IV
MILITAIRE MACHT
(1322-1069 VOOR CHRISTUS)
De omgevallen kolossus van Ramses II in zijn graftempel in westelijk Thebe die door Shelleys gedicht Ozymandias onsterfelijk werd gemaakt, is een symbool geworden van de vergankelijkheid van de macht. Wellicht geen enkel ander monument geeft de opkomst en ondergang van een grote beschaving zo goed aan. Het beeld is indrukwekkend en pathetisch tegelijk, en vat naast de macht en majesteit van het faraonische Egypte ook de machteloosheid van het land ten opzichte van eeuwenoude historische machten samen. De bredere Ramessidentijd (de Negentiende en Twintigste Dynastie) weerspiegelt evenzeer de Egyptische beschaving en laat zowel haar moed als de daarmee gepaard gaande zwakheden zien.
Eén instelling overheerst in het verhaal van het Ramessidische Egypte: het leger. De invloed van de generaals was tweehonderd jaar lang, ten goede en ten kwade, merkbaar in elk aspect van de nationale en internationale politiek. Een goed functionerend leger was wellicht een effectieve oplossing voor de korte termijn in tijden van dynastieke onrust, maar in de loop van een aantal generaties raakte de macht van het leger door de militarisering van de politiek dieper verankerd, terwijl de burgermaatschappij steeds zwakker werd, met nadelige, onverwachte gevolgen. Als gevolg van de permanente staat van paraatheid van het land met het oog op oorlogen met het Nabije Oosten, ontstond er een nieuwe hoofdstad in de Delta. Deze nadruk op Beneden-Egypte gaf de regio een politiek belangrijke rol die hij de rest van de faraonische geschiedenis behield. Tegelijkertijd werden er, doordat Boven-Egypte steeds verder verwijderd raakte van het centrum van de besluitvorming, onder de oppervlakte smeulende gevoelens van wrok aangewakkerd die een langdurige bedreiging vormden voor de eenheid van de staat. Bovenal kostte de oorlog erg veel. De onophoudelijke oorlogen van het Ramessidische Egypte putten zowel de economie als het overheidsapparaat uit. Net als de overwinnaars in latere wereldoorlogen betaalde Egypte uiteindelijk een hoge prijs.
Aan het begin van de Ramessidentijd had het land volop zelfvertrouwen en expansieambities. Aan het eind van het tijdperk was het land van de farao’s geleidelijk aan in een onomkeerbare neerwaartse spiraal terechtgekomen. Deel vier van dit boek schetst dit cruciale keerpunt in de geschiedenis van het oude Egypte. Tijdens de nasleep van Achnatons mislukte revolutie moest een legerofficier, Horemheb, de orde herstellen en het verslagen gebied weer zelfvertrouwen geven. Hij benoemde een medegeneraal tot zijn opvolger en behield zo de invloed over het leger. De vroege Ramessiden stelden niet teleur en toonden een niet uit te blussen vastberadenheid om het Egyptische wereldrijk weer in handen te krijgen. De confrontatie tussen Egypte en zijn aartsrivaal, het Hettitische rijk, liep uit op de beroemde slag bij Kadesj, een heroïsche, hoewel niet doorslaggevende krachtmeting die uiteindelijk de weg baande voor het eerste omvangrijke vredesverdrag in de wereldgeschiedenis. Toch liep Egyptes veiligheid al snel gevaar door nieuwe binnenvallende troepen. Ramses III, vaak ‘de laatste farao’ genoemd, bevestigde zijn reputatie als overwinnaar tegen de Libiërs en de Zeevolken, maar hij werd vervolgens het slachtoffer van een paleissamenzwering. Het was een voorbode van wat er nog volgen zou.
Uiteindelijk werd de faraonische staat door interne en niet door externe factoren ondermijnd. Een verlies aan koninklijk aanzien, de sterke daling van voedselprijzen, een niet in de hand te houden immigratie, wijdverbreide corruptie, problemen met de openbare orde: toen de elfde Ramses de troon besteeg, was Egypte op de knieën gedwongen. Bezet en geïsoleerd in zijn Deltapaleis deed de farao wat elke Ramesside in dat soort tijden deed: hij riep de hulp in van het leger. Dit leidde tot een wreed en effectief ingrijpen, maar niet op de manier die Ramses XI had gehoopt. De machteloze koning werd naar de zijlijn geschoven als een onbelangrijke persoon en de orde werd hersteld door afzonderlijke militaire regimes in het noorden en zuiden van het land. Het langgekoesterde ideaal van een verenigde staat, geregeerd door één goddelijke vorst, werd bruut opzijgeschoven omwille van de openbare orde. De redding van het Ramessidische Egypte betekende ook zijn einde.