Carlos Manuel

Op een keer werd de derde van de kinderen Loynaz 's morgens heel vroeg wakker in een bijzonder slecht humeur. Hij verafschuwde de gedichten die hij had geschreven, walgde van seks en werd gek van het hondengeblaf. Als iemand de dingen verachtte waar hij het meest van hield - dichtkunst, seks en honden zo concludeerde hij, moest hij zich in het rijk der doden bevinden.

'Ik ben gestorven, en niemand heeft het gemerkt, zelfs ik niet.'

Toen het licht was geworden ging hij naar de galerij van het huis en trof daar zijn zuster Dulce Maria aan, verdiept in een boek. Iets verderop probeerde Enrique, onder de bescherming van een felgekleurde parasol, mango's uit een struik te schudden. Flor, van top tot teen besmeurd met smeerolie, repareerde haar Fiat. Niemand besteedde aandacht aan hem, dus bestond hij niet. Hij ging naar de keuken en vroeg aan Angelina, de huishoudster, of ze hem een glas meloensap wilde geven. Maar Angelina was van de ene op de andere dag blind en doof geworden en lette ook niet op de man die daar voor haar stond te gebaren. Ik ben voorgoed veranderd in niemand, inhet niets, zei hij bij zichzelf terwijl hij het sap in een roze kristallen glas schonk.

Vervolgens ging hij met zijn armen vol timmermansgereedschap naar zijn kamer en besteedde de hele dag aan het ombouwen van zijn bed tot een doodkist. Het was een uitputtend karwei, maar de volgende dag was het af. Rondom de kist plaatste hij kaarsen. Daarna nam hij een bad, parfumeerde zich en trok zijn feestkleren aan. Hij verbrandde zijn geschriften, bewaarde alleen enkele gedichten waar hij erg veel van hield en stopte die onder het kussen waar zijn hoofd op zou rusten. Vervolgens schreef hij een brief aan zijn broer en zusters waarin hij definitief afscheid van hen nam, want er bleef hem geen andere keus dan zijn niet-zijn te aanvaarden. Hij verzocht hun hem niet te storen met frivoliteiten en zelfs geen aangename herinneringen aan hem op te halen. Daarna dronk hij een hele fles cognac en stapte in zijn bed-kist. Daar werd hij aangetroffen door zijn zusters en broer, die hem niet durfden tegen te spreken. Zo verstreken er verscheidene maanden. Carlos Manuel bleef daar maar liggen, in het volslagen donker, overtuigd van het feit dat hij meer dood dan levend was en onaangedaan luisterend naar de vertrouwde voetstappen in het huis.