Antonio Maceo in hotel Inglaterra

Geachte mevrouw... schreef generaal Antonio Maceo, waarna hij het vel papier verfrommelde en het opnieuw probeerde: Geachte mevrouw... Nu vloeide de brief vlot uit zijn pen. Vervolgens stak hij hem in een met rozenblaadjes versierde envelop, stopte die in de zak van zijn uniform, poetste zijn bruinieren laarzen, kleedde zich langzaam aan, bekeek zichzelf in de ovale spiegel en vond dat hij er verleidelijk uitzag. Hij bracht zijn gezicht dicht bij het spiegelglas, knipte zorgvuldig een paar neusharen af, parfumeerde zijn in Franse stijl geknipte snor en kamde zijn wenkbrauwen. Nadat hij de patroongordel om zijn heupen had vastgemaakt, verliet hij het hotel.

'Meneer Maceo! Meneer Maceo!' riep de receptionist, voordat hij tussen de wandelaars verdween.

Elegant draaide hij zich om, keerde vervolgens op zijn schreden terug, nam de boodschap die iemand voor hem had achtergelaten aan, wachtte tot de receptionist het hotel Inglaterra weer was binnengegaan en las het briefje terwijl hij wandelde over het trottoir van de calle Louvre en terugdacht aan het avontuur van de vorige avond. Hij slaakte een diepe zucht en stak het briefje in dezelfde zak waarin hij de envelop had gestopt. Ingenomen met zijn bezoek aan de hoofdstad observeerde hij de voorbijgangers. Hij vond dat de Havaanse vrouwen er die middag beeldschoon uitzagen, de jongeren waren elegant en de wat ouderen gaven blijk van een argeloze vrolijkheid. De heren schreden onmiskenbaar gracieus aan de zijde van hun dames. Havana was een van de elegantste steden op aarde. Op hun beurt verslonden de voorbijgangers ook hem met hun blikken, want hij was knap, ging zwierig gekleed en wist dat er, waar hij ook ging, complimentjes werden gefluisterd. Hij was een mulat met het hoofd van een held, groene, expressieve ogen onder zware wenkbrauwen, een kleine, perfecte neus, een vlezige mond en een krachtige kin. Met zijn forse bovenlichaam, slanke taille, stevige, harde billen en rechte benen was hij een echte macho, het prototype van een man pur sang.

'Hallo liefje, ga je mee naar de calle Rayo?' fluisterde een vrouw met een laag decolleté en een afschrikwekkend rode mond hem in het voorbijgaan toe.

Hij raakte in verwarring en wist niet of hij haar moest volgen of net doen alsof hij haar niet gehoord had. Hij koos voor het laatste. Eindelijk kreeg hij de persoon in het oog die hij hoopte te ontmoeten. Gevangen in de schaduw van een laurierboom zat de gestalte op de bankbij de fontein in een boek te lezen, precies zoals hij in zijn briefje had aangekondigd:... bij de fontein zit ik in een gedichtenbundel te lezen... Ik wens u nader te leren kennen... Daar had hij nog aan toegevoegd dat hij hem wilde spreken over belangrijke zaken. De dichter hief zijn hoofd op toen hij de blik van de held in zijn nek voelde. Hij sloeg zijn boek dicht en liep hem tegemoet. Terwijl ze elkaar naderden, bekeken ze elkaar nieuwsgierig, met groeiende belangstelling... Blauwe ogen en groene ogen... Een blanke en een mulat... Ze schudden elkaar de hand, verheugd eindelijk kennis te kunnen maken.

'Ik bewonder uw moed, Maceo. Nog voordat ik u had ontmoet hield ik al van u... Toen ik u gisteren om een handtekening vroeg kon ik niet vermoeden u zo snel terug te zien...' zei de dichter.

'En ik bewonder uw gedichten, Del Casal,' antwoordde generaal Maceo, wiens vochtige, halfgesloten ogen uiting gaven aan zijn sensualiteit.

'Mag ik u uitnodigen een glas met me te drinken? Alleen hou ik me bij een rietsuikerdrankje.'

'Van dat aanbod maak ik gaarne gebruik.'

Onder de arcades van hotel Inglaterra dronken ze een paar glazen, voorspelden de toekomst van het land (en hadden het bij het verkeerde eind), discussieerden over de dichtkunst en over het Franse symbolisme, en prezen de Cubaanse patriotten. Een enorme ontroering maakte zich allengs meester van de generaal, terwijl hij luisterde naar de goddelijke woorden van de dichter. Het koude zweet parelde op zijn voorhoofd, zijn dikke lippen begonnen te trillen en hij werd bleek.

'Ik voel me niet zo goed, ik moet even gaan liggen... Neem me niet kwalijk,maar wilt u zo vriendelijk zijn me naar mijn kamer te brengen?'

Del Casal ondersteunde de bronzen titan, bracht hem naar zijn hotelkamer en legde hem op bed. Liggend was hij zo mogelijk nog knapper. De dichter wuifde hem koelte toe met een geparfumeerde waaier en maakte de bovenste knopen van zijn hemd los. De bruine, behaarde borst veroorzaakte een zwelling ter hoogte van de schaamstreek van de dichter. De generaal richtte zich op, begon zijn laarzen los te knopen, trok ze uit, smeet ze in een hoek en haalde zijn goudkleurige sandalen onder het bed vandaan. Zijn door de zon gebruinde, Griekse voeten trokken de aandacht van de dichter, maar deze zette het beeld onmiddellijk uit zijn hoofd: voeten konden nooit het onderwerp van een gedicht zijn.

'Het gaat al een stuk beter en ik wil u niet tegen uw wil vasthouden. Ik heb u al genoeg last bezorgd.'

'Maakt u zich om mij maar geen zorgen. Wat was er met u aan de hand?'

'U hebt zo'n diepe indruk op me gemaakt dat ik er ziek van werd.'

'Ik wilde u geen kwaad doen.'

'Begrijp me niet verkeerd. Ik bedoel het anders. U hebt de ziekte van de poëzie op me overgebracht, en dat is een altijd welkome ziekte.'

Maceo pakte een handdoek, ontblootte zijn bovenlijf, goot water in een porseleinen waskom en waste zijn oksels.

'Nu kunt u beter een tijdje rusten. Ik kom later wel terug.'

'Er is geen later, morgenochtend vroeg vertrek ik naar het gebergte, waar de oorlog me wacht.'

De mannen bleven tegenover elkaar staan en keken elkaar diep in de ogen. Druppels koel water parelden in de stevige hals van de bronzen titan. Del Casal volgde een druppel die omlaag gleed en verdween in het oerwoud op zijn borst. Hij sloot zijn ogen en stelde zich voor hoe zijn tong de loop van die vluchtende druppel tegenhield. Maceo neuriede zachtjes een strijdlied. Het intense, blauwzilveren Havaanse licht van vijf uur in de middag temperde het vuur in het vertrek.