Temina

Hij lag waar Anna hem had laten vallen: op de grond in de kamer, zijn hoofd tegen een zitbank. Ademen was haast onmogelijk, want de geringste beweging joeg een nieuwe pijnscheut door zijn lendenen, die de vorige een zegening deed lijken. Daardoor ontstond een latent gebrek aan zuurstof, zodat hij het gevoel had te zullen bezwijmen.

Zonder zijn hoofd al te veel te draaien keek hij om zich heen. Een deel van het vertrek was volgestouwd met FM-radio-ontvangers, zendapparatuur, koptelefoons en een reeks bandrecorders. Hij sloot zijn ogen en opende die weer toen iemand een koude, natte doek in zijn nek legde. Anna stond over hem heen gebogen. ‘Gaat het?’

Hij wilde haar zeggen op te duvelen, maar de pijn sneed hem de adem af. Haar hand gleed tastend naar zijn kruis en hij kneep in paniek zijn benen bij elkaar. ‘Je testikels zijn niet naar binnen geschoten,’ zei ze op professionele toon. ‘Dat is goed. Kom, ik zal je helpen.’

Ze draaide hem op zijn buik op de grond, de armen uitgestrekt boven zijn hoofd. Daarna ging ze met één knie over zijn benen zitten. Ze plaatste haar duimen op de tche-tchepunten aan weerszijden van de tweede ruggewervel en masseerde in kleine kringetjes, naar buiten draaiend.

De pijn minderde snel en korte tijd later was hij in staat om normaal te ademen. Ze hield op en hij krabbelde overeind.

‘Probeer eens te plassen,’ zei ze. ‘Het schijnt dat dat helpt.’

Hij keek zoekend om zich heen; weigerde te vragen waar de badkamer was.

‘Laat me je helpen,’ zei ze.

Met een flitsende beweging sloeg hij haar hand weg. Ze zei niets en toonde hem de weg. In de badkamer liet ze hem alleen. Nadat hij er met enige moeite een paar druppels had uitgeperst, bette hij zijn gezicht en bekeek zich in de spiegel. Tot zijn eigen verbazing zag hij er redelijk normaal uit: bleek en zijn neus was wel wat gezwollen, maar hij voelde zich stukken beter.

Toen hij terugkwam, had Anna zich aangekleed. Ze droeg een smalle, donkerblauwe rok die verontrustend strak om haar dijen spande. Onder de fijne wollen blouse van lichter blauw droeg ze geen beha. Haar blote voeten staken in open muiltjes. Haar haar was geborsteld en met een blauw lint in haar hals bijeengebonden. Het was haar niet aan te zien dat ze net een strijd op leven en dood had uitgevochten. Op de tafel lag het vermeende wapen: een haardroger van wit metaal. Hij besefte dat hij zich had aangesteld als een idioot: ze had haar armen naar hem uitgestoken met de haardroger in de hand en hij had gereageerd als een hysterisch juffershondje. Toch voelde hij geen spijt. De woede in hem was nog niet tot bedaren gekomen. Hij keek zoekend om zich heen.

‘Waar is Bull?’ vroeg hij.

Ze was bezig whisky in glazen te schenken en keek op. In haar ogen daagde iets van begrip. ‘Bull woont hiernaast op 610,’ zei ze en wees naar de geluidloos draaiende taperecorder. ‘Ik zit hier als een soort van bewaker.’ Ze reikte hem een glas aan.

‘Vrede?’ vroeg ze.

Hij pakte het glas aan. ‘Laten we zeggen wapenstilstand.’

‘Ik begrijp je teleurstelling,’ zei ze. ‘Niet je haat.’

‘O, nee? De mensen voor wie jij werkt zijn overigens vakmensen in haat. Haat én terreur. Waar zij wonen is er niet één Saddam, maar zijn er honderdduizend. Geweld en bloedvergieten is hun aangeboren.’

‘Heb je me dat niet op een keer uitgelegd als de Wet van de Woestijn. Weet je nog, Michel? Die eerste nacht…’ Haar stem zakte weg.

‘Ja,’ zei hij vol ergernis. ‘Maar in de woestijn hadden de mensen geen middelen om te overleven. Hun weiden om te grazen en hun drinkwaterbronnen waren zo schaars, dat het ene individu slechts kon overleven ten koste van het andere. Iedereen was tegelijkertijd jager en prooi. Zoals wij tweeën, Anna. Jager en prooi tegelijk.’

Midden in de kamer stond hij op hakken en tenen heen en weer te wiebelen en de opwinding verdreef de doffe pijn die hij nog tussen zijn benen voelde. ‘Wat ik je vertelde was dat de mensen maar één zekerheid hadden om te overleven.’ Hij zweeg en bleef haar een ogenblik aanstaren. ‘Weet je nog, welke? Nee? De clan, Anna. Ik was nog zo naïef te geloven dat wij beiden tot dezelfde clan behoorden.’

Haar gezicht bleef uitdrukkingsloos. ‘Wat verwijt je me eigenlijk, Michel?’

‘Dat je een spionne bent! Maar niet zomaar één. Nee, hoor. Een Mata-Hari ben je. Je hebt je eigen clan verraden. Je prostitueert jezelf net zoals Daisy, maar met minder nobele doeleinden.’

Ze staarde hem aan. Haar gezicht had een hoogrode kleur gekregen. ‘Michel, alsjeblieft.’

Hij raasde voort.

‘Je weet dat ik op zoek ben naar Saddams handlangers. Naar de leveranciers van gifgasbommen en kanonnen en naar de geleerden die hem atoombommen leren maken zodat hij nog sneller meer mensen kan doden. Maar je weet niet waarom ik dat doe, nietwaar?’

Anna nam haar glas op en ging zitten. Ze keek hem over de rand heen aan. ‘Nee, Michel. Waarom?’

Hij haalde diep adem. ‘Omdat ik in Irak een oude rekening te vereffenen heb, Anna. Meer dan 25 jaar heb ik nodig gehad om de moed daartoe te verzamelen. Nu ik zover ben, zal niets of niemand me tegenhouden. Ook jij niet. Desnoods zal ik je doden.’

‘Waarom zou ik je tegenhouden, Michel?’

Hij deed een paar passen naar voren en bracht zijn hoofd dicht bij het hare. ‘Omdat je één van hen bent. Omdat je Fazoft aan Qazzaz hebt uitgeleverd.’

‘Zo is het welletjes,’ zei Anna scherp. Ze kwam zo plotseling overeind dat Michel dacht dat ze hem opnieuw wilde aanvallen. In een reflex reageerde hij met een houw wang die Anna met een ontstellend gemak wist op te vangen door zijn pols te grijpen zodat ze samen op de grond vielen. Anna had zich zo weten te draaien dat ze schrijlings boven op hem terechtkwam. Ze stak haar hand uit om hem te sussen, de vingers licht gekromd, en Michel dacht dat ze het op zijn ogen gemunt had. Hij spande zijn spieren om haar met geweld van zich af te werpen. Hij rook haar opwinding en hij werd zich zo plotseling bewust van de warmte van haar lichaam, dat opeens alle verbittering uit hem weg vloeide en plaats maakte voor een kloppende begeerte. Hij zag opnieuw het litteken, gedeeltelijk bedekt door het in de hals bijeengebonden haar.

De ukht was echt: geen zinsbegoocheling.

‘Anna,’ zei hij gesmoord. ‘Het litteken.’

Anna's hand bevroor in de lucht. Uit haar keel kwam een geluid als van een snik. Ze boog zich voorover en kuste hem.

Hij opende zijn lippen en haar tong drong als een levend dier in zijn mond. Zijn handen gleden onder haar blouse en ze hief haar armen omhoog zodat hij haar blouse kon uittrekken. Haar borsten staken wit af tegen de door de zon gebruinde huid van haar hals en haar gezicht. Haar handen gleden om zijn hals.

Hij zag hoe ze water putte en de emmer naast zich neerzette.

‘Temina,’ fluisterde hij.

Anna hielp hem overeind en zonder dat ze elkaar loslieten of ophielden met kussen, strompelden ze naar de slaapkamer.