LEVEN
Hij vroeg naar mijn papieren. Ik zei dat ik geen papieren had. 'Maar,' was zijn verbaasde reactie, 'u leeft toch?' Ik wist niet wat ie bedoelde. 'Ik bedoel,' hernam hij, 'als u leeft, hebt u toch papieren?' Ik antwoordde dat ik dan waarschijnlijk niet in leven was. 'O,' zei hij, 'ik dacht dat u leefde, neemt u mij niet kwalijk.' Ik verzekerde hem dat ik hem niets kwalijk nam, dat vergissen heel menselijk was en ik drukte hem nogmaals op het hart dat ik me niet in het land der levenden bevond. We gaven elkaar een hand en namen afscheid.