Zwarte weduwe

Voor de derde keer sprongen alle verkeerslichten gelijktijdig op rood en begonnen de sirenes te janken zodat in heel de hoofdstad het verkeer tot stilstand kwam. De radio speelde ‘Het land van de Twee Rivieren’, het volkslied van de Iraakse republiek en vervolgens werd door de imam van Bagdad de bescherming van Allah afgesmeekt over Saddam Hoessein, de held van de nationale bevrijding. In één adem werd de toorn van God uitgestort over het verderfelijke Israël en alle westerse ongelovigen.

‘Wat gebeurt er?’ vroeg Anna die mee voorin zat. Fazoft zat alleen op de achterbank, nadat ze Daisy een kwartier tevoren in de omgeving van het Iers Ziekenhuis hadden laten uitstappen.

Michel zette de radio af. ‘Iedere keer dat Saddam Hoessein zijn presidentieel paleis verlaat, wordt het verkeer in de stad stilgelegd en komen de mensen de straat op in de hoop een glimp van hem op te vangen.’

Ze wachtten. In de stilstaande auto steeg de temperatuur al vlug tot boven de dertig graden en de op volle kracht werkende airconditioning kon dat niet verhinderen. Michel voelde het zweet over zijn rug lopen.

‘Is het ver naar Shaaduunstreet?’ vroeg Fazoft.

‘De eerste straat rechts,’ antwoordde Michel. ‘Waarom?’

‘Er is daar een Indische fotograaf die mijn films ontwikkelt terwijl ik erop wacht. Ik denk dat ik er even langs ga.’

Michel draaide zich om. ‘Toch niet met de film van Al Hillah?’

Fazoft legde zijn hand op de handel van het portier. ‘Waarom niet? Voor hem zijn daar alleen maar wat vegen en strepen op te zien. Alleen specialisten kunnen nachtfilms ontcijferen.’

‘Toch vind ik het riskant.’

‘Een beetje opwinding is goed voor het hart.’ Fazoft opende het portier. ‘Ik ga wel te voet verder. Van de fotograaf af is het nog maar een paar honderd meter naar Al Rachid. Ik verwacht Daisy om elf uur en om twaalf uur moet ik op een persconferentie in de Palestine-Meridien zijn.’

Met veerkrachtige pas baande hij zich een weg door de haag van mensen die zich aan de kruispunten verzamelde. Voor hij om de hoek verdween, keek hij om en wuifde.

Michel grinnikte. ‘Met zo'n reisgenoot is verveling uitgesloten.’

‘Ja,’ zei Anna met een zweem van sarcasme in haar stem. ‘Waar je vooral van op aan kunt, is dat je met Fazoft in de buurt weinig kans loopt van ouderdom te sterven.’

Michel verbaasde zich over Anna's reactie. ‘Kom, kom, Anna. Hij kon het ook niet helpen dat we door die Amnagenten werden gemolesteerd. Dat ze ons eruit pikten, was louter toeval.’

Anna maakte het zich gemakkelijk met haar rug tegen het portier en trok een been onder het andere. ‘Het was geen toeval dat Fazoft een uitstapje naar Babylon organiseerde. Het was nog minder een gril van het lot dat hij jou meenam voor een vlucht over een militaire basis. Of dacht je dat ik dat niet doorhad? Toen de helikopter opsteeg kon je de muziek in het theater nog nauwelijks horen.’

‘Ik ben niet meegevlogen,’ weerlegde Michel. ‘Alles wat ik deed was het all clear-signaal geven voor de landing. Dat Fazoft op informatie uit is kun je hem niet kwalijk nemen. Daarvoor is hij journalist.’

Anna knikte langzaam. ‘Zeker. Maar hij is in de eerste plaats een avonturier met weinig verantwoordelijkheidsbesef. Hij riskeert het leven van zijn vrienden voor een exclusief artikel.’

‘Nu niet overdrijven, Anna.’

‘Daar is niets overdreven aan, Michel. We hebben niet weinig geluk gehad dat die kolonel Qazzaz dat radiobericht had opgevangen, anders hadden we er allemaal het hachje bij ingeschoten. Al snap ik niet wat een ere-voorzitter van de Handelskamer met de veiligheidsdiensten te maken heeft.’

Anna had gelijk, dacht Michel. Meer nog, het was onverantwoord geweest haar naar Irak mee te nemen. Hij wilde dat hij haar nu meteen naar België kon doen terugkeren, maar hoe kon hij dat voor elkaar boksen, zonder het tussen hen tot een breuk te laten komen?

Anna zat hem van opzij gade te slaan en Michel had het gevoel dat ze zijn gedachten kon lezen. Hij trok een zo neutraal mogelijk gezicht en zei: ‘Je hebt gelijk. In dit land kun je niet voorzichtig genoeg zijn.’

Ze ging weer in een normale houding zitten. ‘Zeg dat wel. Hier ontmoet je alleen avonturiers en opportunisten.’

Hij keek haar onderzoekend aan. ‘Is dat een zinspeling op nog iemand anders dan Fazoft?’

Ze stak haar arm door de zijne en ze nestelde zich dichter tegen hem aan. ‘Laten we over wat anders praten.’

‘Nee. Als er iets is moet je ermee voor de dag komen.’

Anna liet hem los en ging rechtop zitten. ‘Jerry Bull,’ zei ze fronsend. ‘De ontmoeting in het restaurant was geen toeval. Die man voert iets in zijn schild. Vraag me niet waarom ik dat denk. Het zal wel intuïtie zijn.’ Ze tuitte nadenkend de lippen. ‘Ben je soms van plan met hem zaken te doen?’

‘Waarom niet?’ vroeg Michel.

‘Let dan wel op,’ zei Anna. ‘Zijn gedrag doet me denken aan de Zwarte Weduwe.’

‘De Zwarte Weduwe? Hoezo?’

‘Een Noordamerikaanse spin met een slechte reputatie. Ze lijkt onschuldig, maar haar gif is vijftien maal sterker dan dat van de ratelslang. Wie de draden van haar web aanraakt wordt meteen gebeten.’

Michel geloofde niet dat Anna's waarschuwing met intuïtie veel van doen had. Vrouwen zijn over het algemeen beter in staat nuances in iemands stem, gebaren en gelaatsuitdrukkingen te onderkennen, maar hij vroeg zich af of haar conclusie in dit geval niet was beïnvloed door Bulls ongebreidelde drankzucht. Hij wilde daar dieper op ingaan, maar de lichten sprongen op groen en hij had zijn aandacht nodig bij het verkeer. De volgende tien minuten moest hij om de haverklap stoppen en optrekken, zodat ze een hele poos niets meer tegen elkaar zeiden.

Voor het eerst ging hij zich wat meer verdiepen in zijn relatie tot Anna. Bij hun kennismaking waren de meeste initiatieven van haar uitgegaan, maar dat hoefde niets te betekenen. Anna behoorde tot het tijdperk waarin de vrouw een drukke, interessante baan heeft en zich bij onverwachte voorvallen weet te beheersen. Haar lijdzame reactie op de opsluiting in zijn slaapkamer paste in dat beeld. Daarna had ze er opmerkelijk weinig commentaar op geleverd. Evenmin had ze, na het gesprek met zijn vader, over zijn jeugd in Irak veel vragen gesteld. Bij zijn gesprekken met Fazoft hield ze zich discreet op de achtergrond. Dat beeld van de bescheiden, teruggetrokken vrouw strookte niet met de Anna die een Amn-agent met een welgemikte trap tussen de benen had uitgeschakeld.

De kunst van zelfverdediging behoorde tot de opleiding van een stewardess, had ze uitgelegd.

Maar de chirurgische precisie waarmee ze de agent had geveld, had naar Michels oordeel meer weg van de gevaarlijke aanvalstechnieken van Kung Fu-fighters dan van de op verdediging ingestelde jiu-jitsu.

Hij had nog niet uitgemaakt welke conclusies hij daaruit moest trekken, toen ze het Palestine-Meridien Hotel bereikten. Ze stapten uit en hij gaf de contactsleutel aan de portier die de auto naar de parkeergarage zou brengen.

Anna stond hem op te wachten om samen naar binnen te gaan. Toen hij naderbij kwam, keek ze hem min of meer bezorgd aan en hij begreep dat ze zich bewust was van zijn gedachtengang.

Hij sloeg zijn arm om haar heen. ‘Zolang jij maar geen Zwarte Weduwe bent,’ zei hij lachend. ‘De populaire versie luidt dat die haar mannetje na de paringsdaad oppeuzelt.’

Ze glimlachte vaag. ‘Wees gerust,’ zei ze. ‘Ik ben een Anoplius Viaticus. Een spinnendoder. Die bijt zelfs een tarantula dood als haar mannetje belaagd wordt.’

In de lounge van het hotel heerste alweer een feeststemming. Een trio, twee trommels en een trompet, begeleidde een bruidsstoet in galakleding. De omstanders zongen en dansten en er werd ritmisch in de handen geklapt. Vrienden en kennissen van het bruidspaar kwamen aandragen met geschenken in kleurige verpakking en kelners zeulden rond met bladen vol drankjes of zoete versnaperingen. Vreugdebetoon bij huwelijksfeesten was een oud Iraaks volksgebruik, maar deze vrolijkheid leek Michel niet erg spontaan en hij vroeg zich af of dit schouwspel niet door de overheid was gearrangeerd om de toeristen een glimp te tonen van een vrij en zorgeloos volk.

In ieder geval leidde het de aandacht af van de lanterfanters die dag en nacht in de lounge van het hotel de lege stoelen vulden, spelend met hun bidsnoer, intussen de handel en wandel van de vreemdelingen bespiedend.

Het duurde even voor ze de balie bereikt hadden. De receptionist overhandigde Michel een envelop, samen met zijn sleutel. Hij ritste de envelop open en vond daarin een fax, afkomstig van Cyriel Schrauwen. Met gefronste wenkbrauwen las hij de inhoud.

Beste Michel,

Het spijt me oprecht onheilsbode te moeten zijn. Ferrosteel heeft zopas een gerechtelijke vordering voor een bedrag van drie miljoen USD ingesteld tegen Metal Trading (alsmede tegen Michel Moreels persoonlijk). Reden: de Belgische Dienst voor Delcredere weigert de claim van Ferrosteel te honoreren, omdat de speciale condensatoren via Manilla naar Basrah in Irak werden geleid. Ze beschuldigen ons ervan dat wij, Metal Trading, het ‘end user’ certificaat vervalst zouden hebben.

Ik stel voor dat je contact opneemt met de State Organisation for Constructional Industries in de Rafidain Building, Banks Street, Bagdad. Dat is de instantie die de condensatoren in ontvangst heeft genomen en voor betaling moet zorgen. Probeer hen ertoe te overhalen het geld niet aan Manilla, maar rechtstreeks aan Ferrosteel over te maken. Als dat niet lukt, zie ik geen uitweg.

Cyriel.

Michel beet zich op de lip. Hoewel hij dit bericht had verwacht, kon hij niet nalaten zich eraan te ergeren dat de ambtenaren van de Dienst voor Delcredere zich zo makkelijk lieten manipuleren.

Anna legde een hand op zijn arm. ‘Slecht nieuws, Michel?’

Zwijgend overhandigde hij haar de fax. Nadat ze die had gelezen, keek ze hem vragend aan. ‘Is het erg?’

‘Erg?’ Hij pakte het papier uit haar hand en zwaaide ermee. ‘Iemand is bezig me flink uit te kleden. Mogelijk met de hulp van een of andere corrupte ambtenaar bij Delcredere.’ Hij haalde diep adem en liet de lucht langzaam door zijn getuite lippen ontsnappen. ‘Pffft.’

Anna zweeg, bang een woord te veel te zeggen.

De opgewekte sfeer in de lounge was niet geschikt voor zijn vertoning en hij nam haar mee naar de bar. Hoewel het tegen zijn gewoonte was zo vroeg alcohol te drinken, bestelde hij een dubbele whisky.

Anna nipte wat van haar Pepsi-Cola. Ze zag de spanning op z'n gezicht iets verminderen. ‘Ik ben niet thuis in dat soort zaken. Wat is de Dienst voor Delcredere?’

‘Het is wat ze in België “een parastataal” noemen. Een semi-officiële overheidsinstelling waar Belgische exporteurs het commerciële en politieke risico van de naar bepaalde landen uitgevoerde goederen kunnen verzekeren.’

‘Als ik het goed begrijp, stelt één van jouw klanten jou persoonlijk aansprakelijk omdat die instelling weigert een dubieuze vordering te compenseren. Maar… wat heb jij daarmee te maken? Je bent toch commissionair, geen handelaar?’

‘Ja. Maar omdat het afsluiten van zo'n polis nogal wat administratieve rompslomp vergt, doen wij dat voor onze opdrachtgever. Het is nogal logisch dat we dan ook moeten instaan voor de echtheid van de documenten die we opstellen.’

‘Acht je het mogelijk dat iemand op jouw kantoor zo'n eh… end user-attest heeft vervalst?’

‘Uitgesloten!’ Een vlaag van woede voorwendend verfrommelde hij de fax in zijn hand. ‘Het moet een buitenstaander zijn geweest, een concurrent die me een loer wil draaien.’

‘Maar drie miljoen dollar, Michel. Dat kan toch niemand betalen.’

Michel sprong heftig van zijn kruk, die dreunend tegen de grond smakte. Het lawaai kalmeerde hem. Hij moest zijn show niet overdrijven. Voorzichtig zette hij de kruk overeind. ‘Ik denk dat ik eerst maar eens naar de ambassade ga. De handelsattaché moet me op weg kunnen helpen.’

Iemand legde een zware hand op zijn schouder en vroeg: ‘Bent u Michel Moreels?’