KROKODILLENDROOM
Toen mevrouw Lisitsyna het grondgebied van het eigenlijke klooster betrad, was ze nog niet helemaal bijgekomen van de ontmoeting die haar zo opgewonden had -ze was helemaal rood aangelopen, ze knipperde schuldbewust met haar ogen. Maar de strenge, plechtige aanblik van het klooster, de overdaad aan in zwart gehulde monniken en novieten alleen al, hielpen Polina Andrejevna een gepaste stemming te herkrijgen.
Nadat ze de hoofdkerk gepasseerd was, de gebouwen met kloostercellen en de bedrijfsgebouwen, belandde de bedevaartgangster in het binnendeel van het klooster, waar tussen de bloemperken twee deftige gebouwen stonden -het hof van de overste en dat van de bisschop: in het eerste hield overste vader Vitali domicilie, het tweede was bestemd om hoge autoriteiten onder te brengen, voor het geval die de heiligdommen van het eiland met een bezoek wilden vereren. En het moet gezegd dat die autoriteiten vaak op Kanaan verblijf hielden, zowel die van de kerk en de Synode, als de wereldse autoriteiten. Alleen de bisschop van het gouvernement, voor wie het toch dichterbij was dan voor iemand uit Moskou of Petersburg, was in al die lange jaren niet eenmaal op bezoek geweest. Niet uit onachtzaamheid, integendeel: uit ontzag voor de bestuurskunst van de archimandriet. De hoogeerwaarde mocht graag herhalen dat de ledigen toezicht nodig hadden, dat hij geen oogje in het zeil van de ijverigen hoefde te houden, en overeenkomstig dit maxime gaf hij de voorkeur aan een bezoek aan de minder goed georganiseerde kloosters en dekenaten die onder hem ressorteerden.
De bediende van vader Vitali verzocht de gulle schenkster even te wachten in de ontvangstruimte, waar iconen en architectonische blauwdrukken van verschillende bouwwerken elkaar aan de muren afwisselden. Lisitsyna maakte een buiging voor de iconen, bestudeerde de bouwplannen aandachtig, had medelijden met een verpieterde geranium die het in de vensterbank maar slecht wilde doen, en toen werd ze bij de eerwaarde geroepen. Vader Vitali ontving de bedevaartgangster vriendelijk, zegende haar vanuit de hoogte van zijn reusachtige gestalte en boog zich zelfs naar haar rode, onder haar hoofddoek uit komende haren, alsof hij die wilde kussen, maar je kon wel zien dat de overste een heleboel dingen aan zijn hoofd had en zich zo snel mogelijk van de nieuw aangekomen juffer wilde afmaken.
'Doet u uw schenking aan het klooster als geheel of voor een specifieke zaak?' vroeg hij, terwijl hij het kantoorboek opsloeg en klaarzat de penningskes van de weduwe in te schrijven.
'Dat laat ik helemaal aan uwe eerwaarde over', antwoordde Polina Andrejevna. 'Maar mag ik heel even gaan zitten?'
Vitali slaakte een zucht, omdat hij wel begreep dat hij niet onder een zielenreddend onderhoud uit kwam -weduwe Lisitsyna zou voor haar donatie een kwartier van zijn tijd opsouperen, zo niet meer.
'Hier alstublieft', zei hij en hij wees op een ongemakkelijke, speciaal voor dergelijke gevallen ingevoerde stoel: met ribbels op de zitting, met een rug met noppen - langer dan een kwartier hield je het op zo'n inquisitiezetel niet uit.
Polina Andrejevna nam plaats, slaakte een kreetje, maar zei niets over de merkwaardige stoel.
Ze roemde even de schitterende orde van Ararat, de netheid en nuchterheid van de bevolking, de industriële nieuwigheden en de grandeur van de gebouwen -de archimandriet hoorde haar welwillend aan, want desgewenst kon mevrouw Lisitsyna uitstekend vleien en masseren. Toen bracht ze het gesprek op de essentie, waarvoor ze dan ook haar vijfhonderd roebel had uitgegeven.
'Wat een steun voor uwe waardigheid -de heilige Basiliscuskluizenarij! Wat een weldaad, wat een pelgrims!' zei de bezoekster, blij voor de mensen van Nieuw Ararat. 'Er zijn niet veel kloosters die op zo'n onbetaalbare schat kunnen bogen.'
Vitali trok zijn ronde, niet bij zijn lange gestalte passende gezicht in een grimas.
'Ik kan het niet met u eens zijn, mijn dochter. Eerdere oversten, mensen vóór mij, heeft het Bijeiland goedgedaan, maar eerlijk gezegd heeft het mij niets dan narigheid gebracht. Tegenwoordig komen pelgrims niet zozeer naar Ararat vanwege Basiliscus, als meer voor ontspanning, geestelijk zowel als lichamelijk. Het is hier bij ons immers een waar paradijs, vergelijkbaar met de Hof van Eden!
En het is ook zo dat we zonder pelgrims goddank stevig op onze benen staan. De kluizenarij zaait alleen maar wankelmoedigheid en tweedracht onder de broederschap. U kunt me geloven of niet, maar soms droom ik er wel eens van dat de Synode de beschikking uitvaardigt alle kluizenarijen te sluiten en het heremietenklooster te verbieden, om hiërarchie en orde niet te verstoren.' De overste stampte boos met zijn zware voet -de vloer antwoordde met een galm. 'Ik zie dat u een intelligente vrouw bent, met een moderne manier van denken, zodat ik tegen u wel openhartig kan zijn, er geen doekjes om hoef te winden. Wat is dat voor heiligheid als de prior van de heremieten een verstokte vrouwenversierder is! Ah, hebt u dat niet gehoord?' vroeg Vitali, toen hij de grimas op het gezicht van zijn gespreksgenote zag (best mogelijk dat deze niet door verbazing was ingegeven, maar door de ongerieflijkheid van de stoel). 'Starets Izraïl, in het verleden een sensuele wellusteling, je reinste Lucifer van de lust! Hij heeft de andere heremieten overleefd, en nu is hij, de voornaamste hoeder van de heiligheid van het Blauwe Meer, al een vol jaar hoofd van de kluizenarij. OnzeLieve-Heer wil hem maar niet tot zich nemen. En of ik nu overste ben of niet, ik heb geen macht over deze aanstelling, omdat het Bijeiland zijn eigen reglement heeft!'
Polina Andrejevna schudde bedroefd het hoofd, uit medeleven.
'Praat me niet van de Basiliscuskluizenarij', zei de eerwaarde, nog steeds kokend. 'Bij mij in het klooster is het drinken van alcoholhoudende toverdrankjes ten strengste verboden, bij overtreding stuur ik iemand naar Wegwezen of ik zet hem op water en brood, terwijl de kluizenarij de broederschap een voorbeeld van drankzucht geeft, en helemaal ongestraft, omdat er niets tegen te doen is.'
'Drinken de heilige staretsen?' vroeg Lisitsyna en ze knipperde met haar donkerbruine ogen.
'Welnee, de staretsen drinken niet. Broeder Kleopa drinkt, de veerman die als enige op het Bijeiland mag varen. Hij is een onmatige drinker, hangt vrijwel elke avond de beest uit, brult allerlei liederen -en niet met een geestelijke inhoud. Maar ik kan hem niet wegsturen, omdat ik niemand heb om hem te vervangen. De anderen zijn niet alleen bang het eiland op te gaan, ze durven niet eens in de buurt van de kant te komen. Ik krijg ze niet zover, welk straf ik er ook op zet!'
'Hoe komt dat dan?' vroeg de schenkster met een onschuldig gezicht. 'Wat is daar dan voor afschuwelijks?'
De archimandriet keek haar van boven onderzoekend aan.
'Hebt u het nog niet gehoord?'
'Wat, heilige vader?'
Hij bromde met tegenzin: 'Gewoon, dom gedoe. Als u het nog niet gehoord hebt, moet u het nu maar horen. Ik zeg toch dat die kluizenarij een broeinest van wanen en bijgeloof is.'
Hij vertelde de bezoekster uit Moskou niet over de Zwarte Monnik, dat vond hij zonde van de tijd, mocht je aannemen.
'Zit u wel lekker, mijn dochter?' vroeg Vitali hoffelijk, met een blik op de wandklok. 'Het kloostermeubilair is grof, niet bedoeld voor genot, maar voor de doding des vlezes.'
'Zo gerieflijk als wat', verzekerde Polina Andrejevna hem, niet de geringste wens aan den dag leggend op te stappen. Toen probeerde de overste een omtrekkende beweging: 'Het wordt lunchtijd. Probeert u onze kloosterdis met vader cellarius en vader econoom. Zelf sla ik het middageten vandaag over - ik heb het druk, maar gaat u lekker eten. Het is geen vastendag, zodat er zowel vers rundvlees als kloosterworstjes geserveerd worden. Ons rundvlees is in heel Rusland vermaard. Je kunt het zonder mes eten, je haalt er gewoon een stukje met je vork af, zo mals en kruimig is het. En dat allemaal omdat het vee bij mij niet van zijn plaats komt, het leeft in de stal - de beesten krijgen daar het sappigste gras voorgezet, ze krijgen kwas te drinken en hun flanken worden gemasseerd. Echt, probeert u maar, u zult er geen spijt van krijgen.'
Maar ook de culinaire verleiding had geen uitwerking op de plakkerige gaste.
'Ik dacht dat vlees en melk helemaal niet gebruikt werden in het klooster, zelfs niet in de vleestijd', zei mevrouw Lisitsyna, zich met zichtbaar genoegen tegen de rug van haar stoel vlijend.
'Bij mij wel, ik zie daar geen zonde in. Al in mijn begintijd, toen ik een nieuwe wind liet waaien, zag ik in dat je van vastenkost geen goede arbeider wordt - dan mis je de kracht. Daarom geef ik mijn broederschap voedzaam te eten. De Heilige Schrift verbiedt immers nergens het eten van vlees, het geeft alleen een verstandige grens aan. Er staat geschreven: "Indien God u vlees te eten geeft ..." En ook: "En God zal u vlees te eten geven, en gij zult vlees eten".'
'Vindt u het dan niet zielig om die arme koetjes en varkentjes te doden?' vroeg Polina Andrejevna verwijtend. 'Dat zijn immers ook Gods schepselen, ze dragen een levende vonk in zich.' De eerwaarde kreeg deze vraag blijkbaar niet voor het eerst voorgelegd, want hij had geen moeite met het antwoord: 'Weet ik, weet ik. Ik heb gehoord dat tegenwoordig in de hoofdsteden het vegetarisme in de mode is en veel mensen zich voor de verdediging van de dieren inzetten. Ze zouden beter mensen kunnen verdedigen. Zegt u eens, mevrouw, wat is er aan uw en mijn toestand beter? Het vee wordt tenminste goed verzorgd voor het naar de slachtbank wordt geleid, het wordt gevoerd, gesoigneerd. Bovendien moet u bedenken: koeien en varkens kennen geen doodsangst en hebben totaal geen besef van hun sterfelijkheid. Hun leven is rustig en voorspelbaar, want vóór de leeftijd die ervoor is vastgesteld, zal geen van hen onder het mes gaan. Terwijl de dood ons mensen elk moment van ons bestaan kan treffen. Wij kennen onze dag van morgen niet en bereiden ons elk uur voor op onze plotselinge dood. Wij hebben ook onze eigen Slager, alleen weten we weinig van zijn regels en overwegingen. Hij heeft van ons geen vet vlees nodig en geen goede melkopbrengst, maar iets heel anders - we snappen zelf niet wat precies en deze onwetendheid maakt alles nog honderdmaal erger. Dus spaart u uw leedwezen voor de mensen.'
De bezoekster luisterde met aandacht, zich herinnerend dat vader Mitrofani evenmin een groot voorstander van vasten was en daarbij altijd de woorden van de woestijnkluizenaar Zosima Verchovski herhaalde: 'Jaagt niet alleen het vasten na. God heeft nergens gezegd "Als gij vast, zijt gij mijn discipelen", maar "Hebt elkander lief".'
Het werd echter tijd het gesprek een andere wending te geven, aangezien het bezoek nog een ander doel had dan de verduidelijking van het standpunt van de archimandriet ten aanzien van Basiliscus.
'Vader, is het waar wat ze vertellen, dat de weg naar Kanaan voor ongelovigen gesloten is, opdat zij de heilige grond niet bezoedelen? Is het waar dat alle bewoners van het eiland, zonder uitzondering, ijveraars van het strengste orthodoxe geloof zijn?'
'Wie heeft u die onzin wijsgemaakt?' vroeg Vitali verbaasd.
'Veel mensen werken bij mij op contract, als ze de benodigde kennis of het juiste ambacht hebben. En die mensen ga ik niet in de ziel wroeten -zolang ze hun werk doen, is het wel goed. We hebben mensen van een andere etniciteit, van een ander geloof, er zijn zelfs atheïsten. Weet u, ik ben geen voorstander van zending bedrijven. Laat God zijn eigen mensen hoeden; ander vee, dat ook nog eens uit schurftige schapen bestaat, hoef ik niet.' En toen bracht de archimandriet zelf, zonder aanvullende aandrang, het gesprek precies daar, waar het heen moest. 'Zo heb ik hier op Kanaan een miljonair zitten, ene Korovin. Hij drijft een behandelcentrum voor geesteszieken. Laat hem, ik zal hem niet voor de voeten lopen. Zolang hij maar geen woestelingen opneemt en stipt betaalt. Zelf is hij zo goddeloos als het maar zijn kan, zelfs met het heilig Paasfeest gaat hij niet ter kerke, maar zijn geld gaat wel naar een Gode welgevallige zaak.'
De bezoekster sloeg de handen ineen en zei: 'Ik heb gelezen over de kliniek van dokter Korovin! Hij zou een echte tovenaar zijn voor de behandeling van neuropsychologische aandoeningen.'
'Dat kan heel goed zijn.'
Vitali wierp weer een schuine blik op de klok.
'En ik heb ook gehoord dat je zonder speciale aanbeveling met geen mogelijkheid door hem ontvangen wordt - dan praat hij niet met je. Ach, wat zou ik willen dat hij mij ontving! Ik tob zo, ik lijd zo! Zegt u eens, vader, zou u mij geen recommandatie voor de dokter kunnen geven?'
'Nee', zei de hoogeerwaarde met een frons. 'Dat hebben wij zo niet afgesproken. Wendt u zich volgens de beproefde methode tot hem -via zijn receptie in Petersburg of Moskou, dan zullen ze daar wel zien.'
'Ik heb afschuwelijke visioenen', klaagde Polina Andrejevna. 'Ik doe 's nachts geen oog dicht. Moskouse psychiaters bedanken voor de eer.'
'Wat hebt u dan voor visioenen?' vroeg de overste bedroefd, toen hij zag dat zijn bezoek zich nog steviger op de stoel nestelde.
'Zegt u eens, eerwaarde, hebt u wel eens een levende krokodil gezien?'
Van verbazing knipperde Vitali even met zijn ogen.
'Dat is mij nog niet overkomen. Waarom vraagt u dat?' '
'Ik wel. In Moskou, afgelopen Kerstmis. Er was een Engelse dierenshow, nou ja, ik ben zo dom geweest erheen te gaan.'
'Hoezo dom?' vroeg de archimandriet met een zucht.
'Dat is immers afschuwelijk! Helemaal groen, bobbelig, een bek vol met grote tanden, en met die bek lacht hij, die Egyptische farao! Je rilt ervan! En van die kleine, bloeddoorlopen oogjes, die ook lachen! Ik heb van mijn leven nooit zoiets afschuwelijks gezien! En sindsdien droom ik elke nacht van die verschrikkelijke lach!'
Aan het opgewonden en opgefokte karakter van zijn bezoekster, die tot dat moment heel rustig en verstandig was geweest, kon je zien dat een neuropsychologische behandeling voor haar geen kwaad zou kunnen. Het gebeurt immers zo vaak dat iemand die in elk opzicht normaal, zelfs weldenkend is, op een bepaald punt iets volstrekt maniakaals aan den dag legt. Het was duidelijk dat het Afrikaanse reptiel voor de Moskouse weduwe een voorwerp van zo'n krankzinnigheid was geworden.
Nadat hij het relaas van een aantal ziekelijke dromen had aangehoord, de een nog afschuwelijker dan de andere (en allemaal met de onherroepelijke deelneming van het lachende schubdier), gaf vader Vitali zich gewonnen: hij liep naar de schrijftafel en zette snel een paar regels op papier, waarbij de inkt in het rond spatte.
'Klaar, mijn dochter. Hier hebt u mijn aanbeveling. Gaat u naar Donat Savvitsj, sorry, maar ik moet nu dringend aan het werk.'
Mevrouw Lisitsyna schoot overeind, onwillekeurig met haar hand naar haar door de stoel fijn gedrukte lendenen grijpend, las het briefje door en nam daar geen genoegen mee.
'Nee, vader. Wat is dat nu voor aanbevelingsbrief: "Ik verzoek u toonder dezes aan te horen en waar mogelijk hulp te bieden." Zo schrijven ze op departementen op verzoekschriften als ze zich ervan af willen maken. U moet strenger schrijven, vader, dwingender.'
'Hoe bedoelt u "dwingender"?'
'"Geachte heer Donat Savvitsj'", begon Polina Andrejevna te dicteren. '"Het is u bekend dat ik u zelden lastigval met verzoeken van persoonlijke aard, en daarom bid ik u mij de uitvoering van mijn smeekschrift niet te weigeren. Mijn hartsvriendin en geestelijke zielsverwante, mevrouw Lisitsyna, in de greep van een ernstige psychische aandoening, heeft dringend ..."'
Bij 'hartsvriendin en zielsverwante' wilde de overste gaan pruttelen, maar Polina Andrejevna ging weer op de stoel zitten, haalde haar breiwerkje uit haar tas en begon nog een droom te vertellen: hoe ze op haar kille weduwesponde van haar echtgenoot zaliger gedroomd had. Ze had hem omhelsd, gekust, maar opeens ziet ze onder zijn slaapmuts een lachende, smerige muil met grote tanden uit komen, terwijl hij zijn afschuwelijke klauwen in haar flanken wilde zetten ...
De archimandriet mocht dan nog zo'n stoere man zijn, hij hield het niet uit, hoefde het eind van de afschuwelijke droom niet te horen en capituleerde. Hij schreef de aanbevelingsbrief zoals van hem verlangd werd, woord voor woord.
Het vlees van mevrouw Lisitsyna had de beproeving met de stoel dus niet voor niets doorstaan - nu kon ze in alle ernst aan het onderzoek beginnen.