AARZELEN
Het was nacht, maar niet aardedonker want de maan scheen.
Plotseling stond ik oog in oog met de vijand. Nee, ik druk mij niet goed uit, ik moet zeggen: met iemand met vijandige bedoelingen, want hij had een pistool.
Ik vroeg hem wat ie van me wilde. Hij zei dat ie mij wilde doden. Kende hij mij dan? Hij kende mij niet. 'Nou,' zei ik, 'in dat geval kunt u rustig uw gang gaan.'
Hij aarzelde. Ik probeerde hem aan te moedigen om de trekker over te halen, maar hij bleef in gebreke. Hij begon zelfs te snikken en stamelde dat hij mij bij nader inzien niet wilde vermoorden, dat hij op andere gedachten gekomen was. Voordat ik iets terug kon zeggen maakte hij dat ie wegkwam.
Ja, op zo'n manier raak ik mezelf nooit kwijt. Maar ik blijf hopen dat ze die lastpost eens van mij verwijderen, of wens ik nu te veel.