Het voorstel van Fazoft
Buiten was het drukkend warm, zelfs in de schaduw van de hoogstammige kersebomen in Keats Grove. Fazoft nam hen mee naar de wat verderop gelegen Fanny Brawne Inn, een herberg die genoemd was naar het liefje van de vermaarde Engelse dichter John Keats. Ze waren de enige gasten en kregen een tafel in de tuin, onder een lommerrijke lindeboom. Ze bestelden lamsvlees met groene bonen, de enige schotel op het menu. Vooraf dronken ze een glas Taylor Walkers' bier uit de tap. Na over wat ditjes en datjes te hebben gepraat, vroeg Michel: ‘Wat was er twee weken geleden aan de hand, Barz? Waarover wilde je me zo dringend spreken?’
Fazoft haalde een sigaret uit het pakje dat hij naast zijn bord had neergelegd en stak die aan. Hij blies een rookwolk omhoog en zei: ‘Begin september brengt een groep westerse journalisten een door de Iraakse regering georganiseerd bezoek aan Irak.’
‘Werkelijk?’ deed Michel beleefd.
‘Ja. Saddam Hoessein wil laten zien dat hij zijn industrie heeft overgeschakeld op vredesproduktie.’
‘Met andere woorden, hij wil de wapenembargo's tegen zijn land doen opheffen.’
‘Juist. Tegelijk wil hij de eigen industrie van strategische goederen uitbouwen, zodat hij niet meer van import afhankelijk is. En zoals je ook wel weet kunnen de westerse landen de verleiding niet weerstaan om hun technische know-how te ruilen voor een deel van Saddams olie-dollars.’ Fazoft mikte de as van zijn sigaret van ver in de asbak.
Michel zuchtte. ‘Dat is niets nieuws.’ Hij keek Fazoft vragend aan. ‘Wat heb jij met dat persbezoek te maken?’
Fazoft dronk zijn pint half leeg en staarde naar zijn glas. ‘Ik werd door The Observer geaccrediteerd om mee naar Irak te gaan.’
Michel ging met een ruk overeind zitten. ‘Vind je dat niet riskant? Ik bedoel, met je gemengde afkomst en zo. Irak en Iran hebben weliswaar een staakt-het-vuren, maar nog geen wapenstilstand gesloten.’
Fazoft wuifde het bezwaar weg. ‘Pf! Ik heb een Brits paspoort. Daar kan zelfs Saddam Hoessein niet omheen.’
Michel keek weifelend. ‘Als ik jou was zou ik daar niet al te veel staat op maken.’
De journalist maakte een luchtig gebaar. ‘Dat is het risico van het vak.’
Michel keek de ander nu met half toegeknepen ogen aan. ‘Was het dat waarover je me zo dringend wilde spreken? Kon je me dat niet door de telefoon vertellen?’
Fazoft zette voorzichtig zijn glas neer. Hij glimlachte, maar zijn ogen bleven ernstig. ‘Nee. Ik wilde je vragen om mee te gaan.’
‘Meegaan?’ Michel kreeg het plotseling koud. ‘Naar Irak? Geen denken aan. Trouwens, wat heb ik met de pers te maken?’
‘Niet als journalist, vanzelfsprekend. Nee, in je hoedanigheid van industrieel handelsagent. In dezelfde periode wordt in Bagdad de International Arms Fair gehouden.’
Michel schudde ongeduldig het hoofd. ‘Je weet dat ik me nooit met de wapenhandel heb ingelaten.’
‘Saddam heeft de jaarbeurs herdoopt in Baghdad International Fair. Er worden niet alleen wapens tentoongesteld.’
‘Dat weet ik. Toch zie ik niet in waarmee ik je in Irak van nut zou kunnen zijn.’
Fazoft nam een slok van zijn bier. ‘Je kent Bagdad op je duimpje. Je spreekt de taal. Je kent er de gang van zaken. Misschien heb je er nog een paar vrienden. Het zou een steun in de rug voor mij zijn.’
Michel was zich opeens heel erg bewust van Anna's aanwezigheid. Hij wierp een vluchtige blik opzij. Anna rommelde wat in haar tas en stond op. ‘Oké, oké,’ zei ze. ‘Ik heb het begrepen. De heren willen alleen zijn.’ Ze gaf Michel een speelse tik en liep heupwiegend weg.
Fazoft volgde haar met de ogen.
‘In Irak heeft niemand vrienden,’ zei Michel onnodig scherp.
Fazoft wendde zijn blik van Anna af en zuchtte. Hij boog zich voorover en steunde met zijn ellebogen op tafel. ‘Luister, Michel. De UP vraagt me een onderzoek in te stellen. Er zijn aanwijzingen dat Saddam Hoessein plannen koestert het gehele Midden-Oosten gewapenderhand te veroveren.’
‘Dat is sinds mensenheugenis de droom van iedere Arabische potentaat geweest.’
‘Met Saddam is het wat anders.’
‘Ja, hij is wreed en meedogenloos, ook tegenover zijn eigen volk.’
‘Zo is het in die regio altijd geweest, Michel. Wat hem echter bijzonder maakt is dat hij zich de veroveringstactiek van Hitler heeft eigen gemaakt. De aanspraken van Irak op de Koeweitse eilanden Bubiyan en Warba lijken verdacht veel op de herrie om de Poolse corridor. Hoessein zal eerst grensincidenten uitlokken en daarna Koeweit “bevrijden” van de tirannie van de emir. Vervolgens is Israël aan de beurt.’
‘Er is een verschil met de Blitzkrieg van Hitler, Barz. Om Israël te bereiken moet Saddam eerst met zijn tanks door de woestijn van Jordanië.’
‘Tegenwoordig lopen er door de woestijn snelwegen en Irak beschikt over voldoende trucks en opleggers Made in Germany om een duizendtal tanks in een paar uur tot aan de grenzen van zijn aartsvijand te verplaatsen.’
‘Tijd genoeg voor Israël om te reageren.’
‘Vooropgesteld dat het er dan nog toe in staat is.’
‘Hoe bedoel je?’
‘Het ultieme wapen, mijn jongen.’
‘Kom, kom, Barz. Het Iraakse kernwapenprogramma is gestopt sinds Israëlische vliegtuigen in 1981 de door de Fransen gebouwde kerncentrale bij El-Toewaitha hebben platgegooid.’
‘Dat was tot nog toe de gangbare mening. Maar er zijn aanwijzingen dat Bagdad goed vordert met de ontwikkeling van een eigen kernbom.’
Michel deed geen moeite de sarcastische klank in zijn stem te verdoezelen. ‘Heel interessant. Maar tussen de tekentafel en effectieve kernproeven ligt een lange weg.’
‘Daar gaat 't juist om,’ viel Fazoft hem in de rede. Zijn stem kreeg een dringende klank. ‘Luister, Michel. Er doen geruchten de ronde dat er vier dagen geleden, op 17 augustus om precies te zijn, een geweldige explosie heeft plaatsgehad in de omgeving van Babylon. Die legendarische stad van de hangende tuinen ligt zo'n negentig à honderd kilometer ten zuiden van Bagdad.’
‘Ik weet waar dat ligt,’ zei Michel een beetje geprikkeld.
Fazoft drukte zijn sigaret uit. ‘Ik ga proberen erachter te komen wat de oorzaak van die explosie was. The Observer heeft voor de exclusiviteit van mijn onderzoek een hoop geld over. Als je tegelijk met mij in Bagdad bent, kun je me ongetwijfeld van nut zijn zonder dat je je nek hoeft uit te steken.’
Michel leunde achterover in zijn stoel. Hij was in Irak grootgebracht en kende beter dan wie ook het gewelddadige karakter van de Iraakse samenleving. In de jaren na de Tweede Wereldoorlog had zijn vader er gewerkt als chirurg in een ziekenhuis, waarin uitsluitend belangrijke regeringsfunctionarissen werden behandeld, en zijn vrije tijd had hij besteed aan een medische hulporganisatie. Ooit had hij gezegd dat in Irak het aantal verwondingen en verminkingen als gevolg van politieverhoren hoger lag dan dat door verkeersongevallen in een westers land. Michels gedachten gleden terug in de tijd en vóór hij de kans zag het gordijn beschermend neer te laten, spookte de nachtmerrie gedurende twee afschuwelijke seconden door zijn hoofd. Het schrikbeeld had nog niets van zijn benauwenis verloren. Hij zag een jonge vrouw die met slappe ledematen voor het altaar lag, omgeven door vier veelarmige kandelaars met brandende kaarsen. Het gezicht was met een blauwe sluier bedekt, zodat alleen de ogen zichtbaar waren. Waarheen hij zich ook keerde, overal zag hij die ogen. Ze weerspiegelden een mengeling van wanhoop en leed en de blik ervan drong als een steekvlam door zijn eigen gesloten oogleden tot diep in zijn achterhoofd. De onmacht haar pijn te verzachten, werd een gigantisch gezwel binnen in zijn schedel, dat tenslotte uit elkaar barstte zodat hij samen met de vrouw werd bedolven onder brokken neerstortend puin.
‘Wat is er?’ vroeg Fazoft.
Met een ruk kwam Michel tot de werkelijkheid terug. Hij dronk wat bier. Aan de andere kant van de tuin zag hij Anna over een afrastering gebogen staan waarachter twee langharige collies om haar aandacht bedelden. Ze praatte tegen de dieren en wreef hen over hun snuit. Michel voelde plotseling een sterke behoefte om bij haar te zijn. Een bovenzintuiglijke gedachtenoverbrenging deed haar omkijken. Ze lachte en wuifde met een los handje.
Er ontbrak iets aan het beeld van Anna achter in de tuin, maar hij kon niet bedenken wat het was.
Met moeite wendde hij zijn blik van haar af en probeerde met beide benen op de grond terug te keren.
Fazoft zat hem stil aan te kijken.
‘Ik weet het niet, Barz. Ik geef toe dat de gedachte aan de Estikhbarat of de Moekhabarat alleen al me de stuipen op het lijf jaagt.’
De Britse Iraniër maakte een breed gebaar met zijn glas. ‘Goeie genade, Michel. De Iraakse geheime diensten leggen jou geen strobreed in de weg. Integendeel. De Irakezen vragen niet meer dan dat mensen met jouw kennis van zaken naar de tentoonstelling in Bagdad komen.’
‘Dat geloof ik best. Precies daarom wil ik het niet doen.’
‘Je kunt niet eeuwig afzijdig blijven, old fellow. Als jij niet gaat, gaan er anderen. Waarschijnlijk met minder scrupules.’
Michel keek somber voor zich uit. Wanneer hij aan zijn leven in Irak terugdacht, kon hij zich van zijn kinderjaren weinig concreets herinneren. Zijn vader had hem vaak uitgelegd dat hij leed aan een dwangneurose als gevolg van een onverwerkte emotionele belevenis. Een symptoom daarvan was de met tussenpozen terugkerende nachtmerrie. De onverwerkte belevenis was het zware verkeersongeval waarvan hij op elfjarige leeftijd het slachtoffer was geweest en waarvan een groot litteken zich bleek aftekende op de huid van zijn rug. Zelf herinnerde hij er zich niets van. Hij had er ook nooit vragen over gesteld. Liever had hij geprobeerd de schimmen uit zijn verleden kwijt te raken door uit Irak weg te gaan. Het land tussen Eufraat en Tigris was voor hem een equivalent voor pijn en geweld.
Hij kwam tot een besluit. ‘Nee, Barz. Het spijt me. Ik blijf erbij. Ik ga niet mee naar Irak.’
‘Als je het niet voor mij doet, doe het dan voor de UP.’
‘Er zijn andere manieren om de wereldvrede van dienst te zijn.’
Fazoft keek hem langdurig aan. Toen haalde hij de schouders op. ‘Zoals je wilt.’ Hij dronk zijn pint leeg en veegde zijn snor af met de rug van zijn hand. ‘Lekker biertje. Kom op, we drinken er nog een.’
Anna keerde terug aan tafel en wat later bracht de herbergier het lamsvlees. Het vlees was te taai en de bonen te gaar, maar het koele bier maakte veel goed. Gedurende de maaltijd vertelde Fazoft Anna in geuren en kleuren over hun gezamenlijke passie: het schermen op de sabel. Hoe Michel in 1957 in Bagdad de finale van het interuniversitair kampioenschap van Fazofts vader, Ali Akbar Fazoft, had gewonnen met een ongeldige treffer, nadat hij eerst een blessure had gesimuleerd. Veel later had Barzad Michel met gelijke munt betaald tijdens het London Sabre Tournament. Zo waren ze vrienden geworden. Michel luisterde geamuseerd naar het opgeklopte verhaal van zijn vriend, volgestopt met termen uit de internationale schermtaal oorspronkelijk van de Franse Académies du Roi: kruissprong, houw hoofd, wering vijf, derobement steek, invite-in-twee, corps à corps, ballestra, tot het tot hem doordrong dat Fazoft bezig was hem op een subtiele manier onder de neus te wrijven hoe lang ze elkaar kenden en dat dit verplichtingen meebracht. Na het eten dronken ze koffie en bleven ze nog een poos in de tuin zitten roken tot het voor Michel tijd werd om op te stappen.
Ze namen afscheid van Fazoft en reden met een taxi naar Grosvenor House. Nadat Michel zijn koffer had gehaald, bracht Anna hem met haar Alfa Romeo naar Heathrow. Vóór het luchthavengebouw namen ze afscheid. Anna beloofde hem te zullen bellen, zodra ze in België was. Ze gaven elkaar min of meer plechtig de hand, maar voor hij uitstapte, kuste hij haar onverwacht op de lippen en ze reageerde daarop door een hand achter zijn nek te leggen en de kus een paar seconden langer te laten duren dan zijn plan geweest was.
Gedurende de vlucht naar Antwerpen was het hem niet mogelijk haar uit zijn gedachten te bannen, ook al kwam voortdurend het gesprek met Fazoft weer naar boven. Hij vroeg zich af of zijn avontuurlijke vriend het gevaar besefte waaraan hij zich in Irak ging blootstellen, een land waar een argeloze reiziger, met of zonder Brits paspoort, al in de gevangenis kwam als hij betrapt werd bij het fotograferen van een romantische zonsondergang over de Tigris.
Nadat het toestel in Antwerpen was geland, wachtte hij zijn beurt af bij de balie voor paspoortcontrole. Voor hem stond een jonge blonde vrouw. Aan een riem over de schouder droeg ze een witte leren handtas met vergulde sluiting, niet zo veel verschillend van de tas die Anna die middag had gedragen. Toen de vrouw van de balie wegliep, keek hij haar na en tegelijk wist hij wat er verkeerd was geweest aan het beeld van Anna in de tuin van de Fanny Brawne Inn.
Ze had haar handtas op tafel laten staan, toen ze zich zo bescheiden had teruggetrokken.
En Anna was niet het type vrouw dat haar make-up uit verstrooidheid achterliet.