ER KOMT IETS MEER HELDERHEID
Die avond schreef Polina Andrejevna op haar kamer een brief. Licht, vreugde en kracht zij hoogeerwaarde Mitrofani. Vader, als u deze brief van mij leest, is mij een ramp overkomen en heb ik niet de mogelijkheid gehad alles woordelijk uit te leggen. Hoewel, het is maar wat je 'een ramp' noemt. Misschien is wat de mensen doorgaans 'een ramp' noemen in werkelijkheid wel een weldaad, want als God een van ons tot zich roept, wat is daar dan mis mee? Zelfs als hij die iemand niet roept, maar aan een zware beproeving onderwerpt, hoeven we ook daar niet bedroefd om te zijn, want daar zijn we immers ook voor ter wereld gekomen - om op de proef te worden gesteld.
Ach, herder, wat zit ik tegenover u te profeteren over dingen die zonneklaar zijn! Neemt u mij, domoor die ik ben, niet kwalijk.
En vergeeft u mij vooral mijn bedrog, mijn eigengereidheid en mijn vlucht. En het feit dat ik al uw geld geroofd heb en het feit dat ik u vaak geïrriteerd heb met mijn koppigheid. Wel, nu u mij vergeven hebt (en waarom zou u mij niet vergeven nu mij een ramp is overkomen?), ga ik meteen over tot de kern van de zaak, omdat ik veel te schrijven heb en vannacht nog iets moet doen. Maar daarover helemaal aan het eind. Eerst zal ik alles van begin af aan uiteenzetten, zoals u dat graag hebt (niet op de vrouwenmanier dus, maar op de mannenmanier): wat ik gehoord heb van anderen; wat ik met eigen ogen gezien heb; welke conclusies ik uit dat alles trek. Wat ik gehoord heb.
Veel mensen op Kanaan hebben de Zwarte Monnik inmiddels 's nachts gezien. De een jaagt Basiliscus schrik aan met zijn plotselinge verschijning, anderen worden zelf bang nadat ze hem in de verte hebben gezien, ergens heen sluipend of zich heen spoedend. Van dergelijke geschiedenissen heb ik er in de stad en in het klooster ongeveer een dozijn beluisterd. De algemene opinie onder de monniken en de plaatselijke bevolking luidt als volgt: er is iets niet pluis met de Basiliscuskluizenarij, een van de kluizenaars heeft zijn ziel aan de Mensenvijand verkocht, waardoor de plaats vervloekt is geworden, zodat de staretsen eraf moeten worden gehaald en het Bijeiland tot gedoemd en fataal terrein moet worden verklaard, het verboden moet worden er aan land te gaan en zelfs naartoe te varen. Ik zeg maar meteen dat dit allemaal je reinste onzin is. De Heilige Basiliscus is niet uit de hemel afgedaald, maar zit ongestoord bij Gods troon, zoals het hem ook betaamt. De hele geschiedenis heeft niets mystieks, maar is louter doelbewuste zinsbegoocheling. Thans, aan het eind van de tweede dag van mijn verblijf op Kanaan, ben ik er volledig van overtuigd dat de verschijning van de Zwarte Monnik niets anders is dan een behendig, inventief spektakelstuk.
Wat ik gezien heb.
Het raadsel van het 'wandelen op het water' is eenvoudig op te lossen. Tussen de vierde en vijfde steen die aan het eind van de Vastentong uit het water opsteken, voelde ik onder water een doodgewone houten bank. Deze is verstopt in het ondiepe water en op zijn kant gelegd. Als je hem op zijn smeedijzeren poten zet, komt de plank tot een duim onder het wateroppervlak,
's Nachts lijkt het echt net, zelfs op geringe afstand, alsof degene die over die bank loopt doodleuk over het water wandelt. Over het 'onaardse lichtschijnsel' dat Basiliscus zou omhullen, kan ik niets met zekerheid zeggen, maar ik vermoed dat je, als je een sterke elektrische lantaarn achter je rug houdt en die opeens aandoet, ongeveer hetzelfde effect bereikt: hij tekent haarscherp het silhouet en stort een helder strooilicht over de duisternis uit. Op de monniken, die dodelijk geschrokken zijn van het 'wandelen op het water' en amper ooit elektrische verlichting hebben gezien, moet deze eenvoudige truc wel grote indruk maken. En misschien niet alleen op de monniken, maar op iedereen met fantasie of een hang naar mystiek. Stelt u zich voor: het is nacht, de maan schijnt, er brandt een onnatuurlijk fel licht, een zwarte gestalte zonder gezicht waart boven het water. Ik ben deze op het droge tegengekomen en werd toen al helemaal ijskoud! Nee, nu loop ik weer op de zaken vooruit en wordt het een vrouwenverhaal. Over mijn ontmoeting met 'Basiliscus' kan ik beter later vertellen.
Nu over het huisje van de bakenzetter dat u uit Aljosja's brief kent, waar Feliks Stanislavovitsj aan zijn eind is gekomen en waar Aleksej Stepanovitsj en Matvej Bentsionovitsj hun verstand hebben verloren.
Het kruis op de ruit is met een eenvoudige spijker aangebracht - ik vond die in het gras onder het raam. Geen wonder dat de arme vrouw van de bakenzetter van angst een miskraam kreeg toen de misdadiger midden in de nacht zijn kluizenaarsmuts met gaten voor het raam liet zien en met het ijzer in het glas kraste.
En met uw gezanten is de booswicht als volgt te werk gegaan. Hij verstopte zich in de donkere kamer. Misschien dat hij om de aandacht af te leiden een pop met een puntmuts bij het raam zette - in elk geval ontdekte ik daar twee zakken stro die niets te zoeken hadden in het hutje. Als degene die binnenkwam het onbeweeglijke silhouet ontwaarde, zich met zijn hele lichaam die kant op draaide, sloeg de booswicht hem van achteren met iets zwaars op het hoofd. Vandaar ook 'de buil op een duim rechts van de kruin' waarover ik in het procesverbaal van de lijkschouwing van Feliks Stanislavovitsj las. Het gaat hier dus helemaal niet om door convulsies veroorzaakt gebonk tegen de grond, zoals Matvej Bentsionovitsj, die de beschrijving maakte, veronderstelde. Berditsjevski zelf, en daarvoor ongetwijfeld ook Lentotsjkin, hadden eveneens sporen van hoofdwonden toen ze hun toevlucht in de kliniek zochten, iets waaraan dokter Korovin geen bijzondere betekenis toekende, omdat beiden ook legio andere beschadigingen aan hun lichaam hadden: blauwe plekken, schaafwonden, bloeduitstortingen. Toen hij over Berditsjevski sprak, memoreerde de dokter diens opengehaalde vingers en gebroken nagels. Dat hielp mij ook het tafereel van de misdaad te reconstrueren. Nadat hij zijn slachtoffer het zwijgen had opgelegd, legde de booswicht hem in de doodskist (er stond een kist op de tafel, door de bakenzetter voor zichzelf in elkaar getimmerd, maar ongebruikt gebleven omdat de drenkeling domweg niet meer gevonden is) en sloot die met het deksel. Ik heb dat op zijn plaats gelegd en gezien dat de spijkergaten uitgelubberd zijn - iemand had het deksel er al met krachtige stoten van onderen af geslagen. Ik vermoed dat dit tweemaal gebeurd is: eerst lag de levend begraven Aljosja in de kist te worstelen, vervolgens Matvej Bentsionovitsj.
Geen verstand zo sterk of het laat het bij een dergelijke beproeving afweten - dat had de misdadiger goed gezien. En hij was nog niet tevreden ook met wat hij gedaan had, waarover ik verderop zal vertellen.
Eerst over Lagrange. Kennelijk ging het met Feliks Stanislavovitsj mis. Of het hoofd van de Polizmeister nu te hard was of iets anders, maar het was wel zo dat de kolonel het bewustzijn niet verloor en klaarblijkelijk een tweegevecht met de snoodaard uitvocht. Toen doodde de misdadiger hem met een schot van dichtbij.
Ja ja, Lagrange is geen zelfmoordenaar, maar een onschuldig vermoorde man, wat u deugd moet doen. Dat verklaart ook de vreemde loop van de kogelbaan - van onder naar boven en van links naar rechts. Zo zou de kogel gegaan zijn als iemand, die bijvoorbeeld door de kolonel met de handen op de schouders of de keel werd gedrukt, met zijn rechterhand zou schieten, van onderaf.
Gezien het feit dat de kogel niet in het stoffelijk overschot was aangetroffen en deze dus kennelijk het lichaam ook weer verlaten had, onderzocht ik de bovenkanten van de muren en vond wat ik zocht. Thans hebben we het onomstotelijke bewijs van moord.
De kogel die ik uit de houten balk heb gepulkt was geen kaliber .45, zoals de Smith & Wesson van de Polizmeister, maar een .38 en afkomstig uit een revolver van het systeem colt, wat ik heb nagekeken in mijn leerboek ballistiek. Na de moord schoot de misdadiger uit het wapen van zijn slachtoffer in de lucht en legde de Smith & Wesson in de hand van de kolonel, om zelfmoord te insinueren.
Thans keer ik terug naar onze vrienden die de snoodaard niet vermoord, maar wel van hun verstand beroofd heeft, wat misschien nog wel erger is. Als u alleen al zou zien in wat voor persiflage van de mens de spotzieke Aleksej Stepanovitsj is veranderd; hoe weinig verstand de hoogst intelligente Matvej Bentsionovitsj overheeft! Het is zonde dat ik het zeg, maar het zou voor mij waarschijnlijk minder erg zijn hen levenloos te zien ...
Het weerzinwekkendst van alles wat de valse Basiliscus aangaat, is wel het feit dat hij geen genoegen nam met zijn afrekening en de ongelukkige waanzinnigen niet met rust liet. Uit de verwarde woorden van Aljosja Lentotsjkin kun je concluderen dat het 'fantoom' hem ook momenteel nog blijft verschijnen. Wat Berditsjevski betreft ben ik zelf getuige en zelfs slachtoffer geweest van een zoveelste poging van de misdadiger het laatste smeulende vonkje verstand in de ziel van Matvej Bentsionovitsj voorgoed uit te trappen.
Gisternacht heb ik de Zwarte Monnik met eigen ogen gezien. Ach, wat was dat afschuwelijk! Hij maakte natuurlijk niet zijn opwachting om mij bang te maken - het was hem om Berditsjevski te doen. Nadat hij mij met een klap op mijn hoofd het zwijgen had opgelegd (met grote bedrevenheid), verdween de snoodaard zonder te zijn herkend. En toch was het met name deze ontmoeting die mijn hersens in de juiste richting stuurde, waardoor ik niet op zoek ging naar een duivel maar naar een mens, ook al onderscheidde hij zich niet zo van de Boze.
Ik had niet meteen door waarmee hij me de klap had toegediend, omdat hij zich op tamelijk grote afstand van me bevond. Maar toen herinnerde ik mij een verhaal dat de dokter me verteld had, en een schilderij van een plaatselijke kunstenaar hier (dat is iemand met wie u nu eens van gedachten zou moeten wisselen, die u tot rede zou moeten brengen!), en toen snapte ik het meteen.
'Basiliscus' had mij een klap met een stelt gegeven - zo'n ding dat je wel op kermissen ziet. Het voert nu te ver om uit te leggen wat kermisstelten in een kliniek doen, maar één ding is wel duidelijk: de misdadiger gebruikte ze om een kijkje te nemen door het raam op de eerste verdieping, waar Berditsjevski eerder ondergebracht was -allemaal met hetzelfde doel: hem de stuipen op het lijf jagen, hem de genadeklap geven. Gisternacht was Matvej Bentsionovitsj echter van de eerste verdieping naar de begane grond verhuisd en had Basiliscus toch zijn stelten meegenomen. Wil dat zeggen dat de Zwarte Monnik niet wist van de verhuizing? Wat is hij dan voor bovennatuurlijke kracht?
En dan nu de conclusies.
Wie er schuilgaat achter het masker van de vertoornde Basiliscus weet ik niet, maar ik heb wel een idee omtrent het doel van zijn boosaardige daden.
Deze man (een mens dus, en geen wezen uit een andere wereld) wil de Basiliscuskluizenarij leeg hebben en was bijna in zijn opzet geslaagd.
Waarom? Dat is thans de hoofdvraag en daar heb ik voorlopig nog geen antwoord op, ik heb alleen een aantal mogelijke lezingen. Sommige daarvan zullen u volstrekt onmogelijk toeschijnen, maar misschien zullen die ook nog van pas komen als u de zaak zonder mij zult moeten afronden.
Ik zal beginnen met overste vader Vitali. De kluizenarij is hem een doorn in het oog, omdat ze in economisch opzicht haar betekenis verloren heeft (vergeeft u mij dat ik in zulke termen schrijf, maar ik vermoed dat de archimandriet zelf ongeveer aldus redeneert), en wat zijn eerzucht betreft, waar de eerwaarde meer dan genoeg van heeft, staat de kluizenarij hem zelfs in de weg, omdat het de verrichtingen van de heerser van Nieuw Ararat, die inderdaad zeer aanzienlijk zijn, overschaduwt. De winst van de bidsnoeren, waar de broederschap eerst van bestond, is nu lachwekkend en staat in geen enkele verhouding tot de overige inkomstenbronnen. De kluizenarij vormt ook niet langer de voornaamste aantrekkingskracht voor bedevaartgangers, want de bemiddelde pelgrims die vader Vitali welkom heet, slaan de gezonde lucht, de geneeskrachtige wateren en de schilderachtige boottochtjes hoger aan. Volgens de archimandriet brengen het Bijeiland en zijn heilige bewoners de geesten van de broederschap alleen maar in verwarring, houden ze hen van de actieve arbeid af en ondermijnen ze zijdelings de macht van de overste door er elk uur aan te herinneren dat er ook een andere Macht is die onvergelijkelijk veel hoger staat dan die van de archimandriet. Vitali is streng van aard, hardvochtig zelfs. Hoever zijn macht reikt, weet God alleen.
Een andere mogelijkheid is een samenzwering onder de monniken, ontevreden met Vitali's economische dadendrang die ten koste van de geestelijke dienstbaarheid en het zielenheil gaat. Dat de eerwaarde onder de oudere broederschap een heimelijke partij van tegenstanders heeft (voor het gemak zal ik ze de 'mystici' noemen), staat buiten kijf. Mogelijk dat enkelen van de mystici hebben bedacht de pelgrims bang te maken en zodoende de autoriteit van Vitali tegenover de mensen die boven hem gesteld zijn, tegenover u bijvoorbeeld, te ondergraven. Dan moet de poppenkast met de Zwarte Monnik Nieuw Ararat mogelijk redden van ijdele drukte en mensenmassa's. Het is bekend tot welke intriges en zelfs beestachtige daden verkeerd begrepen vroomheid kan leiden -de geschiedenis van de religie staat bol van de treurige voorbeelden. Het is ook mogelijk dat een van de kluizenaars op het eiland de schuldige is. Waarom en waarvoor, daar waag ik zelfs geen vermoeden over uit te spreken, omdat ik voorlopig vrijwel niets weet van het leven van de heilige staretsen. Maar alle vage gebeurtenissen hebben op een of andere manier wel met de kluizenarij te maken en draaien daar om. We moeten ons dus ook iets aan deze lezing gelegen laten liggen. Ik ben vandaag naar het Bijeiland geweest (ja ja, niet boos worden) en prior Izraïl gaf een raadsel op waarvan de betekenis mij niet duidelijk is. Ik zal er nog eens heen moeten.
Thans twee mogelijkheden van geheel andere, onkerkelijke snit.
Dokter Donat Savvitsj Korovin, eigenaar en bestierder van de kliniek, is een interessant type. Deze miljonair en filantroop is een gecompliceerd man, dol op allerlei spelletjes en experimenten met levende mensen. Hij zou er misschien niet voor terugdeinzen zo'n soort mystificatie op touw te zetten met bepaalde onderzoeksbedoelingen: bijvoorbeeld de werking van een mystieke schok op verschillende typen psyche onderzoeken of iets van dien aard. En dan een artikel in zo'n Heidelbergs jaarboek voor psychiatrie publiceren, om zijn reputatie van coryfee hoog te houden - die naar mijn inschatting van oningewijde niet al te zeer verdiend is (hij behandelt zijn patiënten tot hij een ons weegt, maar krijgt ze niet beter). En ten slotte kan een van Korovins patiënten voor 'Basiliscus' spelen. Het zijn allemaal buitenissige mensen, ze kunnen zich allemaal vrij bewegen. Het zijn er bij elkaar achtentwintig (nu met Aleksej Stepanovitsj en Matvej Bentsionovitsj erbij dertig), en ik heb er nog maar een paar gezien. Ik zou ze aandachtiger moeten bestuderen, maar ik weet alleen niet hoe ik daarbij te werk moet gaan. Donat Savvitsj en ik zijn gebrouilleerd, iets waar ik zelf de oorzaak van ben. Maar dat is de moeilijkheid niet - ik zou het met gemak goed kunnen maken. Maar tot de gevolgen van mijn kennismaking met de Zwarte Monnik niet van mijn gezicht verdwenen zijn, kan ik Korovin beter niet onder ogen komen. Voor hem ben ik een doodgewone knappe vrouw (waarschijnlijk omdat de spoeling hier zo dun is), en hoe kun je nu mooi zijn als je halve gezicht bont en blauw ziet? Mannen zitten nu eenmaal zo in elkaar dat ze met een lelijk mormel niet eens willen praten.
Ik zie gewoon dat er op deze plaats een ironische glimlach op uw gezicht is verschenen. Ik zal niet sluw gaan doen, u kijkt tenslotte toch dwars door me heen. Ja, de gedachte dat Donat Savvitsj, die op een bijzondere manier naar Polina Andrejevna Lisitsyna keek en haar met complimenten overlaadde, haar als zo'n lelijk gedrocht ziet, is mij onaangenaam. Ik ben zondig, ijdel, het spijt me.
Ik schrijf een paar laatste regels en dan ga ik. We krijgen vandaag de nacht die we moeten hebben, met maan. Juist in zulke nachten verschijnt 'Basiliscus'. Mijn plan is eenvoudig: ik verstop me aan de waterkant en probeer de mystificateur te volgen.
Als de wandeling vergeefs is, houd ik me vanaf morgen met de prior van de kluizenarij bezig en met het Bijeiland. Nou ja, en als het zo loopt dat de wandeling op de eerder gememoreerde rampspoed uitdraait, dan hoop ik slechts dat uwe heiligheid dit epistel onder ogen krijgt.
Uw geliefde dochter Pelagia