14

Chase liet zijn paard stilhouden. 'Hier. Dit is vast een goede plaats.' Hij leidde de andere drie van het pad af door een open gebied met sparren die allang dood waren. Op enkele takken en hier en daar een bosje dofgroen mos na waren de zilvergrijze skeletten helemaal kaal. De zachte grond was bezaaid met de rottende lichamen van vroegere vorsten. De platte bladeren van het bruine moeraskruid waren door de storm her en der verspreid en zagen er op de grond uit als een wirwar van dode slangen. De paarden liepen er voorzichtig tussendoor. Warme lucht, zwaar van vochtigheid stonk naar verrotting. Een mist van muggen volgde hen op hun weg, de enige levende wezens voor zover Richard kon zien. Zo open als deze plaats was, zo weinig helderheid bood de hemel. Een dik, eenvormig wolkendek hing dicht bij de grond. Slierten mist sleepten over de zilveren pieken van de bomen die nog overeind stonden, en lieten die nat en glad achter.
Chase ging voor Zedd en Kahlan uit, met Richard achter hen aan, die over hen waakte terwijl ze slingerend vooruitgingen. Het zicht was minder dan dertig meter, en ook al leek Chase zich geen zorgen te maken, Richard keek scherp uit: alles kon, voor ze het in de gaten hadden, vlak voor hen opduiken. Ze sloegen alle vier naar de muskieten en hielden hun mantels strak om zich heen, behalve Zedd. De laatstgenoemde, die er een hekel aan had een mantel te dragen, peuzelde op de resten van het middagmaal en keek om zich heen alsof hij bezienswaardigheden bezocht. Richard had een uitstekend richtinggevoel, maar was blij dat ze Chase hadden om hen te leiden; alles in het moeras leek eender, en hij wist uit ervaring hoe gemakkelijk ze konden verdwalen.
Sinds Richard de vorige avond op de tovenaarssteen had gestaan, voelde hij de zwaarte van zijn verantwoordelijkheden minder als last, en meer als een gelegenheid om iets goeds tot stand te brengen. Hij voelde het gevaar niet minder, maar zijn behoefte te helpen Rahl tegen te houden was nu sterker. Hij zag zijn plaats in het patroon der dingen als een gelegenheid anderen te helpen die geen kans hadden om Darken Rahl te bestrijden. Hij wist dat hij er niet onderuit kon, dat zou zijn einde en dat van een heleboel anderen betekenen.
Richard zag Kahlans lichaam onder het rijden heen en weer wiegen, haar schouders bewegend op het ritme van het paard. Hij wilde dat hij haar naar plaatsen die hij in de Hartlandbossen kende, kon meenemen, geheime plaatsen van schoonheid en vrede, ver weg in de bergen, haar de waterval laten zien die hij gevonden had met de grot erachter, een middagmaaltijd met haar gebruiken bij een stille bosvijver, haar mee naar de stad nemen, iets moois voor haar kopen, haar ergens mee naartoe nemen, waar dan ook, waar ze veilig zou zijn. Hij wilde dat ze in staat zou zijn te lachen zonder zich iedere minuut zorgen te moeten maken of haar vijanden niet dichterbij kwamen. Na gisteravond voelde hij dat het eerste deel een hopeloze wens was.
Met een hand in de lucht, bracht Chase hen tot stilstand. 'Dit is de plek.'
Richard keek rond, ze bevonden zich nog midden in een eindeloos, doods, opgedroogd moeras. Hij zag niets van een grens. Het zag er allemaal eender uit, aan alle kanten. Ze bonden hun paarden vast aan een omgevallen houtblok en volgden Chase verder een eindje te voet.
`De grens,' kondigde Chase aan en strekte zijn arm terwijl hij dat zei uit.
`Ik zie niets,' zei Richard.
Chase glimlachte. 'Kijk.' Hij liep verder, gestaag, langzaam. Toen hij vooruitging vormde zich een groene gloed om hem heen, aanvankelijk nauwelijks waarneembaar. Die werd sterker, helderder, tot hij na nog eens twintig passen als een groene plaat van licht tegen hem aandrukte. Dicht bij hem was de gloed sterker en op ongeveer drie meter naast en boven hem vervaagde hij. Het was als groen glas, golvend en verwrongen, maar Richard kon erdoorheen kijken, kon de dode bomen erachter zien. Chase bleef staan en kwam terug. De groene plaat, en toen de groene gloed, vervaagde en verdween toen hij terugliep. Richard had altijd gedacht dat de grens een of andere muur zou zijn, iets zichtbaars.
`Is dat het?' Richard voelde zich enigszins teleurgesteld.
`Wat wil je meer? Kijk hier eens naar.' Chase zocht op de grond, pakte takken op en probeerde hoe sterk ze waren. De meeste waren verrot en braken gemakkelijk. Tenslotte vond hij er een, ruim drie en een halve meter lang, die sterk genoeg was voor zijn doeleinden. Hij nam hem mee terug naar het gloeiende licht tot hij de groene plaat bereikte. Terwijl hij de tak bij het dikke einde vasthield, stak hij de rest door de muur. Bijna twee meter verder verdween het eind van de stok toen hij die naar voren duwde. Het leek nu of hij nog maar een stok van anderhalve meter vasthield, in plaats van een tak van drie en een halve meter lang. Richard stond perplex. Hij kon door de muur heen zien, maar zag niet het andere uiteinde van de stok. Het leek onmogelijk.
Zodra Chase de stok er zover hij durfde in had geduwd, bewoog die hevig op en neer. Er klonk geen geluid. Hij trok hem terug en ging naar de anderen toe. Hij stak het versplinterde uiteinde van een nu twee en een halve meter lange stok naar hen toe. Het uiteinde was bedekt met kwijl.
`Harthonden; zei hij met een grijns.
Zedd keek verveeld. Kahlan was niet geamuseerd. Richard stond perplex. Aangezien hij een gehoor van slechts één man leek te hebben, greep Chase Richard bij zijn hemd beet en trok hem van zijn paard af. 'Vooruit, ik zal je laten zien hoe het is.' Terwijl ze wegliepen haakte Chase zijn rechterarm in Richards linker en waarschuwde: 'Loop langzaam, ik zal je laten weten wanneer we ver genoeg zijn gegaan. Hou mijn arm vast.' Ze liepen langzaam voort.
Er begon groen licht te schijnen. Met iedere stap werd het intenser, maar het was anders dan toen Richard Chase er alleen in had zien gaan. Toen was het licht naast en boven Chase geweest, nu was het helemaal om hem heen. Er klonk een zoemend geluid, als van duizend hommels. Met iedere stap werd het geluid dieper, maar niet luider. Het groene licht werd ook dieper, en het omringende bos donkerder, alsof de avond viel. Toen was de groene plaat plotseling vóór hen, uit het niets opdoemend, en de groene gloed overal om hen heen. Richard kon de bossen nauwelijks nog zien, hij keek om en kon Zedd of Kahlan helemaal niet meer zien.
`Rustig nu,' waarschuwde Chase. Ze duwden tegen de groene plaat en liepen langzaam voorwaarts. Richard kon de druk ervan tegen zijn lichaam voelen.
Toen werd alles volkomen donker, alsof hij bij nacht in een grot was, met een groene gloed rond Chase en hemzelf. Richard hield de arm van Chase steviger vast. Het leek of het gezoem zijn borst deed trillen.
Bij de volgende stap veranderde de groene plaat van de muur plotseling. 'Ver genoeg,' zei Chase met een echoënde stem. De muur was donker doorzichtig geworden, alsof Richard in een diepe vijver in de donkere bossen keek. Chase stond stil en keek naar hem.
Er waren gestalten aan de andere kant.
In de duisternis aan de andere kant van de muur trilden inktzwarte gedaanten, geesten die in de diepte zweefden.
De doden in hun legerstede.
Iets dat dichterbij en sneller was, bewoog in hun richting. 'De honden,' zei Chase.
Richard voelde een vreemde gewaarwording van verlangen. Verlangen naar de zwartheid. Het gezoem was geen geluid, besefte hij nu, het waren stemmen.
Stemmen die zijn naam mompelden.
Duizenden verre stemmen riepen naar hem. De zwarte gedaanten verzamelden zich, riepen hem, strekten hun armen naar hem uit.
Hij voelde plotseling een onverwachte steek van eenzaamheid, voelde de eenzaamheid van zijn leven, van alle leven. Waarom had hij de pijn nodig terwijl zij wachtten, wachtten om hem te verwelkomen? Nooit meer alleen. De zwarte gedaanten zweefden dichterbij in de duisternis, riepen hem en hij kon hun gezichten nu ook zien. Het was alsof hij door troebel water keek. Ze kwamen dichterbij. Hij wilde er zo graag doorheen stappen. Om bij hen te kunnen zijn.
En toen zag hij zijn vader.
Richards hart bonsde. Zijn vader riep hem klaaglijk in een langgerekte smartelijke kreet. Hij stak zijn armen uit en probeerde wanhopig zijn zoon vast te grijpen. Hij was vlak achter de muur. Richards hart voelde aan alsof het van hunkering ging scheuren. Het was zo lang geleden sinds hij zijn vader had gezien. Hij jammerde om hem, hunkerde ernaar hem aan te raken. Hij zou nooit meer bang hoeven te zijn. Hij hoefde alleen maar bij zijn vader zien te komen. Dan zou hij veilig zijn.
Veilig. Voor altijd.
Richard probeerde naar zijn vader te reiken, probeerde naar hem toe te gaan, probeerde door de muur te stappen. Iets hield zijn arm vast. Geïrriteerd trok hij harder. Iemand hield hem van zijn vader weg. Hij schreeuwde tegen degene die hem vasthield dat hij hem los moest laten. Zijn stem klonk hol, leeg.
Toen werd hij van zijn vader weggetrokken.
Brullend gaf hij uiting aan zijn boosheid. Iemand probeerde hem bij zijn arm terug te sleuren. Razend greep hij naar zijn zwaard. Een grote hand sloot zich met een ijzeren greep over de zijne. Hij schreeuwde, buiten zichzelf van woede, en worstelde uit alle macht om het zwaard los te krijgen, maar de grote handen hielden hem stevig vast en trokken hem strompelend van zijn vader weg. Richard verzette zich, maar werd weggesleurd.
De groene muur kwam plotseling omhoog in plaats van de duisternis toen hij werd teruggetrokken. Chase sleurde hem ervandaan, door het groene licht. De wereld kwam met een misselijk makende ruk terug. Het droge, dode moeras kwam terug.
Plotseling kwam hij weer tot bewustzijn en Richard was ontsteld om wat hij bijna had gedaan. Chase liet zijn zwaardhand los. Bevend legde Richard die ter ondersteuning op de schouder van de grote man en spande zich in om op adem te komen toen ze uit het groene licht stapten. Opluchting om in zijn wereld terug te zijn overspoelde hem.
Chase leunde een eindje voorover en keek hem onderzoekend in de ogen. 'Alles in orde?'
Richard knikte, te overweldigd om te kunnen spreken. De aanblik van zijn vader had zijn verwoestende verdriet weer opgerakeld. Hij moest zich concentreren om alleen maar adem te halen, te blijven staan. Zijn keel deed pijn. Hij besefte dat hij bijna was gestikt, maar het zich op dat moment niet bewust was geweest.
Afgrijzen golfde door Richard heen toen hij besefte dat hij op een haar na door de muur, naar de dood was gestapt. Hij was volkomen onvoorbereid geweest op wat er was gebeurd. Als Chase er niet was geweest en hem had vastgehouden, zou hij nu dood zijn. Hij had geprobeerd zich over te geven aan de onderwereld. Hij had het gevoel alsof hij zichzelf niet kende. Hoe kon hij zichzelf eraan hebben willen overgeven? Was hij zo zwak? Zo broos?
Richards hoofd tolde van de pijn. Hij kon het visioen van zijn vaders gezicht niet uit zijn gedachten wissen, de manier waarop zijn vader naar hem verlangde, hem riep, zo wanhopig. Hij hunkerde ernaar bij hem te zijn. Het zou zo gemakkelijk zijn geweest. Het beeld spookte door zijn geest, weigerde los te laten. Hij wilde het niet loslaten, hij wilde teruggaan. Hij kon de aantrekkingskracht voelen, ook al verzette hij zich ertegen.
Daar was Kahlan, ze stond op hen te wachten, aan de rand waar ze uit het groene licht te voorschijn kwamen. Ze deed haar arm beschermend om zijn middel en trok hem van Chase weg. Met haar andere hand pakte ze zijn kaak vast, draaide zijn hoofd om en dwong hem haar aan te kijken.
`Richard. Luister naar me. Denk aan iets anders. Concentreer je. Je moet aan iets anders denken. Ik wil dat je je iedere kruising op ieder pad in het Hartland herinnert. Kun je dat voor me doen? Alsjeblieft? Doe het nu. Herinner je ze allemaal voor me.'
Hij knikte en begon zich de paden te herinneren.
Kahlan draaide zich woedend om naar Chase en sloeg hem zo hard ze kon in het gezicht.
`Schoft die je bent!' Ze gilde. 'Waarom doe je hem dat aan!' Terwijl ze heel haar gewicht in de strijd gooide, gaf ze hem nog een klap waarbij haar haren voor haar gezicht vielen. Chase probeerde niet haar tegen te houden. 'Je hebt het met opzet gedaan! Hoe kon je dat doen!' Ze haalde voor de derde keer naar hem uit, maar deze keer greep hij halverwege haar pols beet.
`Wil je dat ik het je vertel of wil je doorgaan met mij te slaan?'
Ze rukte haar hand weg en keek hem boos aan, haar borst ging hijgend op en neer. Een deel van haar haren was opzij van haar gezicht vastgeplakt.
`Het is gevaarlijk om door de Koningspoort te gaan, het is geen rechte weg, hij slingert en is bochtig. Op sommige plaatsen is hij heel smal: de twee wanden van de grens raken elkaar bijna. Eén verkeerde stap links of rechts en je bent weg. Jij bent de grens door geweest, Zedd ook. Jullie beiden begrijpen het. Je kunt hem niet zien voor je naar binnen gaat, anders weet je niet waar hij is. Ik weet het alleen omdat ik mijn hele leven hier heb doorgebracht. Het is nu nog gevaarlijker omdat hij gebreken vertoont, nog gemakkelijker om erdoor te lopen. Als je in de pas bent en je wordt door iets achternagezeten, dan zou Richard de onderwereld binnen kunnen rennen zonder ook maar te weten wat het was.'
`Dat is geen excuus! Je had hem kunnen waarschuwen!'
`Geen van mijn kinderen betoonde de juiste eerbied voor vuur voor het er zijn hand een keer in had gestoken. Je kunt zoveel praten als je wilt, ervaring is de beste leermeester. Als Richard niet zou begrijpen hoe het was voor hij de Koningspoort binnenging, zou hij er niet aan de andere kant uitkomen. Ja, ik heb hem daar met opzet in gebracht. Om het hem te laten zien. Om hem in leven te houden.'
`Je had het hem kunnen vertellen!'
Chase schudde zijn hoofd. 'Nee, hij moest het zien.'
`Genoeg!' zei Richard, zijn hoofd voelde eindelijk weer helder. Ze draaiden zich allemaal naar hem om. 'Er moet nog een dag voorbijgaan waarop een van jullie drieën mij niet de stuipen op het lijf jaagt. Maar ik weet dat jullie allemaal het beste met mij voorhebben. Op dit ogenblik hebben we belangrijkere dingen om ons zorgen over te maken. Chase, hoe weet je dat de grens verzwakt is? Wat is er veranderd?'
`De muur is aan het instorten. Eerst kon je niet door het groen in de duisternis kijken. Je kon niets aan de andere kant zien.'
`Chase heeft gelijk,' zei Zedd. 'Ik kon het vanhier zien.'
`Hoe lang nog voor hij het begeeft?' vroeg Richard aan de tovenaar. Zedd haalde de schouders op. 'Dat valt moeilijk te zeggen.'
`Raad er dan naar!' kaatste Richard terug. 'Geef me enig idee. Je beste gissing.'
`Het zal minstens twee weken duren. Maar niet meer dan zes of zeven.'
Richard dacht even na. 'Kun je je toverkunst gebruiken om hem te versterken?'
`Dat soort macht bezit ik niet.'
`Chase, denk je dat Rahl van de Koningspoort af weet?'
`Hoe moet ik dat weten?'
`Is er bijvoorbeeld al iemand door de pas gegaan?'
Chase dacht over die vraag na. 'Niet dat ik weet.'
`Ik betwijfel het,' voegde Zedd eraan toe. `Rahl kan door de onderwereld reizen, hij heeft de pas niet nodig. Hij haalt de grens neer. Ik denk niet dat hij zich iets van zo'n kleine pas aantrekt.'
`Je er wat van aantrekken is iets anders dan weten,' zei Richard. 'Ik denk niet dat we hier behoren te staan, en ik ben bang dat hij misschien weet waar we heen gaan.'
Kahlan streek de haren uit haar gezicht. 'Wat bedoel je?'
Richard keek haar vriendelijk aan. 'Denk je dat het je moeder en zuster waren die je zag toen je daarbinnen was?'
`Ik dacht van wel. Denk jij iets anders?'
`Ik denk niet dat dat mijn vader was.' Hij keek naar de tovenaar. `Wat denk jij?'
`Het is onmogelijk te zeggen. Niemand weet eigenlijk erg veel van de onderwereld.'
`Darken Rahl weet ervan,' zei Richard bitter. 'Ik denk niet dat mijn vader mij op die manier zou willen hebben. Maar Rahl wel, weet ik, dus ondanks wat mijn ogen mij vertellen, is het waarschijnlijker dat het leerlingen van Darken Rahl waren die probeerden mij te pakken te krijgen. Je zei dat we niet door de grens konden gaan omdat ze verwachtten dat wij het zouden doen, wachtten om ons te pakken. Ik denk dat dat hetgene was dat ik zag, zijn volgelingen in de onderwereld. En zij weten precies waar ik de muur heb aangeraakt. Als ik het goed heb, betekent dat dat Rahl weldra zal weten waar we zijn. Ik wil niet hier zijn om erachter te komen of ik gelijk heb.'
`Richard heeft gelijk,' zei Chase. 'En we moeten voor het vallen van de nacht het Skow Moeras bereiken, voor de harthonden te voorschijn komen. Het is de enige veilige plek tussen hier en Southaven. We zullen Southaven voor morgenavond bereiken en zullen daar veilig zijn voor de honden. De volgende dag zullen we een vriendin van mij gaan bezoeken, Adie, de bottenvrouw. Ze woont dicht bij de pas. Wij hebben haar hulp nodig om erdoor te komen. Maar vanavond is het moeras onze enige kans.'
Richard stond op het punt te vragen wat een bottenvrouw was, en waarom ze haar hulp nodig hadden om de grens over te steken, toen een donkere schimmige gedaante plotseling uit de lucht zwiepte en Chase zo'n harde klap gaf dat hij over een paar omgevallen bomen heen viel. Met een vreselijke snelheid wond de zwarte gedaante zich als een zweep rond Kahlans benen en trok haar voeten onder haar vandaan. Ze schreeuwde Richards naam, hij dook naar haar en greep haar vast. Ze sloten hun handen om elkaars polsen. Beiden werden over de grond gesleurd, naar de grens toe.
Zedds vingers wierpen vuur over hun hoofden. Het vloog gillend voorbij en verdween. Een tweede zwart aanhangsel sloeg bliksemsnel naar de tovenaar en gooide de oude man door de lucht. Richard haakte een voet om een tak van een houtblok. Verrot als hij was scheurde die los van de stomp. Hij draaide zijn lichaam rond en probeerde zijn hielen in de grond te graven. Zijn laarzen gleden over de natte moerasplanten. Hij hakte zijn hielen in de aarde, maar was niet sterk genoeg om te beletten dat ze allebei over de grond werden gesleurd. Hij moest zijn handen vrij hebben.
`Sla je armen om mijn middel!' gilde hij.
Kahlan wierp zich naar voren, gooide haar armen om hem heen en hield zich stevig vast. Het pezige zwarte wezen dat om haar benen was gewonden, golfde en kreeg haar steviger beet. Ze gilde toen het haar kneep. Richard rukte het zwaard los, de lucht vulde zich met gerinkel.
Het groene licht begon rondom hem te gloeien toen ze erin werden gesleurd.
Boosheid golfde door hem heen. Richards grootste angst werd bewaarheid; iets probeerde Kahlan te pakken te krijgen. Het groene licht werd helderder. Omdat hij over de grond werd gesleept, kon hij het wezen dat hen trok niet bereiken. Kahlan hield hem bij zijn middel vast, haar benen waren te ver weg, en het wezen dat haar benen vasthield, was nog verder weg.
`Kahlan, laat mij los!'
Ze was te bang om dat te doen. Ze klemde zich stevig, wanhopig, aan hem vast, hijgend van pijn. De groene plaat ging omhoog toen ze naar binnen werden gesleept. Het gezoem klonk luid in zijn oren.
`Laat mij los!' gilde hij opnieuw.
Hij probeerde haar handen van zijn middel los te maken. De bomen van het moeras vervaagden in de duisternis. Richard kon de druk van de muur voelen. Hij kon niet geloven dat ze hem zo stevig vasthield. Hij gleed op zijn rug over de grond en probeerde achter zich te reiken om de polsen van hem weg te trekken, maar kon het niet. Hij moest opstaan, dat was hun enige kans.
`Kahlan! Je moet mij loslaten, anders zijn we dood! Ik zal zorgen dat ze je niet te pakken krijgen! Vertrouw me! Laat mij los!' Hij wist niet of hij haar de waarheid vertelde, maar hij was er zeker van dat het hun enige kans was.
Haar hoofd drukte tegen zijn buik toen ze zijn lichaam vastgreep. Kahlan keek naar hem op, haar gezicht verwrongen van pijn toen het zwarte wezen haar kneep. Ze gilde en liet hem toen los.
In een oogwenk was Richard overeind. Toen hij opsprong, doemde de donkere muur ineens voor hem op. Zijn vader strekte zijn armen uit. Hij ontketende zijn woede en zwaaide het zwaard met iedere vezel van gewelddadigheid die hij in zich had rond. Het staal vloog door de barrière, door het wezen waarvan hij wist dat het niet zijn vader was. De donkere gedaante jammerde en ontplofte in een wolk van niets.
Kahlans voeten waren bij de muur, het donkere wezen stevig rond haar benen gewikkeld, duwend en trekkend. Hij bracht het zwaard omhoog. Moordlust stroomde door hem heen.
`Richard, nee! Het is mijn zuster!'
Hij wist dat het niet waar was, net zomin als het zijn vader was geweest. Hij gaf zich volledig over aan de brandende behoefte en bracht het zwaard zo snel als hij kon omlaag. Opnieuw vloog het door de muur heen, sneed door het weerzinwekkende wezen dat Kahlan vasthield. Er was een wirwar van flitsen, onaards geweeklaag en gejank. Kahlans benen waren vrij. Ze lag languit op haar buik.
Zonder te kijken wat er verder gebeurde, duwde Richard zijn arm onder haar middel en tilde haar met een enkele beweging op, nam haar op van de grond. Hij hield haar stevig tegen zich aan en hield het zwaard op de muur gericht terwijl hij zich van de grens terugtrok. Hij liep rustig achteruit en keek of zich ergens iets bewoog, of er ergens een aanval dreigde. Ze verlieten het groene licht.
Hij bleef lopen tot ze helemaal veilig waren, voorbij de paarden. Toen hij eindelijk bleef stilstaan en haar losliet, draaide Kahlan zich om en sloeg bevend haar armen om hem heen. Met moeite kon hij zijn woede bedwingen die hem aanspoorde weer tot de aanval over te gaan. Hij wist dat hij het zwaard zou moeten wegbergen om de woede, de aandrang, te bedwingen, maar hij durfde niet.
`Waar zijn de anderen?' vroeg zij in paniek. 'We moeten hen vinden.' Kahlan duwde zich van hem weg en begon terug te rennen. Richard greep haar bij haar pols en trok haar bijna omver.
`Blijf hier!' schreeuwde hij, veel bozer dan nodig was en duwde haar op de grond.
Richard vond Zedd in elkaar gestort, bewusteloos. Toen hij zich over de oude man heen boog, vloog er snel iets over zijn hoofd. Zijn woede kwam tot een uitbarsting. Hij draaide rond met het zwaard in zijn hand en kliefde het staal door de donkere gestalte. De stomp wankelde met een schril gekrijs terug in de grens en het afgehakte deel vervluchtigde in de lucht. Richard pakte Zedd met één arm op, gooide hem als een zak meel over zijn schouder en droeg hem naar Kahlan, waar hij hem voorzichtig op de grond legde. Ze hield het hoofd van de tovenaar in haar schoot en keek of hij gewond was. Richard rende diep gebukt terug, maar de verwachte aanval kwam niet. Hij wilde dat die wèl kwam; hij verlangde naar het gevecht, hunkerde ernaar toe te slaan. Hij vond Chase, die gedeeltelijk onder een houtblok beklemd zat. Richard greep de maliën beet en trok hem naar zich toe. Bloed stroomde uit een snee aan de zijkant van zijn hoofd, er kleefde rommel aan.
Richards geest ging als een razende tekeer, hij probeerde te bedenken wat hij moest doen. Hij kon Chase niet met één arm optillen en hij durfde het zwaard niet weg te leggen. Hij wist dat hij niet wilde dat Kahlan kwam helpen, hij wilde dat zij veilig, uit de buurt zou blijven. Richard pakte de leren tuniek van de grenswachter stevig beet en sleepte hem weg. De gladde moeraswieren vergemakkelijkten die inspanning enigszins, maar het was toch moeilijk omdat hij om verscheidene omgevallen bomen heen moest gaan. Verrassend genoeg volgde er verder geen aanval. Misschien had hij het gewond, of gedood. Hij vroeg zich af of het mogelijk was iets te doden dat al dood was. Het zwaard bezat toverkracht. Richard wist niet precies waartoe het in staat was, hij wist ook niet zeker of de wezens in het grensgebied dood waren. Uiteindelijk bereikte hij Kahlan en Zedd, en sleepte Chase dichter naar hen toe. De tovenaar was nog bewusteloos.
Kahlans gezicht was wit van bezorgdheid. 'Wat moeten we doen?' Richard keek onderzoekend rond. 'We kunnen hier niet blijven, en we kunnen hen niet in de steek laten. Laten we ze over de paarden leggen en weggaan. We zullen hun wonden verzorgen zodra we op veilige afstand zijn.'
De wolken waren dichter dan eerst en mist bedekte alles met een vochtige glans. Richard keek naar alle kanten, stak zijn zwaard in de schede en tilde Zedd gemakkelijk over zijn paard. Chase was moeilijker, hij was groot en zijn wapens waren zwaar. Uit de wond opzij van zijn voorhoofd stroomde bloed, zijn haar raakte ervan doordrenkt. Dit werd erger toen hij over het paard hing. Richard besloot dat hij iets aan de wond moest doen. Hij haalde snel een aumblad en een stuk doek uit een rugzak. Hij verfrommelde het blad om het genezende vocht eruit te laten lopen, drukte het tegen de wond en liet Kahlan de doek om Chase zijn hoofd wikkelen. De doek raakte vrijwel meteen doordrenkt, maar hij wist dat het aumblad in korte tijd het bloeden zou stelpen.
Richard hielp Kahlan haar paard bestijgen. Hij kon zien dat haar benen meer pijn deden dan ze wilde toegeven. Hij gaf haar de teugels van Zedds paard, steeg op, nam het paard van Chase en keek toen voorzichtig waar hij zich bevond. Hij wist dat het moeilijk zou zijn om het pad te vinden; de mist werd dichter en het zicht beperkt. Overal leken er geesten uit de schaduwen te kijken. Hij wist niet of hij Kahlan moest leiden of volgen, wist niet hoe hij haar het beste kon beschermen, dus ging hij naast haar rijden. Zedd en Chase waren niet vastgebonden en konden gemakkelijk van de paarden afglijden, dus moesten ze langzaam voortgaan. De dode sparren zagen er overal hetzelfde uit en ze konden niet een rechte lijn volgen want ze moesten heen en weer rond de omgevallen bomen rijden. Richard spoog muskieten uit die almaar in zijn mond vlogen.
De hemel was overal van hetzelfde donkere staalgrijs, je kon met geen mogelijkheid de zon zien, om je te oriënteren. Na enige tijd was Richard er helemaal niet zeker van dat ze de goede kant uit gingen, hij dacht dat ze het pad al hadden moeten bereiken. Hij bepaalde zijn positie aan de hand van bomen met een teken erop, en wanneer ze er een bereikten, koos hij een nieuwe boom, een stukje verder weg, in de hoop dat ze in een rechte lijn gingen. Om het goed te doen wist hij dat hij minstens drie bomen op een rij moest kunnen krijgen om er zeker van te zijn dat ze recht reden, maar hij kon niet zover in de mist vooruitzien. Hij kon er niet zeker van zijn dat hij ze niet in cirkels liet rondlopen. Ook al ging hij in een rechte lijn, hij was er niet zeker van dat dat de goede richting naar het pad was. `Weet je zeker dat we de goede weg gaan?' vroeg Kahlan. 'Het ziet er allemaal eender uit.'
`Nee. Maar in elk geval zijn we niet tegen de grens op gelopen.' `Vind je dat we moeten stilhouden om hen te verzorgen?'
`Dat mogen we niet wagen. Zover ik weet zouden we op drie meter afstand van de onderwereld af kunnen zijn.'
Kahlan keek zorgelijk rond. Richard dacht erover haar bij de andere twee te laten wachten terwijl hij vooruitging en het pad zocht, maar liet het idee varen omdat hij bang was dat hij haar misschien niet zou kunnen terugvinden. Ze moesten bij elkaar blijven. Hij begon zich af te vragen wat ze zouden doen als ze niet voor donker een weg naar buiten konden vinden. Hoe zouden ze zich tegen de harthonden moeten beschermen? Als het er veel waren, kon zelfs het zwaard ze niet allemaal op een afstand houden. Chase had gezegd dat ze het moeras voor het vallen van de nacht moesten bereiken. Hij had niet gezegd waarom, of hoe het moeras hen kon beschermen. Het bruine moerasonkruid vormde een eindeloze zee rondom hen met overal omgevallen boomkolossen erin.
Links van hen doemde een eik op, daarna meer, sommige met donkergroene bladeren die nat in de mist glansden. Zo waren ze hier niet ingekomen. Richard liet hen een eindje naar rechts gaan, de rand van het dode moeras volgend, in de hoop dat het hen naar het pad terug zou leiden.
Uit het kreupelhout tussen de eiken sloegen schaduwen hen gade. Hij hield zich voor dat het door zijn verbeelding kwam dat het leek of de schaduwen ogen hadden. Er was geen wind, geen beweging, geen geluid. Hij was boos op zichzelf dat hij verdwaald was, ook al kon dat gemakkelijk op deze plaats gebeuren. Hij was een gids; verdwaald raken was onvergeeflijk.
Richard ademde opgelucht uit toen hij eindelijk het pad zag. Ze stegen snel af en inspecteerden het tweetal dat aan hun zorg was toevertrouwd. Zedd lag er nog net zo bij, maar in elk geval was de wond van Chase opgehouden met bloeden. Richard had er geen idee van wat hij voor hen moest doen. Hij wist niet of ze bewusteloos waren geslagen, of dat het een of andere soort magie van de grens was. Kahlan wist het ook niet.
`Wat vind je dat we moeten doen?' vroeg ze aan hem.
Richard probeerde er niet zo bezorgd uit te zien als hij zich voelde. `Chase zei dat we het moeras moesten bereiken, want dat de honden ons anders te pakken zouden krijgen. Het heeft geen zin ze hier neer te leggen en te verzorgen terwijl wij wachten tot ze wakker worden, enkel en alleen om dan allemaal door de honden gegrepen te worden. Zoals ik het zie, hebben we maar twee keuzen: hen hier laten of ze meenemen. En ik denk er niet over ze hier achter te laten. Laten we hen vastbinden zodat ze er niet afvallen, en naar het moeras gaan.'
Kahlan was het ermee eens. Ze werkten snel en bonden hun vrien-
den op de paarden vast. Richard verbond Chase opnieuw en maakte de wond een beetje schoon. De mist ging over in een lichte regen. Hij zocht in de rugzakken, vond de dekens en haalde ze uit de oliedoek waar, ze in waren gepakt. Ze legden een deken over elk lichaam en bedekten ze toen met de oliedoek om hen droog te houden, met touw er kruiselings omheen om alles op zijn plaats te houden.
Toen ze klaar waren sloeg Kahlan onverwachts haar armen om hem heen, omhelsde hem een ogenblik innig en liet hem los voor hij het op zijn beurt bij haar kon doen.
`Dank je dat je me gered hebt,' zei ze zacht. 'De grens maakt me doodsbang.' Ze keek schaapachtig naar hem op. 'En als je mij herinnert aan wat ik zei over dat je niet achter me aan moest komen, geef ik je een schop.' Ze keek hem van onder haar wenkbrauwen glimlachend aan.
`Geen woord. Ik beloof het je.'
Hij glimlachte ook tegen haar, trok de capuchon van haar mantel op en stopte haar haren erin, om die droog te houden in de regen. Hij zette zijn eigen capuchon op en ze gingen op weg.
De bossen waren verlaten. Regen droop door de wirwar boven hun hoofden. De takken reikten rond het pad als klauwen die zich strekten om zowel paarden als mensen te grijpen. Zelfs zonder de leiding van hun ruiters draafden de paarden nauwkeurig over het midden van de weg en staken hun oren van de ene kant naar de andere op, alsof ze naar de schaduwen luisterden. Het kreupelhout was aan weerskanten zo dicht dat er geen kans was dat ze tussen de bomen konden vluchten als dat nodig zou zijn. Kahlan trok haar mantel dichter om zich heen. Ze konden alleen maar verder gaan, of teruggaan. En teruggaan kon niet. Ze lieten de paarden de rest van de middag en avond flink doorstappen.
Toen de stervende dag het zachte grijze licht met zich meenam, hadden ze het moeras nog niet bereikt, en het was onmogelijk te zeggen hoeveel verder het nog was. Ver weg door de bossen hoorden ze het geluid van janken. De adem stokte in hun keel.
De harthonden kwamen eraan.