De wonderdoenster

Op de begraafplaats Colón wordt het beeld vereerd van een vrouw met een kind in haar armen. De mensen hebben haar 'de Wonderdoenster' gedoopt. Een handje aarde van haar graf brengt geluk en verlengt het leven. Een tot haar gericht gebed geneest kinderen, verzacht pijnen en vervult de meest ongeloofwaardige wensen. Volgens de legende stierf die vrouw in het kraambed en gaf de pasgeborene nooit enig teken van leven. De echtgenoot en vader was gek van verdriet en wilde niet dat moeder en kind van elkaar werden gescheiden. Ze moesten samen voor de dodenwake worden opgebaard en samen worden begraven. Voor alle zekerheid beluisterden de artsen het schepseltje nog een keer. Weliswaar heel zwakjes, maar het ademde! De man kreeg nieuwe hoop en zijn hart vulde zich met blijdschap, maar kort daarna vertelde men hem dat de baby was overleden. Dus bleef de man bij zijn wens moeder en kind in het graf niet van elkaar te scheiden. En overeenkomstig zijn wens werden ze begraven in dezelfde kist, alleen legden ze het kind tussen de benen van de vrouw, want volgens de vader zou het zich in die holte meer op zijn gemak voelen, als in een kerstkribbe.

De jaren verstreken en de man liet geen dag na het graf van zijn geliefden te bezoeken. Hij had zich aangewend het beeld van de moeder met het kind niet de rug toe te draaien als hij wegging. Dat is de reden waarom de bezoekers van 'de Wonderdoenster' nog altijd achteruitlopen en het beeld blijven aankijken als ze zich verwij deren. Toen het graf op een dag moest worden geruimd ontdekte men tot ieders grote schrik en verbazing dat het kind de schuilplaats tussen de dijen van de moeder had verlaten en was opgekropen tot aan haar borst. In de bescherming van zijn moeders arm had zijn mondje haar tepel gezocht en ongetwijfeld geprobeerd te zuigen. Men vertelt dat de man ziek werd van hartzeer omdat het kind kennelijk levend was begraven. Hij kon zijn tranen niet bedwingen, scheurde zijn kleren en schreeuwde dat hij zijn kind door een onvergeeflijke vergissing naar het hiernamaals had gestuurd. En dat hij, door zijn vrouw gezelschap te willen geven op haar reis naar de 'vallei van Proserpina' - zoals Lezama zou zeggen - wellicht niet genoeg had gedaan om te achterhalen waar zijn zoontje aan leed. Hij werd nog eenzamer dan hij al was. Zijn angst voor de duisternis nam toe. Machteloos sloeg hij op de vlucht voor de lach van kinderen en hij trok zich terug in een gevaarlijk stilzwijgen. Toen nam hij het besluit de wereld te verlaten, weigerde te eten en te drinken en liet zich in een hoek neervallen. Al wekenlang lag hij op dezelfde plaats en toch voelde hij zich doodmoe, alsof hij dag en nacht had gewerkt. Op een middag viel hij in een diepe slaap en droomde van zijn geliefden. Zij zat in een fauteuil en zoogde hun beider kind. Zo had hij althans het geluk te sterven met een lieflijk beeld voor ogen.