Lujan

We spraken af op de muur van de Malecón, de plek waar in vroeger tijden democratie heerste en die Lujan fascineerde. Lujan was al op leeftijd, maar zag er jong uit.

'Spoken worden niet oud,' antwoordde hij gekscherend toen ik hem een complimentje maakte, en meteen daarna nodigde hij me uit voor een bezoek aan Bejucal, waar een vriendin van hem woonde, een Keltische tovenares .voegde hij er schaterend aan toe. Lujan ging er prat op een fervent wandelaar te zijn, maar hij bezat wel een auto en vond dat we 'de machine' - zoals hij hem noemde - moesten nemen, want met die hitte was het een heel eind en de zon zou onze hersens kunnen doen smelten.

Zijn zwarte haar had hij met brillantine glad achterovergekamd en hij droeg smalle bakkebaarden en een snorretje dat niet veel meer dan een streepje was. Zijn donkere, gewelfde wenkbrauwen glansden en zijn vrolijke, amandelvormige, gitzwarte ogen werden beschaduwd door dichte wimpers. Zonder enige twijfel een elegante verleider met een beminnelijke, lieve glimlach en een sensuele mond die langzaam sprak. Zijn kin was een beetje vierkant, had een grappig kuiltje in het midden en hij had een volmaakte, rechte neus. Een lange, slanke man die er prat op ging geen grammetje vet op zijn buik te hebben. Hij liet zijn handen rusten op een stok met een gouden knop, terwijl hij mijn aandacht vestigde op de klokkentoren van een kerk.

Voordat we aankwamen bij het huis van Mimita, zoals zijn vriendin heette, wees hij met zijn stok op een lege nis op de hoek van twee boulevards.

'Daar stond la Virgen del Camino, de Maagd van de Weg. Ze zal wel gestolen zijn.'

'Of de regering heeft haar weggehaald,' merkte ik kwaaddenkend op.

Mimita's woning lag aan een gang die op de straat uitkwam. Het huis, waarin verscheidene gezinnen woonden, was oud en vervallen, en het stonk er, want de goten konden het rioolwater niet verwerken waardoor de vloeren van de vertrekken vochtig waren. Mimita was een gekrompen, gebochelde vrouw van inde negentig. Met haar tandeloze kaken kauwde ze op een hard stuk brood. Toen ze Lujan zag stond ze moeizaam op van de drempel en bood ons een stukje van het oude brood aan, waarvoor we bedankten. Achter haar aan gingen we de kamer binnen. Ze slikte de hap door, legde de rest van de homp op het fornuis en haalde een kunstgebit uit de zak van haar schort. Het gebit had ze uitgedaan omdat het haar hinderde bij het eten, het was niet van haar maar van haar overleden zuster. Mimita deed het alleen in om er mooi uit te zien, legde ze uit terwijl ze de kruimels van haar borst veegde. In de kamer, een soort halletje, zat haar man Leopoldo te schommelen in een schommelstoel. Hij was blind en groette in het wilde weg toen Mimita me voorstelde. Lujan kende hij al meer dan honderd jaar en ze omhelsden elkaar hartelijk. Mimita stak het vuur aan en allemaal, behalve Leopoldo, keken we naar de blauwe vlammen. Mimita verwelkomde de doden en de levenden, de goede en de kwade geesten.

Mimita was op 16 september in 1905 in Dublin geboren, vandaar met haar ouders en zusters naar de Canarische Eilanden gereisd en vervolgens naar Cuba. Toen haar tante op de Canarische Eilanden haar zag, zei ze tegen haar ouders dat het meisje meiga was, dat ze bepaalde krachten bezat en binnen enkele jaren tovenares zou worden. En inderdaad, ze waren nog maar nauwelijks in Havana aangekomen of Mimita begon voorspellingen te doen, vreemde dingen waar te nemen en zowel geboortes als catastrofes aan te kondigen.

'Lujan, beste vriend, u bent hier vandaag gekomen vanwege een zeer persoonlijke kwestie.'

'Deze vrouw heb ik leren kennen op de muur van de Malecón, pas enkele dagen geleden, dat is waar, maar... Ik heb geprobeerd haar uit te leggen dat ik een schim ben en zij wil me niet geloven. U kunt me vast wel helpen haar te overtuigen.'

'Wat een geluk dat je haar hierheen hebt gebracht,' fluisterde de vrouw.

Ik keek Lujan verbaasd aan. Mimita trok me naar zich toe en gaf me een paar zachte klapjes op mijn wangen.

'Wat is dit meisje treurig en eenzaam, Lujan. We moeten haar helpen. Vind je niet, Leopoldo?'

Leopoldo knikte zonder op te houden met schommelen.

'Hoe is het je gelukt Lujan te zien? Dat kunnen maar heel weinigen. Je bent mediamiek, maar je wilt je gaven niet gebruiken, je wordt opgevreten door angst. Hoe kon je hem zien terwijl je het niet wilde?'

'Hij stond naast me en keek naar de zee, net als ik. Ik vond wel dat hij er een beetje ouderwets uitzag, maar het stond me wel aan dat hij zich op die manier had uitgedost, als een gek.'

'Lujan is een geest, meisje. En bovendien heeft hij nooit als persoon bestaan. Hij was het alter ego van de essayist en schrijver Jorge Manach, een zeer geliefde, oude vriend die overleed in Puerto Rico. Lujan was zijn populairste Havaanse bedenksel. Lujan is alleen maar een literaire creatie, mijn liefje.'

Opnieuw zocht ik de ogen van mijn gids; Lujan rookte rustig zijn onafscheidelijke pijp en keek met aandacht hoe Leopoldo met de vaardigheid van een blinde een mand van palmriet vlocht. Ik ging naar hem toe en pakte zijn hand; die was warm en zijn handpalm zweette.

'Maar ik kan hem aanraken en hij is echt,' zei ik tegen Mimita.

'Omdat jij wilt dat hij echt is. Jij hebt iemand zoals hij aan je zijde nodig. Wees niet bang om het onzichtbare te zien, het is goed om te praten met de wezens die ons lang geleden hebben verlaten. Dat moet jij voelen.'

'Het maakt me bang.' Buiten kirde een witte duif en ik kreeg kippenvel.

'Waarvoor? Voor watje is overkomen? Voor het feit dat ik niet echt besta? De waarheid, meisje, is dat jij ook niet bestaat. Je ben een geest die ik heb opgeroepen. Dit is de werkelijkheid niet. Laat Lujan niet in de steek, hij is een goede man. In de toekomst zullen we elkaar terugzien in een meer ontspannen sfeer.'

'Dat is niet waar, lieve hemel, dat is onmogelijk!' schreeuwde ik als een waanzinnige, maar er kwam geen geluid uit mijn met ijzerdraad dichtgenaaide mond.

'Lujan, Lujan, red me!'

De man sloeg zijn arm om mijn middel voordat ik flauwviel, fluisterde in mijn oor dat ik er prachtig uitzag in die saffraankleurige japon. Ik knipperde met mijn ogen, deed ze open, zijn parfum was me niet vertrouwd, maar ik werd bedwelmd door de mengeling van wierook en lijnolie-essence. We dansten in een zaal met spiegels, pilaren, lichte plafonds en enorme kroonluchters. Ik wilde mijn verbazing uiten, maar Luja'n legde zijn witgehandschoende vinger op mijn lippen en belette me het spreken.

'Waar zijn Mimita en Leopoldo gebleven?' vroeg ik toch, terwijl ik zijn hand opzijduwde. 'En waar zijn jij en ik nu?'

Lujan wees naar een hoek van de salon waar zich een groot aantal deftige heren bevond. Een beeldschone dame wuifde zich koelte toe met een prachtige waaier van parelmoer en pauwenveren. Ze droeg een fantastisch gewaad met een wijde, goudkleurige cape en knipoogde naar ons vanaf een met groen fluweel beklede sofa.

'We zijn te gast op een bal. Herken je die dame niet?'

Ik hoefde me niet erg in te spannen.

'Ja, dat is mijn overgrootmoeder, ik ken haar van een foto. Ze was toen zestien jaar en heeft er altijd ouder uitgezien, maar ze ging nooit zo gekleed. Ze was arm.'

'Ze is ook Mimita.'

Toen wilde ik naar haar toe rennen, maar de paren dansten in onze richting en sleurden ons mee naar de andere kant van de immense salon. Het wisselen van partner maakte dat ik terechtkwam in de armen van een andere, zwaar bepoederde man, kleiner dan Lujan maar net zo aantrekkelijk. Het was Leopoldo! Ik glimlachte verward. Hij kon me zien, hij was nog niet blind, zijn blauwe ogen keken recht in de mijne en brachten me een vertrouwde boodschap over. Weer pakte iemand me vast bij mijn middel. De lichten gingen uit. Achter een gordijn kuste een man me op mijn lippen en dat vond ik zo verrukkelijk dat ik er geen moment aan dacht op de vlucht te slaan. De gewaarwording was uiterst lichamelijk, hij beet in mijn mond, mijnhals,mijnborsten, drukte zijn lichaam tegen het mijne, het was heerlijk en mijn spleetje vulde zich met een romig genot.

'Ai, Lujan! Wat zijn we aan het doen?'

'We genieten van dit prachtige toneelstuk.'

Ik deed mijn ogen open en ontdekte dat ik in een fauteuil in het verdwenen Marti-theater zat. In het stuk dansten mannen en vrouwen in een salon. Verscholen achter het gordijn voor een van de grote ramen die uitkeken op het terras stonden een man en vrouw die elkaar kusten. Lujan legde zijn warme, vochtige hand op de mijne. Zachtjes beloofde hij me dat hij me straks zou trakteren op een kokosijsje voordat we, zoals gewoonlijk, eindigden op de muur van de Malecón waar we elkaar, wiegend op de zeebries, lieve woordjes influisterden.