Maria Cepero
Het gebeeldhouwde bas-reliëf op de tombe vormt een kapiteel waarop het hoofd van een engel rust. Op de centrale nis, die geflankeerd wordt door zuilen, staat een kruis. De vergeelde grafsteen bevindt zich naast La Casa del Café con Leche, in de calle Obispo, tegenover een van de zijmuren van het Museo de los Capitanes Generales.
Het was in het jaar 1557 dat Maria de Cepero y Nieto, een meisje uit een adellijk Havaans geslacht, geknield zat te bidden in de Grote Parochiekerk, toen ze in haar hart werd geraakt door een kogel uit een haakbus, opstond, steun zocht tegen de muur die zich rood kleurde met haar bloed, in elkaar zakte en na enkele minuten overleed. Sommigen beweren dat niemand van plan was haar te doden, dat ze werd getroffen door een verdwaalde kogel. Dat is niet zo: het doel van dat schot was de linkertepel van Maria Cepero, van wie ik maar weinig weet, maar van wier naam ik houd.
Anderen menen dat haar dood geen toeval was. Ze was een vrouw met een sneeuwblanke huid, gitzwart haar en een vurige blik die door haar verloofde werd aanbeden en jaloers bewaakt. Hij was het die haar doodde, omdat ze hem bedroog met zijn broer.
Toen ik op een avond in het museum werkte aan de transcriptie van de laatste dagboeken van Carlos Manuel de Céspedes, de Vader des Vaderlands, hoorde ik op straat een vreemd geluid. Geritsel van rokken, haastig klikkende hakken van vrouwenschoenen. Ik spoedde me naar het kleine balkon van het kantoor van Emilio Roig de Leuschering en zag haar, Maria Cepero. Haar blote schouders waren bedekt met een parelmoerkleurige stola. En opnieuw, talloze eeuwen na dato, werd de haakbus afgeschoten en sierde een kogel haar gladde borst met een rode bloem.
Maria Cepero keek op en haar blik trof de mijne. Ik rende als een waanzinnige naar de calle Obispo om de dader te achtervolgen, maar er was geen levende ziel te bekennen. Alleen de oude bewaker in zijn militie-uniform die verlangde naar zijn warme bed, en ik, die er niets van begreep.