niet te weten kwamen. Ze betwijfelde of ze dat geluk zou hebben, maar voor alle zekerheid ging ze zichzelf niet bij voorbaat verraden.

‘Je moet ervoor waken je met de verkeerde man in te laten, Sheridan. Je hebt geen idee wat een narigheid dat oplevert. Je kunt beter iemand leren kennen die net als jij vanuit het geloof leeft.’

‘Net als júllie, bedoel je.’

‘Kijk naar je zus. Die is vijf jaar jonger en heeft nu bijna haar eigen gezinnetje. Jij wilt toch ook kinderen? Als je trouwt met een man als Cain, ben je straks gescheiden en ongelukkig – als hij om te beginnen al met je wil trouwen. En stel dat jullie samen kinderen krijgen? Het is zo belangrijk om met een man te trouwen die een goede vader voor je kinderen kan zijn.’

‘Hij is veranderd,’ zei ze met gedempte stem. ‘Hij is anders dan je denkt.’

‘Mensen veranderen niet, Sheridan, niet echt. Hij deelt jouw achtergrond en overtuigingen niet.’

Het had geen zin. Sheridan kon praten wat ze wilde, maar het maakte geen bal uit. Ze kon haar ouders zeggen dat hij haar leven had gered, bij haar was gebleven in de zwaarste nacht van haar leven, haar tegen alles en iedereen had verdedigd, tot hoon aan toe. Maar hij ging niet naar de kerk, en dus deed het er niet toe.

Over een ding hadden ze trouwens waarschijnlijk wel gelijk. Als ze al iets begon met Cain, zou hun relatie nergens toe leiden. Hij was geen type om te trouwen. Hij hoorde hier thuis, op zichzelf in het bos, samen met zijn honden. ‘Ik moet weg,’ zei ze. ‘Ik bel nog wel.’

‘Maar kom je nu naar huis?’ vroeg haar moeder.

Was ze daar onduidelijk over geweest? ‘Pas als ik degene heb gevonden die mij dit heeft aangedaan.’

‘Dat kan wel dagen duren. Of weken, zelfs.’

‘Misschien lukt het wel nooit,’ viel haar vader haar bij.

‘Dus wat jullie betreft kan ik het net zo goed ongestraft laten?’

Stilte. Nee, natuurlijk niet. Haar ouders hadden veel op met gerechtigheid.

‘Als hij na de moord op Jason was gepakt, was dit nooit gebeurd,’ vervolgde ze.

‘Je weet toch niet zeker dat het dezelfde dader is?’

‘Dat kan bijna niet anders. Het zou wel heel erg toevallig zijn als ik twee keer iemand achter me aan kreeg.’

‘Misschien wel, maar is er dan geen vrouw bij wie je kunt logeren?’ vroeg haar moeder.

‘Zoals wie?’

‘Een van je vriendinnen van vroeger.’

‘Lauren Shellinger is niet lang na ons verhuisd. Dat heb ik nagevraagd toen ik hier net was. En zij was de enige aan wie ik zoiets zou durven vragen. Van jullie mocht ik geen contact houden met mijn vriendinnen, weet je nog wel?’

‘De therapeut zei dat je schoon schip moest maken.’

Tja, dat was duidelijk mislukt. Ze was terug in Whiterock en er was nog niets veranderd. Ze trok nog steeds problemen aan.

‘Ik weet zeker dat dominee Wayne je zo een bed zou aanbieden,’ zei haar moeder. ‘We wisselen nog elk jaar kerstkaarten uit.’

Dominee Wayne zou uiteindelijk wel degene worden die haar moeder het nieuws vertelde dat ze op haar zestiende door Cain was ontmaagd. ‘Dat zal ik in mijn achterhoofd houden, mam. Wens je Leanne veel succes met de bevalling?’

‘Dat doe ik.’

‘Je hebt ons wel aan het schrikken gemaakt,’ bromde haar vader.

‘Het spijt me, pap.’

‘Ik ben gewoon blij dat alles goed met je is, lieverd.’ Haar moeder nam het weer over. ‘We bellen zodra de eerste weeën zich aandienen bij Leanne.’

‘Dat zou ik fijn vinden. Ik hou van jullie,’ zei ze, en ze hing op. Daarna bleef ze even zwijgend zitten, zich afvragend hoe ze ooit iemand moest vinden die al een keer ongestraft een moord had begaan en nu al twaalf jaar aan ontdekking was ontkomen. Zeker nu ze de kracht niet had om zelf op pad te gaan.

Had ze zichzelf overschat, de kennis overschat die ze had opgedaan bij De Laatste Linie wat betreft politiewerk?

Twijfel was een even geduchte vijand als angst. Ze moest doen wat ze kon – een of andere manier bedenken om de dader te ontmaskeren. Dat was ze Jason verschuldigd, en Cain, en zichzelf.

‘Kom je nog?’ riep ze.

Cain gaf geen antwoord. Voetje voor voetje, uit angst om te vallen, schuifelde ze naar de woonkamer, waar ze hem naast het raam zag staan, turend door de jaloezieën.

‘Is er iets?’ vroeg ze.

‘Er komt iemand aan.’

‘Waarom slaan de honden dan niet aan?’

‘Daar ben ik ook wel benieuwd naar,’ zei hij. Even later liep hij naar zijn slaapkamer en kwam terug met een geweer.

 

De hondenkoekjes die Amy in haar zak had, bleken overbodig. Voor zover ze kon nagaan, zaten de honden van Cain niet in hun kennel. Des te beter. Vóór de aanval op Sheridan kwam Cain zelden meteen naar buiten stormen zodra de honden het op een blaffen zetten. Daarvoor zaten er te veel wasberen, stinkdieren en opossums in de omgeving. Maar nu was hij ongetwijfeld meer op zijn qui vive.

De afgunst waarmee Amy dag in, dag uit leefde, stak zijn gemene kop op bij de gedachte aan Sheridan en de zorg waarmee Cain haar verpleegde. Mary Martinez had die morgen nog tegen haar gezegd dat Cain had verteld dat hij een week vrij nam, en dat ze maar naar Peter Smoot moest gaan met haar kat.

Cain nam nóóit vrij, want zijn baan was geen gewone baan. Het was zijn leven. Hij deed wat hij het liefste deed, wat hij ook zou blijven doen als hij er geen geld voor kreeg. Maar blijkbaar zou hij voor Sheridan nog de aarde laten ophouden met draaien.

Knarsetandend sloop ze naar de achterkant van het huis, en vandaar naar de zijkant om door het raam van Cains slaapkamer te gluren. Omdat zijn buren zo ver weg woonden, nam hij bijna nooit de moeite om zijn gordijnen dicht te doen. Dan kwam hij zijn kamer in, trok hij zijn shirt en zijn spijkerbroek uit, plofte in zijn boxershort op het bed en zette de tv aan. Ze betrapte hem graag op dat soort onbewaakte momenten. Naar hem kijken was voor haar eigenlijk al genoeg.

Maar vanavond was hij niet in zijn slaapkamer. Het ganglicht dat de kamer binnen viel, bescheen een leeg bed.

Op haar tenen liep ze langs het terras in de hoop om door het keukenraam een glimp van Sheridan of Cain op te vangen, toen ze een gaashek hoorde rammelen – en meteen bleef ze stokstijf staan.

De honden, misschien? Nee, dat leek haar niet. Ze hoorde niets, nog niet het kleinste onvermijdelijke piepje. Maar binnen zag ze de honden ook niet. Wat was er aan de hand?

Ze liep om de hoek van het huis om in hun kennel te gaan kijken – en liep recht op Cain af. Met een verraste kreet sprong ze naar achteren. Hij had haar ook gezien, dus snel wegschieten kon niet meer.

‘Wat doe jij hier?’ bromde hij.

Ze raapte al haar moed bijeen en trok haar uniform recht, dat ze speciaal had aangetrokken voor het geval er zoiets gebeurde. ‘Ik kwam me ervan vergewissen dat de man die Sheridan heeft gegrepen niet weer bij jullie op bezoek komt. Wat dacht je dan? Jemig Cain, ik schrok me lens van je.’

Hij weifelde, alsof hij haar reactie even op zich liet inwerken. ‘Dus jij hebt de honden niet neergeschoten?’

‘Neergeschoten?’ herhaalde ze geschokt.

‘Iemand heeft ze verdoofd, en volgens mij is daar mijn eigen verdovingsgeweer voor gebruikt. Die kun je niet op elke straathoek krijgen, die dingen.’

‘Ze zijn toch niet dood?’

‘Nee.’

‘Wat heeft het voor zin om ze te verdoven?’

Cain keek niet meer naar haar. Zijn ogen speurden de omringende duisternis af, tuurden in de schaduwen, naar de bomen. ‘Om ze buitenspel te zetten. De grote vraag is waarom de dader ze niet heeft doodgeschoten om er maar helemaal vanaf te zijn.’

‘Misschien is het iemand die van dieren houdt.’

‘De kans lijkt me groter dat het iemand is die weet dat een verdovingsgeweer minder herrie maakt. Wie het ook was, hij wilde niet dat ik meteen onraad rook.’

Er klonk een harde knal, en toen suisde er iets vlak langs Cain dat met een doffe smak tegen de houten muur van zijn huis sloeg. Amy hoorde meteen dat het een kogel was, maar ze kreeg geen tijd om nader onderzoek te doen. Cain trok haar omlaag en kroop met haar naar de schuur, die enigszins dekking bood. ‘We hebben bezoek. Heb je je pistool bij je?’

‘Ja.’ Haar dienstwapen zat in haar holster. Na wat Sheridan was overkomen, keek ze wel uit om ongewapend in het bos rond te sluipen. Ze had alleen nooit gedacht dat ze ooit gedwongen zou zijn het echt te gebruiken. Ze zat nu zes jaar bij de politie en had nooit een schot gelost – behalve dan op de papieren doelen die op een paal in de tuin van haar broer gespijkerd zaten.

Geritsel tussen de bomen joeg haar hart op hol. Er liep daar écht iemand rond, iemand die het op hun leven had gemunt.

‘Ik ga hem uit zijn tent lokken,’ zei Cain zacht. ‘Ga naar binnen en blijf bij Sheridan. Laat niemand binnen. En blijf laag bij de grond.’

Ze knikte, al was Sheridan bewaken wel het laatste wat ze van plan was. Ondanks de schrik, die haar benen even onbetrouwbaar maakte alsof ze een halve fles whisky achterover had geslagen, speelde ze het klaar om overeind te blijven en naar de voorkant van het huis te lopen, zoals Cain verwachtte. Maar zodra hij het bos in dook, haastte zij zich naar de hondenkennel. Toen ze bij het hek kwam, zag ze de roerloze lichamen, en ze voelde de rillingen weer over haar rug lopen.

Haar auto stond ruim een kilometer verderop langs de weg, bij het huis van Matherley. Ze stak door over het terrein van het Wildlife Agency en repeteerde alvast wat ze moest zeggen als Cain haar betrapte. Ze zou zeggen dat ze haar sleuteltjes in de auto had laten zitten en bang was dat de schutter ermee zou vluchten. Waarom zou ze in zijn huis wegkruipen met zijn eigenlijke doelwit? Als het aan haar lag, werd Sheridan liever vandaag dan morgen neergeschoten.

Maar voor Cain stond ze doodsangsten uit. Zijn pogingen die trut te beschermen die de oorzaak was van alle ellende, konden heel goed zijn dood worden. Was Sheridan nou maar naar huis gegaan…

Ze nam zich voor haar broer op te roepen zodra ze bij haar auto kwam, verder rennend met een hand in de lucht tegen de takken die in haar gezicht zwiepten. Maar toen ze bijna bij de weg was, dook tussen de bomen opeens een donkere gestalte op.

Met bonkend hart bracht ze haar pistool omhoog en legde haar vinger om de trekker. Ze was ervan overtuigd dat ze iemand kon doden om zichzelf of Cain te redden. Maar net op dat moment viel het maanlicht op het gezicht van de man en herkende ze hem.

‘O, ben jij het.’ Opgelucht stopte ze haar pistool weer in zijn holster. ‘Je liet me schrikken. Wat doe jij hier?’

Hij hief het geweer dat hij in zijn handen had. ‘Hetzelfde als jij, denk ik. Cain belde me een halfuurtje geleden. Hij had een raar geluid gehoord, zei hij. Ik ben in de auto gestapt om samen met hem te kijken wat er aan de hand is.’

Met een zucht van opluchting liet ze haar ogen over de omgeving gaan. ‘Waarom heb je mij niet gebeld?’

‘Ik dacht dat we het wel met zijn tweeën aankonden.’

‘Heb je iets gezien?’

Hij zette zijn geweer tegen haar auto. ‘Nee, en ik heb het hier grondig uitgekamd. Als er iemand was, is hij nu weg.’

‘Dat denk ik niet.’

‘Hoezo?’

Ze legde haar hand op haar pistool en hield haar ogen op het bos. ‘Een paar minuten geleden heeft hij me nog bijna geraakt.’

‘Dat meen je niet!’

‘Was het maar zo. We moeten blijven zoeken.’ Hoe sneller ze iemand konden arresteren, des te eerder was Sheridan tevreden en ging ze terug naar Californië.

‘Laten we dan maar gaan.’ Hij maakte zich los van de auto en kwam naar haar toe.

Ze wilde iets terugzeggen, maar voordat ze haar mond kon opendoen, had hij haar beetgepakt, naar zich toe getrokken en haar pistool uit de holster gepakt. Toen zette hij de loop tegen haar slaap.

‘Wat doe je nou?’ Ze probeerde zich los te worstelen, maar het had geen zin. Hij was te sterk. ‘Hou op! Je… Ik word bang van je. Dit is echt niet grappig.’

‘Het spijt me,’ fluisterde hij. ‘Het spijt me echt.’

Zijn gekwelde toon joeg haar doodsangst aan. Dit moest een grap zijn. Toch? Hij zou haar niet echt doodschieten – hij zou nooit iemand doodschieten. ‘Laat me los!’

‘Dat gaat niet. Begin maar met bidden, Amy.’

Tranen prikten in haar ogen. ‘Maar… Ik begrijp het niet. Waarom doe je dit?’

‘Je bent op het verkeerde moment op de verkeerde plaats,’ zei hij, en toen haalde hij de trekker over.