NOG EEN BRIEF
Ik viel bij u binnen, maar begreep wel dat ik niet gelegen kwam. Ik heb belangrijk nieuws, maar uw bezigheid is honderdmaal belangrijker. God helpe u Matvej Bentsionovitsj diens verloren verstand terug te bezorgen. Als u daarin slaagt, bent u een ware tovenaar en wonderdoener.
Neemt u mij niet kwalijk dat ik niet gewacht heb, en weer eigengereid te werk ga, maar ik weet immers niet hoelang uw behandeling gaat duren. U zei dat het misschien wel een hele week kon duren en zo lang kan ik duidelijk niet wachten. Ik geloof dat ik helemaal niet kan wachten, want alleen God weet wat die man van plan is.
Hoewel ik in grote haast schrijf, zal ik toch mijn best doen niet van de juiste chronologie af te wijken.
Terwijl ik op u zat te wachten en me ongerust maakte over de afloop van deze lastige (en misschien wel onmogelijke?) klus, had ik nergens rust meer. Ik ging door het huis lopen dwalen - eerst alleen door het laboratorium, daarna ook door de andere kamers, wat natuurlijk niet netjes is, maar de woorden van Donat Savvitsj over het feit dat hij Lampe al een paar dagen niet gezien had, lieten me niet met rust. De patiënten zijn vanzelfsprekend uit eigen vrije wil in de kliniek, maar toch is het een beetje raar. Bovendien schoot me door het hoofd dat ik, door me al te veel op vader Izraïl en het Bijeiland te concentreren, de kliniek bijna volledig uit het oog had verloren - het vermoeden dus dat de misdadiger een van de bewoners hier is. En als ik dan terugdenk aan de nacht waarin de Zwarte Monnik mij aanviel, zet me dat toch met name op dat spoor. Ten eerste, wie kon er weet hebben van de stelten van een ziekelijk kuise patiënt en waar hij zich die kon toe-eigenen?
Alleen iemand die goed op de hoogte was van de gewoonten van de bewoners van de kliniek en de ligging van de gebouwen. Ten tweede, wie kon weten waar Matvej Bentsionovitsj precies was ondergebracht, om hem 's nachts de stuipen op het lijf te kunnen jagen?
En dan een derde ding. Het is ook nog eens zo dat iemand die vertrouwd is met de kliniek Lentotsjkin ongehinderd en veelvuldig in de oranjerie kon bezoeken (uit de woorden van Aleksej Stepanovitsj was immers duidelijk dat hij bezoek kreeg van de Zwarte Monnik), maar de arme jongen om het leven brengen en het lichaam meenemen?
Om precies te zijn, dat kon dus ook een buitenstaander doen - ik drong immers de oranjerie binnen zonder dat iemand het merkte - maar een van de mensen hier zou dat allemaal het eenvoudigst hebben kunnen doen.
Was de natuurkundige niet iets overkomen, vroeg ik me ongerust af. Straks had hij iets te veel gezien en lag hij nu op de bodem van het meer? Ik herinnerde me Lampes onsamenhangende woorden waarin hij het hartstochtelijk over een mystieke emanatie van de dood had, over een of ander verschrikkelijk gevaar.
En ik besloot eens poolshoogte te nemen in de garderobekamer om te zien of zijn bovenkleding wel op zijn plaats hing. Vooraf vroeg ik aan een verpleger wat meneer Lampe gewoonlijk aanhad. Het blijkt altijd hetzelfde: een zwarte baret, een geruite regenjas met pelerine, overschoenen en onherroepelijk een grote paraplu, onafhankelijk van het weer. Stelt u zich mijn opwinding voor toen ik al deze dingen op hun plaats vond, in de garderobe! Ik ging op mijn hurken zitten om de overschoenen wat beter te bekijken - soms kun je uit een opgedroogd stukje modder heel veel opmaken: of het lang geleden is dat ze voor het laatst buiten de grenzen van het huis zijn geweest, over welke ondergrond ze gelopen hebben en dat soort dingen. En toen viel mijn oog op die geruite tas die in een donker hoekje achter de overschoenen was gepropt. Als u nog geen tijd hebt gehad een kijkje in de tas te nemen, doet u dat dan nu. Daar ontdekt u een volledige set tastbaar bewijsmateriaal: de uitmonstering van de Zwarte Monnik, de laarzen waarmee je behendig 'over het water kunt wandelen', de bijzondere zaklamp die een fel maar tegelijk diffuus licht geeft, dat opzij en omhoog is gericht. Zoals u zich ongetwijfeld herinnert, had ik zoiets al vermoed.
Het eerste moment dacht ik: die is daar met opzet neergezet. De misdadiger wil de verdenking op iemand anders laten vallen. Maar toen legde ik een overschoen van Lampe op de zool van een laars en overtuigde mij ervan dat het dezelfde maat was. De natuurkundige heeft een kleine voet, een vrouwenvoetje bijna, zodat een vergissing uitgesloten was. Het was alsof mij de ogen geopend werden. Alles viel op zijn plaats!
Maar natuurlijk, de Zwarte Monnik, dat was Lampe, de knettergekke natuurkundige. Eigenlijk kon het niemand anders zijn. Ik had dat veel eerder moeten bedenken. Ik vermoed dat alles aldus is gegaan.
Omdat hij in de ban was van een maniakaal idee over een soort 'emanatie van de dood', waarvan de bron op het Bijeiland zou liggen, bedacht Lampe dat hij iedereen van de 'vervloekte' plek weg moest krijgen. Het is bekend dat bij geesteszieken vaak alleen hun uitgangspunt idioot is, maar dat ze bij de uitwerking daarvan wonderen van behendigheid en sluwheid aan den dag kunnen leggen.
Allereerst verzon de natuurkundige de truc met de over het water wandelende Basiliscus - een onder water verborgen bank, een monnikskap, een vernuftige zaklamp, een grafstem die de dodelijk geschrokken ooggetuige toevoegde: 'Ga, zeg ik tot een ieder. Deze plaats zal ledig zijn', en meer van dat soort dingen. Het verzinsel had effect, maar niet genoeg. Toen verplaatste Lampe zijn spektakelstuk ook naar het vasteland, waarbij hij tot regelrechte misdaad verviel - de dood van de zwangere vrouw van de bakenzetter en daarna die van de bakenzetter zelf. Krankzinnigheden van dat soort hebben de eigenschap te verergeren, de maniak tot steeds monsterachtiger daden aan te sporen.
Hoe de aanval op Aljosja, Feliks Stanislavovitsj en Matvej Bentsionovitsj in elkaar stak, heb ik u al beschreven. Ik ben er zeker van dat alles inderdaad aldus is gegaan.
Lampe was echter bang dat Lentotsjkin of Berditsjevski beter zou worden van de afschuwelijke shock en zich een of ander detail zou herinneren dat naar de misdadiger kon leiden. Daarom bleef hij hen in de kliniek de stuipen op het lijf jagen.
Lentotsjkin vertoefde in een volkomen deerniswekkende toestand, hij had niet veel nodig. Voor Berditsjevski, die een greintje geheugen en articulatie behouden had, had Lampe bijzondere belangstelling. Hij regelde het zo dat Matvej Bentsionovitsj bij hem in zijn cottage werd ondergebracht, waar het slachtoffer van Basiliscus onder permanent toezicht van de Zwarte Monnik zelf stond. Het was dóódsimpel Berditsjevski 's nachts bang te maken. Hij liep naar buiten, ging op zijn stelten staan en tikte op het raam op de eerste verdieping - zo simpel als wat.
En ik herinnerde me ook dat het bed van Lampe leeg was toen ik de slaapkamer van Matvej Bentsionovitsj betrad. Ik maakte eruit op dat hij in het laboratorium aan het werk was, maar in werkelijkheid was Lampe toen buiten, verkleed als Basiliscus, en bereidde hij zich op zijn volgende voorstelling voor. Toen ik onverwacht door het tochtraampje naar buiten klom en op de grond sprong, zat er voor hem niets anders op dan me buiten westen te slaan door een klap met zijn houten stok.
Dat wilde ik u vertellen toen ik de euvele moed had om het hoekje van de deur te kijken. U joeg me weg en dat was verstandig. Het bleek zelfs maar goed ook.
Ik begon verder te denken. Waar was Lampe gebleven? En waarom zonder bovenkleding? Hij was al een paar dagen niet gezien, was dat niet al sinds de nacht dat Aleksej Stepanovitsj was vermoord?
Ik herinnerde me het afschuwelijke tafereel: het bootje, het silhouet van de Zwarte Monnik, het magere ontklede lichaam dat overboord werd gezet. En opeens werd ik als door een adder gebeten. Het bootje! Lampe had een bootje!
Waarvoor? Toch niet om stiekem het Bijeiland te bezoeken?
Ik ging aan tafel zitten en schreef snel alle uitspraken van starets Izraïl op, zes in getal. Ik schreef u in de vorige brief dat ik in die vreemde woorden iets van een geheime aanwijzing voelde, waarvan ik de betekenis met geen mogelijkheid kon doorgronden.
Hier volgen ze, die korte replieken, van dag tot dag.
'Heden gaat uw dienstknecht -dood.'
'Uwer zijn de hemelen - Feognost.'
'Maakte Davids bange hart - troebel.'
'Wie oren heeft, hore - koekoeloes.'
'Vredekoker maakt hiermede mixtuur - nonfasit.'
'Wees niet bedroefd, gezond - monakoem.'
Met een streepje scheidde ik het laatste woord van elke zin af, omdat het door de prior zelf aan het citaat uit de Heilige Schrift was toegevoegd. Als de geheime boodschap nu eens alleen in de afsluiting van elke zin zit, dacht ik. Ik schreef de laatste woorden als zin uit. Dat leverde het volgende resultaat op: 'Dood - Feognost - troebel - koekoeloes -nonfasit -monakoem.'
Eerst concludeerde ik dat het onzin opleverde, maar ik las het een tweede keer, een derde, en het begon me te dagen. Het ging niet om één boodschap, maar om twee, van elk drie woorden!
En de betekenis van de eerste was glashelder!
De dood van Feognost is troebel.
Dat was wat de starets de leiding van het klooster wilde laten weten! Dat de omstandigheden van de dood van kluizenaar Feognost, wiens plaats zes dagen geleden was vrijgekomen, verdacht waren. Terwijl hij daar uit Openbaringen nog eens aan toevoegde: 'Wie oren heeft, hore.'
De monniken hoorden het niet, begrepen het niet. Wat betekent 'dood troebel'? Was er geen sprake van moord?
Als dat zo was, wie had de heilige dan om het leven gebracht, en met welk doel?
Het antwoord werd gegeven door de tweede boodschap, waar ik mij niet lang het hoofd over hoefde te breken. De oplossing werd ingegeven door 'monakoem', monachum dus, Latijn voor 'monnik'. Het was dus in het Latijn gezegd!
'Koekoeloes', dat is waarschijnlijk cucullus, monnikskap. En 'nonfasit' non facit. Oftewel: 'De monnikskap maakt niet de monnik', oftewel: 'Niet iedereen met een monnikskap is een monnik.'
Waarom in het Latijn? vroeg ik me af, nog voor ik de volle betekenis van de woorden besefte. Want vader econoom, aan wie alles wat de prior gezegd heeft, wordt doorgegeven, zou deze vreemde taal vast niet spreken, en de niet al te snuggere broeder Kleopa zou het koeterwaals ook nog eens verhaspelen. Starets Izraïl moet dat hebben begrepen.
Dus was de Latijnse uitspraak niet tot de broederschap gericht, maar tot mij. En de prior had de laatste drie keer ook alleen naar mij gekeken, alsof hij dat speciaal wilde benadrukken. Hoe wist hij dat een bescheiden jonge monnik met een blauw oog Latijn kende? Een raadsel! Maar hoe dit ook zij, één ding was overduidelijk: Izraïl wilde dat alleen ik hem begreep. Kennelijk had hij geen vertrouwen in het begripsvermogen van vader econoom.
En op dat punt gingen mijn gedachten weer terug naar de hoofdzaak. De betekenis van de Latijnse beeldspraak werd mij geopenbaard. Ik begreep wat de starets wilde zeggen! De nieuwe drager van de kluizenaarskap was niet vader Ilari! Het is de misdadiger Lampe! Daarheen is hij verdwenen, daarom zien we hem niet, daarom zijn al zijn kleren op hun plaats!
De natuurkundige is naar het Bijeiland verhuisd! En als dat zo is, dan waarschijnlijk in de nacht waarin hij niet één maar twee moorden pleegde. En er waren ook twee dode lichamen!
De maan had gewoon te kort achter de wolken vandaan gekeken en ik had maar de helft van het afschuwelijke ritueel gezien. De booswicht had Lentotsjkin voorgoed het zwijgen opgelegd, maar waarom hij Berditsjevski gespaard had, mag God weten. Misschien sterven in een verhard, waanzinnig hart niet alle gevoelens af, en had Lampe in de dagen die hij met Matvej Bentsionovitsj onder één dak had doorgebracht een genegenheid voor zijn zachtmoedige buurman opgevat.
's Nachts was de maniak naar de Afscheidskapel gegaan, waar vader Ilari zich in eenzaamheid voorbereidde op de heldendaad van het kluizenaarschap, in gebed ging en zijn monnikskap naaide. De moord werd gepleegd. En de volgende morgen was het niet de starets die in zijn zwarte doodskleed naar het bootje liep, maar de misdadiger.
Ik weet niet, heb er zelfs geen idee van, door wat voor monsterlijke fantasieën dat verduisterde brein beheerst wordt. Is hij niet van plan ook de twee andere kluizenaars om het leven te brengen?
Bij deze gedachte wilde ik bijna weer naar u toe stormen. Het ging hier immers om mensenlevens, u zou mij verontschuldigd hebben! U moest onmiddellijk naar de kluizenarij om een valse monnik te ontmaskeren!
Mijn hand ging al naar de deurknop, maar toen werd ik door twijfel overmand.
Wat nu als ik mij vergiste? Straks was Lampe niet op het eiland en had ik u aangespoord de eenzaamheid van een heilige kluizenarij te verstoren! De gevolgen van een dergelijke godslasterlijke daad zouden afschuwelijk zijn. Acht eeuwen lang had geen buitenstaander daar immers een voet gezet!
Een dergelijke godslastering zou een bisschop niet vergeven worden. U zou vertrapt worden, verscheurd, te schande gemaakt - daar zou vader Vitali wel voor zorgen. Wat zou dat een verlies voor het gouvernement zijn! Wat gouvernement!
Voor de hele orthodoxe kerk!
Maar wat kon het een dom, nieuwsgierig vrouwmens deren? Goed, ze zouden haar met schande overladen op de eerste de beste boot zetten, maar daarmee zou de kous af zijn. Daarom besloot ik tot het volgende. Ik zou meteen naar de stad gaan, me als noviet verkleden. Vervolgens naar de Vastentong lopen, waar het bootje van broeder Kleopa afgemeerd lag. Zodra het donker werd (en dat was vroeg) zou ik naar het Bijeiland varen - God geve dat niemand me vanaf de oever zou zien.
Ik controleer mijn vermoeden in de kluizenarij, en ik ga terug. Als ik me vergist had, zou dat niet erg zijn. Starets Izraïl zou aan de hele Schrift niet genoeg hebben om tegen de mensen van Nieuw Ararat te klikken over mijn ongehoorde driestheid - met één woord per dag. En dan zouden die domoren het ook nog eens niet begrijpen.
Het kan best zijn dat ik terug ben voor u bij Matvej Bentsionovitsj vandaan komt, die naar ik hoop door Gods genade en uw wijsheid weer tot het leven zal herrijzen.
Valt u mij niet te hard.
Uw dochter Pelagia