Juana Borrero: de treurige maagd

Dik, donkerblond haar, een hoog voorhoofd, zware, perfect getekende wenkbrauwen, grote grijsbruine ogen, een ovaal gezicht, een sensuele mond, de onderlip meer geaccentueerd dan de bovenlip, een krachtige kin. Zo zie ik Juana Borrero, het meisje dat op haar negende jaar een liefdesgedicht schreef en drie jaar later een erotisch vers. Literaire critici en biografen zeggen dat de dichteres geboren werd op nummer 15 van de calle Santos Suarez, in de wijk Jesüs del Monte. Op donderdag 17 mei 1877. Ze werd slechts negentien lentes oud en haar leven was weliswaar kort maar daarom niet minder intens. Integendeel, al op jeugdige leeftijd voelde de schrijfster van de Versos infantiles zich een echte vrouw. De dochter van de dichter, journalist en directeur van het dagblad La Habana Elegante, Esteban Borrero, stuurde onder pseudoniem een erotische tekst ter publicatie naar de krant. Iedereen vroeg zich af wie die onbekende auteur was, de morbide belangstelling en de nieuwsgierigheid namen toe. Niemand kon vermoeden dat het gedicht was ontsprongen aan het brein van de twaalfjarige Juana Borrero.

De enige die het wist was Julian del Casal, de man die vanwege zijn overdreven en zelfs excentrieke voorliefde voor Aziatische kunst, ongetwijfeld onder invloed van de Franse symbolisten, door jaloerse collega's de 'meest Japanse van de Cubaanse dichters' werd genoemd. Laten we niet vergeten dat de correspondentie tussen hem en Gustave Moreau bewaard is gebleven. Zodra Julian del Casal het sonnet las wist hij wie de schrijfster was. Niemand meer of minder dan de dochter van zijn beste vriend, aan wie hij zelf als cadeau een kleine dolk met een parelmoeren heft had gegeven.

Het was in januari 1891 dat Julian en Juana elkaar voor het eerst ontmoetten. Voor haar was het liefde op het eerste gezicht. En hij was in de ban van het mysterie van dat gepassioneerde wezen wier romantiek wedijverde met de zijne. Julian zag in haar zijn spiegelbeeld, zijn vrouwelijke dubbelganger, en hij voelde eerder bewondering dan liefde voor haar. Hij vereerde haar als een maagd. En zijn gedicht 'La virgen triste' (De treurige maagd) was geïnspireerd op de kwetsbaarheid die hij in Juana veronderstelde. Maar haar kwetsbaarheid was niet meer dan literaire elegantie, en de seksuele kracht die kookte in de aderen van het jonge meisje merkte Del Casal niet op, of hij wenste die niet op te merken.

Het stortregende in Puentes Grandes. Toen de zon heel vroeg in de ochtend verdween achter die eerste zwarte oktoberwolk, had Juana elke hoop dat Del Casal hen zou komen bezoeken opgegeven. Ze had hem gesmeekt te komen, levend of dood, en ze was van plan hem in de salon te ontvangen en mee te nemen naar haar kamer om hem de gedichten te laten lezen die ze de vorige nacht had geschreven. Ze zouden dicht tegen elkaar aan op haar bed gaan liggen en het laken helemaal over zich heen trekken. Dan zou ze haar verzen zachtjes voordragen, hem op zijn mond kussen en hem haar liefde bekennen. Maar kijkend naar het dichte regengordijn zei ze bij zichzelf dat niets van dat alles zou gebeuren, dat Del Casal zich met dit krankzinnige weer niet op straat zou begeven. Juana was nog verzonken in haar overpeinzingen toen ze het geluid van rijtuigwielen op het plaveisel hoorde. Ze rende naar het raam, daar was hij! Hij, haar sublieme, goddelijke geliefde, dacht ze. Julian del Casal beklom langzaam de enkele treden van de bordestrap, voelde dat hij geobserveerd werd en glimlachte terwijl hij zijn paarsfluwelen cape uitschudde. Juana rende naar buiten om hem te verwelkomen, zonder zich iets aan te trekken van de regen. Met haar natte haren zag ze er nog jonger uit, gekroond met de aura van de onschuld.

Ze hielp hem zijn door de regen extra zware cape af te leggen en sloeg haar arm om zijn middel, waardoor hij gedwongen was haar tegen zijn natte lijf te drukken.

'Kom, Julian, ik wil je iets nieuws laten zien. Je zult versteldstaan...'

'Ik sta al versteld, Juana, door je schoonheid en de hartelijkheid waarmee je me ontvangt. En waar is je vader ? Ik ben gekomen om hem te spreken over een zeer belangrijke aangelegenheid.'

'Mijn vader is er nog niet, maar dat is niet belangrijk, ik weet wel dat je het me niet wilt zeggen, maar je bent voor mij gekomen. Ik lees het in je ogen. Mijn moeder zal je zo meteen ontvangen, ze maakt een heerlijke lunch voor je klaar. Ik veronderstel dat papa er over een uur zal zijnMaar vooruit, kom mee, je hoeft niet bang te zijn...'

Julian del Casal kreeg opeens een voorgevoel: hij kon haar beter niet volgen, hij kon maar beter in de salon op zijn vriend Esteban Borrero blijven wachten en niet ingaan op de al te dwingende uitnodiging van het uitdagende meisje.

'Waarom verzet je je? Waar ben je bang voor?' Ze trok hem mee in de richting van een koele gang waar het zonlicht vanaf de patio binnenviel. Het weer was opgeklaard, er viel alleen nog een fijn motregentje dat gezeefd werd doordezon.

Hij besefte dat ze hem aanbad met een intense, buitensporige liefde die hem begon te beklemmen, maar wilde haar ook geen pijn doen. Die heftige gevoelens van haar eerste liefde zouden wel van voorbijgaande aard zijn, dacht hij. Ze was ongetwijfeld de vrouw die hem het meest aantrok, maar als hij tegenover haar stond voelde hij zich onzeker en begreep hij niet wat hem overkwam, wist hij niet of hij die obsessie anders kon noemen dan een vriendschap die voortvloeide uit zijn bewondering voor haar buitengewone intelligentie.

Ze was erin geslaagd hem mee naar haar kamer te lokken. De hemel van het bed was bekleed met golvende opaalblauwe tule die eindigde in een rand van fijne kant met bloemmotieven. Del Casal vermoedde dat het meisje de kant zelf had geklost, want de motieven waren dezelfde als die waarmee ze de randen van verscheidene aan hem gerichte brieven had versierd. Juana riep hem vanachter het doorschijnende weefsel. Hij stond daar roerloos midden in het vertrek, wist niet wat hij moest doen, voelde zich nogal opgelaten en belachelijk, zodat hij enkele stappen deed en, bedwelmd door de stem van het meisje, het waagde naast haar op de rand van het bed te gaan zitten. Juana trok hem bruusk naar zich toe en wilde hem kussen. Hij verzette zich flauwtjes.

'Ik hou van je! Zie je niet dat ik van je hou? Ik wil je verloofde zijn! Neem me, ik wil je vrouw zijn!'

Juana begon zich uit te kleden, knoopte haar blouse los en trok die uit haar rok. Julian was sprakeloos bij het zien van die borsten met de grote, ronde tepels. Ze nam zijn hoofd tussen haar handen en drukte het tegen haar volwassen borsten. Julian rook de melkachtige geur van haar gezonde huid, drukte een kus op de plek waar het hart van het meisje waanzinnig snel klopte.

'Bemin me, Julian! Vrij met me!'

Ze wilde zich al helemaal uitkleden. Hij nam haar handen in de zijne, kwam tot zichzelf en keek haar diep in de ogen. Daarna boog hij het hoofd, beschaamd, besluiteloos.

'Kom naast me liggen, ik moet je iets bekennen...'

Juana gehoorzaamde en vlij de haar hoofd naast dat van haar geliefde op het kussen.

'Mijn lieve Juana, ik hou van je, maar niet zoals jij denkt. Je had mijn dochter kunnen zijn.'

'Dat doet er niet toe. Ik ken vrienden van mijn vader die getrouwd zijn met meisjes zoals ik...'

'Juana, ikbeschouwje als... als mijnzuster...'

'Als ikje vrouw ben, kan ik ook je zuster, je beste vriendin of je moeder zijn. Watje maar wilt...'

'Daarvoor zou ik... Ach, mijn meisje, je bent zo gepassioneerd, zo romantisch! We lijken zo op elkaar! Als ik... als vrouw was geboren zou ik ongetwijfeld zijn zoals jij.'

'Als ik man was geweest, zou ik zijn zoals jij...'

Del Casal lachte zachtjes en gaf geen antwoord.

'Een mooi compliment voor mij. Wat ik je wil vertellen, Juana, en ik hoop dat je dat begrijpt, is dat ik niet van vrouwen kan houden. Op dit moment bemin ik slechts één vrouw en dat ben jij... Maar ik bemin je door je te bewonderen. Begrijp me goed: de natuur heeft gewild dat ik me vooral aangetrokken voel door mijn eigen sekse.'

'Je bent homoseksueel! Weet je zeker dat je niet biseksueelbent?'

Hij knikte. Een traan gleed uit Juana's ooghoek over haar slaap en verdween in haar haren.

'Dat is onmogelijk... En als het wel zo is kan het me niet schelen. Ik kan het verdragen.'

'Nee Juana, dat kun je niet. Je bent te cerebraal en tegelijk te lichamelijk, je hebt een man nodig die je seksuele behoeften bevredigt.'

'Julian, alsjeblieft, het moet toch niet zo moeilijk zijn om met mij te vrijen. Ben ik zo afstotelijk?'

Geërgerd sloeg de dichter zijn handen voor zijn gezicht.

'Lieve deugd, meisje! Begrijp je dan niet wat ik je duidelijk probeer te maken? Ik hou alleen van mannen! Grote god, ik wilde niet zo cru zijn. Vergeef me, Juanita, het was grof van me om zo tegen je te praten...'

Haar gezicht werd rood van woede, ze stak haar hand onder het kussen en pakte de dolk die hij haar zelf had gegeven. Voordat hij de kans kreeg haar te ontglippen, zat ze al boven op hem en hield hem vast met haar knieën terwijl ze het wapen op zijn testikels richtte.

'Ik kan je castreren als ik dat wil! Als je niet de mijne wordt, zuljevan niemand zijn!'

Julian schrok, maar begon daarna zo onbedaarlijk te lachen dat de aderen in zijn hals opzwollen als een voorbode van de schaterlach die hem eens naar de dood zou voeren. Jaren later zou hij zich, gedurende een feestmaal, letterlijk doodlachen.

'Juana, alsjeblieft, doe niet zo dwaas. Snap je niet dat je me alleen maar angst aanjaagt en vanje vervreemdt?'

'Juanita, kind, waar zit je? Je vader is thuis en de zon schijnt alweer. Del Casal zal ook wel gauw komen!' riep haar moeder vanuit de kleine salon bij de ingang. Het licht viel binnen door het grote raam. De blauwe ogen van de dichter waren nu rooddooraderd en stonden vol tranen. Juana schaamde zich toen ze besefte hoe ze eruitzag met haar naakte bovenlijf, verwarde haren en een dolk in haar hand. Gewoon afschuwelijk. Snel trok ze haar linnen blouse aan, legde de dolk weer onder het kussen en liep naar de deur terwijl ze haar kanten lijfje dichtknoopte.

'Juana! Ik ben thuis!' Dat was de stem van Esteban Borrero.

'Ik kom zo, papa...' fluisterde ze terwijl ze de deur achter zich sloot, maar niet alvorens een blik te hebben geworpen op Julian die slaperig tussen de lakens was gekropen. Terwijl ze door de gang liep, streek ze haar haren glad en maakte haar kapsel in orde. Toen ze haar vader zag viel ze in zijn armen en huilde als het kleine meisje dat ze was.

'Wat is er, Juana?'

'Ach, papa, ik heb mama niet gewaarschuwd, maar Del Casal is al een tijdje geleden gearriveerd... Hij was duizelig en voelde zich niet lekker. Ik heb hem mijn kamer en mijn bed aangeboden, zodat hij kan rusten en bijkomen van de lange reis...'

'En ben je daarom zo van streek? Daar zal je moeder heus niet boos om zijn, je hebt heel goed gehandeld... Kom, ik zal je een bijzonder interessant boek laten zien.'

Met hun armen om elkaar heen gingen ze naar de kleine salon waar de moeder een blad met twee glazen limonade voor hen had neergezet. Na een tijdje zag Esteban zijn vrouw langslopen met in haar ene hand de bemodderde laarzen van de dichter en in de andere een leeg glas. Ze bleef in de deuropening staan en zei vanuit het halfduister van de gang: 'Onze vriend voelt zich al een stuk beter. Ik zal zijn laarzen schoon laten maken. Die arme jongen is in de war, maar de limonade heeft hem opgefrist. Hij moet maar een tijdje slapen. Zijn emoties zijn hem de baas en het lukt hem niet zijn gedachten te ordenen. Juanita, kind, laat die arme man met rust en kwel hem in godsnaam niet meer.'