Thuiskomst
De glazen deur in de aankomsthal van de Brusselse luchthaven schoof sissend open. Michel stapte naar buiten, koffers in de hand.
Hij bleef staan en huiverde. Het was halfvier in de ochtend en een typisch Belgisch septemberweertje: donker, nat en winderig. Vijftig meter verder verliet een grijze auto de rij geparkeerde voertuigen. Hij stopte langs de stoeprand en het voorportier werd uitnodigend geopend.
Amo Yusuf boog zich naar voren en glimlachte: ‘Welkom thuis, jongen.’
Michel verborg zijn verbazing. Hij legde zijn koffers op de achterbank en stapte in. ‘Bedankt voor de attentie.’
Yusuf schakelde en reed weg.
‘Hoe wist je dat ik aankwam?’ vroeg Michel. ‘Een paar uur voor mijn vertrek wist ik het zelf niet eens.’
Yusuf glimlachte. ‘Kinderspel. Inlichtingendiensten krijgen in de meeste landen kopieën van de passagierslijsten. Tegen betaling, wel te verstaan.’
‘Dan weet je ook dat Anna gisteren is teruggekeerd?’
‘Inderdaad.’
‘Is alles goed met haar?’
Yusuf trok zijn wenkbrauwen op. ‘Waarom zou dat niet zo zijn?’
‘Ze had beloofd me te bellen zodra ze geland was. Dat heeft ze niet gedaan. Hebben jullie haar dan niet afgehaald?’
‘Nee. Moest dat?’ Yusuf wierp een onderzoekende blik opzij. ‘Waarom zijn jullie apart teruggekomen?’
‘Anna werd uitgewezen.’
‘O,’ zei Yusuf. ‘Waarom? En waarom ben jij eerder teruggekeerd dan voorzien?’
‘Yusuf. Vóór ik je het hele verhaal vertel: ik maak me grote zorgen over Fazoft Barzad. Hij is gisterenmorgen in Bagdad op de luchthaven gearresteerd onder verdenking van spionage.’
‘Ik weet het, Michel. De halve wereld is ervan op de hoogte. De Britse regering heeft al officieel om uitleg gevraagd.’
‘Denk je dat het iets uithaalt?’
‘Dat hangt ervan af of hij al dan niet écht gespioneerd heeft. Misschien weet jij daar meer over.’
‘Inderdaad.’ Michel gaf een bondig verslag van Fazofts activiteiten en de rol die hijzelf daarbij ongewild had gespeeld. Toen hij over het incident met de Amn uitweidde, zoog Yusuf nadenkend aan zijn onderlip.
‘Jij hebt mazzel gehad, jongen.’
‘Dat zei Saddiq Qazzaz ook.’
‘Kolonel Qazzaz van de Moekhabarat?’ Yusuf ging opeens rechtop zitten en onwillekeurig begon hij sneller te rijden.
‘Ja,’ zei Michel, verbaasd over Yusufs reactie. ‘Ken je hem?’
De stem van de Mossad-agent klonk grimmig. ‘Van vroeger, ja. Het is een lang verhaal.’ Hij zweeg en verdeelde zijn aandacht tussen de weg vóór hen en de auto's die volgden. Even later nam hij opnieuw het woord. ‘Dat meisje, Daisy Partridge, heeft niet zo veel geluk gehad.’
‘Hoezo?’ vroeg Michel, hoewel hij het antwoord al kon raden.
Yusuf ging rustiger rijden. ‘Ze is gisteravond om negen uur opgepakt toen ze de British Club binnenkwam. De Moekhabarat wachtte haar op.’
‘Iemand heeft haar verraden,’ zei Michel verbeten. ‘Ik was de enige die wist waar ze zich schuilhield.’
‘Ze kan ook bij toeval zijn opgepakt, Michel. In een land waar de burgers continu bespied worden, is dat niet zo verwonderlijk.’
Michel schudde het hoofd. ‘Qazzaz wist niet eens haar naam.’
‘Nee. Maar de piloot wel. En Fazoft Barzad ook. Als je weet wat voor verhoormethoden ze daar toepassen…’
Michel speelde met het klepje van de verwarming. ‘Er wist nog iemand waar ze was.’
‘O ja, wie?’
‘Jerry Bull. Een Amerikaanse zakenrelatie.’
Yusuf keek een ogenblik in Michels richting, maar richtte toen zijn aandacht weer op de weg. ‘Doctor Gerald Bull? De ruimtevaartdeskundige? Heb je hem ontmoet in Bagdad?’
‘Ja. Hij zou haar vannacht onderdak geven en vanmorgen naar de ambassade brengen.’
‘Als je verdenkingen tegen Jerry Bull koestert, zet die dan maar meteen uit je hoofd.’
‘Waarom?’
Yusuf schraapte zijn keel. ‘Doctor Gerald Bull werkt voor een bevriende organisatie.’
Michel nam Yusuf nieuwsgierig op. ‘O ja? Een bevriende organisatie kan voor de Mossad alleen de CIA zijn. Toch had ik de indruk dat Bull niet zo pro-Amerikaans was.’
Yusuf wendde zijn blik geen moment van de weg af. ‘Vergeet Bull, jong. Vertel me liever hoe je eigen missie is verlopen.’
‘Precies zoals je had voorspeld, Yusuf. Op de luchthaven werd ik al uitgenodigd voor een onderhoud met de director-general van de Iraqi Fairs Administration. In zijn kantoor ontmoette ik de dag daarop voor het eerst Saddiq Qazzaz. Die man heeft daar heel wat in de melk te brokkelen. Hij deed me al onmiddellijk een voorstel om als bemiddelaar voor de Iraakse Inkoopcentrales op te treden. Ze zitten dringend verlegen om bepaalde produkten die ik hun zou kunnen bezorgen. Ik hield me, zoals afgesproken, nog wat op de vlakte. De volgende dag stuurde Schrauwen me de fax met de onheilstijding over het Delcredere. Qazzaz liet me door een paar Moekhabarat-agenten oppakken en naar het Paleis van het Einde brengen.’
Yusuf keek Michel geschrokken aan. ‘Naar de gevangenis?’
‘Nee. Gelukkig niet. Qazzaz heeft zijn kantoor in één van de vleugels van het paleis. Ik werd voor de keuze gesteld: meewerken of bankroet gaan. Na wat tegenstribbelen koos ik waar voor m'n geld. Diezelfde avond, op de stand van Moult Center, een Britse werktuigenfabriek, kwam ik erachter wie de geheimzinnige geleerde is die aan het hoofd staat van project Wodzja.’
Yusuf stuurde met een bruuske beweging de auto op een parkeerplaats langs de snelweg en stopte.
‘Wie, jongen? Wie?’
‘Hij is directeur van het Brits Ingenieursbureau Worldwide Somers. Zijn naam is Cornelis Crisply. Doctor Cornelis Crisply.’
Yusuf zat een ogenblik doodstil en staarde door de voorruit. ‘Natuurlijk,’ mompelde hij zachtjes. ‘Wie anders dan Crisply, de gewezen partner van Bull. Hij was het die Bull meesleurde in het avontuur met de kanonnen voor Zuid-Afrika. Toen dat faliekant afliep, ging Crisply voor het Britse WS werken nadat hij alle plannen van Bull had gekopieerd.’
In het halfuur dat volgde, bracht Michel nauwkeurig verslag uit van zijn besprekingen met Saddiq Qazzaz, zijn ontmoeting met de Libanees Sakhadyahn en met Crisply. Ze zochten vergeefs naar een verband tussen deze drie mannen, de Britse munitiefabriek Arbroath Holdings, de Britse ijzergieterij Shefshire Foundry en de explosie die de ondergrondse werkplaatsen bij Al Hillah vernietigd had. Michel toonde Yusuf de plannen van de dichtingsringen en de beschermhulzen van koolstofvezels en ze overwogen samen de mogelijke militaire toepassingen ervan. Na een tijd stopte Michel de documenten weg en legde de aktentas op de achterbank.
Hij stak nadenkend een sigaret op.
‘Ik zit met een ernstige gewetenszaak, Yusuf,’ zei hij bedrukt.
Yusuf nam zijn bezorgde gezicht scherp op. ‘Ja, jong. Wat dan?’
‘Kolonel Qazzaz heeft Fazofts invrijheidstelling zowat afhankelijk gesteld van de levering van de ringen en de beschermhulzen. We weten nog niet waarvoor die goederen moeten dienen, maar het zal wel niet zijn om een pretpark aan te leggen. Aan de andere kant, als ik niet lever, kost dat Fazoft zonder twijfel zijn leven.’
‘We willen helemaal niet dat je ermee ophoudt, jongen,’ zei Yusuf. ‘Integendeel. Je moet die goederen leveren, zodat we kunnen nagaan waarvoor ze moeten dienen. Het is duidelijk dat we een geheim netwerk van wapenleveringen aan Irak op het spoor zijn. Ook de rol die de BCCI speelt in de financiële verrichtingen lijkt me een onderzoek waard. Nee, jongen. Van project Wodzja is tot dusverre nog maar een tipje van de sluier opgelicht.’
Michel knikte. Het had jaren geduurd eer hij zo ver was. Nu wilde hij doorgaan tot het einde. Met een verbeten trek om zijn mond drukte hij zijn sigaret uit in de asbak.
‘Goed. Zullen we dan maar verder rijden?’
Het was halfzes, nog donker en het regende, toen Yusuf voor het Pullmangebouw in Antwerpen stilhield.
Michel opende de deur van zijn flat en liep de hal door, voorbij de met een glazen schuifdeur afgesloten leeskamer vol boeken die door Lea steevast de bibliotheek werd genoemd. Toen hij de deur naar de woonkamer opende, was het eerste wat hij zag de lege plek aan de wand.
Op de plaats waar eens het schilderij van Ensor had gehangen was de oorspronkelijk kleur van het behang nu duidelijk te zien. Pas daarna realiseerde hij zich dat ook een deel van de inboedel was verdwenen.
Een kille woede maakte zich van hem meester. Je betaalt je rot aan beveiliging en zodra je je hebt omgedraaid, gaan dieven aan de haal met alles wat het meenemen waard is, dacht hij. Spinnijdig liep hij door de vertrekken. Tapijten, schilderijen, kunstwerken, bestekken, alles was weg. In de slaapkamer van Lea waren zelfs de meubelen en het beddegoed verdwenen. Het drong pas tot hem door wat dat werkelijk te betekenen had, toen hij in haar kleedkamer een spiegeldeur van de kleerkast openschoof. Al haar kleren, schoenen en ondergoed waren weg. Ook in haar badkamer was schoon schip gemaakt. Parfums, crèmes en lotions waren verdwenen.
Langzaam liep hij naar zijn eigen slaapkamer. Daar was alles onaangeroerd gebleven.
Toen zag hij de brief op zijn hoofdkussen.
Hij nam hem mee naar de woonkamer en legde hem op de schoorsteenmantel. Die gesloten envelop was meer dan een afscheidsbrief. Het was de formele vaststelling dat zijn huwelijksleven mislukt was. Met een gevoel van schaamte realiseerde hij zich dat hij sinds hij naar Irak was vertrokken er zich nog nauwelijks van bewust was geweest met Lea getrouwd te zijn.
Eigenlijk was dat al zo sinds hij met Anna had kennis gemaakt.
De gedachte aan Anna verdrong de laatste gevoelens van spijt om de gemiste kansen. Hij liet zijn blik ronddwalen en het deed hem niets dat alle dure bezittingen waren verdwenen; die hadden alleen maar Lea's stempel op het appartement gedrukt.
Eigenlijk was de leegte rondom hem symbolisch voor zijn leven.
Hij was van plan die leegte op te vullen met Anna.
Maar zoals de cynische kolonel Qazzaz al eens had gezegd: er moesten wat Anna betrof nog wel wat vragen beantwoord worden.
Maar voor hij daarmee begon, wilde hij eerst een paar uur slapen. Hij had de hele nacht geen oog dicht gedaan en hij had barstende hoofdpijn.
Hij slikte twee aspirines en ging naar bed. Nauwelijks raakte zijn hoofd het kussen of hij viel in een bodemloze slaap.
De brief van Lea bleef ongeopend op de schoorsteenmantel liggen.
Michel werd kort na de middag met een onrustig gevoel wakker. Het was nu bijna achtenveertig uur geleden sinds hij van Anna afscheid had genomen en het was niet normaal dat ze niets van zich liet horen. Nadat hij zich had geschoren en gedoucht, zocht hij in de keuken naar iets te eten. Alles wat eetbaar was, was tot de laatste kruimel verdwenen. Dus vertrok hij met een lege maag naar kantoor en liet daar een van de assistenten belegde broodjes halen.
Voor hij aan het werk ging, liet hij zijn secretaresse naar Kuwait Airways bellen, maar ook zij slaagde er niet in iets over Anna aan de weet te komen. Hij vroeg zich af of dit soms Anna's manier was om een eind aan hun relatie te maken. Op het juiste moment verdwijn ik wel uit je leven, had ze op een keer gezegd. Was dit het juiste moment?
Zodra Schrauwen van de middagpauze terug was, zonderde Michel zich met hem af. De regeling die Michel met Bagdad had getroffen voor de schadeclaim bij het Delcredere viel bij Schrauwen in goede aarde. De tegenprestatie: optreden als inkoopbemiddelaar voor de Federation of Iraqi Industries vond zijn partner geen bezwaar, ook als dat betekende dat ze daarbij, zoals gebruikelijk in de wapenhandel, aan de bestemming of het embargo zouden moeten sleutelen.
Nadat Michel hem zonder al te veel details had uitgelegd wat Qazzaz van hen verwachtte, gingen ze samen aan de slag.
Nog vóór sluitingstijd hadden ze een overeenkomst bereikt met CCS, het high techbedrijfje in Darlington, Engeland, dat bereid was binnen twee weken een prototype te leveren van de beschermhuls en van de dichtingsring. Specificaties, tekeningen en contracten werden per fax verzonden en de BCCI-bank in Londen kreeg opdracht de helft van het overeengekomen bedrag onmiddellijk over te maken.
Voor de vervaardiging van de prototypen moest Michel het dubbele van de normale prijs betalen, maar dat baarde hem geen zorgen. Zoals Crisply had gezegd: het was niet aan hem om Bagdad met geld te leren omgaan.
In de tijd die hem nog restte maakte Michel voor de komende dagen afspraken met de directeuren van Lightning Fast in Belfast en Shefshire Foundry in South Yorkshire. Later in de avond belde hij Crisply op en bracht verslag uit van de stand van zaken.
Om acht uur 's avonds trok Michel de deur van zijn kantoor achter zich dicht. Alle liften waren in gebruik en in een opwelling liep hij de hal door en de straat op. Ergens rommelde de donder. Hij keek omhoog. Een grijze wolkenmassa barstte open en het begon te regen.
In hemelsnaam, Anna, dacht hij. Wat is er verkeerd gegaan? Waarom laat je niets van je horen?