HERRIE
Op de terugweg bood mevrouw Lisitsyna een droefgeestige en peinzende aanblik, terwijl de dokter juist in een uitstekende gemoedsstemming leek te verkeren. Hij wierp telkens een blik op zijn metgezellin, met een raadselachtige glimlach, en één keer wreef hij zelfs in zijn handen, bij de voorpret van iets interessants of aangenaams, zo leek het.
Eindelijk verbrak Donat Savvitsj het stilzwijgen: 'Wel, Polina Andrejevna, ik heb aan uw verzoek voldaan, u Lampe laten zien. Nu is het uw beurt. Herinnert u zich onze afspraak? De ene dienst is de andere waard.'
'Hoe moet ik het u terugbetalen?' vroeg Lisitsyna en ze draaide zich naar hem toe en het viel haar op dat de ogen van de psychiater sluw glommen.
'Op de meest ontspannen wijze. Blijft u bij me eten. Nee, echt', voegde Korovin er, toen hij een schaduw over het gezicht van de dame zag glijden, haastig aan toe. 'Het wordt een volmaakt onschuldig avondje, behalve u heb ik nog één persoontje uitgenodigd. En ik heb een uitstekende kok uit Marseille over laten komen, maitre Armand. Hij verafschuwt de kloosterkeuken, beloofde vandaag zuiglam met sauce délicieuse te serveren, met kreeftjes gevulde snoekbaars, pasteitjes mignon en meer van dat lekkers. Na afloop breng ik u thuis.'
De onverwachte uitnodiging kwam Polina Andrejevna goed uit, maar ze hapte niet meteen toe.
'Wat voor persoontje?'
'Een schitterende juffrouw, zeer kleurrijk', antwoordde de dokter met een ondoorgrondelijke glimlach. 'Ik weet zeker dat jullie elkaar mogen.'
Mevrouw Lisitsyna stak haar hoofd in de lucht, keek naar de maan die achter de bomen vandaan kwam, ging even bij zichzelf te rade en zei: 'Nou, gevulde snoekbaars, dat klinkt wel verleidelijk.'
Ze zaten nog niet aan de voor drie personen gedekte tafel of de 'kleurrijke juffrouw' maakte haar opwachting.
Buiten klonk licht hoefgetrappel, het gerinkel van paardentuig, en even later stapte een mooi meisje (of misschien wel jonge vrouw) in een zwarte zijden jurk ijlings de kamer binnen. Ze haalde de gewichtloze voile voor haar gezicht vandaan, riep schel 'André!' en zweeg abrupt toen ze zag dat er nog een derde persoon in de kamer was.
Lisitsyna herkende de schichtige juffer als het persoontje dat kapitein Iona aan de kade had staan opwachten en de schoonheid zelf herinnerde zich haar zonder enige twijfel ook. Haar fijne trekken werden, net als toen aan de kade, vertrokken door een grimas die nu alleen nog vijandiger was: haar neusvleugels begonnen te trillen, haar smalle wenkbrauwen plooiden zich bij haar neusbrug tot een frons, haar te grote (naar de mening van Polina Andrejevna zelfs véél te grote) ogen begonnen als kwaadaardige lichtjes te fonkelen.
'Zo, we zijn compleet!' verklaarde Donat Savvitsj vrolijk en hij kwam overeind. 'Mag ik jullie aan elkaar voorstellen. Lidia Jevgenjevna Borejko, schoonste onder de maagden van Kanaan. En dit is Polina Andrejevna Lisitsyna, bedevaartgangster uit Moskou.'
De roodharige dame knikte de zwartharige toe, met een allerprettigste glimlach, die onbeantwoord bleef.
'André, ik heb je al duizendmaal gevraagd mijn afschuwelijke achternaam achterwege te laten!' riep mevrouw Borejko uit, met een stem die voor een man waarschijnlijk klonk als een klok, maar die mevrouw Lisitsyna onaangenaam snerpend toescheen.
'Wat is er voor afschuwelijks aan de naam Borejko?' vroeg Polina Andrejevna en ze glimlachte nog vriendelijker en herhaalde de naam, als om hem nog eens te proeven: 'Borejko, Borejko ... Een doodgewone naam.'
'Dat is het hem juist', legde de dokter met een ernstig gezicht uit. 'Al wat gewoon is, kunnen we niet uitstaan, dat is vulgair. Kijk, "Lidia Jevgenjevna", dat klinkt melodieus, nobel. Zegt u eens,' richtte hij zich tot de brunette, dezelfde eerbiedige gelaatsuitdrukking behoudend, 'waarom bent u altijd in het zwart? Is dat de rouw om uw leven?'
'Ik treur om het feit dat de wereld geen ware liefde meer kent', zei ze stuurs, terwijl ze aan tafel plaatsnam.
De dis was inderdaad verrukkelijk, de dokter had geen woord te veel gezegd. Polina Andrejevna was uitgehongerd en liet zich de taartjes met gemalen artisjokken, de pasteitjes mignon met kalfshart en de piepkleine canapés royals uitstekend smaken - haar bord raakte op wonderbaarlijke wijze leeg, werd opnieuw met hapjes gevuld en stond binnen de kortste keren opnieuw leeg. Maar er was ook iets waar Korovin zich in vergist had: de vrouwen mochten elkaar helemaal niet. Dat was vooral te merken aan Lidia Jevgenjevna's manier van doen. Ze nipte amper van de schuimwijn, raakte de spijzen totaal niet aan en keek haar vis-a-vis onverholen vijandig aan. In haar gewone gedaante van non zou Polina Andrejevna ongetwijfeld een manier hebben gevonden het hart van de haatdragende vrouw met waarlijk christelijke deemoed te verzachten, maar de rol van dame van de wereld rechtvaardigde een andere handelwijze. Mevrouw Lisitsyna bleek uitstekend de Britse kunst van het looking down te beheersen, het uit de hoogte doen dus, in figuurlijke zin vanzelfsprekend, want mademoiselle Borejko was rijziger van postuur. Dat weerhield Polina Andrejevna er niet van haar over haar verwaand in de lucht gestoken sproetenneus heen aan te kijken en met haar wenkbrauwen van tijd tot tijd nauwelijks waarneembare bewegingen van verbazing te maken die, komend van een naar de laatste mode geklede inwoonster van de hoofdstad, het hart van elk provinciaaltje zo pijnlijk kunnen treffen.
'Schattige vullinkjes', zei Lisitsyna bijvoorbeeld, met haar kin naar Lidia Jevgenjevna's schouders wijzend. 'Ik was er vroeger zelf ook dol op. Doodzonde dat ze in Moskou op nauwsluitend zijn overgestapt.'
Of ze besteedde opeens geen aandacht meer aan de brunette, die bleek van woede zag, door met de heer des huizes een lang gesprek over literatuur aan te knopen waaraan mevrouw Borejko niet mee wenste te doen, of niet mee kon doen.
De dokter scheen zich zeer te amuseren met de onbloedige veldslag die zich voor zijn ogen afspeelde, en hij gooide nog eens olie op het vuur.
Eerst hield hij een lofrede op rood haar, volgens hem een zekere indicatie van iemands uitzonderlijke aard. Polina Andrejevna mocht dat graag horen, maar ze kromp wel onwillekeurig ineen onder de blik van Lidia Jevgenjevna, die waarschijnlijk met plezier de door Donat Savvitsj opgehemelde 'vurige lokken' tot de laatste haar zou hebben uitgetrokken.
Zelfs de wonderbaarlijke eetlust van de Moskouse bedevaartgangster was voor Korovin aanleiding voor een compliment. Toen'
Donat Savvitsj zag dat het bord van Polina Andrejevna alweer leeg was, gaf hij de lakei een seintje en zei: 'Ik heb altijd gehouden van vrouwen die niet snobistisch doen, maar goed en met smaak eten. Dat is een zeker teken van levenslust. Alleen vrouwen die van het leven kunnen genieten kunnen een man gelukkig maken.'
Deze opmerking vormde ook eigenlijk de afsluiting van het diner -op een ontijdige, zelfs stormachtige wijze. Lidia Jevgenjevna smeet haar blinkende vork weg, die al met al niet met voedsel bezoedeld was, en sloeg haar handen ineen, als een gewonde vogel zijn vleugels.
'Kwelgeest! Beul!' schreeuwde ze zo hard dat het kristal op tafel ervan rinkelde. 'Waarom treiter je me zo! Terwijl zij, zij ...'
Lidia Jevgenjevna wierp mevrouw Lisitsyna een laatste blik toe en stormde de kamer uit. De dokter dacht er niet aan achter haar aan te gaan -integendeel, hij bood een uiterst tevreden aanblik. Geschokt door de afscheidsblik van de geëxalteerde juffer - een blik die gloeide met een uitzinnige, verzengende haat -wendde Polina Andrejevna zich met een vragende blik tot Donat Savvitsj.
'Neemt u mij niet kwalijk', zei deze en hij haalde zijn schouders op. 'Ik zal u meteen de betekenis van deze scène uitleggen ...'
'Laat u maar', antwoordde Lisitsyna koeltjes en ze rees op. 'Bespaar me uw uitleg. Ik begrijp maar al te goed dat u een dergelijke afloop voorzien had en mijn aanwezigheid voor bepaalde mij onbekende, maar akelige doelen hebt gebruikt.'
Donat Savvitsj schoot overeind, niet langer een voldane, maar verslagen aanblik biedend.
'Ik zweer u, niets akeligs! Dat is te zeggen, natuurlijk, aan de ene kant voel ik me tegenover u schuldig dat ...'
Polina Andrejevna liet hem niet uitpraten: 'Ik luister niet naar u. Tot ziens.'
'Wacht even! Ik heb beloofd u naar de stad te brengen. Als ... als mijn gezelschap u zo onaangenaam is, zal ik niet meegaan, maar laat ik u dan ten minste een rijtuig geven!'
'Ik hoef niets van u. Mensen die intrigeren en manipuleren kan ik niet uitstaan', zei Lisitsyna boos, in de hal inmiddels, terwijl ze haar regenjas over haar schouders gooide. 'U hoeft me niet weg te laten brengen. Ik kom er zelf wel.'
'Maar het is al laat, al donker!'
'Dat geeft niets. Ik heb gehoord dat er geen rovers op Kanaan zijn, en ik ben niet bang van spoken.'
Ze draaide zich trots om en liep de deur uit.