KERFSTOK
'Mag ik me bij u verbergen?'
Ik had niet zo snel een antwoord, hij overviel me met z'n vraag. Waarom vroeg hij dat? Had ie iets op z'n kerfstok? Werd hij achtervolgd? Zaten ze hem op z'n hielen? Ik aarzelde.
'Weet u wat,' stelde ik voor, 'ik zet een stoel buiten neer, daar kunt u op zitten en dan ga ik binnen nadenken of u zich bij mij mag verbergen.'
Ik dacht na. M'n eerste gedachte was dat ie iets op z'n kerfstok had. Dat was een foute gedachte, want kerfstokken waren al geruime tijd afgeschaft, geen mens wist nog wat een kerfstok voorstelde. Vervolgens: werd hij achtervolgd? Er was in geen velden of wegen iemand te bekennen. Dus het leek erop dat ie niet achtervolgd werd.
Ik begaf me naar buiten en zei: 'Nee.'
'Ik mag me dus niet bij u verbergen?' vroeg hij hoopvol.
'Nee,' herhaalde ik.
Hij lachte. 'Ik ben heel tevreden over u,' zei hij, 'ik zou hetzelfde gezegd hebben.'
Ik keek hem na. Had ik juist gehandeld? Eigenlijk zei ik maar wat.