Iraakse schermschool

Qazzaz was niet in de kazerne. Tot laat in de nacht probeerde Michel hem te pakken te krijgen, maar zonder succes. Telefoneren naar België lukte evenmin. Ten einde raad liet hij een kattebelletje achter bij de majoor die het gastenverblijf onder zijn hoede had. Op het briefje schreef hij:

Kolonel Qazzaz,

Geef toe dat ik mijn deel van de overeenkomst ben nagekomen. Ook wat LF betreft. Ik meen dat nu het moment is aangebroken om uw belofte waar te maken. Wilt u a.u.b. onmiddellijk met mij contact opnemen.

M.M.

Daarna ging hij naar bed. Die nacht deed hij nauwelijks een oog dicht.

De volgende ochtend probeerde hij opnieuw Qazzaz te bereiken, maar die was nog altijd niet terug en om naar Antwerpen te telefoneren werd hij na lang aandringen op een wachtlijst geplaatst voor een gesprek van een halve minuut, later op de dag.

Om de tijd te doden ging hij een kijkje nemen op het paradeplein. Daar gonsde het van activiteit door de aan gang zijnde schermwedstrijden, maar toen hij de kazerne wilde verlaten werd hem dat geweigerd omdat hij geen toestemming van Qazzaz kon overleggen.

Teruggekomen in zijn flat, stelde hij vast dat zijn bagage was doorzocht. Het was heel professioneel gedaan en zonder de speciale voorzorgen die hij had genomen, zou hij het niet hebben gemerkt. Zijn aktentas, die met een cijferslot was afgesloten, was open geweest en er ontbraken twee documenten. Veel zorgen maakte hij zich daarover niet, want het was iets waarmee hij rekening had gehouden. Hij begon met een brief aan Anna te schrijven, maar voor hij een halve bladzijde vol had, scheurde hij het papier in snippers en spoelde alles door de W.C. Daarna bracht hij het grootste deel van de dag door met t.v.-kijken. De t.v. was nog de enige – weliswaar weinig objectieve – schakel met de buitenwereld.

Om drie uur 's middags kreeg hij Schrauwen aan de lijn. Die wilde direct beginnen met vragen stellen, maar hij liet hem niet uitpraten. ‘Ik heb maar een halve minuut, Cyriel. Ik bel om te zeggen dat ik goed ben aangekomen.’

‘Gelukkig maar,’ zuchtte Schrauwen. ‘Waar bel je vandaan? Bagdad?’

‘Nee, ik bel van uit Ar Ramadi. Ze hebben hier behoorlijk wat industrie. Misschien vallen er zaken te doen.’

‘Mooi. We hoeven ons dus geen zorgen te maken? Heb je gehoord wat Faz…?’

Opnieuw viel hij hem in de rede. ‘Nee, Cyriel. Met mij is alles tiptop. Zeg aan Anna dat ze er voorlopig niet aan toe is een zwarte weduwe te worden. Zo mogelijk bel ik morgen terug.’

De halve minuut was voorbij en de verbinding werd verbroken.

Nadenkend legde hij neer. Hij rekende erop dat Schrauwen zijn opmerking over de zwarte weduwe woordelijk aan Anna zou doorgeven. Die zou begrijpen dat ze Bull extra in de gaten moest houden en ze zou ongetwijfeld Yusuf waarschuwen.

Om vijf uur kwamen twee officieren Michel halen. Met een Volga reden ze naar een modern ogend sportcomplex, dat deel uitmaakte van de militaire basis. Boven de ingang van het gebouw was met glanzende metalen letters een opschrift aangebracht: di Liwa Sport- en Schermschool. De officieren brachten hem naar een sportzaal die speciaal voor schermen was ingericht. Het was een rechthoekige ruimte met tribunes tegen de linkerwand en de rechterwand geheel van glas. Op de glanzende parketvloer lag een tiental lopers van koper. Alleen op de achterste piste werd nog een partij op de sabel uitgevochten. Voor de rest was de zaal verlaten, afgezien van de secondanten en de dokter van dienst. Toen ze dichterbij kwamen, zag Michel dat een van de schermers linkshandig was en aan zijn gestalte herkende hij kolonel Qazzaz.

Op het zelfde moment maakte Qazzaz een treffer met een brutaal uitgevoerde dérobement-steek met uitval. Onmiddellijk daarna kondigde de hoofdsecondant het einde van de wedstrijd aan. Qazzaz deed zijn masker af en overhandigde het aan een toegelopen hulpsecondant. Die bood hem een handdoek aan, maar Qazzaz duwde met een gebaar van ergernis zijn hand opzij. Daarna draaide hij zich om en zijn blik richtte zich op zijn bezoekers.

Toen hun blikken elkaar kruisten, kreeg Michel een kil gevoel in zijn maag. De donkere ogen, waarin de meedogenloze uitdrukking de vorige dag nog was gemaskeerd, straalden nu een onheilspellende glans uit.

‘Ik heb nieuws over Barzad,’ zei Qazzaz, ‘maar je zult er niet blij mee zijn.’

Michel voelde de woede in zich opwellen, maar hij had zich voorgenomen zijn verstand te gebruiken, in plaats van zich door zijn emoties te laten meeslepen.

‘Ik heb ervan gehoord,’ zei hij. ‘Ik vind het gewoon walgelijk. Iemand ter dood veroordelen om hem daarna gratie te verlenen. Alleen maar om aan te tonen dat Saddam Hoessein zich niets aantrekt van het protest van westerse regeringsleiders.’

Een sadistisch lachje speelde om Qazzaz' mond. ‘Precies. Onze Leider-President laat zich door niemand de wet voorschrijven. Daarom werd Fazoft Barzad een halfuur geleden opgeknoopt.’

Het duurde even voor de draagwijdte van zijn woorden tot Michel doordrong. Zijn goede voornemen om koel en afstandelijk te blijven was vergeten. ‘Jij vuile schoft,’ snauwde hij. Hij zette impulsief een stap in Qazzaz' richting, verblind als hij was door een golf van woede, maar één van de officieren versperde hem de weg, een pistool in de hand. ‘Een stelletje vuige moordenaars zijn jullie,’ bulderde Michel, niet in staat zich in te houden. ‘Allemaal. Van hoog tot laag.’

‘Precies,’ herhaalde Qazzaz met een triomfantelijke grijns. Hij klemde zijn sabel onder zijn oksel en knoopte zijn boord en schermvest los. ‘Voor verraders en spionnen kennen we geen genade. Je weet dus wat je te wachten staat.’

‘Hoezo?’ vroeg Michel, opeens op zijn hoede.

‘Dacht je heus dat we niet wisten dat jij in Babylon Barzad hebt geholpen met spioneren? Je vergeet dat we de piloot onder handen hebben genomen.’

‘Godallemachtig, kolonel. Fazoft maakte een reportage over een catastrofe. Hij is journalist.’

‘Wàs journalist, Moreels. Wàs!’

Michel was sprakeloos bij zoveel cynisme.

‘Je poging om die Ierse hoer het land uit te helpen, was ook maar een miezerige vertoning, als je het mij vraagt. Nogal lachwekkend dat je er niets beters op vond dan aan de man die aan het hoofd staat van project Wodzja, te vragen haar een schuilplaats te bezorgen.’

‘Over wie hebt u het?’ vroeg Michel, alsof hij niet begreep waar Qazzaz heen wilde.

‘Wie dacht je? Doctor Bull natuurlijk.’

‘Natuurlijk.’

Qazzaz genoot van de situatie. ‘Je bent niet alleen argeloos, maar dom op de koop toe, Moreels. Dacht je ons te kunnen chanteren?’ Hij lachte honend. ‘Je hebt op het verkeerde paard gewed, man.’

Michel verborg zorgvuldig ieder spoor van emotie. ‘En mijn drie miljoen dollar? Hoe zit het daarmee?’

‘Hoor eens aan,’ zei Qazzaz. ‘Geld stinkt niet, hè? Typisch voor westerlingen. Maar wees gerust. Het geld wordt op jouw naam overgemaakt.’ Hij grijnsde. ‘Of je er veel plezier aan zult beleven, is iets anders.’ Zijn kaakspieren verstrakten en zijn stem klonk hatelijk. ‘Je hebt afgedaan, Moreels. Morgen vertrek je met de auto naar Bagdad en vandaar vlieg je met de helikopter naar Koeweit.’

Michel dacht ingespannen na. Dat Qazzaz hem niet levend zou laten gaan, stond als een paal boven water. Opeens begreep hij wat hem te wachten stond. Hoewel zijn maag samenkromp, hield hij zijn stem onverschillig. ‘En op de terugweg krijgt de helikopter pech. Waar zal dat gebeuren, kolonel? In Koeweit?’

‘Een crash boven Koeweit Airport,’ zei Qazzaz dromerig. Zijn vingertop gleed over de kling van zijn wapen alsof hij zich ervan wilde overtuigen dat die voldoende scherp was. ‘Als daarna aan het licht komt dat jij ons koolstofvezelcomponenten en krytonen hebt verkocht, krijgt op de koop toe de Mossad de schuld van de aanslag.’

‘U vergeet de codes, kolonel.’

Qazzaz pakte de punt van zijn sabel vast met de rechterhand en beproefde de veerkracht van de kling. ‘We hebben je codes niet nodig, Moreels. De krytonen zijn in ons bezit en we zijn in staat ze te gebruiken als de omstandigheden het vereisen.’

Michels reactie bestond uit een mengeling van boosheid en vrees. ‘Uitgesloten,’ zei hij behoedzaam. ‘Niemand kan de codes van de krytonen breken.’

Qazzaz glimlachte vaag. ‘Doctor Gerald Bull wel. De man is een genie. Zijn landgenoten geloofden niet in hem, maar nu zullen ze het aan den lijve ondervinden. Binnen een paar maanden annexeren we Koeweit. De rest van het Midden-Oosten volgt.’

‘U gelooft toch zelf niet dat Amerika zoiets zal laten gebeuren. Ook al ziet Bull kans de codes te veranderen, dan nog kan Irak maar vijfenveertig kerngranaten afschieten. Amerika beschikt over duizenden kernbommen.’

Qazzaz lachte schaterend. ‘Alsof dat enig verschil maakt. Vijfenveertig kerngranaten zijn voldoende om de halve wereld onbewoonbaar te maken. Maar dat is niet alles. Met het reuzenkanon ligt de hele oliewinning in het Midden-Oosten onder vuurbereik. Met conventionele granaten kunnen we de oliebevoorrading van het westen vernietigen. Amerika gaat dan net zo naar de bliksem als Irak ophoudt te bestaan wanneer zij hier tien waterstofbommen droppen.’ Zonder enige overgang werd hij ernstig en zijn ogen vernauwden zich. ‘We zullen de hele Arabische wereld inlijven en niemand zal een vinger naar ons uitsteken. Weet je waarom? Omdat we net zoals de Duitsers een V-3 hebben! Het Vergeltungswaffe drei! Omdat Allah ons het wapen heeft gegeven waarmee we elk vliegdekschip, elke luchtmachtbasis en troepenconcentratie tot op vijftienhonderd kilometer van onze grenzen naar de hel kunnen schieten.’

Michel keek Qazzaz strak in de ogen. Zijn angst en woede waren verdwenen. Wat overbleef, was minachting. ‘Allah zal er eerst voor moeten zorgen dat de wapens hier aankomen, kolonel. Compleet, wel te verstaan. Bij mijn weten liggen ze momenteel in onderdelen over de havens van West-Europa verspreid.’

‘Een kwestie van dagen, Moreels. Daarmee kan niets meer fout gaan.’

‘Toch wel, kolonel. Misschien ben ik minder argeloos dan u denkt. Ziet u, in de Griekse haven Patrai worden twee vrachtwagens vastgehouden met onderdelen voor het terugslagmechanisme. Zogenaamd omdat hun vervoerdocumenten niet kloppen. Ze zullen hun weg naar Turkije pas vervolgen als ik weer thuis ben.’

In Qazzaz' ogen verscheen een gevaarlijke glans. Onwillekeurig nam hij de en garde-pose aan. ‘Ik hoop dat je een grapje maakt.’

Er was nu geen weg terug meer. ‘Absoluut niet! En als u wilt voorkomen dat mijn kantoor een fax verstuurt aan alle internationale persagentschappen met de juiste toedracht over het reuzenkanon, dan kunt u er maar beter voor zorgen dat ik zo vlug mogelijk heelhuids thuiskom. Anders zal uw Leider-President zijn oorlogje moeten spelen zonder Vergeltungswaffe.’

Qazzaz' gezicht liep paars aan. ‘Jij hypocriete Belg!’ Hij maakte bliksemsnel een kruispas voorwaarts in drie en de sabel bewoog in een flitsende houw wang.

Het door de ukht geschonden gezicht van de officier!

Instinctief sprong Michel in stelling achterwaarts, maar hij had niets waarmee hij de uitval kon afweren. Qazzaz stopte de hakbeweging net voor het te laat was, maar drukte de kling diep in het zachte deel van Michels wang. Zij keken elkaar strak aan: geroutineerde schermers knipperen nooit met de ogen tijdens het gevecht.

‘Is dit kenmerkend voor de Iraakse schermschool?’ sneerde Michel. ‘Vechten met ongewapende tegenstanders?’

Qazzaz' ogen gloeiden. ‘Dit is geen gevecht,’ hoonde hij. ‘Het is een executie.’

De kling bewoog over zijn wang en Michel voelde de huid openbarsten. Het bloed stroomde over zijn kin. Hij verbeet de pijn. ‘Daarin heb je ervaring, nietwaar Qazzaz? Weet je nog, hier in Ar Ramadi? In 1948? O, wat was dat moedig van je. Die jonge joodse vrouw vanaf je paard met één houw de nek doorklieven.’

De uitdrukkingen in Qazzaz' ogen wisselden: haat, minachting, verwarring. ‘Wat weet jij daarvan?’

‘Ik was erbij, Qazzaz. Die vrouw was mijn moeder.’

Ongeloof.

‘Hoe zou het zijn, Qazzaz, om voor één keer eens te vechten tegen een gewapende man? Een man die zich kan verdedigen? Dat is wat anders dan weerloze vrouwen, hè? Of onschuldigen te martelen in de kelders van je paleis. Maar dat durf je niet, hè? Jij vecht liever tegen ondergeschikten die je laten winnen.’

Qazzaz deed onverwacht een paar passen achterwaarts. ‘Geef hem een sabel!’

De secondant aarzelde.

‘Vooruit!’ schreeuwde de kolonel. ‘Geef hem een wapen!’

De secondant kwam haastig naderbij en overhandigde Michel een sabel. Toen hij hem ook een masker en schermvest wilde geven brulde Qazzaz: ‘Geen masker! Geen vest! Dit duel is een uitdrukking van Allans wil!’ Zelf begon hij zijn vest opnieuw vast te knopen. De regels van de Franse Académies du Roi waren hier niet van toepassing.

Michel veegde met zijn mouw het bloed van zijn kin. Hij liet de aanval in zijn hoofd beginnen. Linkshandige schermers worden de koningen van de schermsport genoemd. Omdat reactiesnelheid bij de mens door de linkerhersenhelft wordt beheerst, wordt de impuls sneller naar de linkerarm gestuurd dan naar de rechterarm. Als rechtshandige moest hij nu alles omgekeerd doen, in spiegelbeeld. Hij herinnerde zich dat linkshandigen vaak hoog scoren over de wering zes heen, maar ook dat ze vaak kwetsbaar zijn in de flank en in de lage lijn.

Qazzaz knoopte zijn boord dicht.

Michel gaf hem geen kans het masker op te zetten dat zijn hulpsecondant hem had overhandigd. Het voordeel zou té groot zijn. Zonder het prêt en allez van de hoofdsecondant af te wachten viel hij aan met een sprong voorwaarts en een houw hoofd, maar Qazzaz smeet het masker met een grauw weg en pareerde met een dubbele pas achterwaarts, onmiddellijk gevolgd door een ballestra, waarbij hij met het voorste onderbeen zo krachtig voor zich uit schopte dat de voet bij de landing de grond raakte als de poot van een trappelend paard. Michel kon met moeite met een parade vijf de hoge houw afweren.

In de volgende minuten werden aanvallen met tegenaanvallen beantwoord, parades met contra-ripostes en patinando's volgden bliksemsnel op ballestra's. Bij corps à corps werd het gevecht niet gestaakt, maar gingen ze in redoublement door zich af te duwen met de kling, de kom of de balans-arm.

Tàm tà-dam, tà-dam pàm, klàng!

Qazzaz wisselde voortdurend zijn ritme, nam ijzer met snelle, explosieve acties, ging à tempo in de aanval.

Tà-dam pàm, tàm tà-dam, klàng!

Michels reflexen werden trager, zijn klinggevoel minderde, zijn schijnbewegingen werden voorspelbaar, hij besefte dat Qazzaz hem in kracht en uithoudingsvermogen de baas was.

Tàm tà-dam, tà-dam pàm, tàm tà-dam, klàng!

Michel voerde zijn parade vanuit invite-in-twee te traag uit. Qazzaz trof hem met een steek in de flank. Het was geen volle treffer, maar Michel droeg geen beschermend vest zoals Qazzaz. De punt boorde zich diep in zijn zij en de pijn was fel, angstwekkend. Door de schrik werd er opeens zoveel adrenaline in zijn bloed gepompt dat zijn vingertoppen ervan begonnen te tintelen. Hij uitte een schreeuw, simuleerde een fatale blessure en Qazzaz kwam gretig in met een ballestra om met een directe hoge steek zijn tegenstander af te maken.

Michel maakte een bliksemsnelle beweging naar rechts en in de lage lijn lag Qazzaz' onbeschermde buik open voor een dodelijke treffer.

Voor hij Qazzaz had kunnen raken, sloeg de hoofdsecondant met een houw zijn sabel omlaag.

In bedwang gehouden door twee hulpsecondanten werd hem zijn wapen afgenomen.

Met achterover gebogen pols richtte Qazzaz de punt van zijn wapen op Michels strottehoofd.

‘Qif!’

Het harde stopbevel kwam van een viersterren-generaal met een smal hoofd en dun, roodachtig haar, die met zijn gevolg ongemerkt naderbij gekomen was.

Langzaam, tegen zijn zin, liet Qazzaz zijn wapen zakken.

Michel herkende in de generaal Izzat Ibrahim, de chef van de Moekhabarat. Hij was geflankeerd door een majoor en een kapitein, allebei met een pistool in de hand. Acht soldaten, machinepistolen in de aanslag, namen snel en geluidloos posities in vanwaar ze iedereen onder schot konden houden.

Ibrahim monsterde vluchtig de blessures die Michel had opgelopen. Hij gebaarde naar de dokter van dienst. ‘Verzorg hem.’

De kapitein en twee soldaten brachten hem naar een behandelkamer. Michel dacht te zullen bezwijmen toen de dokter vrij hardhandig de wonden desinfecteerde en een voorlopig verband aanlegde. Het gevoel van flauwte ging gelukkig voorbij. ‘Je moet naar de eerste hulp voor hechtingen,’ zei de dokter.

De kapitein zei: ‘Later. De generaal wilt hem eerst spreken.’ Zonder plichtplegingen werd Michel geëscorteerd naar een vertrek dat was ingericht als rustplaats voor officieren en secondanten bij officiële schermtoernooien.

In het vertrek heerste de sfeer van een krijgsraad.

De generaal zat in een brede fauteuil en naast hem zat de majoor op een armstoel van een kleiner formaat. Aan iedere kant stond een soldaat, met gespreide benen, een machinepistool voor de borst. De overige soldaten hadden zich verdeeld over de drie deuren die toegang gaven tot het vertrek. Kolonel Qazzaz, nu zonder schermvest, maar met hemd en das, stond met een opstandig gezicht in het midden van het vertrek en luisterde naar wat de majoor hem vroeg.

‘Met alle respect, majoor,’ antwoordde hij uit de hoogte, ‘maar ik hoef aan de generaal geen verantwoording af te leggen. Voor alles wat met project Wodzja te maken heeft, rapporteer ik rechtstreeks aan onze Leider-President.’

‘Niet meer, kolonel. President Saddam Hoessein, Allah zegene zijn naam, heeft u uit uw functie geschorst tot dit misverstand is opgehelderd.’

‘Het is geen misverstand,’ weerlegde Qazzaz verbolgen. ‘Het zijn allemaal leugens. Moreels is een vijand van ons volk. Hij…’

‘Zwijg!’ Generaal Ibrahim sloeg heftig met de hand op de leuning van zijn stoel.

In het vertrek heerste een onbehaaglijke stilte.

‘Luister, Qazzaz,’ siste de generaal, ‘ik heb genoeg van jouw arrogantie en leugens. Als iemand verraad heeft gepleegd, ben jij het wel. We hebben aanwijzingen in overvloed. Al jouw gesprekken met Moreels werden afgeluisterd. Zowel die per telefoon als wanneer jullie alleen in de auto zaten. Zelfs wat hier in de zaal werd besproken. We hebben het briefje gelezen dat hij je gisteravond heeft geschreven over Lightning Fast en we hebben de afschriften van je bankrekening in Zürich.’

Qazzaz haalde nerveus een hand door zijn haar. ‘Wat voor bankrekening?’

‘Toon ze hem, majoor.’

De majoor kwam overeind en zonder ze uit handen te geven toonde hij Qazzaz afschriften van een bankrekening die in de aktentas van Moreels waren gevonden.

Qazzaz staarde naar de stukken en een dodelijke bleekheid trok over zijn gezicht. Hij wilde wat zeggen, maar Ibrahim legde hem met een handgebaar het zwijgen op.

De generaal richtte zich nu tot Michel. ‘Wat jou betreft. Jij bent medeplichtig. Het is door jouw toedoen dat die bankrekening in Zürich tot stand is gekomen.’

Michel haalde de schouders op. ‘Hoor eens, generaal, ik heb gedaan wat me werd opgedragen. De verkoopprijs van Lightning Fast werd met twee miljoen pond sterling verhoogd. Daarvan werd één miljoen als provisie uitbetaald aan O'Killick, de verkoopdirecteur, en het andere miljoen werd door tussenkomst van de BCCI-bank in Londen overgeschreven op de rekening van kolonel Qazzaz in Zürich. Het was niet aan mij om uit te maken waarvoor dat geld moest dienen.’

‘Wie heeft je dat opgedragen?’

‘Wie anders dan de kolonel zelf?’

‘Kun je dat bewijzen? Is er iemand die dat kan getuigen?’

‘Wees nou redelijk, generaal. Wie anders dan de kolonel kan me daartoe bevel hebben gegeven? En hoe wilt u dat ik buiten O'Killick getuigen heb? Kolonel Qazzaz heeft me immers geheimhouding opgelegd. U kunt me toch niet verwijten dat ik project Wodzja niet aan de grote klok heb gehangen?’

De generaal keek wantrouwig. ‘Als je de Iraakse zaak zo toegewijd bent, waarom liet je dan de terugslagmechanismen in Patrai tegenhouden?’

‘Dat was nogal logisch, generaal. Kolonel Qazzaz dwingt mij om de Iraakse regering een poot uit te draaien. Daarna wil hij dat ik de krytonen persoonlijk naar Bagdad breng. Ik was de enige die wist wat voor aftroggelaar hij was. Wat lag er meer voor de hand dan dat hij me uit de weg wilde ruimen? Zou u in zo'n geval geen voorzorgsmaatregel treffen?’ Michel zag dat de generaal nog niet helemaal overtuigd was. Hij voegde er snel aan toe: ‘U hebt zelf gezien hoe hij me van kant wilde maken. Toen hij moest kiezen tussen een kanon voor zijn president en dollars, koos hij voor een vette bankrekening.’

Qazzaz had de hele tijd met een uitdrukking van ongeloof staan luisteren. Opeens explodeerde hij met onverwachte heftigheid. ‘Smerige, ongelovige hond! Ik had je de strot moeten afsnijden.’ Hij beende met grote stappen naar Moreels, maar de kapitein die vlakbij stond versperde hem de weg.

Qazzaz draaide zich op zijn hielen om. ‘Generaal, ik zweer in naam van de profeet dat ik onschuldig ben. Dit is een komplot. Ik…’

De generaal liet hem niet uitspreken. ‘Beschouw jezelf als onder arrest, kolonel.’ Met een gebiedend gebaar liet hij Qazzaz wegvoeren. ‘Weg met hem!’

Hij wachtte tot Qazzaz het zaaltje onder escorte had verlaten. De blik waarmee hij hem nakeek was koud, zonder enige emotie, zij 't met een vage voldoening.

Daarna zat hij een hele tijd met de handen op de knieën na te denken. Michel voelde zich slap worden van het bloedverlies. Hij bestudeerde het smalle haviksgezicht van de generaal die in Irak – na Saddam Hoessein – de meeste macht bezat nu Qazzaz was uitgerangeerd.

Ibrahim verbrak de stilte.

‘Kun je me garanderen dat de vrachtwagens in Patrai vrij hun weg kunnen vervolgen zodra ik je laat gaan?’

Michel knikte. ‘Zeker, generaal.’

‘Hoe weet ik zeker dat je je mond zult houden over project Wodzja als je eenmaal thuis bent?’

Michel wist dat zijn leven aan een zijden draadje hing. ‘Ik heb daar drie miljoen goeie redenen voor, generaal.’

Generaal Ibrahim fronste de wenkbrauwen.

‘De bonus, generaal. Er staan me thuis nogal wat problemen te wachten. Ik ben bezig te scheiden en loop 't gevaar dat m'n vrouw me het vel over de oren zal halen. Met de bonus ben ik van plan de wijk te nemen naar Mauritius. Samen met Anna Steiner, als die mee wil.’

Het lag dicht bij de waarheid. Michel speurde op het smalle gezicht van de generaal naar enig teken dat de man hem geloofde.

Generaal Ibrahim was niet in het minst onder de indruk. ‘Misschien. Maar ik ben je bedreiging niet vergeten om de wereldpers in te lichten over Bulls kanon.’

‘Dat was grootspraak, generaal. Ik heb alle belang bij geheimhouding. Als ooit aan het licht komt dat ik krytonen naar Irak gesmokkeld heb, ga ik voor de rest van mijn leven de gevangenis in.’

De generaal knikte. ‘Dat is waar. Maar daarom hoef ik nog geen risico te nemen. Ik kan jou net zo goed hier houden en de Estikhbarat opdracht geven jouw kantoor met allen die er werken op te blazen. Dat is zo gebeurd. Nog vóór ze aan wie dan ook een fax hebben kunnen versturen.’

‘Dat is nu precies wat u niet moet doen, generaal. Het zou een grootscheeps onderzoek doen starten. Wie weet wat er dan aan het licht zou komen?’ Michel pleitte niet alleen voor zijn eigen leven, maar ook voor dat van Anna, van Schrauwen en van al zijn medewerkers. Zijn stem kreeg een dringende klank. ‘Ik ben niet de enige die van het reuzenkanon op de hoogte is, generaal. Ook Bull, Crisply, Sakhadyahn, PRB, Shefshire Foundry en nog vele anderen in Europa: fabrikanten, politici, vakbondsleiders, ambtenaren. Ze houden allemaal hun mond. Weet u waarom? Ik zal het u zeggen, generaal. Voor geld. Voor het slijk der aarde. Voor scheepsladingen klinkende munt. Bij jullie ligt dat anders. Jullie geloven in Allah en in de Revolutie, maar wij christenen geloven nog altijd in de dertig zilverlingen.’

Die laatste woorden gingen erin als koek.

‘We zullen zien,’ zei de generaal. Hij stond op van zijn stoel en verliet, gevolgd door de majoor en twee soldaten, het vertrek.

De dokter tikte Michel op de schouder. ‘Meegaan!’

Michel draaide zich om, misschien wat te vlug want hij verloor zijn evenwicht. De grond maakte een golvende beweging, maar voor hij kon flauwvallen, werd hij door twee soldaten bij de armen gegrepen. Meer gedragen dan op eigen benen lopend, brachten ze hem naar de infirmerie.

Michel werd wakker doordat iemand de slaapkamer binnenkwam. Hij wilde zijn ogen openen, maar die voelden zo zwaar aan dat het leek of ze met pleisters waren dichtgeplakt.

Iemand lichtte zijn oogleden één voor één op en scheen met een staaflampje in zijn ogen. De dokter gaf hem een tik tegen de zijkant van zijn hoofd. ‘Opstaan.’

Michel liet zich kreunend uit bed glijden.

De dokter beluisterde zijn borstkas. ‘Paar keer diep ademen.’ Hij controleerde zijn bloeddruk, wierp een vluchtige blik op het verband om zijn middel, de pleister op zijn kaak en overhandigde hem een rond doosje. ‘Antibiotica. Twee per dag, één 's ochtends en één 's avonds. Veel drinken.’ Voor Michel hem een vraag kon stellen, was de dokter verdwenen.

‘Klaarmaken om te vertrekken.’

Nu pas merkte Michel de kapitein en de soldaten op in de aangrenzende woonkamer.

Hij vroeg: ‘Waarheen?’

De kapitein haalde onverschillig de schouders op.

Zonder aanwijsbare reden ging Michels hart als een razende te keer.

De blinde muur van de joodse bakkerij.

Een uur later zat Michel voor de deur van het kantoor, waarin de chef van de Moekhabarat hem had ontboden, te wachten tot die bereid was hem te ontvangen. Hij steunde zijn hoofd tegen de muur, door koorts bevangen. Het was zeven uur 's ochtends. Hij was gekleed om te reizen en zijn koffer stond naast hem op de grond.

Het was na achten toen hij werd binnengelaten. Hij bleef twee meter voor het bureau staan, met de kapitein als zijn schaduw op de hielen.

Generaal Ibrahim bood hem niet aan te gaan zitten, maar leunde achterover in zijn stoel. De blik waarmee hij Michels bleke gezicht bestudeerde, was weinig toeschietelijk.

‘Ik zal een deal met je sluiten,’ zei hij. ‘Als jij zorgt dat de terugslagmechanismen zonder mankeren op hun plaats van bestemming komen, laat ik je naar huis gaan.’

Michel dacht koortsachtig na. Door in te gaan op het voorstel gaf hij zijn troef uit handen. Aan de andere kant stond weigeren vermoedelijk gelijk met de kelders van het Paleis van het Einde.

‘Als het aan Qazzaz ligt, kom ik nooit heelhuids thuis,’ zei hij. ‘Die heeft er patent op te zorgen dat zijn vijanden een ongeluk overkomt.’ Een specialiteit die eigen was aan alle Iraakse veiligheidsdiensten, maar dat zei Michel er niet bij.

‘Qazzaz is momenteel niet bij machte iets tegen jou te ondernemen.’

‘Hij niet,’ weerlegde Michel, ‘maar zijn vrienden wel.’

‘Daar weet ik wel wat op,’ antwoordde de generaal. ‘Qazzaz blijft bij jou tot je in Koeweit Airport aan boord bent van het vliegtuig voor Brussel. Zo voorkomt hij met zijn eigen leven dat er door zijn handlangers een aanslag op jou wordt gepleegd.

Michel beet op zijn lip. ‘Ik weet het niet. Trouwens, om die vrachtwagens vrij te geven moet ik in Brussel zijn. Mijn contactman is een Griekse diplomaat bij de EG.’

‘Verzin er dan wat op en vlug,’ snauwde de generaal die niet gewend was dat iemand er andere meningen op na hield. ‘Laat je kantoor tussenbeide komen. Direct!’

‘Neem me niet kwalijk, generaal, maar ik wil liever niet dat mijn medewerkers erin worden gemengd. Maar ik weet een oplossing. Als ik nu Jerry Bull opbel, kan die straks, na negenen, naar het EG-gebouw gaan. Mits de juiste boodschap aan de Griekse diplomaat wordt overgebracht, zorgt die ervoor dat de trucks in Patrai kunnen doorrijden. Het alternatief is dat ze definitief in beslag worden genomen.’

Ibrahim keek nu toch geïnteresseerd. ‘Wat is die juiste boodschap?’ vroeg hij.

‘Een envelop met twintigduizend pond sterling,’ antwoordde Michel.

Toen Michel een halfuur later, zo draaierig als een tol, weer naar binnen werd geroepen lag de hoorn naast de haak. Ibrahim wees ernaar en zei: ‘Het is een beveiligde lijn, maar maak het kort. Bull is op de hoogte.’

Hij nam de hoorn op. ‘Mister Bull?’

‘Hello, Mike! Blij je te horen, buddy. Hoe is met jou? En met het weer in Ar Ramadi?’

‘Niet goed, Jerry. Met geen van de twee.’ Michel zag de generaal, die aan een luidsprekertje meeluisterde, fronsen. ‘Het zal van jou afhangen of ik hier zonder kleerscheuren uitkom.’

‘Zeg maar wat ik voor je kan doen, buddy.’

Michel legde het hem uit.

Zodra hij uitgepraat was zei Bull: ‘Luister Mike, op mij kun je rekenen. Ik ga onmiddellijk het geld naar die diplomaat brengen. Toevallig ken ik hem en ik weet waar hij woont. Voor de rest moet je je niet ongerust maken. Ik garandeer je dat je niets zal overkomen. Kan ik verder nog iets voor je doen?’

‘Ja, Jerry.’ Michel aarzelde. ‘Als je Anna ziet, zeg haar dan dat het me spijt dat ik haar niet twintig jaar eerder heb ontmoet. Ons leven zou totaal anders zijn geweest.’

Bull lachte gniffelend. ‘Dat klinkt als een afscheid. Ben je dan toch van plan haar de bons te geven?’

‘Nee, Jerry. Ze was het beste dat ik heb gekend. Ik heb van iedere seconde met haar genoten. Maar een andere weg was…’

Generaal Ibrahim sloeg de haak van de telefoon met een klap neer. ‘Genoeg van die onzin.’