DE SCHURKEN
Ik lag op mijn buik op de hoge rots en keek door een verrekijker. Ver beneden mij vermaakten ze zich met een bal. Ze lachten, ze waren in een jolige bui. 'Wacht maar,' mompelde ik, 'het lachen zal jullie vergaan.'
De volgende ochtend werd ik wakker, de schurken waren verdwenen. Ik haalde ze tegen de middag in. Ze keken mij verwonderd aan toen ik plotseling opdook. Ik had een wapen bij de hand, zij niet. En voordat ze ernaar konden grijpen, schoot ik ze alle acht dood.
Ik begroef de booswichten niet, ik reed langzaam door. Waar ging ik nu weer heen? Moet ik me steeds wreken? Kan ik niet leven zonder wraakgevoelens? Blijkbaar niet.