Verjaardagscadeau
Fazoft tilde zijn hoofd op en beet zacht in haar tepels. Daisy zat schrijlings op hem, met gesloten ogen en haar haar hing in natte slierten over haar voorhoofd. Hij liet zijn handen omlaagglijden en met zijn duimen begon hij te strelen. Tevreden liet hij zijn hoofd op het kussen zakken. Daisy had sterke prikkels nodig om tot een orgasme te komen en het zou heel wat zelfbeheersing vergen om de gemeenschap lang genoeg te rekken.
Terwijl hij onder haar lag en haar ritmisch bleef strelen, waren zijn gedachten ver weg. Ze hadden elkaar ontmoet tijdens een receptie op de Britse ambassade. Na afloop waren ze samen tot diep in de nacht op stap gegaan, een uitstapje dat in zijn hotelkamer was geëindigd. Tijdens het postcoïtaal gesprek vertrouwde Daisy hem toe dat ze af en toe optrad als gelegenheidsinformante voor de Britse geheime dienst, maar dat ze daarvan een meer permanente bezigheid hoopte te maken. Het leven van een spion leek haar vol afwisseling en avontuur en ze had genoeg van het ronddragen van ondersteken. Als hij haar een baan bij de CIA bezorgde, had zij voor hem iets waarmee hij de koppen van het wereldnieuws zou kunnen halen.
Fazoft was er niet weinig van geschrokken dat Daisy wist van zijn connectie met het Agency. Dat had hem een tijd geleden benaderd en de idee lid te worden van een geheime, exclusieve club had hem direct aangestaan. Het halfslachtige gedoe bij de UP had hem al een tijd de keel uitgehangen. Hij beloofde Daisy de hemel en de Ierse vertelde hem over haar kapitein-vlieger in Al Hillah. Hij kon zijn oren nauwelijks geloven.
Waar het nu op aankwam, was de film het land uit te krijgen. Hij was één keer op het nippertje de dans ontsprongen en huiverde bij de gedachte aan wat hem te wachten zou staan als hij écht tegen de lamp liep.
Daisy was nu zover. Ze strekte zich op hem uit en kuste hem met open mond. Hij streelde haar rug en begon hard te stoten. Een paar ogenblikken later kwamen ze gelijktijdig klaar.
Onmiddellijk daarna wipte ze het bed uit en ging onder de douche staan. Opgewekt en met veel tralala's zong ze een Iers vrijheidsliedje. Hij luisterde naar haar hoge ongeoefende stemmetje, wetend dat hij haar wat had wijsgemaakt, want zijn invloed was niet groot genoeg om haar bij de Firma onder te brengen.
Aan de andere kant was de kennismaking op de ambassade ook niet zo spontaan geweest als ze had doen voorkomen. We hebben heel wat met elkaar gemeen, dacht Fazoft, en dat had niet alleen met seks te maken.
Een kwartier later namen ze afscheid voor de ingang van het Al Rachid Hotel. Nadat Daisy in een taxi was weggereden, stapte hij in een andere taxi en liet zich naar het Palestine-Meridien Hotel brengen.
Al van verre zag Fazoft dat Anna in de penarie zat. Ze stond bij de balie, in het gezelschap van twee mannen wie het woord Moekhabarat op het lijf was geschreven. Anna's gezicht zag rood en ze stampvoette van woede.
Hij repte zich naar haar toe: ‘Wat is er aan de hand?’
Haar gezicht klaarde op. ‘Fazoft. Goed dat je er bent. Die kerels van de politie willen me het land uitzetten. Ik moet direct mee.’ Ze schopte woedend tegen de koffer aan haar voeten. ‘M'n visum verstrijkt pas over dertig dagen. Ze laten me niet eens naar de ambassade bellen. Breng hen aan het verstand dat ik weiger mee te gaan, wil je. Ze spreken geen van beiden een behoorlijk woord Engels.’
Fazoft toonde de agenten zijn perskaart. Hij sprak hen aan in het Arabisch. ‘Dit moet een vergissing zijn. Mevrouw Steiner heeft een geldige verblijfsvergunning. U kunt haar niet verbieden met haar ambassadeur contact op te nemen.’
Een van de agenten haalde onverschillig de schouders op. ‘Haar verblijfsvergunning is ingetrokken. We moeten haar onder toezicht houden en zorgen dat ze met het toestel van vijftien uur veertig het land uitgaat. We wachten tot meneer Moreels van het hoofdkwartier terug is. Daarna brengen we haar naar de luchthaven. Intussen mag ze met niemand telefoneren. Punt uit!’
Voor Fazoft een woord kon uitbrengen, werd de agent door de receptionist aan de telefoon geroepen. Hij luisterde even en hoewel hij pas gezegd had dat Anna met niemand mocht telefoneren, overhandigde hij haar zonder een woord te zeggen de hoorn.
Anna was overstuur. ‘Ja,’ schreeuwde ze in het mondstuk. ‘Wat is er?’ Ze luisterde en opeens verzachtten haar trekken. ‘Michel? Is alles goed met jou? Ik was zo ongerust.’ Ze zweeg even en begon toen opgewonden te praten. ‘Waar ben je? Ik wil je zien. Ik probeer de ambassade te bellen, maar ze beletten me dat. Er zijn hier twee…’ Ze zweeg opnieuw en luisterde naar wat Michel te zeggen had. Minuten later zei ze gedwee: ‘Goed. Ik wacht hier op jou. Haast je, alsjeblieft.’
Ze liet de hoorn vallen. Haar gezicht zag nog rood van opwinding. ‘Hij zegt dat alles goed is met hem. Hij komt zo dadelijk.’ Ze richtte haar aandacht op Fazoft en haar stem werd opnieuw scherp, geïrriteerd. ‘Het ziet ernaar uit dat ik alleen naar huis moet. Maar ik waarschuw je, Fazoft, haal geen dwaasheden meer uit. Het zal je niet meezitten als hem iets overkomt.’
Fazoft lachte geruststellend. ‘Beloofd!’ Hij keek om zich heen. ‘Laten we ergens gaan zitten. In de bar, misschien.’ In het Arabisch zei hij tegen de Moekhabaratagenten wat ze van plan waren en die knikten onwillig.
Fazoft greep Anna's koffer en gevolgd door de agenten begaven ze zich naar de bar. Op weg daarheen passeerden ze de hotelwinkels. In de etalage van een juwelierszaak lagen horloges van Cartier en gouden vulpennen van Sheaffer.
Zodra ze zich in de gemakkelijke fauteuils van de bar hadden geïnstalleerd, klopte hij Anna bemoedigend op de hand. ‘Het komt allemaal wel goed. Volgende week zijn jullie weer bij elkaar en vieren jullie Michels verjaardag.’
‘Is hij volgende week jarig?’ vroeg ze verrast.
‘Ja. Woensdag wordt hij drieënvijftig. Dat zou je niet zeggen, hè? Weet je wat? Ik heb iets goed te maken. Ik ga hiernaast een cadeau voor hem kopen. Jij kunt dat meenemen naar België en het hem uit mijn naam woensdag geven.’
Vóór ze een woord had kunnen uitbrengen, was hij al op weg naar de juwelierszaak. Zijn keus viel vrij vlug op een gouden vulpen. ‘Kunt u er een naam in graveren?’ vroeg hij aan de handelaar.
‘Zeker, meneer. Het is zo gebeurd.’
‘Goed.’ Hij schreef Michel Moreels in blokletters op een papiertje. ‘Het is een cadeautje voor een vriend in België,’ legde hij uit. ‘Maar voor u met graveren begint, wil ik de pen aan mijn vriendin tonen. Intussen kunt u de betaalslip al uitschrijven.’
Hij drukte zijn creditcard in de handen van de verbouwereerde juwelier en nam de pen mee. Buiten gekomen sloeg hij rechtsaf en verdween in het herentoilet. Daar schroefde hij de vulpen uit elkaar en zonder veel moeite wist hij het opgerolde filmpje zo in de huls aan te brengen dat de inktpatroon er ongehinderd in- of uitgeschroefd kon worden. Er zou meer nodig zijn dan een oppervlakkige controle om de film te vinden.
Hij bracht de pen terug bij de juwelier en tekende de betaalslip.
Toen de juwelier tien minuten later de vulpen in de bar gebracht had, opende Fazoft de verpakking en toonde Anna het geschenk. De Moekhabarat-agenten keken van enige afstand toe.
Anna stopte het doosje in haar handtas zonder het een blik waardig te keuren.
Korte tijd later arriveerde Michel. Fazoft hield zich afzijdig terwijl de twee elkaar omarmden. Daarna vergezelde hij hen naar buiten.
Zonder veel gewetensbezwaar zag Fazoft de zwarte Mercedes wegrijden. Aangezien Anna begeleid werd door twee geheimagenten, ging hij ervanuit dat de controle op de luchthaven niet veel zou voorstellen.
Door de achterruit van de verdwijnende auto zag hij de hoofden van Anna en Michel dicht bij elkaar.
Tevreden maakte hij rechtsomkeert en ging weer naar binnen.