Project Wodzja

In Irak is alles anders dan het lijkt.

De handelaar die vriendelijk en geduldig de werking uitlegt van de nieuwste Japanse reflexcamera, zal de eerste zijn om zijn klant als spion bij de Amn aan te brengen als hij hem een kiekje ziet maken van een brug of een officieel gebouw. De Amn is de binnenlandse veiligheidsdienst, die toezicht houdt op burgers en ambtenaren.

Een student aan de universiteit van Bagdad krijgt niet altijd zijn diploma omdat hij voor zijn examen geslaagd is, maar soms ook om als dekmantel te dienen als hij wordt uitgezonden door de Estikhbarat, de Iraakse Militaire Inlichtingendienst, die tot taak heeft inlichtingen te verzamelen in het buitenland over nucleaire, bacteriologische en chemische oorlogsvoering, en doodseskaders over de grenzen te sturen.

De Moekhabarat van haar kant is de Inlichtingendienst van de Baath-partij en werkt strikt genomen onafhankelijk van de Amn en de Estikhbarat. Ze is uitgegroeid tot de machtigste en meest gevreesde organisatie van Irak, die niet alleen toezicht uitoefent op leger, politie en staatsinstellingen, maar ook op de andere geheime diensten. Het hoofdkwartier van de Moekhabarat is gevestigd in de zuidelijke vleugel van het ‘Paleis van het Einde’, een voormalige residentie van de koninklijke familie. De overige delen van het paleis worden gebruikt voor internering en verhoor van gevangenen.

In een land waar het essentieel is dat de zaken nooit bij hun naam worden genoemd, heeft een kolonel van de Moekhabarat niet vanzelfsprekend minder macht dan de generaal die aan het hoofd staat van de organisatie.

Kolonel Saddiq Qazzaz bevond zich in zo'n positie. De vierenzestigjarige Qazzaz was een neef van Saddams vrouw en één van zijn aanhangers van het eerste uur, die de opeenvolgende zuiveringen had weten te overleven. Qazzaz was een willig instrument van de leider-president en zijn loyaliteit hield gelijke tred met de meedogenloosheid waarmee hij voor zijn meester zowel vrienden als vermeende vijanden van het regime uit de weg ruimde.

Sinds kort was hij door Saddam Hoessein hoogst persoonlijk aangesteld tot veiligheidschef van project Wodzja. Tegelijk was hem onbeperkte macht verstrekt om de verwezenlijking van dit geheime project te verzekeren.

In die hoedanigheid kon Qazzaz het zich veroorloven het bordje NIET ROKEN op het bureau van generaal Izzat Ibrahim, hoofd van de Moekhabarat, te negeren.

Qazzaz gooide het rapport dat hij zopas had gelezen met een verveeld gebaar op het bureau en blies er een rookwolk achteraan.

‘Ik weet het niet,’ zei hij zonder een spoor van enthousiasme. ‘Waarom Moreels? Waarom niet iemand die al tot het circuit behoort?’

De generaal wuifde geërgerd de rook van zich af. Hij droeg, zoals Saddam Hoessein op het kleurenportret boven zijn hoofd, een veldgroen uniform zonder decoraties of insignes, afgezien van zijn sterren. Maar daarmee hield iedere gelijkenis met de leider-president op. In tegenstelling tot het pafferige gezicht en de zwarte haarbos van Saddam, had Ibrahim een smal hoofd en roodachtig uitgroeiend haar. Hij schoof ostentatief het bordje met het rookverbod wat naar voren en wees naar de derde man die in het kantoor aanwezig was.

‘Dat moet je aan meneer Sakhadyahn vragen. Hij coördineert de aankopen voor het project.’

Kolonel Qazzaz richtte zijn aandacht op Sakhes Sakhadyahn. De Libanese wapenhandelaar was een zwaarlijvige man met een rond, kalend hoofd en zijn transpirerende gezicht was zo vlezig, dat zijn ogen erin wegzonken tot smalle spleetjes. Het jasje van zijn lichtgewicht zomerpak droeg hij gevouwen over zijn arm en met een grote blauwe zakdoek veegde hij voortdurend de zweetdruppels van zijn voorhoofd en uit zijn nek. Het was vier uur 's middags en hoewel de zon niet rechtstreeks door de hoge ramen naar binnen scheen, was het bloedheet in het kantoor. Het Paleis van het Einde had geen centrale airconditioning en de traditionele luchtkoeler, een bak waarin water door rieten buisjes stroomde en waardoorheen lucht werd geblazen, zorgde nauwelijks voor enige verfrissing.

‘Wat denkt u, meneer Sakhadyahn? Kunnen we niet beter de gebruikelijke bevoorradingskanalen volgen? Dat lijkt me heel wat eenvoudiger én veiliger.’

‘Liever niet. Wat we nodig hebben, zijn heel specifieke produkten,’ verklaarde Sakhadyahn. ‘Als we die via ons eigen netwerk aanschaffen, kunt u er donder op zeggen dat de CIA of de Mossad erachter komt. Zo zou niet alleen Wodzja mislukken of op zijn minst grote vertraging oplopen, maar ook zou onze bevoorrading met conventionele wapens in gevaar komen.’

‘Dat begrijp ik, maar…’ Qazzaz keek de Libanees een beetje ongelovig aan. ‘Hoe kan Moreels aan die produkten komen zonder dat de Amerikanen er lucht van krijgen?’

‘Omdat hij die spullen al meer dan eens geleverd heeft voor burgerlijk gebruik,’ antwoordde Sakhadyahn.

Qazzaz knikte, diep in gedachten. Project Wodzja zou een sensationele ommekeer veroorzaken in de internationale machtsverhoudingen. Hij wees op de map. ‘Moreels heeft de wapenembargo's altijd gerespecteerd.’

‘Dat maakt hem juist zo geschikt. Niemand zal hem verdenken.’

‘En u vindt het niet vreemd dat Moreels nu opeens gehoor geeft aan onze invitatie voor de tentoonstelling?’

‘Nee. De Baghdad International Fair is de belangrijkste jaarbeurs van het Midden-Oosten. Er vallen daar goede zaken te doen. Ook voor hem. Ik weet zeker dat hij erin is geïnteresseerd. Aan u ervoor te zorgen dat hij wil meewerken.’

‘Dat zal niet eenvoudig zijn.’

‘Elke ongelovige heeft zijn prijs, kolonel. En Belgen zeker. Op politiek vlak zijn dat hypocrieten. Als er ergens gewapende conflicten uitbreken, stellen ze zich roomser op dan de paus maar intussen is hun land wel de spil waar de illegale internationale wapenhandel om draait. Die Moreels is geen snars beter dan de anderen.’

‘Hoezo?’

Voor zover zijn omvangrijke buik het toeliet boog de Libanees zich naar Qazzaz toe alsof hij hem een geheim wilde toevertrouwen. ‘Twee weken geleden kwam ik er bij toeval achter, dat hij voor drie miljoen dollar speciale condensatoren met bestemming Manilla naar Basrah in Irak had omgeleid. Zodra ik dat wist, heb ik ervoor gezorgd dat de faktuur niet werd betaald. Begrijpt u?’

‘Nee.’

Sakhadyahn keek Qazzaz aan met listige kleine oogjes. ‘Toen Moreels bij de levering geen centen kreeg, was hij verplicht een schadeclaim in te dienen bij de verzekering. Ik hoef alleen maar de echte bestemming te laten uitlekken om die claim te doen afwijzen en dan is Moreels nergens meer.’ Sakhadyahn legde een worstachtige hand op het dossier. ‘Het staat daar allemaal in.’

Qazzaz staarde naar de zweetafdruk die de Libanees op de grijze map had achtergelaten. Sakhadyahn was in staat zich met omkoperij de toegang tot het paradijs te forceren. ‘Het zal tijd en geld kosten,’ zei hij.

Het was generaal Ibrahim die antwoordde. ‘Geld is geen probleem. Tijd wel.’ Hij schoof met een ruk zijn stoel achteruit, liep naar het raam en zette het open. Een golf warme lucht stroomde naar binnen. De generaal haalde een paar keer diep adem om de hinderlijke sigarerook uit zijn longen te verdrijven. Daarna sloot hij het raam en draaide zich om. Hij zei: ‘Het welslagen van project Wodzja kan afhankelijk zijn van de manier waarop jij Moreels aanpakt.’

‘Allah zal ons welgezind zijn,’ zei Qazzaz neutraal.

De Libanees kwam steunend overeind. ‘Houd me op de hoogte van de ontwikkelingen, alstublieft.’ Met slepende tred liep hij naar de deur.

Qazzaz liep met hem mee. ‘Gaat u zelf aan Moreels vertellen wat voor produkten hij moet leveren, als ik hem eenmaal zover heb?’

Sakhadyahn bleef staan en zocht met één hand steun aan de deurpost. Zijn hemd vertoonde grote zweetvlekken. ‘Ik? Nee hoor. Moreels zou het beneden zijn waardigheid vinden met een Libanees te moeten onderhandelen. Daarvoor heb ik iemand met meer klasse. A real gentleman.’ Bulderend van het lachen schuifelde hij de deur uit.

Qazzaz keek om naar de generaal en knikte hem toe. ‘Ik moet weg, generaal. Moge God uw gezondheid behoeden.’

‘Ja,’ zei Izzat Ibrahim. ‘Dat kan Hij door ervoor te zorgen dat jij sigaren rookt die minder stinken.’

Nadat Qazzaz naar zijn kantoor was teruggekeerd, bleef hij nog een hele tijd het dossier van Moreels bestuderen. De Belg had tot zijn vijfentwintigste jaar in Irak gewoond en nadat hij naar Europa was vertrokken, was hij er nooit teruggekeerd. Waarom niet? Een afgebroken liefdesrelatie? Moeilijkheden met de politie? In het dossier werd daarover met geen woord gerept. Toen hij las dat Moreels in 1957 interuniversitair kampioen schermen op de sabel was geweest, voelde hij een steek van afgunst. Hij beschouwde zichzelf als de beste schermer uit die periode, maar had nooit de gelegenheid gehad aan internationale wedstrijden deel te nemen. Als hij ooit de kans kreeg, zou hij met alle plezier de degen met dat rijkeluiskind kruisen. Zelfs nu, op deze leeftijd.

Hij stak een nieuwe sigaar op en wuifde er keurend mee onder zijn neus. Ibrahim had niet helemaal ongelijk wat het aroma betrof. Het werd tijd om van merk te veranderen. Nadenkend klapte hij het dossier dicht. Het was een onverwachte meevaller dat Moreels naar Bagdad kwam, maar aan de andere kant had hij geleerd alles wat meevalt te wantrouwen.

Zijn gedachtengang werd onderbroken door een klop op de deur. Qazzaz drukte op een knop en zijn aide de camp kwam binnen en ging in de houding staan.

‘'t Betreft Michel Moreels, kolonel.’

‘Ja?’

‘U vroeg wat het motief van zijn komst naar Bagdad zou kunnen zijn, kolonel.’

‘Behalve dan zijn bezoek aan de jaarbeurs, ja.’

De officier trok een gewichtig gezicht. ‘Als er een andere reden is dan heet ze Anna Steiner, kolonel. Blond, slank, drieënveertig. Van Engelse nationaliteit. Gescheiden van Anthony Van Thuyn, een ambtenaar bij het ministerie van Justitie in de Republiek van Zuid-Afrika.’ Hij legde een dossier voor Qazzaz neer.

Qazzaz fronste zijn wenkbrauwen. ‘Een vrouw?’

‘Dat klopt, kolonel.’ De officier legde een foto van Anna Steiner op het dossier. ‘Anna Steiner was tot voor kort stewardess bij Pan Am. Nu werkt ze voor Kuwait Airways. Ze komt met dezelfde vlucht als Moreels naar Bagdad.’ Hij zweeg en schuifelde wat met zijn voeten.

Qazzaz blies een rookwolk in zijn richting. ‘Ga verder.’

‘Ja, kolonel. Vermoedelijk hebben de twee elkaar afgelopen dinsdag leren kennen op de vlucht Johannesburg-Londen. Hoe het precies in elkaar zit, weten we niet, maar zeker is dat Anna Steiner twee dagen later de nacht heeft doorgebracht in Moreels' woning in Antwerpen. Zijn wettige vrouw verblijft momenteel in Johannesburg.’

‘Zozo. Meneer brengt zijn maîtresse mee.’ Deze informatie bood Qazzaz allerlei mogelijkheden. Hij bestudeerde de foto aandachtig. Het zou mooi zijn als hij deze vrouw eens persoonlijk zou kunnen verhoren en haast met tegenzin wijdde hij zijn aandacht opnieuw aan de officier. ‘Geef iedereen opdracht Moreels welwillend en hoffelijk te behandelen. De ambassade, de Fair Administration en ook de Estikhbarat. Ik ben benieuwd naar het échte doel van zijn reis.’

‘Tot uw orders, kolonel. We zullen zijn gangen nagaan zodra hij voet aan land zet.’

‘Néé! Ik wil niet dat hij in zijn schulp kruipt als hij merkt dat hij wordt geschaduwd. Heb je dat begrepen?’

De officier sprong in de houding. ‘Jawel, kolonel.’

Met een beweging van zijn hoofd beduidde Qazzaz dat het gesprek was afgelopen.

Toen de Estikhbarat-officier was vertrokken sloeg Qazzaz het dossier van Anna Steiner open. Bij het ministerie van Buitenlandse Zaken werd van iedere vreemdeling die een inreisvisum aanvroeg een omstandig onderzoek naar zijn politieke achtergronden ingesteld. Uit één van de verslagen bleek dat Anna Steiner werkte voor een uitzendbureau in New York, dat cabinepersoneel aan luchtvaartmaatschappijen verhuurde. Hij staarde nadenkend naar haar handschrift op de visumaanvraag. Het formulier was ingediend vóór haar kennismaking met Moreels en als vermoedelijke inreisdatum had ze geschreven: november 1989. Had ze de geplande reis vervroegd om haar minnaar te kunnen vergezellen? Of had Moreels tot het bezoek aan de jaarbeurs besloten om met haar te kunnen meegaan? Hij bestudeerde haar profiel op één van de pasfoto's. Zijn ogen volgden de licht gebogen lijn van haar neus en het golvende, zachte blonde haar dat tot over haar schouders reikte. Hij beeldde zich in wat hij allemaal met haar zou kunnen doen en hij kon zich voorstellen dat een man als Moreels zijn schijnbare afkeer voor Irak had overwonnen om een droomreisje met haar te maken. Tenslotte klapte hij het dossier dicht en legde het op dat van Moreels in de lade.

Daarna stak hij een nieuwe sigaar op en staarde naar de blauwe rookwolken die zich onder het hoge plafond verzamelden en die in zijn verbeelding de vorm aannamen van een enorme paddestoel.