I
GOD DELIJK RECHT
(5000-2175 VOOR CHRISTUS)
De piramiden van Gizeh zijn het karakteristieke symbool van het oude Egypte. Historisch gezien markeren ze de eerste grote bloeiperiode van de faraonische beschaving, het Oude Rijk. Toch zijn de piramiden en de verfijnde cultuur die ze vertegenwoordigen niet ineens, volledig gevormd en zonder langdurige incubatietijd ontstaan. De oorsprong en de vroege ontwikkeling van de Egyptische beschaving gaan terug tot minstens tweeduizend jaar vóór de piramiden, tot het verre, prehistorische verleden van het land.
Gedurende vele eeuwen werden de belangrijkste fundamenten voor de Egyptische cultuur gelegd in gemeenschappen die woonden in de vruchtbare Nijlvallei en op de droge graslanden ten oosten en westen hiervan, waarbij het wereldbeeld van deze mensen werd beïnvloed door hun unieke natuurlijke leefomgeving. Toen rivaliserende gebieden door handel en veroveringen aaneengesmeed werden tot de eerste natiestaat ter wereld, nam het tempo van de maatschappelijke ontwikkelingen toe. Bij de opkomst van de eerste dynastie van Egyptische koningen waren alle belangrijke elementen reeds aanwezig.
De acht hierop volgende eeuwen waren getuige van de opkomst van een grote beschaving die volledig tot uitdrukking kwam in de monumenten op de hoogvlakte van Gizeh, die samen de icoon van het oude Egypte vormen. Niettemin werd, zoals de Egyptenaren zelf maar al te goed wisten, orde altijd afgewisseld door chaos. Zo snel als hij tot bloei was gekomen, zo snel ging deze uit zijn krachten gegroeide staat weer ten onder als gevolg van interne en externe druk, waarna het Oude Rijk een weinig eervolle dood stierf.
Deel I brengt deze eerste opkomst en ondergang van het oude Egypte in kaart, van het uitzonderlijke begin, via het hoogtepunt van het piramidetijdperk, tot de hierop volgende achteruitgang: de eerste van een reeks van dergelijke cycli in de langdurige geschiedenis van de farao’s. Als er één kenmerk bepalend is voor deze periode, dan is dat de ideologie van het goddelijk koningschap. Het ingang doen vinden van het geloof in een vorst met goddelijk gezag was de belangrijkste prestatie van de eerste Egyptische heersers. Dit geloof nestelde zich zo diep in het Egyptische bewustzijn, dat dit de eerstkomende drieduizend jaar de enige acceptabele regeringsvorm bleef. Alleen al door haar duur geldt deze goddelijke monarchie als het grootste politieke en religieuze stelsel dat de wereld ooit gekend heeft. Het werd uitgedrukt door middel van kunst, teksten, ceremoniën en vóór alles architectuur, waarmee zowel de inspiratie als de rechtvaardiging voor enorme koninklijke graftomben werd geleverd.
De functionarissen die de koningen dienden en wier bestuurlijke talenten de piramiden tot stand brachten, lieten hun eigen monumenten na. Hun weelderig gedecoreerde graven vormen een testimonium van de verfijning en overvloed van het hof. Het monarchaal bestuur had echter ook een schaduwzijde. De onteigening van grond, dwangarbeid en gebrek aan respect voor menselijk leven: naast een grandioze architectuur waren dit evenzeer kenmerken van het tijdperk der piramiden. De meedogenloze exploitatie van de natuurlijke en menselijke hulpbronnen van Egypte vormde een voorwaarde voor het vervullen van de verder reikende ambities van de staat en legde de grondslag voor hierop volgende eeuwen van faraonisch bewind. Terwijl de koningen regeerden op basis van het goddelijk recht, interesseerden de rechten van hun onderdanen hun nauwelijks. Dit zou een blijvend thema in de geschiedenis van het oude Egypte zijn.