Chaos in Hampstead

Fazoft Barzad woonde in Hampstead, een buurt met elegante oude huizen, historische herbergen en pleintjes waar nog de dorpse sfeer heerste die uit de rest van Londen sinds lang verdwenen was. Ze verlieten de cab aan Church Row en liepen op hun gemak langs de terracehuizen in zuidelijke richting naar Keats Grove, tot aan nummer achttien, een Victoriaans herenhuis met twee verdiepingen.

Fazoft woonde in het souterrain. Een stenen trap achter een gietijzeren balustrade leidde van de straat naar zijn voordeur. Michel belde aan en hield zijn oor dicht bij de parlofoon. Geen geluid. Hij wachtte een halve minuut en belde toen opnieuw. Daarbij raakte hij met zijn schouder de deur, die langzaam openzwaaide. Aarzelend bleven ze staan.

Uit het huis kwam hun een benauwde lucht tegemoet. Het was een zware geur, die aantrok en tegelijk afstootte en die Michel het gevoel gaf dat er daarbinnen iets niet pluis was.

Voorzichtig stapte hij over de drempel. Op de kleine, vierkante hal kwamen twee deuren uit. Hij duwde de deur van de voorkamer op een kier en gluurde naar binnen.

Het was alsof een vliegende storm door het als kantoor ingerichte vertrek had geraasd. Laden en kastdeuren stonden open en papieren lagen overal verspreid. Michel opende behoedzaam de andere deur. Die gaf toegang tot een rechthoekige woonkamer met Chinese en Oosterse tapijten op de vloer en aan de wanden. Aan de andere kant van de kamer zag hij twee open deuren. Eén gaf toegang tot de keuken, de andere tot een slaapkamer met een onopgemaakt bed. Het grootste deel van de woonkamer werd ingenomen door een halfcirkelvormig bankstel en een vijftal koperen gegraveerde koffietafels, waarop flessen en vuile glazen stonden.

Op één van de tafeltjes brandde een klein olielampje. Daarnaast lag een pijp met een lange steel en een brede, ondiepe kop.

Hij gebaarde Anna te blijven waar ze was en liep de halfduistere kamer in. Het dikke tapijt dempte het geluid van zijn voetstappen. De gordijnen waren dicht en er hing de zoetige geur van opium, tastbaar en bedwelmend. In het midden van de kamer bleef Michel ge schokt staan.

Op de grond, half verborgen achter het bankstel, lag een jonge vrouw op haar rug. Ze was naakt en een donkere vlek in het tapijt onder haar lichaam verklaarde op sinistere wijze de reden van haar bewegingloosheid.

Voorzichtig, alsof hij vreesde de dode te zullen wekken, kwam Michel naderbij. Zoals bij de meeste Aziatische vrouwen was het niet mogelijk haar leeftijd te schatten. Ze was klein, heel slank en haar spitse tepels met bruine tepelhoven en de schaduw tussen haar dijen staken in het schaarse licht donker af tegen haar getaande huid. De roerloze schoonheid van het kindvrouwtje en de zoetige geur in zijn neus oefenden op Michel een onverwacht hevige erotische prikkel uit. Hij hoorde Anna, die hem achternagekomen was, scherp inademen. Ze knielde naast de jonge vrouw en voelde haar pols.

Iemand zei: ‘Niet bewegen, alstublieft.’

Michel draaide zich verschrikt om. In de deuropening van de slaapkamer stond Fazoft, met gespreide benen en een pistool dreigend voor zich uitgestrekt. Het meest schokkende aan zijn onverwachte verschijning was evenwel dat hij volkomen naakt was.

Michel zei: ‘Doe in godsnaam dat pistool weg. Is één dode soms niet genoeg.’

De Iraniër sperde zijn donkere, amandelvormige ogen open toen hij Michel herkende. Hij deed een poging het pistool in zijn zak te steken, stelde vast dat hij er geen had en legde het wapen achteloos naast de opiumpijp op de koffietafel. Daarna kwam hij met uitgestoken hand naar Michel toe. ‘Hé, old fellow. Waar kom jij zo opeens vandaan?’

Michel wees naar het meisje. ‘Wat is hier gebeurd? Heb je al om een ambulance gebeld? Heb je de politie gewaarschuwd?’

Fazoft was een knappe slanke man van een meter tachtig met donker krullend haar tot in de hals. Hij haalde gracieus de naakte schouders op. ‘Waarom zouden we politie waarschuwen? Ze rust alleen maar wat uit.’ Hij bracht zijn handen onder de oksels van het meisje en tilde haar op de bank. Michel zag de omgevallen fles liggen die de donkere vlek op het tapijt had veroorzaakt.

Fazoft strekte zijn rug. Door zijn naaktheid leek hij groter dan hij was. Hij knikte beleefd naar Anna. ‘Dag dame. Ik geloof niet dat we al aan elkaar werden voorgesteld.’

‘Zou jij niet eerst wat aantrekken,’ kwam Michel korzelig tussenbeide. Het irriteerde hem opeens dat Anna Fazoft zonder terughoudendheid keurend stond te bekijken.

‘Goed idee.’

Fazoft verdween in de slaapkamer.

Anna liep de keuken in en kwam terug met een natte handdoek. Ze wreef er het vrouwtje mee door het gezicht en dat bracht een trilling teweeg in haar oogleden. Ze kreunde zachtjes en opende haar ogen.

‘Zal ik een dokter roepen?’ vroeg Anna.

‘No, no, thank you very much.’ De Aziatische duwde Anna's hand weg en werkte zich kwiek overeind. Ze glimlachte verontschuldigend en verdween zonder verder een woord te zeggen in de slaapkamer.

Een paar minuten later kwamen ze allebei aangekleed opnieuw te voorschijn. Fazoft droeg een gestreept hemd met das op een lichte pantalon met scherpe vouw. Hij gaf het meisje wat geld dat ze zonder enige schroom aannam en in een piepklein tasje wegborg. Ze maakte een hoffelijke buiging in de richting van Anna en Michel en verliet geruisloos het vertrek.

Fazoft schoof de gordijnen opzij en opende een raam. ‘Het spijt me van de rommel,’ zei hij, maar het klonk niet erg gemeend. ‘Je had je bezoek moeten aankondigen.’

Michel ging daar niet op in, hij wilde naar buiten. De opiumgeur bezorgde hem hoofdpijn. ‘Laten we ergens gaan lunchen, Barz. Dan kunnen we praten.’

‘Goed. Als jij me eerst voorstelt aan die beeldschone vrouw.’

‘Anna Steiner. Een eh… vriendin van me. Anna is stewardess bij Pan Am.’

‘Wás stewardess,’ zei Anna. Ze reikte Fazoft de hand. ‘Aangekleed zie je er totaal anders uit.’

Voor Fazoft een of andere spitse opmerking had kunnen bedenken, kwam Michel tussenbeide. ‘Laten we gaan,’ zei hij. ‘Het is hier om te stikken.’

Toen hij voorbij de open deur van het kantoortje liep, zag hij opnieuw de ravage. Hij bleef staan. ‘Wat is hier gebeurd, Barz? Terwijl jij een feestje bouwde, heeft blijkbaar iemand in je papieren geneusd.’

Fazoft duwde hen naar buiten en trok de deur achter zich dicht. ‘Helemaal niet. Dat is mijn manier van rangschikken. Het lijkt alleen maar wanordelijk, eigenlijk is het georganiseerde chaos.’