Dokter François Moreels
Michel nam de fles champagne en de twee glazen mee en opende de deur van de slaapkamer. De kamer was leeg. Anna had haar kleren uitgetrokken en achteloos op het bed geworpen. Ze had een bandje in de recorder gelegd en operamuziek vulde de ruimte. Hij liep naar de open deur van de badkamer en bleef staan.
Anna lag in bad, het hoofd gesteund op de rand van de badkuip, de ogen gesloten, luisterend naar de muziek. Ze lag met opgetrokken knieën en door het badschuim heen zag hij haar naakte dijen en haar tepels die vurig rood gloeiden van het warme water. Hij tikte met de voet van het glas tegen de beslagen spiegel en ze sperde haar ogen wijd open. Toen ze hem zag, glimlachte ze opgelucht. ‘O, jij bent het. Zijn je bezoekers weg?’
‘Ja.’ Hij kwam dichterbij en keek op haar neer. Haar goudkleurige haar was nu donker van het water en hing als een natte waaier tot op haar schouders. ‘Ik zie dat je je niet al te erg ongerust hebt gemaakt.’
Ze keek omhoog, ongegeneerd voor haar naaktheid, maar werd toch onzeker toen ze de ernst zag in zijn ogen. ‘Was dat dan nodig?’
Hij haalde de schouders op. ‘Misschien niet. Maar dat kon jij niet weten. Of wel soms? De meeste vrouwen worden hysterisch als ze onder bedreiging van een pistool in de slaapkamer van een vreemde man worden opgesloten.’
‘Vreemde man? Toe maar.’ Ze ging rechtop staan en wikkelde een handdoek als een soort tulband om haar hoofd. Grote druppels liepen tussen haar volle boezem naar omlaag over de lichte ronding van haar buik en bleven glinsterend hangen op het vochtig-zijden dons tussen haar dijen.
Ze ging op haar tenen staan, nam zijn gezicht in haar handen en kuste hem vluchtig op de lippen. ‘Eerst heb ik het raam opengetrokken,’ zei ze, ‘maar van de veertiende verdieping kun je net zo goed naar de maan staan schreeuwen. Daarna heb ik m'n oor tegen de slaapkamerdeur gelegd. Ik kon niets verstaan, maar uit de toon van jullie conversatie was het vrij duidelijk, dat er niets te duchten viel.’ Ze duwde hem plagerig van zich af. ‘Niet ik, maar jij moet een vreemd gedrag verantwoorden, Michel Moreels.’ Ze wees op de fles en vroeg: ‘Hoe zit het? Krijg ik nog wat te drinken?’
Hij gaf haar een glas en schonk in. ‘Waarop drinken we?’ vroeg hij.
Ze tikte zijn glas aan. ‘Wat dacht je van de goede afloop?’
Hij vroeg niet waarvan.
Nadat ze gedronken hadden, pakte ze het glas uit zijn handen en zette het samen met het hare ergens neer. Op zijn schouder steunend stapte ze uit het bad, duwde een handdoek in zijn handen en draaide haar rug naar hem toe. ‘Het is lang geleden dat iemand m'n rug afdroogde.’
Hij liet de handdoek vallen en sloeg zijn armen om haar heen. Zijn handen omsloten haar borsten en hij voelde de tepels hard worden. Ze kreunde en draaide zich om, drukte haar natte lijf tegen het zijne. Hij voelde haar aanraking door heel zijn lichaam. Hun monden vonden elkaar. Hij nam haar in zijn armen en droeg haar naar het bed. Hij legde haar neer, maar ze trok hem mee en duwde hem op zijn rug. Ze knielde naast hem neer, knoopte zijn hemd los en trok zijn broek omlaag. Ze lachte verrukt toen ze zijn onderbroek met moeite over zijn erectie kreeg. Haar lippen gleden over zijn borst, maar hij wentelde zich op haar en haar lichaam kwam hem hunkerend tegemoet.
Anna werd het eerst wakker. Ontwaken naast een man met wie je voor het eerst de liefde hebt bedreven, vond ze een heel bijzondere gewaarwording. Haar lichaam, nog niet bekomen van de nacht, schrijnde na en ze glimlachte toen ze zich de passie herinnerde waarmee ze elkaar hadden gevonden. Ze bestudeerde zijn gezicht en realiseerde zich dat Michel nog weinig over zichzelf had losgelaten. Voorzichtig raakte ze het litteken onder de gesloten oogleden aan. Hij opende ogenblikkelijk zijn ogen en het duurde een fractie van een seconde voor zijn afstandelijkheid plaats maakte voor een glimlach.
Ze wilde hem over zichzelf aan het praten krijgen. ‘Hoe kom je daaraan?’ vroeg ze.
Hij sloeg het laken terug en kuste haar blote schouder. Haar lichaam reageerde op zijn warme adem. Ze streelde het litteken met de punt van haar tong.
Michel zuchtte overdreven en duwde zich met beide handen omhoog tot hij met de rug tegen het hoofdeinde zat. ‘Het is de Roos van Bagdad,’ zei hij. Ze wilde er meer over weten, maar hij gaf haar een duwtje en sloeg zijn benen uit het bed. Voor de spiegel maakte hij een paar schijnbewegingen.
‘Wat doe je?’ vroeg ze.
‘Oefenen. Dit is een parade-riposte met instap.’
Ze giechelde. ‘Met opgericht wapen.’
Hij grijnsde en kwam op de rand van het bed zitten.
Ze nestelde zich tegen zijn rug. ‘Is schermen niet wat uit de tijd? Ik bedoel, je hebt er niets aan als je op een dag wordt aangerand.’
‘Daar zou je van opkijken,’ zei hij. ‘Een geoefend schermer kan met gemak heel wat slagen ontwijken en met zijn hand als wapen kan hij met een houw hoofd met uitval zijn tegenstander tegen de vlakte slaan.’
Haar hand gleed zoekend over zijn dijen. ‘Ik geef de voorkeur aan de parade-riposte van daarnet.’
Hij wipte overeind. ‘Het korte-afstandgevecht is voor vanavond. Opstaan, Anna. Vanmorgen heb ik nog heel wat te doen.’
Ze maakten samen het ontbijt klaar en aten op het terras aan de keuken, vanwaar ze een wijds uitzicht hadden over de stad. Ze vroeg hem opnieuw wat de Roos van Bagdad betekende en het duurde even voor hij antwoordde. ‘Iedereen die vroeger in Irak leefde draagt een stempel, Anna.’ Hij dronk wat van zijn koffie. ‘De “Roos” is een parasiet, gedragen door zandmuggen en muskieten die gedijen in streken waar dadelpalmen groeien. Hij heeft scherpe kaken en bijt zich vast in een steekwond…’
Ze rilde. ‘Brr.’
Hij glimlachte. ‘Tegenwoordig heeft de roos het moeten afleggen tegen de antibiotica en de vaccinatie.’
‘Je hebt dus in Irak gewoond?’ vroeg ze belangstellend. ‘Lang?’
‘Tot mijn vijfentwintigste jaar. Sindsdien heb ik geen voet meer op Iraakse bodem gezet.’
‘Waarom niet? Werd je uitgewezen of zoiets?’
‘Nee. Ik wou er gewoon niet meer naar toe. Maar ik ben van gedachten veranderd. Ik ga binnenkort naar de Baghdad International Fair.’
‘O.’ Ze deed geen moeite de teleurstelling uit haar stem te weren. ‘Hoe lang blijf je weg?’
Hij haalde de schouders op. ‘Drie, vier dagen. Een week.’
‘Alleen voor zaken?’ vroeg ze.
‘Ja en nee,’ zei hij. ‘Ja, omdat ik op zakelijk gebied de Arabische wereld een beetje veronachtzaamd heb. Als ik nu niet meedoe, val ik buiten de prijzen.’ Hij zweeg. Heel even overwoog hij of hij Anna in vertrouwen zou nemen, maar hij zag ervan af. ‘Nee, omdat die twee bezoekers gisteren een heleboel vragen in mij wakker hebben gemaakt. Vragen over mijn jeugd, adoptie en zo. Ik kan je daar nu niets over vertellen. Misschien later.’
‘Het is nu eenmaal mijn lot,’ zei ze glimlachend. ‘Zodra ik een man ontmoet die me interesseert, gaat hij op de loop.’ Opeens keek ze ernstig. ‘Gek, hè. Ik ken je nauwelijks en toch zal ik je missen.’
‘Zo voel ik het ook.’
‘Echt?’
‘Ja.’
Ze smeerde een broodje en zei zonder hem aan te kijken: ‘Als je wilt ga ik mee. Naar Bagdad, bedoel ik. Dat is geen probleem.’
Hij antwoordde niet direct en toen ze opkeek, zat hij haar te bestuderen, alsof hij probeerde uit te maken in hoeverre ze te vertrouwen was.
‘Het kost me geen cent,’ verklaarde ze haastig. ‘Ik moet voor Kuwait Airways de landen waarop ze vliegen stuk voor stuk bezoeken en een rapport opstellen over de opvang van de passagiers. Ik kan net zo goed met Bagdad beginnen.’
‘Op zo'n korte termijn zul je geen visum krijgen,’ wierp hij tegen. ‘Voor mij ligt het anders. Ik werd uitgenodigd.’
‘Ik heb al een visum,’ antwoordde ze. ‘Dat werd geruime tijd geleden al aangevraagd.’
Ze zag aan zijn blik dat het idee bij hem in de smaak viel. Hij kuste haar. ‘Waarom ook niet,’ zei hij en raakte haar gezicht aan.
Ze bleef stil zitten.
Hij keek op zijn horloge en zei: ‘We moeten opstappen. Zo dadelijk komt de huishoudster.’
Anna kwam met een ruk overeind. Ze voelde zich alsof ze eruit gezet werd. ‘Ik ben al weg.’
‘Wacht even,’ zei hij. ‘Ik ga vanmorgen m'n oude vader opzoeken. Waarom kom je niet mee? Ik weet zeker dat hij je zal bevallen.’
François Moreels verbleef in een verzorgingstehuis, gelegen in een unieke groene zone in Brugge. Gedurende de rit had Michel Anna over zijn vader verteld. Die was nu vijfentachtig. Nadat tien jaar geleden zijn vrouw was gestorven, was hij uit eigen beweging naar het tehuis getrokken omdat het over een moderne verpleegdienst beschikte. Als arts wist hij dat hij behoefte had aan medisch toezicht want de dementia senilis waaraan hij leed verstoorde soms zijn oriëntering in tijd, plaats en ruimte.
Anna vond Michels vader een aardige oude man. Hij had mooi, spierwit haar en zijn blozend gezicht was niet noemenswaard gerimpeld. Toen Michel haar aan hem voorstelde, lachte hij haar toe. Hij zei: ‘Dag kindje.’ Het klonk alsof ze elkaar een leven lang hadden gekend en ze vroeg zich af of hij haar misschien voor zijn schoondochter aanzag. Na de kennismaking namen ze hem mee naar een restaurant in Heist-aan-Zee. Het mooie weer hield aan en ze zaten op een overdekt terras dat uitzicht gaf op strand en duinen.
Bij het eten pikte François Moreels als een vogeltje aan de gerechten, maar hij genoot zichtbaar van de wijn en het gezelschap. Ze praatten over ditjes en datjes en ondanks zijn vergeetachtigheid wist de oude dokter af en toe amusante anekdotes uit zijn belevenissen als arts te vertellen.
Na het dessert schoof Michel zijn bord opzij en stak een sigaret op. Al rokend zat hij de oude man een poosje aan te kijken. Onverwacht reikte hij over de tafel en legde zijn hand op die van zijn vader. Hij vroeg: ‘Vader, herinner jij je nog iets van de gebeurtenissen in Ar Ramadi?’
‘Ramadi?’
‘Ja. Luister, gisteren kreeg ik bezoek van een man die zichzelf oom Yusuf noemde. Hij beweert de jongste broer te zijn van mijn natuurlijke vader. Hoe zit dat, is daar iets van waar?’
De oude man trok zijn hand weg. Hij nam een slok van zijn wijn, boerde zachtjes, verontschuldigde zich en vroeg: ‘Oom Yusuf?’
‘Ja. Dat ongeval, Vader. We hebben daar nooit over gepraat. Niet écht. Ik weet dat dat voor een deel aan mezelf ligt, maar nu wil ik het weten. Kun je je daarvan iets herinneren?’
Zijn vader keek over zijn schouder heen naar de zee en zei: ‘Prachtig weertje. Vroeger hadden we dikwijls zulke mooie zomers.’
‘Alsjeblieft, Vader,’ drong Michel aan. ‘Dit is heel belangrijk voor mij.’
François Moreels schoof zijn stoel achteruit en stond op. ‘Even gaan plassen.’ Hij grijnsde verontschuldigend naar Anna. ‘Oude mannen en baby's, nietwaar?’
Behoedzaam maar kaarsrecht laveerde hij tussen de tafels door. Hoewel Michel uiterlijk onbewogen bleef, merkte Anna zijn gespannenheid. Ze was blij getuige te kunnen zijn van het gesprek.
‘Denk je dat hij er nog iets van weet?’ vroeg ze. ‘Het is zo lang geleden.’
Hij haalde de schouders op. ‘Moeilijk te zeggen. Het is één van de kenmerken van zijn ziekte dat hij soms niet meer weet wat hij gisteren of eergisteren heeft gedaan, maar nog wel allerlei bijzonderheden uit het verleden nauwkeurig weet te vertellen.’
Ze bestelden koffie en keken toe hoe de kelner de tafel afruimde.
Even later keerde zijn vader terug en ging aan de andere kant van de tafel zitten. Hij knikte Anna vriendelijk toe. ‘Hoe is je voornaam ook alweer?’
‘Anna. Anna Steiner.’
‘Anna, hè. Heb je kinderen?’
Ze schudde verward het hoofd.
Hij keek dwars door haar heen. ‘We hadden een zoon. Hij heette Michael. Op 15 mei 1948 werd hij dertien. Op die leeftijd verkrijgen joodse jongens de religieuze meerderjarigheid. Wij waren geen joden, maar we hadden veel joodse vrienden in Bagdad. Alice, dat is mijn vrouw, nam Michael met de auto mee om een verjaardagsgeschenk te kopen.’ Zijn ogen dwaalden nu af naar Michel, maar zonder hem echt aan te kijken. ‘Herinner je je onze auto? Het was een 170S, bouwjaar 1947. De eerste nieuwe Mercedes van na de oorlog. Een viercilindermotor met zijkleppen.’ Hij staarde voor zich uit, verwijlend in het verleden. ‘Alice reed zelf. Een vrouw achter het stuur was in die tijd ook in Europa een zeldzaamheid, laat staan in Bagdad. Ik had haar gevraagd thuis te blijven want in het ziekenhuis begon ik, sinds Ben-Goerion de dag tevoren de onafhankelijkheid van Israël had uitgeroepen, signalen op te pikken van het naderende drama. Uit radio's in café's en restaurants schalde militaire marsmuziek, afgewisseld met opruiende toespraken en emotionele gebeden. Auto's met luidsprekers reden door de stad en kondigden een massabetoging aan. Ze riepen de bevolking op zich te verzamelen aan het UNO Informatie Centrum op Karadat Square.’ Hij zweeg even en verzamelde zijn gedachten. ‘Toen om vier uur secretaris-generaal Azzam Pasha van de Arabische Liga over de radio schreeuwde: “Dit wordt een vernietigingsoorlog, een massaslachting!” zette een hysterische massa zich in beweging, op weg naar de joodse wijk. Ik zag hen voorbijtrekken, ritmisch zingend, schreeuwend: Handen af van Palestina! En: 'azl-yahud klabna! Joden zijn honden. Dood de joden!’ Zijn ogen focusten zich nu op zijn zoon. ‘Bij Moshe Macchias, een juwelier in de joodse wijk, had Alice voor Michael een gouden medaillon met inscriptie gekocht.’ Anna zag Michel het medaillon onder zijn hemd tussen duim en wijsvinger betasten. Zijn vader vervolgde met vlakke stem. ‘Voor het Abbasid Paleis werd de auto van Alice door de oprukkende menigte de doortocht afgesneden. Ze raakte in paniek en reed in volle vaart een zijstraat in. De betogers meenden met vluchtende joden te maken te hebben en zetten de achtervolging in. Twee straten verder had Alice een frontale aanrijding met een vrachtwagen.’
Hij zweeg.
‘En verder?’ vroeg Michel gespannen.
Het duurde zo lang voor de bejaarde man zijn verhaal vervolgde dat Anna dacht dat hij de draad kwijt was. Toen zei hij: ‘Gewapende soldaten wisten hen uit de handen van de opgehitste menigte te bevrijden. Alice had geen noemenswaardige verwondingen, maar Michael was er erg aan toe.’ Hij keek Anna min of meer verontschuldigend aan. ‘Ik heb gedaan wat ik kon. Misschien als ze hem direct naar het ziekenhuis hadden gebracht… Zie je, de politie hield hen meer dan drie uur vast voor ondervraging.’ Hij wees naar het pakje sigaretten dat op de tafel lag. ‘Geef me een sigaret, wil je?’
‘Ik wist niet dat je rookte.’
‘Doe ik ook niet.’
Michel deelde sigaretten uit en gaf hun vuur.
‘Michael stierf om tien uur 's avonds.’ Met een gebaar van afkeer drukte de oude man de sigaret uit in de asbak. Weer duurde het een hele tijd voor hij doorging met praten. Toen schudde hij het hoofd. ‘Ik heb die nacht meer gevloekt dan gebeden en al geloof ik niet meer in God, toen jouw oom Yusuf om drie uur 's ochtends aanbelde, leek hij mij door de voorzienigheid gezonden.’ Hij keek fronsend voor zich uit. ‘Yusuf was een dapper man. Hij had met een motorfiets met zijspan de honderd en tien kilometer van Ar Ramadi naar Bagdad afgelegd met een geweerkogel dwars door zijn lichaam en een andere kogelwond aan zijn dij. In het zijspan, verborgen onder meloenen, lag het bewusteloze lichaam van een jongen van elf. Dat was jij, Michel.’
Anna voelde een golf van medelijden, toen ze aan de gezichten zag wat deze herinneringen voor zowel Michel als zijn vader betekenden. De oude man vervolgde zijn verhaal. ‘Je was in coma. Schedelbreuk, hersenschudding en op de koop toe een ernstig rugletsel. Ik heb je als Michael naar het ziekenhuis gebracht en geopereerd.’ Hij slikte een paar keer. ‘M'n eigen zoon werd de volgende dag met medewerking van de opperrabijn van Bagdad als Eliyahn Shasha begraven.’
Er viel een pijnlijke stilte.
‘Waarom heb je me dit nooit verteld?’ vroeg Michel.
‘Dat kon niet meteen, jongen. Het heeft weken geduurd voor alle gevaar was geweken. Zodra je voldoende was hersteld, bleek je te lijden aan een typische vorm van retrograde amnesie, het slachtoffer heeft de herinnering aan de gebeurtenis of aan wat daarvoor is gebeurd verloren. Wanneer ik probeerde het er met jou over te hebben, werd je hysterisch. Daarna, toen je helemaal genezen was, was het te laat.’
‘Hoezo?’
‘Kijk, Michel. Jouw leven redden was voor Alice het enige middel om er het verstand niet bij te verliezen. Eerst was je een surrogaat voor Michael, maar voor we het wisten, gingen we je behandelen alsof je écht onze zoon was. Wat gebeurd was, was nog maar een boze droom. Het feit dat jij je niets herinnerde, of niets wilde herinneren, maakte het allemaal eenvoudiger.’
Anna zag dat de oude man moe werd.
Michel vroeg: ‘Wat werd er van oom Yusuf?’
‘Ik heb zijn wonden verzorgd en de volgende avond is hij met zijn motor weggereden.’
‘En hij liet nooit meer iets van zich horen?’
‘Nee.’
‘Heeft hij verteld wat er precies was gebeurd?’
‘Ja. Jullie tweeën waren de enige overlevenden.’
‘Hoe zijn de eh… anderen om het leven gekomen?’
De oude man antwoordde niet. Zijn hoofd zakte naar voren en hij sloot de ogen.
‘Kom Michel,’ zei Anna. ‘We moeten opstappen. Je vader wordt moe.’
Vader Moreels richtte zijn hoofd op en keek Anna dankbaar aan. ‘Wist je dat Anna de Griekse vorm van het Hebreeuwse Hanna is? Hanna betekent “lieflijke” en dat past uitstekend bij jou.’
Anna stond op en liep om de tafel heen. Ze kuste hem boven op zijn hoofd.
‘Nee. Dat wist ik niet. Wat ik wel weet, is dat oude mannen soms hun haren verliezen, maar nooit hun streken.’