46
Het was een frustrerende dag. Scarlet vloog laag over
dichte bossen en allebei zochten ze de wegen en paden af.
Richard was ontmoedigd omdat ze geen teken van zijn vrienden
hadden gezien. Hij was zo uitgeput dat hij zich nauwelijks aan
Scarlets stekels kon vasthouden terwijl ze zoekend met hem over het
land vloog, maar hij wilde niet rusten; hij moest Zedd en Kahlan
vinden. Behalve dat hij moe was, had hij vreselijke hoofdpijn
gekregen doordat hij zo geconcentreerd probeerde te kijken. Telkens
wanneer ze mensen op de grond zagen, vergat hij zijn vermoeidheid,
zijn gebrek aan slaap, maar iedere keer moest hij Scarlet zeggen
dat het zijn vrienden niet waren. .
De draak vloog laag en scheerde over de toppen van dennen aan
de rand van een veld. Ze slaakte een doordringende kreet die
Richard deed opschrikken en zwenkte in een steile bocht waar hij
duizelig van werd. Een reebok sloeg op hol over een veld, uit zijn
dekking opgeschrikt door het gebrul van de draak. Ze dook met hoge
snelheid naar beneden en stortte zich in het veld. Zonder moeite
snaaide Scarlet het hert uit het hoge bruine gras en brak onderwijl
zijn nek. Richard voelde zich geïntimideerd door het gemak waarmee
ze haar prooi bemachtigde.
Scarlet trok hoger en hoger de lucht in, in het gouden licht
van de ondergaande zon, te midden van de gezwollen wolken. Richard
had het gevoel alsof de moed hem in de schoenen zonk. Hij wist dat
Scarlet op de terugweg was naar haar ei. Hij wilde haar zeggen nog
wat verder te zoeken zolang het nog licht was, maar hij wist dat ze
naar haar nest, naar haar ei terug moest gaan.
In de schemer landde Scarlet op de rotsrichel, wachtte tot hij
over haar rode schubben naar beneden klom en haastte zich toen
naar haar ei toe. Richard ging naar één kant en rolde zich op
in zijn mantel, huiverend van de kou.
Nadat ze haar ei had geïnspecteerd, ertegen had gekird en het
met vuur had verwarmd, draaide ze zich om en hield zich met het
hert bezig. Ze pauzeerde om tegen Richard te zeggen: 'Je ziet er
niet naar uit dat je veel zou kunnen eten. Ik denk dat ik je er wel
wat van kan geven.'
'Wil je het voor mij braden? Ik eet geen rauw vlees.' Ze zei
dat ze dat zou doen, dus sneed hij een stuk voor zichzelf af,
prikte het aan het eind van zijn zwaard, hield het omhoog en
draaide zijn hoofd van de hitte weg terwijl zij er een dunne
vuurstraal overheen blies. Richard ging naar de zijkant terug, at
zijn maaltijd en deed zijn best om niet te kijken terwijl de draak
het hert met slagtand en klauw verscheurde, grote stukken in de
lucht gooide en bijna zonder te kauwen doorslikte. 'Wat doe je als
we je vrienden niet vinden?' Richard slikte. 'We moeten hen vinden,
dat staat vast.' 'De eerste dag van de winter is vier dagen na
morgen.' Met een vinger en duim trok hij een klein stuk vlees los.
'Ik weet het.'
'Voor een draak is het beter om te sterven dan om geregeerd te
worden.'
Richard keek op terwijl ze met haar staart zwaaide. 'Als je
voor jezelf kiest misschien, maar hoe zit het met anderen? Jij
verkiest geregeerd te worden, om je ei te redden, om het een kans
van leven te geven.'
Scarlet gromde zonder antwoord te geven, richtte zich weer tot
haar ei en streelde er met haar klauwen over.
Richard wist dat als hij het laatste kistje niet kon vinden en
Rahl tegenhouden, hij het leven van iedereen zou moeten redden, hij
Kahlan de marteling van een Mord-Sith zou moeten besparen - hij
ermee zou moeten instemmen Darken Rahl te helpen het juiste kistje
te openen. Dan kon Kahlan het soort leven leiden waar een
Belijdster aan gewend was.
Maar het was om gek van te worden - dat hij Darken Rahl kon
helpen onbetwiste macht over iedereen te krijgen. Maar wat voor
andere keus had hij? Misschien had Shota gelijk gehad. Misschien
zouden Zedd en Kahlan proberen hem te doden. Misschien behoorde hij
te worden gedood omdat hij er alleen maar aan had gedacht Darken
Rahl te helpen. Maar als hij moest kiezen, zou hij Kahlan niet door
een Mord-Sith laten pijnigen. Hij zou Rahl moeten helpen. Richard
ging achteroverliggen, zijn keuzen maakten hem te misselijk om
zijn maal verder op te eten. Hij legde zijn hoofd op zijn rugzak,
trok de mantel om zich heen en dacht aan Kahlan. Hij was binnen
enkele ogenblikken in slaap.
De volgende dag nam Scarlet hem D'Hara in, waarboven, zei ze,
de grens vroeger was, en zocht de wegen en paden af. Dunne, hoge
wolken filterden het zonlicht. Richard hoopte dat zijn vrienden
niet zo dicht bij Darken Rahl zouden zijn, maar als Zedd de
nachtsteen had gezocht voor Rahl die had vernietigd en wist dat hij
in het Volkspaleis was geweest, zouden zij daar op weg naartoe
zijn. Als ze mensen zagen, scheerde de draak er laag overheen en
maakte ze aan het schrikken, maar het waren niet degenen die hij
zocht. Tegen de middag zag Richard hen. Zedd, Chase en Kahlan
gingen te paard over een pad bij de hoofdweg. Hij gilde tegen
Scarlet dat ze omlaag moest gaan. De draak rolde in een hellende
bocht, dook als een rode streep naar de grond. De drie ruiters
zagen hen komen, hielden stil en stegen af.
Scarlet spreidde haar scharlaken vleugels, staakte hun
afdaling en landde op een open plek naast het pad. Richard sprong
eraf en rende zodra hij de grond raakte. Het drietal stond met de
teugels van hun paarden in de hand. Chase hield een knuppel in zijn
andere hand. De aanblik van Kahlan overweldigde Richard van
verrukking. De hele herinnering die hij aan haar had, stond
plotseling levensecht voor hem. Ze stonden stil en hij rende naar
hen toe, een korte, steile helling in het pad af. Richard keek naar
de grond opdat hij niet over wortels zou struikelen.
Toen hij opkeek, jankte tovenaarsvuur hem tegemoet. Hij
verstijfde van verbazing. Wat was Zedd aan het doen? De bal van
vloeibaar vuur was groter dan hij ooit eerder had gezien. Het
verlichtte alle bomen in het rond met zijn blauwe en gele vlammen
en kwam gillend naar hem toe. Richard keek met grote ogen toen het
op hem afkwam, tuimelend, draaiend, uitzettend.
Met de angst voor wat er op het punt stond te gebeuren, ging
Ri-chards hand naar het gevest en voelde het woord Waarheid in het
vlees van zijn handpalm drukken. Met een harde ruk trok hij het
zwaard en zond een metaalachtig gerinkel de lucht in. De magie was
bevrijd en snelde meteen door hem heen. Het vuur was er bijna. Hij
hield het zwaard omhoog, net zoals hij had gedaan toen hij bij
Sho-ta was, hij greep het gevest in een hand, de punt in de andere
en hield zijn de armen zo, als een schild voor zich uit. De woede
nam bezit van hem, bij de gedachte dat Zedd hen had verraden. Het
kon Zedd niet zijn.
De botsing dreef hem een stap achteruit. Hitte en vuur waren
overal om hem heen. De woede van het tovenaarsvuur ontplofte,
verspreidde zich terug in de lucht vanwaar het kwam en was toen
verdwenen. 'Zedd! Wat doe je? Ben je gek geworden? Ik ben het,
Richard!' Hij liep boos naar voren. Boos dat Zedd dit deed, boos
door de magie van het zwaard. De hitte van zijn woede bonsde door
zijn aderen. Zedd, die er in zijn eenvoudige gewaden mager en broos
als altijd uitzag, hield stand. Chase stond stijf van de wapens,
zag er even vervaarlijk uit als altijd en hield ook voet bij stuk.
Zedd pakte Kahlans arm met zijn stokjes-dunne arm en trok haar
beschermend achter zich. Chase liep naar voren met een blik in zijn
ogen die even donker was als zijn kleren.
'Chase,' waarschuwde Zedd zacht, 'wees geen dwaas. Blijf waar
je bent.'
Richard keek van het ene dreigende gezicht naar het andere.
'Wat is er aan de hand met jullie drieën? Wat doen jullie hier? Ik
heb jullie gezegd niet achter mij aan te gaan! Darken Rahl heeft
mannen uitgestuurd om jullie gevangen te nemen. Jullie moeten
omkeren.' Zedd, zijn witte haar als gewoonlijk in de war, draaide
zich iets naar Kahlan om, maar hield zijn ogen op Richard gericht.
'Weet je wat hij zegt?'
Kahlan schudde haar hoofd en trok iets van haar lange haar
achterover. 'Nee, ik denk dat het hoog-D'Harans is; ik spreek geen
hoog-D'Harans.'
'Hoog-D'Harans? Waar heb je het over? Wat zijn...' Begrip
sloeg in een koude golf door hem heen, hij herinnerde het zich. Het
was het vijandelijke web dat Darken Rahl over hem heen had gelegd.
Ze herkenden hem niet. Ze dachten dat hij hun ergste vijand was. Ze
dachten dat hij Darken Rahl was. Een andere gedachte^ kwam bij hem
op. Kippevel trok van zijn armen naar de achterkant van zijn nek.
Zedd dacht in elk geval dat hij Darken Rahl was en had het
tovenaarsvuur tegen hem gebruikt. Zedd was dus niet de verrader. Nu
bleef alleen Kahlan nog over. Was het mogelijk dat zij hem zag
zoals hij werkelijk was? Verstikt van angst bij die gedachte, ging
hij naar haar toe en keek haar recht in haar groene ogen. Kahlans
rug verstijfde, haar handen langs haar zijden, haar hoofd
opgeheven. Richard herkende de houding; die hield een waarschuwing
in. Een ernstige waarschuwing. Hij wist wat haar aanraking hem zou
doen. Hij herinnerde zich Shota's waarschuwing dat hij Zedd
misschien zou verslaan, maar dat Kahlan niet zou falen.
Zedd probeerde tussen hen in te blijven. Richard merkte hem
nauwelijks op toen hij de oude man uit de weg duwde. Zedd kwam
achter hem staan en legde zijn magere vingers achter in Richards
nek. Zij veroorzaakten een pijn die leek op de pijn die de Agiel
hem had gedaan. De zenuwen van zijn armen stonden in vuur en vlam
en hij brandde door tot in zijn benen. Vóór alle tijd die hij in de
genade van Denna had doorgebracht, zouden de vingers van de
tovenaar hem hebben verlamd van pijn. Maar Denna was lang bezig
geweest met hem te oefenen, hem te dwingen pijn te verdragen,
waardoor hij dit en nog veel meer aankon. Zedd deed niet onder voor
waar Denna toe in staat was geweest, maar Richard putte diep uit
zichzelf vastberadenheid, bande de pijn uit zijn geest en stelde de
woede van het zwaard ervoor in de plaats. Hij wierp Zedd een
waarschuwende blik toe. De tovenaar deinsde niet terug. Richard gaf
hem nog een duw. Hij duwde harder dan hij van plan was en Zedd viel
op de grond. Kahlan stond stokstijf voor hem.
'Als wie zie je mij?' fluisterde de Zoeker. 'Darken Rahl of
Richard?' Ze beefde lichtelijk, schijnbaar niet in staat zich te
verroeren. Richards oog werd door iets getroffen, hij sloeg zijn
ogen een ogenblik neer en hij zag dat hij de punt van het zwaard op
haar keel had, in het kuiltje van haar hals. Hij was zich er niet
van bewust geweest dat hij het daar had geplaatst; het was alsof de
magie het daar uit zichzelf geplaatst had. Maar hij wist dat het
niet waar was. Hij had het daar gezet. Daarom beefde ze. Een
droppel bloed groeide op haar huid, onder de punt van het zwaard.
Als zij de verrader was, moest hij haar doden.
Het staal was wit geworden. Zo ook Kahlans gezicht. 'Wie zie
je?' fluisterde hij weer.
'Wat heb je met Richard gedaan?' Haar fluistering was schor
van woede. 'Als je hem kwaad hebt gedaan, zweer ik dat ik je zal
doden.'
Hij herinnerde zich de manier waarop ze hem had gekust. Dat
was niet de kus van een verrader, dat was een kus uit liefde. Hij
besefte dat hij haar onmogelijk kon doden, ook al werd zijn vrees
bewaarheid. Maar hij wist nu dat dat niet zo was. Met tranen in de
ogen liet hij het zwaard in de schede terugglijden.
'Het spijt me, Kahlan. Mogen de goede geesten me vergeven voor
wat ik bijna deed. Ik weet dat je me niet kunt begrijpen, maar het
spijt me. Darken Rahl gebruikt de Eerste Wet van de Tovenaar op
mij, in een poging ons tegen elkaar op te zetten. Hij probeert mij
een leugen te laten geloven en dat heb ik ook bijna gedaan. Ik weet
dat jij en Zedd me nooit zouden verraden. Vergeef me dat ik het
dacht.' 'Wat wil je?' vroeg Zedd. 'We kunnen je niet begrijpen.'
'Zedd...' Hij liet zijn vingers van frustratie door zijn haar
glijden.
'Hoe kan ik het jullie doen begrijpen?' Hij greep de kleren
van de tovenaar in zijn vuisten. 'Zedd, waar is het kistje? Ik moet
het kistje hebben voor Rahl het vindt! Hij mag het niet te pakken
krijgen!' Zedd fronste. Richard wist dat dit niets uithaalde; geen
van hen kon hem begrijpen. Hij ging naar de paarden en begon de
tassen te doorzoeken.
'Kijk naar alles wat je wilt, je zult het nooit vinden,' zei
de tovenaar glimlachend. 'We hebben het kistje niet. Je zult over
vier dagen sterven.'
Richard voelde dat er achter hem iets bewoog. Hij draaide snel
rond: Chase had de knuppel opgeheven. Een stroom vuur schoot langs,
tussen hen door. Scarlet liet het vuur aanhouden tot Chase
achteruit stapte.
'Mooie vrienden heb je,' mopperde de draak.
'Darken Rahl heeft een tovenaarsweb op mij gelegd. Ze
herkennen me niet.'
'Welnu, als je veel langer bij ze blijft, zullen ze je doden.'
Richard besefte dat zij het kistje niet bij zich hadden. Niet als
ze naar D'Hara kwamen om hem te redden. Ze zouden het niet hebben
geriskeerd het kistje mee naar Rahl toe te nemen. Het drietal sloeg
hem en de draak zwijgend gade.
'Scarlet, zeg iets tegen hen om te zien of ze je kunnen
begrijpen.' De kop van de draak zwaaide dichter naar het drietal
toe. 'Dit is niet Darken Rahl, maar je vriend, verborgen door een
tovenaarsweb. Kan een van jullie mij begrijpen?'
Het drietal stond stom. Geërgerd ging Richard dichter naar
Zedd toe.
'Zedd, alsjeblieft, probeer me te begrijpen. Zoek de
nachtsteen niet. Als je dat wel doet, zal Rahl je in de onderwereld
verstrikken. Probeer het te begrijpen.'
Geen van drieën begreep een woord van wat hij zei. Hij moest
het kistje eerst krijgen: dan zou hij terugkomen en hen beschermen
tegen de mannen die Rahl had gestuurd. Onwillig klom hij weer op
Scarlets rug. Ze hield een behoedzaam oog op het drietal en pufte
bij wijze van waarschuwing een beetje rook en vuur uit. Richard
wilde wanhopig graag bij Kahlan blijven, maar dat kon hij niet -
hij moest eerst het kistje zien te vinden.
'Laten we hier weggaan. We moeten mijn broer gaan zoeken.' Met
een gebrul van vlammen, waarmee ze het drietal waarschuwde niet
naar voren te komen, steeg Scarlet op. Richard hield haar stekels
stevig vast. Haar rode, geschubde nek strekte zich uit toen ze de
hemel in klom tussen de drijvende witte wolken en
ertussendoor slingerde. Hij zag zijn drie vrienden ginds
kijken tot hij ze niet meer kon zien. Hij voelde zich vreselijk
hulpeloos. Hij wilde dat hij Kahlans glimlach had kunnen zien, al
was het maar één keer. 'Wat nu?' vroeg Scarlet over haar
schouder.
'We moeten mijn broer vinden. Als het goed is, heeft hij een
leger van ongeveer duizend man bij zich, ergens tussen hier en de
Rang'Shada. Ze zouden niet zo moeilijk te vinden moeten zijn.' 'Ze
konden mijn woorden niet verstaan; het web moet ook van invloed op
mij zijn, omdat ik bij je ben. Maar het moet een web voor mensen,
niet voor draken zijn, want ik zie de waarheid. Als deze drie jou
wilden doden vanwege een tovenaarsweb, dan willen de anderen dat
zeker ook. Ik kan je niet tegen duizend man beschermen.' 'Ik moet
het proberen. Ik bedenk wel iets. Michael is mijn broer. Ik zal een
manier bedenken om hem de waarheid te laten zien. Hij is met het
leger op weg om me te helpen. Ik heb zijn hulp heel erg nodig.'
Omdat een leger gemakkelijker te zien zou zijn, vlogen ze hoog, om
meer terrein te kunnen overzien. Scarlet maakte rustige grote
bochten tussen de enorme, wattenachtige wolken. Richard wist niet
dat wolken zo groot waren wanneer je ze van zo dichtbij zag.
Wanneer sommige zich samentrokken, was het alsof je in een
wonderland van witte bergen en dalen was. De draak scheerde langs
hun donkere onderkant, ging soms door een laaghangende vochtige
sliert heen, waarbij haar kop aan het einde van haar nek in de
witte wolk verdween en de uiteinden van haar vleugels ook niet meer
te zien waren. Bij de afmeting van de wolken leek zelfs Scarlet
klein en onbelangrijk.
Ze zochten urenlang zonder enig teken van een leger te zien.
Richard begon zo aan het vliegen gewend te raken dat hij zich niet
de hele tijd aan Scarlets stekels hoefde vast te houden. Hij leunde
tegen twee ervan achterover en liet zijn lichaam ontspannen terwijl
hij naar het landschap beneden hem keek.
Terwijl ze vlogen, dacht Richard wat hij kon doen om Michael
te overtuigen van wie hij was. Michael zou het kistje hebben; dat
moest zijn waar Zedd het had achtergelaten. Zedd zou het met
toverkracht voor Rahl hebben verborgen en het door het leger laten
beschermen. Hij moest een manier bedenken om Michael te laten zien
wie hij was. Wanneer hij het kistje eenmaal had, zou hij het door
Scarlet met haar ei naar haar grot laten brengen. Daar zou het
veilig zijn voor Rahl.
Dan kon hij naar Kahlan teruggaan en haar tegen Rahls mannen
beschermen. Misschien kon Scarlet haar ook naar de grot vliegen. Ze
zou daar veilig zijn voor de manschappen.
Drieëneenhalve dag, en dan zou Darken Rahl sterven. Dan zou
Kahlan zeker veilig zijn. Voor altijd. Dan zou hij teruggaan naar
Westland en niets meer te maken hebben met de toverkunst. Niets
meer te maken hebben met Kahlan. De gedachte dat hij haar nooit
meer zou zien, maakte hem zwak van pijn.
Laat in de middag zag Scarlet het leger. Van deze hoogte zag
zij de dingen beter dan hij. Ze waren nog een heel eind weg en
Richard moest een tijdje staren. Aanvankelijk zag hij slechts een
dun zuiltje stof; toen zag hij de rijen die over de weg bewogen.
'Welnu, wat is je plan? Wat wil je doen?' riep ze achterom naar
hem. 'Denk je dat je vóór hen zou kunnen landen zonder dat ze ons
kunnen zien?'
Een groot geel oog fronste achterom naar hem. 'Ik ben een rode
draak. Ik zou midden tussen hen in kunnen landen en ze zouden me
niet zien als ik dat niet wilde. Hoe dicht wil je bij hen komen?'
'Ik wil niet dat ze me zien. Ik moet bij Michael zien te komen
zonder dat zijn manschappen me zien. Ik moet moeiÜjkheden
vermijden.' Richard dacht een ogenblik na. 'Zet ons een paar uur
marcheren vóór hen neer. Laat hen naar ons toe komen. Het zal
weldra donker zijn; dan kan ik bij Michael komen.'
Scarlet hield haar vleugels gespreid en gleed in een spiraal
naar de heuvels voor het oprukkende leger. Ze kwam achter een stuk
van het hogere terrein neer, vloog de dalen door, zorgde dat ze uit
het gezicht van de weg bleef en landde op een kleine open plek met
lang bruin gras. Haar vuurrode schubben, glanzend en weelderig,
tekenden zich af in het licht van de late middag. Richard gleed van
haar schouder.
Ze draaide haar hoofd om. 'Wat nu?'
'Ik wil wachten tot het donker, tot ze hun kamp opslaan voor
de nacht. Nadat ze hebben gegeten, zal ik Michaels tent kunnen
binnenglippen en met hem alleen praten. Ik zal wel een manier
bedenken om hem te overtuigen van wie ik werkelijk ben.' De draak
mopperde, keek omhoog naar de hemel en naar de weg. Ze draaide haar
hoofd om, scheef, en een groot geel oog keek hem aan. 'Het zal
weldra donker zijn. Ik moet naar mijn ei terug. Het moet worden
verwarmd.'
'Ik begrijp het, Scarlet.' Richard slaakte een diepe zucht
terwijl hij nadacht. 'Kom me morgenochtend halen. Ik zal bij
zonsopgang in dit veld op je wachten.'
Scarlet keek op naar de hemel. 'Wolken trekken zich samen.'
Haar hoofd kwam weer omlaag. 'Als er wolken zijn, kan ik er niet
door vliegen.'
'Waarom niet?'
Ze gromde, waarbij een sliertje rook uit haar neusgaten
opsteeg. 'Omdat er rotsen in wolken zitten.' Richard fronste.
'Rotsen?'
Haar staart zwiepte ongeduldig. 'De wolken verbergen dingen;
het is net als mist, je kunt niets zien. Wanneer je niet kunt zien,
kom je tegen dingen aan, zoals heuvels en bergen. Ik mag dan wel
sterk zijn, maar wanneer ik tegen een rots vlieg, breek ik mijn
nek. Als de onderkanten van de wolken hoog genoeg zijn, kan ik
eronderdoor vliegen. Als de toppen laag genoeg zijn, kan ik over ze
heen vliegen, maar dan kan ik de grond niet zien. Ik zal je niet
kunnen vinden. Wat moet ik doen als er wolken zijn en ik je niet
kan vinden, of als er iets anders misgaat?'
Richard liet zijn hand op het gevest van zijn zwaard rusten,
terwijl hij naar de weg keek. 'Als er iets misgaat, zal ik naar
mijn andere drie vrienden terug moeten gaan. Ik zal proberen op de
hoofdweg te blijven, zodat je me zult kunnen zien.' Richard slikte
moeizaam. 'Als al het andere mislukt, zal ik terug moeten gaan naar
het Volkspaleis. Alsjeblieft, Scarlet, als ik Rahl niet kan
tegenhouden met wat ik hier doe, moet ik drie dagen na morgen in
het Volkspaleis zijn.' 'Niet veel tijd.' 'Ik weet het.'
'Drie dagen na morgen, en dan ben ik klaar met je.' Richard
glimlachte. 'Dat is onze afspraak.'
Scarlet keek nog een keer omhoog. 'Die lucht staat me helemaal
niet aan. Veel geluk, Richard Cypher. Ik kom morgenochtend terug.'
Ze nam een kleine aanloop en ging de lucht in. Richard zag haar een
keer laag om hem heen cirkelen, toen wegvliegen, kleiner worden en
tussen de heuvels verdwijnen. Een herinnering trof hem: de
herinnering dat hij haar eerder had gezien. Het was de dag geweest
waarop hij Kahlan voor het eerst had ontmoet, vlak nadat de
slangewingerd hem had geprikt. Hij had haar boven zijn hoofd zien
vliegen, net zoals nu, en achter de heuvels zien verdwijnen. Hij
vroeg zich af wat ze die dag in Westland had gedaan.
Richard liep door het hoge droge gras, naar een nabije heuvel,
klom naar de top van de dun beboste helling, vanwaar hij de
toegangswegen naar het westen kon gadeslaan. Hij vond een goed
verscholen plekje in het struikgewas, maakte het er zich
gemakkelijk en haalde wat gedroogd vlees en vruchten te voorschijn.
Hij merkte dat hij zelfs een paar appels overhad. Hij at zonder
ervan te genieten en keek uit naar het leger van Westland en zijn
broer, zich de hele tijd afvragend wat hij kon doen om Michael te
overtuigen van wie hij was.
Hij dacht erover te proberen het op te schrijven, of misschien
zelfs een tekening of kaart te maken, maar hij betwijfelde of dat
zou werken. Als het vijandelijke web om hem heen zijn gesproken
woorden veranderde, zou het de geschreven woorden waarschijnlijk
ook veranderen. Hij probeerde aan spelletjes te denken die ze
hadden gespeeld toen ze jong waren, maar hij kon zich er geen
herinneren. Michael had niet zo erg veel met hem gespeeld toen ze
jong waren. Richard herinnerde zich dat Michael eigenlijk alleen
maar van vechten met speelgoedzwaarden hield. Hij dacht niet dat
het 't gewenste effect zou hebben als hij zijn zwaard tegen zijn
broer trok. Maar er was één ding, herinnerde hij zich. Wanneer ze
met de zwaarden hadden gespeeld, had Michael het altijd prettig
gevonden als Richard hem groette, terwijl hij op één knie lag. Zou
Michael zich dat herinneren? Hij had het altijd prettig gevonden
als hij het vaak deed; het maakte hem meer aan het lachen dan wat
ook maar. Michael noemde dit het saluut van de verliezer. Wanneer
Richard had gewonnen, wilde Michael hem het saluut niet geven.
Richard was toentertijd lang niet zo groot als hij en was er nooit
in geslaagd Michael te dwingen de groet te geven. Maar Michael had
Richard vaak genoeg zo ver gekregen. Misschien zou Michael het zich
herinneren. Het was het proberen waard.
Voor het donker werd, hoorde Richard het geluid van de paarden
komen, het geluid van kletterende wapenrusting, krakend leer,
ratelend metaal, het geluid van een hoop mensen in beweging.
Ongeveer vijftig goed bewapende ruiters reden in een snel tempo
voorbij en deden stof en aarde opstuiven. Hij zag Michael, in het
wit gekleed, voorop gaan. Richard herkende de uniformen, het wapen
van Hart-land op elke schouder, de gele banier met een blauw
silhouet van een denneboom en gekruiste zwaarden eronder. Iedere
man droeg een kort zwaard over zijn schouder, had een strijdbijl
aan een brede riem gehaakt en droeg een korte speer. Hun
maliënkolders, strijd-netten genaamd, zonden vonken van licht door
het stof. Dit waren geen reguliere Westlandse soldaten; dit waren
Michaels lijfwachten. Waar was het leger? Vanuit de lucht had hij
hen allen bij elkaar gezien, ruiters en infanteristen. Deze paarden
bewogen veel te snel om door infanteristen op een mars te kunnen
worden bijgehouden. Richard bleef staan nadat ze voorbij waren en
keek de weg af om te zien of de anderen volgden. Er kwam niemand
anders. Aanvankelijk was hij bezorgd over wat dit kon betekenen,
maar hij ontspande zich en glimlachte toen hij het begreep. Zedd,
Chase en Kahlan hadden het kistje bij Michael achtergelaten, en hem
verteld dat ze naar D'Hara gingen, achter Richard aan. Michael kon
waarschijnlijk niet langer wachten en ging zelf helpen. De
infanteristen konden het tempo niet bijhouden dat nodig was om het
Volkspaleis op tijd te bereiken, dus had Michael zijn persoonlijke
wacht genomen, was vooruitgereden en had het aan de rest
overgelaten om hem in te halen wanneer ze konden.
Vijftig manschappen, zelfs Michaels persoonlijke wacht, gehard
als ze waren, waren toch nog geen groot aantal als ze een flinke
strijdmacht van Rahl tegenkwamen. Richard vermoedde dat Michael
zijn hart boven zijn verstand liet spreken.
Richard haalde hen pas in toen het allang donker was. Ze
hadden hard gereden en waren laat gestopt. Ze waren hem verder voor
geraakt dan hij had verwacht en het was ver na etenstijd toen hij
hun kamp eindelijk bereikte. De paarden waren voor de nacht
verzorgd en vastgezet. Sommige mannen lagen al in hun slaapzakken.
Er waren wachters uitgezet en die waren moeilijk te zien in het
donker, maar Richard wist waar hij ze kon verwachten, toen hij
omlaagkeek van een heuveltop, en naar de kleine vuren van het kamp.
Het was een donkere nacht. Wolken verborgen de maan. Hij baande
zich voorzichtig een weg naar beneden, kroop stilletjes tussen de
wachters door. Richard was in zijn element. Het was gemakkelijk
voor hem; hij wist waar ze waren en ze verwachtten niet dat hij
door hun midden zou glijden. Hij keek naar hoe zij keken en dook
omlaag wanneer ze zijn kant uitkeken. Eenmaal binnen de ring van
wachters baande hij zich een weg door het kamp. Michael had het
gemakkelijk voor hem gemaakt; zijn tent stond opzij, weg van de
manschappen. Als hij zijn tent tussen zijn manschappen had gezet,
zou het moeilijker zijn geweest. Toch, er waren wachters rond zijn
tent. Richard bekeek hen een tijdje, analyseerde de zwakke punten
tot hij de plaats vond waar hij tussen hen door zou gaan: in de
schaduw van de tent, de schaduw geworpen door de vuren. De wachters
bleven aan de kant van het licht, want ze konden niets zien in de
schaduw.
Richard sloop door de duisternis naar de tent en hurkte neer,
hield zich muisstil, laag bij de grond. Hij luisterde lang om vast
te stellen of er iemand bij Michael in de tent was. Hij hoorde
papieren ritselen en er brandde een lamp, maar hij hoorde niemand
anders binnen. Voorzichtig maakte hij een kleine snede met zijn
mes, net genoeg om door te kijken. Hij zag Michael vanaf de
linkerkant, hij zat aan een kleine opvouwbare veldtafel papieren
door te kijken. Hij liet zijn hoofd met de verwarde haren in een
hand steunen. Er stonden geen regels of woorden op de papieren, en
van wat Richard kon zien, waren ze groot. Waarschijnlijk
landkaarten.
Hij moest binnen zien te komen, rechtop gaan staan, op een
knie neervallen en zijn groet geven voor Michael de kans had om
alarm te slaan. Binnen, vlak onder hem, was een veldbed. Dat had
hij nodig om zijn binnenkomst te verbergen. Hij hield het touw
strak, zodat het zeildoek niet plotseling terug zou springen en
sneed het touw ongeveer in het midden van waar het veldbed stond
door, tilde toen de rand van het zeildoek een eindje op en rolde
zich er voorzichtig onderdoor, achter het veldbed.
Toen Michael zich bij een geluid omdraaide, ging Richard voor
de kleine tafel, voor zijn broer staan. Richard had een glimlach op
zijn gezicht toen hij zijn oudere broer weer zag. Michaels hoofd
draaide naar hem toe. De kleur verdween van zijn zachte wangen. Hij
sprong overeind. Richard stond net op het punt zijn saluut te
brengen, toen Michael sprak,
'Richard... hoe ben je... Wat doe je hier? Het is... zo...
goed je weer te zien. We zijn allemaal zo bezorgd geweest.'
Richards glimlach kwijnde weg.
Toen het vijandelijke web op hem werd gelegd had Rahl gezegd
dat zij die Rahl eerden, Richard zouden zien zoals hij was. Michael
zag hem zoals hij was.
Michael was degene die hem had verraden. Michael was degene
die hem gevangen had laten nemen en door een Mord-Sith had laten
martelen. Michael was degene die Kahlan en Zedd aan Darken Rahl zou
uitleveren. Michael was degene die iedereen aan Darken Rahl zou
uitleveren. Zijn ingewanden veranderden in ijs. Richard kon alleen
nog maar fluisteren. 'Waar is het kistje?' 'Ah... je ziet eruit
alsof je honger hebt, Richard. Laat me je wat eten laten brengen.
We moeten praten. Het is zo lang geleden.' Richard hield zijn hand
weg van het zwaard, uit angst dat hij het zou gebruiken. Hij
herinnerde zich er streng aan dat hij de Zoeker was en dat dat het
enige was dat er op dit moment op aan kwam. Hij was niet Richard,
hij was de Zoeker. Hij had een taak te verrichten. Hij mocht
zichzelf niet toestaan Richard te zijn. Hij mocht zichzelf niet
toestaan Michaels broer te zijn. Er waren nu belangrijker dingen.
Veel belangrijker. 'Waar is het kistje?'
Michaels ogen schoten heen en weer. 'Het kistje... nou... Zedd
heeft me ervan verteld... Hij zou het me geven... maar toen zei hij
iets over jou in D'Hara zoeken door middel van een of andere steen
en zijn ze je met z'n drieën achternagegaan. Ik zei ze dat ik ook
mee wilde, om mijn broer te redden, maar ik moest de manschappen
bij elkaar brengen en voorbereiden, dus zijn ze vóór mij
weggegaan.
Zedd heeft het kistje gehouden. Hij heeft het.'
Richard wist het nu; Darken Rahl had het derde kistje. Darken
Rahl had de waarheid gesproken.
De Zoeker onderdrukte zijn emoties en maakte snel de balans
van de situatie op. Het enige dat er nu op aan kwam was om Kahlan
te bereiken. Als hij nu zijn hoofd kwijtraakte, zou zij degene zijn
die zou lijden; zij zou degene zijn die met een Agiel in aanraking
zou komen. Hij merkte dat hij zich concentreerde op een visioen van
Den-na's vlecht. Hij liet het over zich komen. Wat er ook maar
werkte, zei hij bij zichzelf. Hij kon Michael niet doden, kon niet
riskeren gevangen te worden genomen door al die mannen buiten. Hij
kon Michael niet eens laten weten wat hij wist; daar zou hij niets
mee bereiken, maar anderen ermee in gevaar brengen.
Hij haalde diep adem en forceerde een glimlach. 'Welnu, zolang
het kistje veilig is. Daar komt het op aan.'
Er kwam weer wat kleur op Michaels gezicht en daarmee een
glimlach. 'Richard, ben je in orde? Je ziet... er anders uit. Je
ziet eruit alsof je... een hoop hebt meegemaakt.'
'Meer dan je ooit zult weten, Michael.' Hij ging op het
veldbed zitten. Michael keerde behoedzaam naar zijn stoel terug.
Gekleed in zijn slobberige witte broek en hemd, met een gouden
ceintuur om zijn middel, zag hij eruit als een discipel van Darken
Rahl. Richard merkte de landkaarten op waar zijn broer naar had
zitten kijken. Landkaarten van Westland. Landkaarten van Westland,
voor Darken Rahl. 'Ik was in D'Hara, net zoals Zedd je Vertelde,
maar ik ben ontsnapt. We moeten weggaan van D'Hara. Zover mogelijk.
Ik moet de anderen gaan halen, voor ze mij gaan zoeken. Jij kunt je
manschappen nu terugnemen, het leger terugnemen en Westland
beschermen. Dank je, Michael, dat je mij bent komen helpen.' De
glimlach van zijn broer werd breder. 'Jij bent mijn broer. Wat
moest ik anders doen?'
De pijn van verraad brandde heet in hem, maar Richard
forceerde een warme glimlach. In sommige opzichten was dit erger
dan als Kahlan de verrader was geweest. Hij was opgegroeid met
Michael; zij waren broers en hadden een groot deel van hun leven
gedeeld. Hij had Michael altijd bewonderd, hem altijd gesteund, hem
zijn onvoorwaardelijke liefde gegeven. Hij herinnerde zich dat hij
tegenover andere jongens over zijn broer had opgeschept. 'Michael,
ik heb een paard nodig. Ik moet op weg gaan. Meteen.' 'We gaan
allemaal met je mee. Ik en mijn manschappen.' Zijn glimlach werd
breder. 'Nu we weer samen zijn, wil ik je niet weer uit het oog
verliezen.'
Richard sprong overeind. 'Nee!' Hij dempte zijn stem. 'Je kent
me, ik ben gewend alleen in de bossen te zijn. Daar ben ik het
beste in. Jij zou me alleen maar ophouden. Daar heb ik nu geen tijd
voor.' Michael stond op, zijn ogen gingen naar de opening van de
tent. 'Ik wil er niet van horen. Wij zijn...'
'Nee. Jij bent de Eerste Raadsman van Westland. Dat is jouw
eerste verantwoordelijkheid, niet op je broertje passen.
Alsjeblieft, Michael, neem je leger terug naar Westland. Je hoeft
niet bang voor me te zijn.' Michael wreef over zijn kin. 'Nou, ik
denk dat je gelijk hebt. We zijn alleen maar naar D'Hara gekomen om
jou te helpen natuurlijk, maar nu je veilig bent...'
'Bedankt dat je gekomen bent om me te helpen, Michael. Ik neem
mijn eigen paard. Ga jij terug naar je werk.'
Richard voelde zich als de grootste idioot die ooit had
geleefd. Hij had het moeten weten. Hij had het al lang geleden door
moeten hebben. Hij herinnerde zich de toespraak die Michael had
gehouden over het vuur dat de vijand van het volk was. Als hij het
ergens door had kunnen weten, was het wel daardoor. Kahlan had hem
die eerste avond geprobeerd te waarschuwen. Haar verdenking dat
Michael aan Rahls kant stond was juist. Had hij maar naar zijn
hoofd geluisterd in plaats van naar zijn hart.
Eerste Wet van de Tovenaar: mensen zijn dom, ze geloven wat ze
willen geloven. Hij was de domste van allemaal geweest. Hij was te
boos op zichzelf om boos op Michael te kunnen zijn. Zijn weigering
om de waarheid te zien, zou hem alles gaan kosten. Hij had nu geen
keus meer over. Hij verdiende het te sterven. Richard hield zijn
vochtige ogen op Michael gericht, liet zich langzaam op één knie
zakken en bracht de groet van de verliezer. Michael zette zijn
handen op zijn heupen en keek glimlachend op hem neer. 'Je
herinnert het je nog. Dat was lang geleden, broertje.' 1 Richard
stond op. 'Niet zo lang geleden. Sommige dingen veranderen nooit;
ik heb altijd van je gehouden. Vaarwel, Michael.' Richard dacht er
weer heel even over na of hij zijn broer zou doden. Hij wist dat
hij het zou moeten doen met de boosheid van het zwaard; hij zou er
zich nooit toe kunnen brengen Michael te vergeven en het staal wit
te maken. Voor zichzelf misschien, maar voor wat hij Kahlan en Zedd
had aangedaan nooit. Michael doden was niet zo belangrijk als
Kahlan helpen; hij kon dat risico niet nemen alleen om zijn eigen
domheid te sussen. Hij ging de tentopening door. Michael
volgde.
'Blijf in elk geval iets eten. Er zijn dingen te bespreken. Ik
weet nog niet zeker...'
Richard ging terug en keek naar zijn broer die voor de tent
stond. Een lichte mist viel in. Hij besefte door de blik op
Michaels gezicht dat hij helemaal niet van plan was hem te laten
gaan; hij wachtte alleen maar tot hij zijn manschappen om steun kon
vragen. 'Doe het op mijn manier, Michael, alsjeblieft. Ik moet
gaan.' 'Jullie daar,' riep hij tegen de wachten. 'Ik wil dat mijn
broer bij ons blijft, voor zijn eigen veiligheid.'
Drie wachters kwamen op hem af. Richard sprong door het
kreupelhout de zwarte nacht in. Ze kwamen onhandig achter hem aan.
Ze waren geen woudlopers, ze waren soldaten. Richard had geen
behoefte hen te doden, ze waren Westlanders. Hij glipte door de
duisternis en het kamp kwam tot leven met het geluid van bevelen
die werden geschreeuwd. Hij hoorde Michael schreeuwen dat ze hem
moesten tegenhouden, maar niet doden. Natuurlijk niet; hij wilde
Richard persoonlijk aan Darken Rahl uitleveren. Richard ging om het
kamp heen naar de paarden en glipte tussen de wachters door. Hij
sneed alle leibanden door en besteeg toen een ongezadeld paard. Hij
schreeuwde, schopte en sloeg naar de andere. Die sloegen in paniek
op hol. Mannen en paarden renden alle kanten uit. Hij spoorde zijn
paard met de hielen aan. Het geluid van uitzinnige stemmen
verflauwde achter hem. Zijn gezicht was nat van mist en tranen
terwijl hij met zijn paard de zwartheid in galoppeerde.