De heilige Flora

Ze rende met twee treden tegelijk de trap af en sprong vanaf de tiende trede op de grond. Romelia kwam hijgend achter haar kleindochter aan, struikelde en slikte daardoor bijna haar tandenstoker in.

'Dit kind bezorgt me nog eens een hartaanval. Blijf staan, wildebras. Wil je soms een been breken?'

Vanuit de ingang van het huis van haar tante, in de calle de la Merced nummer 108, kon je het voorportaal zien van de De la Mercedkerk. Een bruid in een prachtige witte japon met een sleep schreed naar binnen, waar ze werd opgewacht door de bruidegom. Maria del Pilar wilde de huwelijksinzegening bijwonen. Maar Romelia voelde daar niets voor.

'Nee, nee en nog eens nee. Morgen moeten we vroeg op, wantje moet naar school.'

'Hè toe, omaatje, doe niet zo flauw.'

Het meisje hoefde niet lang te smeken. Algauw zaten ze in een bank, naast een altaar met een glazen doodkist waarin een figuur van was lag. Dat barokke altaar trok de aandacht van Maria del Pilar en terwijl de huwelijksceremonie een aanvang nam liep ze er langzaam naartoe. Het beeld in de kist was dat van een vrouw die op jeugdige leeftijd was gedood door een dolksteek in haar hals, waar een paarse bult het litteken markeerde. Aan haar voeten schitterde een gouden kelk waarin iets lag dat eruitzag als een dot watten. Het leek alsof haar violetkleurig opgemaakte ogen elk moment open konden gaan en haar bleke lippen noodden tot een kus. Maria del Pilar keek om naar haar grootmoeder Romelia, maar die ging blijkbaar helemaal op in de plechtigheid.

'Wie is die dode vrouw in de glazen kist?' vroeg het meisje toen ze weer thuis waren.

'De heilige Flora,' antwoordde Romelia.

'Wie heeft haar gedood?'

'In haar tijd was ze een van de mooiste meisjes van de stad. Ze kreeg ruzie met haar verloofde en wilde hem daarna nooit meer ontmoeten en evenmin zijn verklaringen aanhoren, hoewel hij nog steeds verliefd op haar was. De tijd verstreek en Flora verloofde zich met een andere man. Op de dag van de bruiloft, die in stijl zou worden gevierd, toen Flora op het punt stond haar toekomstige echtgenoot het jawoord te geven, verscheen haar eerste verloofde en stak zonder pardon een enorm mes in haar hals. Men zegt dat de wond zo diep was dat haar hart aan het mes bleef haken toen hij dat uit haar lichaam trok. Dat orgaan wordt bewaard in de kelk die bij haar voeten staat.'

'Het lijkt wel of het beeld leeft, oma, heel even dacht ik dat het ademde.'

'Het is geen beeld, maar een gemummificeerd lijk. Het is haar lichaam, het zijn haar haren, ze is het helemaal. Er wordt verteld dat men haar in een bad met bijenwas heeft laten zakken. Ze is zalig verklaard omdat ze als maagd is gestorven in de gewijde ruimte van de kerk.'

Na die dag bracht Maria del Pilar elke middag een bezoek aan de De la Mercedkerk, op haar rolschaatsen om het gevoel van verslagenheid te verdrijven dat haar beving zodra ze het gebouwbinnenging. Het lawaai deed de gaanderijen trillen en maakte dat ze zich sterker voelde dan het mysterie. In het begin stoof ze in volle vaart langs de heilige Flora terwijl haar keel droog werd en er een huivering over haar rug liep. Maar op den duur raakte ze haar angst kwijt en durfde ze de neergestoken vrouw van dichtbij te bekijken.

Ze zat geknield in het dwarsschip te bidden, toen ze eerst stemmen hoorde en daarna een nauw hoorbaar gezang: 

Jouw blik, zo zuiver en zo klaar,

brengt vreugde en verdrijft de droefenis.

Ach moeder, wend je lieve ogenpaar

niet af van haar die al zo treurig is.

De stem kwam uit de glazen kist. Terwijl ze zachtjes dichterbij kwam, nog steeds op haar rolschaatsen, werd het haar duidelijk waar het geluid vandaan kwam. De heilige Flora leunde tegen een van de muren, haar fluwelen japon was helderrood. Haar lijfje rees en daalde op het ritme van haar ademhaling en toen het couplet afgelopen was, slaakte ze een zucht. Maria del Pilar hoorde hoe ze riep om haar minnaar. Na een poosje besloot het meisje zich aan haar voor te stellen, maar de heilige Flora zweeg voorgoed. Of misschien niet voorgoed.

Jaren later, toen Maria del Pilar al volwassen was, gaf ze catechismusles aan de kinderen uit de buurt. Daarnaast bestudeerde ze de levens van de heiligen en op een dag vroeg ze broeder Raül toestemming om enkele archieven te mogen inzien. Zo achterhaalde ze de ware geschiedenis van de heilige Flora. 

De heilige Flora was een christelijke martelares. Ze werd geboren in Sevïlla, als dochter van een moslim en een christin, en ze beleed de godsdienst van haar moeder. Om die reden werd ze eerst geslagen en vervolgens onthoofd op 24 november van het jaar 855. Haar lichaam werd voor de wilde dieren geworpen, maar die raakten het niet aan. De volgende dag werd het in de Guadalquivir gegooid en uit het water gehaald. Haar afgehakte hoofd werd naar de San Asisclokerk in Córdoba gebracht. Haar stoffelijke resten werden, samen met die van de heilige Victor, rond 1863 naar deze De la Mercedkerk overgebracht op initiatief van pater Jerónimo Villagas C.M.I. Op dit altaar worden ze vereerd.