22
Zedds ogen gingen plotseling open. Het aroma van kruidensoep
bezwangerde de lucht. Zonder zich te verroeren, keek hij
voorzichtig om zich heen. Chase lag naast hem, aan de muren hingen
botten en het was buiten donker. Hij keek neer op zijn lichaam. Er
waren botten op hem gestapeld. Zonder zich te bewegen maakte hij
dat ze zich langzaam in de lucht verhieven, hij liet ze langzaam
opzij zweven en tenslotte op de grond neerdalen. Zonder geluid te
maken stond hij op. Hij was in een huis vol botten, botten van
dieren. Hij draaide zich om.
Tot zijn verbazing stond hij oog in oog met een vreemde vrouw
die zich ook net had omgedraaid.
Van schrik gaven ze allebei een schreeuw en gooiden hun magere
armen in de lucht.
'Wie ben je?' vroeg hij en boog zich voorover om in haar witte
ogen te kijken.
Ze greep haar kruk, die dreigde om te vallen en stopte die
weer onder haar arm. 'Ik ben Adie,' antwoordde ze met een schurende
stem. 'Je hebt me laten schrikken! Je bent eerder wakker geworden
dan ik verwachtte.'
Zedd streek zijn kleren glad. 'Hoeveel maaltijden heb ik
gemist?' vroeg hij.
Fronsend bekeek Adie hem van top tot teen. 'Te veel, zo te
zien.' Een grijns kreukelde Zedds wangen. Hij nam Adie op zijn
beurt van top tot teen op. 'Je bent een mooie vrouw om te zien,'
verklaarde hij. Met een buiging nam hij haar hand en kuste die
licht, stond toen trots en kaarsrecht op en hief een knokige vinger
hemelwaarts. 'Zeddicus Zu'1 Zorander, uw nederige dienaar, mijn
beste dame.' Hij leunde voorover. 'Wat is er aan de hand met uw
been?'
'Niets. Het is volmaakt in orde.'
'Nee, nee,' zei hij met een frons, wijzend. 'Dat niet, het
andere.' Adie keek omlaag naar de ontbrekende voet, toen weer
omhoog naar Zedd. 'Het gaat niet helemaal omlaag tot aan de grond.
Mankeert er iets aan je ogen?'
'Nou, ik hoop dat je je les geleerd hebt; je hebt maar één
voet, weet je.' Zedds frons smolt weer tot een grijns. 'En het
probleem met mijn ogen,' zei hij met zijn iele stem, 'is dat ze
uitgehongerd zijn, maar nu doen ze zich te goed.'
Adie lachte zuinigjes. 'Zou je een kom soep lusten, tovenaar?'
'Het is dat je zo aandringt, toverheks.'
Hij volgde haar toen ze door de kamer slofte naar de ketel die
in de haard hing. Ze schepte twee kommen soep op en bracht die naar
de tafel. Ze zette haar kruk tegen de muur, ging tegenover hem
zitten en sneed voor elk een dikke snee brood en kaas, die ze over
de tafel naar hem toeschoof. Zedd boog zich voorover en viel meteen
aan, maar hield na één slok soep al op en keek in haar witte
ogen.
'Richard heeft deze soep gemaakt,' zei hij met een effen stem,
terwijl de tweede volle lepel halverwege de kom en zijn mond hing.
Adie scheurde een stuk brood af en doopte het in de soep terwijl ze
hem gadesloeg. 'Dat is waar. Je hebt geluk; die van mij zou niet zo
lekker zijn.'
Zedd keek rond terwijl hij de lepel in de kom stak. 'Waar is
hij?' Adie nam een hap van het brood en keek Zedd kauwend aan. Toen
ze geslikt had, antwoordde ze. 'Hij en de Biechtmoeder zijn door de
pas gegaan, naar het Middenland. Hij kent haar trouwens alleen als
Kahlan; zij verbergt haar identiteit nog steeds voor hem.' Ze
vertelde de tovenaar hoe Richard en Kahlan bij haar waren gekomen
en haar hulp hadden gevraagd voor hun gewonde vrienden. Zedd pakte
de kaas in een hand, het brood in de andere, en beet er om beurten
in terwijl hij naar Adies verhaal luisterde. Hij schrok toen hij
hoorde dat hij met brij in leven was gehouden. 'Ik moest je zeggen
dat hij niet op je kon wachten,' zei ze, 'maar dat hij wist dat je
het wel zou begrijpen. De Zoeker gaf mij instructies om aan Chase
door te geven, dat hij moet terugkeren en voorbereidingen treffen
voor wanneer de grens het begeeft, voor de komst van de
strijdkrachten van Rahl. Het speet hem dat hij niet wist wat je
plan was, maar vreesde dat hij niet kon wachten.' 'En dat is maar
goed ook,' fluisterde de tovenaar binnensmonds. 'Hij maakt geen
deel uit van mijn plan.'
Zedd ging weer ernstig door met eten. Toen hij de soep op had,
ging hij naar de ketel en schepte nog een kom voor zich op.
Hij bood aan nog meer voor Adie te halen, maar zij was nog niet
klaar met haar eerste portie, aangezien ze het grootste deel van de
tijd haar ogen op de tovenaar had gevestigd. Toen hij weer ging
zitten, schoof ze meer brood en kaas naar hem toe.
'Richard houdt iets voor je geheim,' zei ze zacht. 'Als die
kwestie met Rahl er niet was, zou ik er niet over spreken, maar ik
dacht dat je het moest weten.'
Het licht van de lamp verlichtte zijn magere gezicht en witte
haar, waardoor hij er grimmig en nog magerder uitzag in de scherpe
schaduwen. Hij pakte zijn lepel op, keek een ogenblik omlaag naar
de soep en toen weer op naar haar gezicht.
'Zoals je maar al te goed weet, hebben we allemaal geheimen,
tovenaars meer dan de meeste mensen. Als we allemaal eikaars
geheimen kenden, zou het een heel vreemde wereld zijn. Bovendien
zou er dan niets meer aan zijn om ze te vertellen.' Zijn smalle
lippen glimlachten, zijn ogen schitterden. 'Maar ik vrees geen
geheim van iemand die ik vertrouw, en hij behoeft die van mij niet
te vrezen. Dat hoort erbij als je vrienden bent.'
Adie leunde achterover in haar stoel, staarde hem met haar
uitdrukkingsloze witte ogen aan en glimlachte weer. 'Om zijnentwil
hoop ik dat je vertrouwen terecht is. Ik zou een tovenaar geen
reden willen geven om boos te zijn.'
Zedd haalde zijn schouders op. 'Voor zover dat met tovenaars
het geval is, ben ik vrij ongevaarlijk.' Ze bekeek zijn ogen in het
lamplicht.
'Dat is een leugen,' fluisterde de toverheks met een zacht
schurend geluid.
Zedd schraapte zijn keel en vond dat hij op een ander
onderwerp moest overgaan. 'Het komt mij voor dat ik u dank
verschuldigd ben voor uw goede zorgen, beste mevrouw.' 'Dat is
waar.'
'En omdat u Richard en Kahlan hebt geholpen' - hij keek naar
Chase en wees met zijn lepel - 'en ook de grenswachter. Ik sta bij
u in het krijt.'
Adies glimlach werd breder. 'Misschien kun je mij ooit
dezelfde dienst bewijzen.'
Zedd trok de mouwen van zijn gewaden omhoog en ging verder met
soep eten, maar niet zo gulzig als eerst. Hij en de toverheks
sloegen elkaar gade. Het vuur in de haard knetterde, en buiten
tsjirpten de nachtelijke insekten. Chase sliep verder. 'Hoe lang
zijn ze al weg?' vroeg Zedd tenslotte.
'Dit is de zevende dag sinds hij jou en de grenswachter aan
mijn zorg heeft toevertrouwd.'
Zedd was klaar met eten en duwde de kom voorzichtig weg.
Hij
vouwde zijn magere handen op de tafel en keek omlaag terwijl
hij
zijn duimen tegen elkaar legde. Het licht van de lamp
flikkerde en
danste op zijn witte haardos.
'Heeft Richard gezegd hoe ik hem moest vinden?'
Het duurde even voor Adie antwoordde. De tovenaar bleef
wachten,
met zijn duimen tikkend, tot ze tenslotte sprak. 'Ik heb hem
een
nachtsteen gegeven.'
Zedd sprong overeind. 'Je hebt hem wat gegeven?' Adie keek
kalm naar hem op. 'Zou je willen dat ik hem bij nacht door de pas
heen stuurde zonder iets om bij te zien? Als je in de pas niks kunt
zien, betekent dat je dood. Ik wilde dat hij erdoor zou komen. Het
was de enige manier waarop ik hem kon helpen.' De tovenaar legde
zijn knokkels op de tafel en leunde voorover, waarbij zijn golvende
witte haar om zijn gezicht viel. 'En heb je hem gewaarschuwd?'
'Natuurlijk heb ik dat gedaan.'
Hij kneep zijn ogen tot spleetjes. 'Hoe? Met het raadsel van
een toverheks?'
Adie pakte twee appels en gooide er Zedd een toe. Hij ving hem
in de lucht met een stille formule. De appel zweefde en draaide
langzaam rond terwijl hij de oude vrouw bleef aanstaren. 'Ga
zitten, tovenaar, en hou op met opscheppen.' Ze nam een hap uit
haar appel en kauwde langzaam. Zedd ging beledigd zitten. 'Ik wilde
hem niet bang maken. Hij was al bang genoeg. Als ik hem had verteld
wat een nachtsteen kan doen, zou hij misschien bang zijn geweest om
hem te gebruiken, met als gevolg dat de onderwereld hem zeker te
pakken zou hebben gekregen. Ja, ik heb hem gewaarschuwd, maar met
een raadsel, zodat hij het later zou oplossen, wanneer hij de pas
eenmaal door was.'
Zedds stokachtige vingers graaiden de appel uit de lucht.
'Flauwekul, Adie, je begrijpt het niet. Richard heeft een hekel aan
raadsels, al van jongs af aan. Hij beschouwt ze als een belediging
voor eerlijkheid. Hij duldt ze niet. Hij negeert ze uit principe.'
De appel kraakte toen hij een grote hap nam.
'Hij is een Zoeker; dat is wat Zoekers doen; ze lossen
raadsels op.' Zedd hield een magere vinger omhoog. 'Levensraadsels,
geen woorden. Er is een verschil.'
Adie legde haar appel neer, leunde voorover en legde haar
handen op de tafel. Een blik van bezorgdheid verzachtte haar
gezicht. 'Zedd, ik probeerde de jongen te helpen. Ik wil dat
het hem lukt. Ik heb mijn voet in de pas verloren; hij zou zijn
leven hebben verloren. Als de Zoeker zijn leven verliest, verliezen
wij het onze ook allemaal. Ik wilde dat hem niets zou
overkomen.'
Zedd legde zijn appel neer en wuifde zijn boosheid met een
handbeweging weg. 'Ik weet dat je hem geen kwaad wilde doen, Adie.
Het was niet mijn bedoeling om te suggereren dat je dat had
gedaan.' Hij nam Adies handen in de zijne. 'Het komt allemaal in
orde.' 'Ik ben een dwaas,' zei ze bitter. 'Hij zei me dat hij een
hekel aan raadsels had, maar ik heb er verder niet bij stilgestaan.
Zedd, zoek hem via de nachtsteen. Kijk of hij het gehaald heeft.'
Zedd knikte. Hij sloot zijn ogen, liet zijn kin op zijn borst
zakken en ademde drie keer diep in. Toen hield hij lange tijd op
met ademen. Uit de lucht om hem heen kwam het diepe, zachte geluid
van verre wind, wind op een open vlakte: eenzaam, droevig,
spookachtig. Uiteindelijk verdween het geluid van de wind weer en
de tovenaar begon weer te ademen. Zijn hoofd kwam omhoog en zijn
ogen gingen open. 'Hij is in het Middenland. Hij is door de pas
heen gegaan.' Adie knikte van opluchting. 'Ik zal je een bot
meegeven zodat je veilig door de pas kunt gaan. Wil je hem nu
achternagaan?' De tovenaar keek omlaag naar de tafel, weg van haar
witte ogen. 'Nee,' zei hij met een rustige stem. 'Hij zal dit,
onder andere, alleen moeten doen. Zoals je zei, hij is de Zoeker.
Ik heb een belangrijke taak te doen als we Darken Rahl willen
tegenhouden. Ik hoop dat hij in de tussentijd moeilijkheden kan
vermijden.' 'Geheimen?' vroeg de toverheks met een glimlachje.
'Geheimen.' De tovenaar knikte. 'Ik moet meteen vertrekken.' Ze nam
een hand onder de zijne weg en streelde zijn leerachtige huid. 'Het
is donker buiten.' 'Donker,' stemde hij met haar in.
'Waarom blijf je vannacht niet? Dan vertrek je als het licht
wordt.' Zedds ogen sperden zich open, hij keek haar van onder zijn
wenkbrauwen aan. 'Vannacht blijven?'
Adie haalde haar schouders op terwijl ze zijn handen streelde.
'Het is hier soms eenzaam.'
'Welnu,' Zedds kabouterachtige grijns vrolijkte zijn gezicht
op, 'zoals je zegt, het is donker buiten. En ik denk dat het
verstandiger zou zijn om in de ochtend te vertrekken.' Er verscheen
plotseling een frons, die zijn voorhoofd deed rimpelen. 'Dit is
toch niet een van je raadsels, hè?'
Ze schudde haar hoofd, zijn grijns kwam terug. 'Ik heb mijn
toverstaf bij me. Lijkt je dat wat?'
Adies gezicht verzachtte en ze glimlachte verlegen. 'Dat zou
ik heel fijn vinden.' Ze leunde achterover, nam een hap uit haar
appel en sloeg hem gade.
Zedd trok een wenkbrauw op. 'Naakt?'
Het lange gras boog door de wind en de regen in brede, trage
golven door toen zij met zijn tweeën over de open, platte vlakte
liepen. Slechts af en toe stonden er bomen, voornamelijk berken en
elzen in groepjes langs de waterkant. Kahlan hield het gras
nauwkeurig in de gaten; ze waren dicht bij het gebied van het
Moddervolk. Richard liep stil achter haar aan en hield zoals altijd
een wakend oog op haar gericht.
Zij vond het niet prettig hem naar het Moddervolk mee te
nemen, maar hij had gelijk, ze moesten weten waar ze het laatste
kistje moesten zoeken en er was nergens iemand anders in de buurt
die hun de juiste richting kon wijzen. De herfst vorderde en ze
hadden niet veel tijd meer. Maar misschien zou het Moddervolk hen
niet helpen en dan zou de tijd verspild zijn.
Erger nog, hoewel ze wist dat ze een Belijdster waarschijnlijk
niet zouden durven vermoorden, zelfs niet een die zonder de
bescherming van een tovenaar reisde, had ze er geen idee van of ze
de Zoeker zouden durven doden. Zij was nog nooit eerder zonder
tovenaar naar het Middenland gereisd. Geen enkele Belijdster deed
dat; het was te gevaarlijk. Richard bood een betere bescherming dan
Giller, de laatste tovenaar die haar was toegewezen, maar Richard
werd niet verondersteld haar beschermer te zijn, zij werd
verondersteld hem te beschermen. Ze kon hem niet toestaan zijn
leven voor haar in de waagschaal te stellen. Hij was belangrijker
dan zij in de strijd tegen Rahl. Dat was het allerbelangrijkste.
Zij had beloofd de Zoeker met haar leven te beschermen... Richard
te beschermen. Zij was nog nooit eerder in haar leven zo vurig van
iets overtuigd geweest. Als de tijd kwam waarop ze een keus moest
maken, zou zij degene zijn die moest sterven.
Het pad door het gras kwam bij twee palen uit, een aan elke
kant van het pad. Ze waren omwikkeld met huiden die met rode
strepen waren beschilderd. Richard bleef bij de palen staan en keek
omhoog naar de schedels die erop waren gezet.
'Is dit bedoeld om ons te waarschuwen dat we weg moeten gaan?'
vroeg hij terwijl hij een van de huiden aaide.
'Nee, het zijn de schedels van vereerde voorvaderen, bedoeld
om over hun land te waken. Alleen de zeer eerbiedwaardigen krijgen
een dergelijk eerbetoon.'
'Dat klinkt niet dreigend. Misschien zullen ze het toch niet
zo erg vinden om ons te zien.'
Kahlan draaide zich naar hem om en trok een wenkbrauw op. 'Een
van de manieren om bij het Moddervolk eer te behalen, is wanneer je
buitenstaanders doodt.' Ze keek achterom naar de schedels. 'Maar
dit is niet bedoeld als een dreiging voor anderen. Het is gewoon
hun eigen traditie van eerbetoon.'
Richard haalde diep adem en trok zijn hand van de paal terug.
'Laten we eens kijken of we hen ertoe kunnen brengen ons te helpen,
zodat ze kunnen doorgaan met hun voorouders te vereren en
buitenstaanders weg te houden.'
'Denk om wat ik je verteld heb,' waarschuwde zij. 'Misschien
willen ze niet helpen. Je moet dat respecteren als dat hun
beslissing is. Dit zijn enkelen van de mensen die ik probeer te
redden. Ik wil niet dat je hen krenkt.'
'Kahlan, ik ben helemaal niet van plan hen te krenken. Maak je
geen zorgen. Zij zullen ons helpen. Het is in hun eigen belang.'
'Misschien zien zij het anders,' drong zij aan. De regen was
opgehouden en in plaats daarvan voelde ze een lichte, koude nevel
op haar gezicht. Ze duwde de capuchon van haar mantel naar
achteren. 'Richard, beloof me dat je hun geen kwaad zult doen.' Hij
duwde zijn capuchon ook naar achteren, zette zijn handen op zijn
heupen en verraste haar met een kleine scheve glimlach. 'Nu weet ik
hoe het aanvoelt.'
'Wat?' vroeg ze met een achterdochtige toon in haar stem. Hij
keek op haar neer en zijn glimlach werd breder. 'Weet je nog toen
ik koorts had van de slangewingerd en ik je vroeg Zedd geen kwaad
te doen? Nu weet ik hoe jij je voelde toen je me dat niet kon
beloven.'
Kahlan keek in zijn grijze ogen, dacht hoezeer ze Rahl wilde
tegenhouden, dacht aan al diegenen die zij kende die hij gedood
had. 'En nu weet ik hoe jij je moet hebben gevoeld toen ik die
belofte niet kon doen.' Onwillekeurig lachte zij. 'Heb je je ook
net zo dwaas gevoeld omdat je het gevraagd had?'
Hij knikte. 'Toen ik besefte wat er op het spel stond. En toen
ik besefte wat voor soort iemand jij was, dat je niemand kwaad zou
doen tenzij er geen keus was. Toen voelde ik me dwaas. Omdat ik je
niet had vertrouwd.'
Zij voelde zich dwaas omdat ze hem niet vertrouwde. Maar ze
wist dat hij haar te veel vertrouwde.
'Het spijt me,' zei ze, de glimlach nog op haar lippen. 'Ik
zou je toch beter moeten kennen.'
'Weet je hoe we ze zover krijgen dat ze ons helpen?' Ze was
verschillende keren naar het dorp van het Moddervolk gegaan, geen
enkele keer op uitnodiging: ze zouden nooit een Belijdster vragen.
Het was een gewone klus onder Belijdsters om de verschillende
volken van het Middenland beroepshalve te bezoeken. Ze waren heel
beleefd geweest, uit angst, maar ze hadden duidelijk gemaakt dat ze
hun eigen boontjes wel dopten en geen bemoeienis van buiten af
wilden. Het was geen volk dat gevoelig was voor
bedreigingen.
'Het Moddervolk houdt een bijeenkomst, een raad van zieners
genaamd. Ik heb die nooit mogen bijwonen, misschien omdat ik een
buitenstaander ben, misschien omdat ik een vrouw ben. Deze groep
profeteert de antwoorden op vragen die het dorp aangaan. Ze zullen
geen vergadering met het mes op de keel houden; als ze ons helpen,
moeten ze dat vrijwillig doen. Jij moet hen overhalen.' Hij keek
haar strak in de ogen. 'Met jouw hulp kunnen we het doen. Het
moet.'
Ze knikte en ging weer naar het pad. Wolken hingen laag en
dicht boven het grasland en het leek alsof ze langzaam kolkten toen
ze in een eindeloze stoet voorbijrolden. Het leek of er buiten op
de vlakten veel meer hemel was dan ergens anders. Het was een
overweldigende tegenwoordigheid, die het onveranderlijke, vlakke
land klein deed lijken.
Regens hadden de stromen doen zwellen tot het karnende,
modderige water brullend schuimde en bonkte tegen de onderkant van
de kruisende balken die als bruggen werden gebouwd. Kahlan kon
voelen hoe de kracht van het water de stammen onder haar laarzen
deed schudden. Ze stapte voorzichtig, want de balken waren
glibberig en er was geen touwleuning om de oversteek te
vergemakkelijken. Richard bood haar zijn hand aan om haar houvast
te geven en ze was blij dat ze die met een excuus nu kon
vastpakken. Ze merkte dat ze zich erop verheugde om de rivier over
te steken, zodat ze zijn hand kon vastpakken. Maar hoeveel pijn het
ook deed, ze kon zich niet toestaan zijn gevoelens voor haar aan te
moedigen. Ze wilde zo graag dat ze gewoon een vrouw kon zijn, als
iedere andere. Maar dat was ze niet. Ze was een Belijdster. Toch
kon ze het soms gedurende korte ogenblikken vergeten, en doen alsof
dat niet zo was. Ze wilde dat Richard naast haar zou lopen, maar in
plaats daarvan bleef hij achter haar, verkende het landschap en
hield haar in de gaten. Hij was in een vreemd land en nam niets als
vanzelfsprekend aan, zag in alles een dreiging. In Westland had ze
zich net zo gevoeld, dus ze begreep het gevoel. Hij bracht zijn
leven in groot gevaar in de strijd tegen Rahl, tegen dingen die hij
nooit eerder was tegengekomen en hij was met recht op zijn hoede.
Voorzichtige mensen stierven vlug genoeg in het Middenland,
onvoorzichtige mensen nog vlugger.
Nadat ze nog een rivier overgestoken waren en weer in het
natte gras liepen, sprongen plotseling acht mannen voor hen op.
Kahlan en Richard hielden meteen stil. De mannen droegen
dierehuiden. Kleverige modder die zich niet door de regen had laten
wegspoelen was over de rest van hun huid en gezichten gesmeerd en
hun haar zat ermee vastgeplakt. Aan hun armen en de huiden waren
graskluiten gebonden en die zaten ook onder hun hoofdbanden
gepropt, zodat ze onzichtbaar werden wanneer ze neerhurkten. Ze
stonden zwijgend voor hen. Ze hadden allemaal een ernstige
uitdrukking op hun gezicht. Kahlan herkende verscheidene van de
mannen; het was een jachtgezelschap van het Moddervolk.
De ouderling, een gezonde, taaie man van wie ze wist dat hij
Savid-lin heette, kwam naar haar toe. De anderen wachtten, speren
en bogen in rust, maar paraat. Kahlan kon Richards aanwezigheid
vlak achter zich voelen. Zonder zich om te draaien fluisterde ze
tegen hem dat hij kalm moest blijven en moest doen wat zij deed.
Savidlin bleef voor haar staan. 'Belijdster Kahlan kracht gewenst,'
zei hij.
'Savidlin en het Moddervolk kracht gewenst,' antwoordde zij in
hun taal.
Savidlin gaf haar een klap in het gezicht, hard. Zij sloeg hem
even hard terug. Meteen hoorde Kahlan het rinkelende geluid van
Richards zwaard dat uit de schede werd getrokken. Ze draaide zich
snel op haar hielen om.
'Nee, Richard!' Hij had het zwaard omhoog, klaar om te slaan.
'Nee!' Ze greep hem bij de polsen. 'Ik heb je gezegd kalm te
blijven en te doen zoals ik.'
Zijn ogen schoten van die van Savidlin naar de hare. Ze waren
vervuld van ontketende boosheid, de magie was bereid om te doden.
De spieren in zijn kaak spanden zich toen hij zijn tanden op elkaar
zette. 'En als ze jouw keel doorsnijden, wil je dan dat ik ze de
mijne ook laat doorsnijden?'
'Dat is de manier waarop ze mensen begroeten. De bedoeling is
om eerbied te betonen voor eikaars kracht.' Hij fronste
aarzelend.
'Het spijt me dat ik je niet heb gewaarschuwd. Richard, doe
het zwaard weg.'
Zijn ogen gingen van de hare naar die van Savidlin en toen
weer terug naar de hare, toen gaf hij toe en stak het zwaard nijdig
weer in de schede. Opgelucht draaide zij zich weer om naar de
mensen van het Moddervolk en Richard ging beschermend naast haar
staan. Sa-vidlin en de anderen hadden kalm toegekeken. Ze
verstonden de woorden niet, maar schenen de betekenis van wat er
was gebeurd te begrijpen. Savidlin keek weg van Richard, naar
Kahlan. Hij sprak in zijn dialect.
'Wie is die man met het slechte humeur?'
'Zijn naam is Richard. Hij is de Zoeker naar de
Waarheid.'
Er ontstond gefluister tussen de andere leden van de
jachtpartij. Savidlins ogen zochten die van Richard.
'Richard de Zoeker kracht gewenst.'
Kahlan vertelde hem wat Savidlin had gezegd. Zijn gezicht
stond nog steeds nijdig.
Savidlin stapte naar voren en sloeg Richard, niet met de
vlakke hand, zoals hij Kahlan had geslagen, maar met zijn vuist.
Onmiddellijk deelde Richard zelf een machtige klap uit waardoor
Savidlin viel en op zijn rug terechtkwam. Hij lag versuft op de
grond met zijn armen en benen gespreid. Vuisten grepen zich
steviger om hun wapens. Richard ging rechtop staan en wierp de
mannen een gevaarlijke blik toe waardoor ze keurig op hun plaats
bleven staan. Savidlin hief zich op een hand op en wreef met de
andere over zijn kaak. Een grijns verspreidde zich over zijn
gezicht. 'Niemand heeft ooit zo'n respect voor mijn kracht getoond.
Dit is een wijs man.' De andere mannen barstten in lachen uit.
Kahlan hield haar hand over haar mond, om haar eigen lach te
verbergen. De spanning was verdwenen.
'Wat zei hij?' vroeg Richard.
'Hij zei dat hij groot respect voor je heeft, dat je wijs
bent. Ik denk dat je een vriend hebt gemaakt.'
Savidlin stak zijn hand naar Richard uit om hem te helpen
opstaan. Behoedzaam gaf Richard er gehoor aan. Toen hij eenmaal
stond, gaf Savidlin Richard een klap op zijn rug en sloeg een arm
om zijn brede schouders.
'Ik ben werkelijk blij dat je mijn kracht erkent, maar ik hoop
dat je mij niet nog meer zult gaan respecteren.' De mannen lachten.
'Onder het Moddervolk zul je bekendstaan als "Richard de
Heetgebakerde":
Kahlan probeerde haar lachen in te houden terwijl ze het
vertaalde. De mannen waren nog aan het giechelen. Savidlin richtte
zich tot hen.
'Misschien zouden jullie mannen mijn grote vriend willen
begroeten en hem zijn respect voor jullie kracht willen laten
zien.'
Ze hielden allemaal hun handen voor zich uit en schudden
krachtig hun hoofd.
'Nee,' zei een van hen tussen zijn lachbuien door, 'hij heeft
jou al genoeg respect betoond voor ons allemaal.'
Hij richtte zich weer tot Kahlan. 'Zoals altijd is Belijdster
Kahlan welkom onder het Moddervolk.' Zonder naar hem te kijken,
knikte hij met zijn hoofd en wees op Richard. 'Is hij je
gezel?'
'Nee!'
Savidlin werd gespannen. 'Dan ben je dus hier gekomen om een
van onze mannen te kiezen?'
'Nee,' zei ze, terwijl haar stem zijn kalmte herwon. Savidlin
keek uiterst opgelucht. 'De Belijdster kiest gevaarlijke
reisgenoten. '
'Niet gevaarlijk voor mij, alleen voor diegenen die van plan
zijn mij kwaad te doen.'
Savidlin glimlachte, knikte en bekeek Kahlan toen van boven
tot onderen. 'Je draagt vreemde dingen. Anders dan eerst.' 'Onder
die kleren ben ik nog steeds dezelfde,' zei Kahlan terwijl ze zich
wat dichter vooroverboog om haar woorden kracht bij te zetten. 'Dat
is wat je moet weten.'
Savidlin deinsde een eindje terug voor haar intense
uitdrukking en knikte. Hij kneep zijn ogen samen tot spleetjes. 'En
waarom ben je hier?'
'Opdat we elkaar kunnen helpen. Er is een man die jouw volk
wil regeren. De Zoeker en ik willen dat jullie jezelf regeren. Wij
zoeken de kracht en wijsheid van je volk om ons in onze strijd te
helpen.' 'Vader Rahl!' sprak Savidlin veelbetekenend. 'Heb je van
hem gehoord?'
Savidlin knikte. 'Er kwam hier een man. Hij noemde zich een
zendeling, zei dat hij ons wilde leren over de goedheid van iemand
die Vader Rahl heet. Hij sprak drie dagen lang met ons volk tot we
genoeg van hem kregen.'
Het was Kahlans beurt om te verstijven; ze keek naar de andere
mannen die waren gaan glimlachen toen er sprake was van de
zendeling. Ze keek weer naar het met modder gestreepte gezicht van
de ouderling. 'En wat is er na die drie dagen met hem gebeurd?'
'Hij was een goed mens.' Savidlin glimlachte veelbetekenend. Kahlan
ging rechtop staan. Richard boog zich dichter naar haar toe. 'Wat
zeggen ze?'
'Ze willen weten waarom wij hier zijn. Ze zeggen dat ze van
Darken Rahl hebben gehoord.'
'Zeg hen dat ik met hun volk wil praten, dat ik wil dat ze een
vergadering bijeenroepen.'
Ze keek van onder haar wenkbrauwen naar hem op. 'Daar kom ik
zo aan toe. Adie had gelijk, je bent geen geduldig iemand.' Richard
glimlachte. 'Nee, ze had het mis. Ik ben heel geduldig, maar ik ben
niet erg verdraagzaam. Daar zit het verschil.' Kahlan glimlachte
tegen Savidlin terwijl ze tegen Richard sprak. 'Goed, word nu
alsjeblieft niet onverdraagzaam en betoon hun ook voorlopig niet
meer respect. Ik weet wat ik doe, en het gaat goed. Laat mij het op
mijn manier doen, goed?'
Hij stemde in en sloeg zijn armen teleurgesteld over elkaar.
Ze wendde zich opnieuw tot de ouderling. Hij keek haar scherp aan
en vroeg haar iets dat haar verbaasde.
'Heeft Richard de Heetgebakerde ons de regens gebracht?'
Kahlan fronste. 'Nou, ik denk dat je dat zou kunnen zeggen.' De
vraag had haar verward en ze wist niet wat ze moest zeggen, dus
vertelde ze hem de waarheid. 'De wolken volgen hem.'
De oude man bekeek haar gezicht aandachtig en knikte. Ze
voelde zich niet op haar gemak onder zijn blik en probeerde het
gesprek terug te brengen op de reden voor haar bezoek. 'Savidlin,
de Zoeker is op mijn raad je volk komen bezoeken. Hij is niet hier
om je volk kwaad te doen of zich met hen te bemoeien. Je kent mij.
Ik ben eerder hier bij jullie geweest. Je kent mijn respect voor
het Moddervolk. Ik zou niet iemand anders meebrengen als het niet
belangrijk was. De tijd is nu onze vijand.' Savidlin dacht een
tijdje na over wat ze had gezegd en sprak toen eindelijk.
'Zoals ik al eerder zei, je bent welkom bij ons.' Hij keek met
een grijnslach naar de Zoeker, toen weer naar haar. 'Richard de
Heetgebakerde is ook hoogst welkom in ons dorp.'
De andere mannen waren blij met de beslissing; ze leken
Richard allemaal te mogen. Ze pakten hun spullen, waaronder twee
herten en een wild zwijn, elk aan een draagpaal gebonden. Kahlan
had het resultaat van hun jacht niet eerder gezien omdat het in het
hoge gras verborgen lag. Toen ze allemaal het pad afliepen,
verzamelden de mannen zich rond Richard, raakten hem voorzichtig
aan en brabbelden vragen die hij niet kon verstaan. Savidlin sloeg
hem op de schouders en verheugde zich erop zijn grote nieuwe vriend
aan het dorp te laten zien. Kahlan liep naast hem en werd
grotendeels genegeerd, maar was blij dat ze Richard tot dusverre
aardig vonden. Zij begreep het gevoel - het was moeilijk hem niet
aardig te vinden -, maar er moest nog een andere reden zijn waarom
ze hem zo snel accepteerden. Ze maakte zich zorgen over wat die
reden kon zijn. 'Ik heb je wel gezegd dat ik ze voor me zou
winnen,' zei Richard met een grijns toen hij over hun hoofden naar
haar keek. 'Ik had alleen nooit gedacht dat ik dat voor elkaar zou
krijgen door een van hen bijna buiten westen te slaan.'