GLAS
Toen ze thuiskwam gaf ze een harde klap op tafel. 'Waarom doe je dat?' vroeg ik.
'Waarom ik dat doe? Nou, dat zal ik je zeggen, ik heb een beeld, een godsbeeld zeg maar, en als ik een harde klap geef dan weet ie dat ik thuis ben.'
'Maar als het echt een godsbeeld is dan heeft ie toch vanzelf in de gaten dat je thuis bent,' opperde ik.
'Denk je?'
Haar man had een beroemde herberg gehad, maar hij was ermee opgehouden, omdat z'n benen niet meer wilden wat hij wilde. Hij zong nog wel in een koor en hij zou het op prijs stellen als ik ook in dat koor ging zingen. Ik zei dat ik er geen tijd voor had.
Hij had voor zichzelf en zijn vrouw een glazen huis laten bouwen. Ja, je gelooft me niet, ik zie het aan je gezicht, maar ze waren helemaal omringd door glas. Op die manier konden ze alles zien wat er buiten gebeurde.
Ze hadden ook een zoon, die zal nu volwassen zijn, ik weet niet of ie nog leeft, misschien is ie verongelukt of iets van dien aard, ik zal het bij gelegenheid es vragen. Er is nog zoveel wat ik vragen wil.