4
Voor de derde keer in een week zat Mix in zijn auto op Campden Hill Square. Hij had de ramen dicht en liet de motor draaien voor de airconditioning. Het was een warme dag en het werd met de minuut warmer. Hij voelde zich een stalker en vond dat niet prettig, ook al omdat het hem aan Javy deed denken. Toen hij twaalf was, had Javy hem betrapt toen hij door een verrekijker tuurde die van zijn oudere broer was. Javy had hem geslagen omdat hij een gluurder was. Het had geen enkele zin gehad om te zeggen dat hij niet naar de buurvrouw had gekeken, maar naar iemands nieuwe motor die op straat geparkeerd stond.
Vergeet het, zei hij tegen zichzelf, zet het uit je hoofd. Dat zei hij altijd wanneer hij aan zijn moeder en Javy en het leven thuis dacht, maar hij vergat het nooit echt. Als hij onder het wachten in Christies slachtoffers had gelezen, zou dat de tijd hebben verdreven, maar misschien raakte hij er dan in verdiept en ontging ze hem. Hij moest daar nu al een halfuur hebben gestaan. Hij wachtte tot ze naar buiten zou komen en keek afwisselend naar haar voordeur en de gouden Jaguar die op het pad stond. Natuurlijk had hij haar al eerder gezien, maar dan had ze altijd een man bij zich gehad of was ze gekleed geweest in een van die half doorzichtige hemdjes waar ze zo van hield, onder een bontstola of een met lovertjes versierd denimjasje, of anders in een strakke spijkerbroek en op hoge hakken waarmee ze alleen maar heel kleine stapjes kon maken. Bij die gelegenheden stapte ze in een limousine met chauffeur.
Het zou niet lang duren voordat er een parkeerwachter kwam die hem wegstuurde. Als hij een klant op Campden Hill Square had gehad, zou dat hebben geholpen, maar die had hij niet. Hij had nogal wat gebronsde, gespierde jongemannen naar een aantal van die huizen zien gaan en nam aan dat de meeste bewoners een persoonlijke trainer hadden. Hij vroeg zich af of het zin had om hier te blijven zitten, hij had die ochtend nog verschillende klussen te doen, maar toen tikte een vrouw die een hond uitliet tegen het autoraampje. Ze had een sigaret in haar hand en de hond, niet veel groter dan een speelgoedbeest, droeg een rode halsband waaraan een plaatje met glitters hing. Ze waren hier allemaal rijk.
‘Weet u,’ zei ze met een stem als die van Colette Gilbert-Bamber. ‘Het is niet goed dat u hier zit met de motor aan. U vervuilt het milieu.’
‘En die sigaret van u dan?’ De combinatie van het wachten en haar arrogante stem maakte hem kwaad. ‘Als u nou eens opsodemieterde en dat kleine mormel meenam?’
Ze zei iets over brutaliteit en liep met grote passen weg; er viel as op het trottoir. Hij stond al op het punt om het op te geven toen Nerissa naar buiten kwam en in haar eigen auto stapte. Ze droeg een roze mouwloos topje en witte jeans, en haar haar was opgestoken met een roze zijden lint eromheen. Mix vond dat ze er mooier uitzag dan ooit, zelfs met die grote zwarte zonnebril die de helft van haar gezicht bedekte. Informele kleding stond haar goed. Maar welke kleding niet?
Het was van essentieel belang dat hij haar volgde, al zou hij daardoor te laat komen op zijn afspraak om elf uur in Addison Road. Hij zou de vrouw daar bellen en zeggen dat hij was opgehouden. Nerissa reed Notting Hill Gate in en ging in de richting van Portobello Road, maar die sloeg ze niet in. Ze reed door naar Westbourne Grove. Gelukkig was er weinig verkeer, niets wat zijn auto van de hare scheidde of hen ophield. Omdat er aan het eind van de straat aan de weg werd gewerkt, werden ze allebei vertraagd. Hij zag dat ze haar hoofd uit het raam stak omdat ze wilde zien wat er aan de hand was. Maar ten slotte waren ze de hekken en pionnen gepasseerd. Plotseling – ze gaf geen richting aan – zette ze haar auto op een parkeerplaats in een zijstraat. Ze deed geld in de meter en liep vlug naar een deur waarop met grote chromen letters shoshana’s fitnessclub stond. Het adres was 13 Charing Terrace. Inmiddels zorgde hij voor een verkeersopstopping doordat hij naar haar zat te kijken. Ten slotte dwong een koor van claxons en woedende kreten van andere automobilisten hem door te rijden.
Hij kwam tien minuten te laat bij de vrouw in Addison Road aan. Het hele eind naar de achterkant van dat grote huis en de souterraintrap af las ze hem de les over punctualiteit, alsof ze zijn baas was, niet zijn klant. Mix zei bijna tegen haar dat de schade aan de klimmachine volgens hem veroorzaakt was door een verkeerd gebruik, niet door slijtage, en dat hem dat niet verbaasde, zo grof en dik als ze was. Maar hij zei het niet. Ze had een elliptische crosstrainer bij Fiterama Accessories in bestelling en als hij zich onbeschoft gedroeg, maakte ze misschien een eind aan haar klandizie.
Het deed er ook allemaal niet toe, want hij wist nu naar welke fitnessclub Nerissa ging. Alleen jammer van dat huisnummer. Naast zijn andere occulte overtuigingen en angsten was Mix bijgelovig, vooral wat ladders betrof waar je onderdoor kon lopen en het getal dertien. Als het enigszins kon, ging hij dat getal uit de weg. Hij wist niet wanneer de fobie, of wat het ook was, begonnen was, al was het waar dat Javy, met wie zijn moeder op de dertiende van de maand getrouwd was, op 13 april jarig was. De dag waarop hij Mix zo erg had geslagen dat het bijna zijn dood was geworden, was waarschijnlijk ook de dertiende geweest, maar Mix was te jong geweest om zich dat te herinneren of het zelfs maar te hebben geweten.
In de Cockatoodle Club in Soho was het veel te warm. Het rook er naar allerlei soorten rook en naar Thaise groene curry, en het was er niet erg schoon. Tenminste, dat zei het meisje dat Eds vriendin Steph voor Mix had meegenomen. Ed was ook monteur bij Fiterama en Mix’ vriend, en Steph was de vriendin met wie hij samenwoonde. Het andere meisje streek steeds met haar vinger over de stoelpoten en onder de tafels en liet hem daarna aan iedereen zien.
‘Je bent net mijn oma,’ zei Steph.
‘Een gelegenheid waar mensen komen eten, moet schoon zijn.’
‘Eten! Dat zou niet gek zijn. Het is al drie kwartier geleden dat we die garnalen hebben besteld.’
Het andere meisje, dat Lara heette en hooikoorts of zoiets had waardoor ze steeds haar neus moest ophalen, streek weer met haar vinger door het stof aan de onderkant van hun tafel. Steph stak een sigaret op. Mix, die bezwaar had tegen roken, constateerde dat het haar achtste was sinds ze hier zaten. De hiphopmuziek was te hard om er normaal bij te kunnen praten; als je je verstaanbaar wilde maken, moest je schreeuwen. Het was Mix een raadsel hoe Steph daar met haar beschadigde longen in slaagde; hij stelde zich voor dat alle haartjes daarbinnen plat lagen. Net op het moment dat de serveerster de garnalen met kerrie voor de meisjes en de lamspastei voor de mannen kwam brengen, raakte Lara’s onderzoekende vinger zijn knie aan. Ze trok hem schielijk terug, alsof hij haar had gestoken.
Ze wisselden een geërgerde blik. Met al die herrie en dat afschuwelijke meisje en de pastei die rook alsof er groene curry in terecht was gekomen, zou Mix het liefst naar huis gaan. Hij was niet erg oud, maar hier was hij te oud voor. Lara zei dat een serveerster die zich zo kleedde een belediging was voor alle vrouwelijke klanten.
‘Hoezo? Ze ziet er goed uit. Ik vind haar rok mooi.’
‘Ja, jij wel, Ed. Dat bedoel ik nou. Het is meer een ceintuur dan een rok, als je het mij vraagt.’
‘Ik vroeg het je niet,’ schreeuwde Ed. ‘En ik kijk alleen maar; ik ga haar niet neuken.’
‘Dat zou je wel willen.’
‘O, stil nou maar,’ zei Steph, en ze pakte liefdevol Eds hand vast.
Ze amuseerden zich geen van vieren. Maar ze bleven. Ed bestelde een fles Moravische champagne en hij en Steph probeerden te dansen, maar het was te druk in de kleine ruimte, niet alleen om je te bewegen maar zelfs om overeind te blijven staan. Lara begon te niezen en moest haar servet als zakdoek gebruiken. Ze gingen pas om twee uur weg. Dat was net laat genoeg om hun niet het gevoel te geven dat de hemel naar beneden zou storten als ze naar huis gingen. Mix gaf zich over aan een van zijn fantasieën, ditmaal een nogal wraakzuchtige. Hij bood Lara een lift aan en stelde zich voor dat hij haar niet naar haar huis in Palmers Green zou brengen – dat was op dit uur nogal een afstand voor iemand die in Notting Dale woonde – maar haar in plaats daarvan naar Victoria Park of London Fields zou rijden, waar hij haar uit de auto zou duwen, waarna ze maar moest zien hoe ze in haar eentje thuiskwam. Dat wil zeggen, als ze niet het slachtoffer werd van de moorddadige maniakken die op die plaatsen schenen rond te hangen. Reggie, dacht hij, Reggie zou wel raad met haar hebben geweten.
Ze reden in stilte naar Hornsey. Mix fantaseerde dat Reggie haar naar Rillington Place zou lokken met de smoes dat hij haar met zijn inhaler van haar hooikoorts zou verlossen, en dat hij haar dan met die inhaler zou vergassen. Hij zou haar in zijn tuinstoel laten plaatsnemen en chloroform laten inademen…
‘Waarom was je zo vreselijk?’ vroeg ze hem toen hij achteloos ‘Welterusten’ had gezegd en de deur aan de passagierskant voor haar had opengemaakt. Hij gaf geen antwoord, maar wendde zijn gezicht af. Ze ging door de voordeur van nummer 13 naar binnen – natuurlijk – en liet hem met een harde klap achter zich dichtvallen. Er waren waarschijnlijk minstens tien andere bewoners in dat huis en die zouden allemaal wakker zijn geworden. Mix had het gevoel dat de dreun nog steeds nagalmde toen hij weer achter het stuur ging zitten.
Het was een koude nacht voor deze tijd van het jaar. Hij kende dit deel van de stad niet goed, miste zijn afslag en kwam, na wat urenlang rondrijden leek, bij de achterkant van het King’s Cross Station uit. Wat gaf het ook? Hij zou Marylebone Road en het viaduct nemen. Daar was het dag en nacht druk. Het verkeer hield nooit op. Maar de zijstraten waren leeg, en door de lantaarns, die ze minder somber moesten maken, leken ze juist nog onheilspellender en onveiliger dan wanneer het helemaal donker zou zijn.
Hij moest heen en weer, en nog een keer heen, door St Blaise Avenue rijden voordat hij een parkeerplaats vond waar hij zijn auto kon neerzetten. Als hij hem langs de gele lijn zette, zou hij voor halfnegen de volgende morgen weer weg moeten zijn. Op dit uur van de nacht stond de straat vol auto’s, maar je zag geen mensen. Tussen de zuilen van het portiek was het zo donker dat het even duurde voor hij het slot had gevonden en de sleutel erin had gestoken.
Toen hij langs de grote spiegel in de hal kwam, zag hij zichzelf als een vreemde, onherkenbaar in het halfduister. Alle lichten in het trappenhuis hadden een tijdschakelaar en gingen, had hij ontdekt, na ongeveer vijftien seconden uit. Omdat de peertjes in de hanglampen in de hal en op de trap een heel laag wattage hadden, lagen er grote plassen van duisternis in de hoeken. Vloekend op de hoge trap, ging hij naar boven. Hij was erg moe en wist niet waarom. Misschien kwam het door de stress van het volgen van Nerissa, of door Lara, die zo heel anders was dan zij. Zijn benen voelden zwaar aan en zijn kuitspieren deden pijn. Na twee trappen, op de eerste verdieping, waar mevrouw Chawcer achter een grote eikenhouten deur sliep, werden de lichten nog zwakker en gingen ze nog eerder uit. De bovenkant van de volgende trap was niet te zien. Vanhier uit gezien was de tweede verdieping in diepzwarte schaduw gehuld.
Het huis was zo groot en de plafonds waren zo hoog dat je zelfs op een zonnige dag een onbehaaglijk gevoel kreeg. ‘s Nachts veranderden de bloemen en vruchten die in het hout waren uitgesneden in waterspuwers en was het of hij in de stilte zachte zuchten uit de donkerste hoeken hoorde komen. Hij ging langzaam naar boven, want zoals gewoonlijk hijgde hij, en zoals in zulke situaties wel meer voorkomt, kon hij opeens half in spoken geloven. Hij had vaak van een bepaald oud huis gezegd dat hij niet in spoken geloofde maar dat hij er voor geen goud een nacht zou willen doorbrengen. De gewoonte die hij erop na was gaan houden om de treden van de bovenste trap te tellen, alsof hij er twaalf of veertien van kon maken, was erg hardnekkig. Hij deed het automatisch zodra hij op het lichtknopje had gedrukt. Maar al na drie treden meende hij, in het zwakke licht, een gestalte boven aan de trap te zien staan. Het was een tamelijk lange man met een bril op zijn spitse neus. Hij stond in het gekleurde licht van het Isabella-raam.
Het geluid dat naar zijn mond opsteeg, kwam eruit als een zacht gejammer, het soort geluid dat je in een nachtmerrie maakt als je denkt dat je heel hard schreeuwt. Tegelijk kneep hij zijn ogen stijf dicht. Met één hand uitgestrekt bleef hij daar staan, totdat het donkerder werd achter zijn oogleden en hij wist dat het licht weer uit was gegaan. Hij ging een stap terug, drukte weer op het lichtknopje, deed zijn ogen open en keek. De gestalte was weg. Als die daar ooit was geweest, als hij het zich niet had verbeeld.
Hij moest nog steeds al zijn moed verzamelen om die trap op te gaan, voorbij de plek waar de gestalte had gestaan en over de vlekken van Isabella-licht. Ten slotte ging hij zijn appartement binnen.
Het was een heldere ochtend. De verschrikkingen van de nacht verdwenen in het licht van de zon. Mix sliep uit, want het was zaterdag. Hij lag in de benauwende warmte van de oververhitte slaapkamer in zijn bed en keek naar een zwerm duiven, een enkele reiger die laag kwam overvliegen, een vliegtuig dat een spoor als een rooksliert achterliet in de blauwe hemel. Hij kon nu tegen zichzelf zeggen dat de gestalte op de trap een hallucinatie was geweest, of iets wat door het gebrandschilderde raam was veroorzaakt. De drank en de duisternis konden rare trucjes met je uithalen. Hij had nogal wat gedronken en het nummer 13 van het huis waar Lara woonde was net iets te veel voor hem geweest.
Toen hij opstond om thee te zetten en mee terug te nemen, zag hij Otto ver beneden als een silhouet van donkere chocolade op een van de afgebrokkelde muren zitten, waartegen oeroude bomen leunden en waaruit een oeroud latwerk scheef opzij hing. In de bijna identieke wildernis aan het eind van deze tuin scharrelden twee parelhoenders tussen de dode stengels en braamstruiken. Otto kon urenlang naar die parelhoenders kijken en zich afvragen hoe hij ze te pakken kon krijgen om ze op te eten. Mix had hem vaak gadegeslagen. Hij had een hekel aan de kat, maar hoopte half dat hij getuige zou zijn van de jacht en de moord. Het was waarschijnlijk verboden om die vogels te houden, maar de gemeente wist niets van hun bestaan en geen van de buren zei er ooit iets van.
Hij pakte zijn Nerissa-plakboeken uit een la en nam ze mee naar bed. Deze heldere ochtend was een goede gelegenheid om een foto van haar huis en misschien ook van haar fitnessclub te maken. En dan was er ook een kans dat hij haar weer zag. Terwijl hij in zijn verzameling Nerissa-foto’s en krantenknipsels bladerde, fantaseerde hij hoe hij haar zou kunnen ontmoeten; haar écht ontmoeten en haar dan aan hun vorige ontmoeting herinneren. Een feest zou daarvoor een ideale gelegenheid zijn, een feest waar ze heen ging en waarvoor hij zich kon laten uitnodigen. Toen bekroop hem de angst dat ze hem in haar straat had gezien en wist dat hij haar naar de fitnessclub was gevolgd. Hij moest voorzichtiger zijn.
Kon hij Colette Gilbert-Bamber overhalen een feest te geven? En vooral: kon hij haar, als ze dat deed, overhalen hem uit te nodigen? Hij had haar man nooit ontmoet; dat was een onbekende factor. Mix had zelfs nooit een foto van hem gezien. Misschien had hij een hekel aan feesten of hield hij alleen van formele feesten, met zakenlieden die droge wijn dronken en over obligaties en dalende beurskoersen praatten. En zelfs wanneer zo’n feest er kwam, zou hij dan het lef hebben om Nerissa te vragen of ze met hem wilde uitgaan? Hij zou met haar naar iets geweldigs moeten gaan, maar hij was daarvoor al aan het sparen, en als hij eenmaal ergens met haar gezien was – laten we zeggen, drie keer – zou hij het voor elkaar hebben. Dan zouden de televisieaanbiedingen binnenkomen, de verzoeken om interviews, de uitnodigingen voor premières.
Hij moest niet alles op één paard zetten. Hij zou straks de fitnessclub bellen en vragen of hij lid kon worden. Als hij nu eens ontdekte wie haar goeroe was, of haar helderziende of wat dan ook? Dat zou nog gemakkelijker zijn dan een feest. Hij wist dat ze er een had. Dat had in de kranten gestaan. Hij zou geen uitnodiging hoeven te hebben om naar een goeroe te gaan. Hij kon er gewoon heen gaan, mits hij betaalde. Het was wel na te gaan wanneer Nerissa haar afspraken had en dan kon hij ervoor zorgen dat hij voor haar of na haar was. Hij zou trouwens niet alleen maar doen alsof, niet alleen een truc uithalen. Hij vond het toch al geen slecht idee om naar iemand toe te gaan die van het bovennatuurlijke wist. Of er werkelijk spoken en geesten en zo bestonden, of dat ze alleen maar in je hoofd zaten. Een goeroe of een medium zou hem dat kunnen vertellen.
Mix dronk zijn thee op, sloot het plakboek en dwong zich om naar zijn hoge spiegel te lopen, een psyché met een roestvrijstalen lijst. Hij deed zijn ogen dicht en weer open. Kijk: niets en niemand achter hem, wat een krankzinnig idee! Hij was naakt en bekende zichzelf dat er wel enige verbetering mogelijk was. In zijn baan en met zijn ambitie zou hij een perfect figuur moeten hebben, een stevige borstpartij, slanke heupen en een klein, hard achterste. Ooit had hij dat alles gehad… en hij zou het opnieuw hebben, nam hij zich voor. Het was allemaal de schuld van al die chips en chocoladerepen. Aan zijn gezicht lag het niet. Dat was knap, volgens Colette en anderen, met regelmatige trekken en kalme, eerlijke blauwe ogen. Hij kon zien dat ze bewondering hadden voor zijn mooie bos lichtbruin haar met blonde vleugen, maar zijn huid zou niet zo bleek moeten zijn. Ze zou gewend zijn aan mannen met een perfecte bouw en een prachtige huid. De fitnessclub was de oplossing daarvoor, in combinatie met de zonnebank om de hoek. Hij kon zijn rug niet zien, maar hij wist dat de littekens nu allemaal weg waren. Jammer eigenlijk. Hij koesterde nog steeds een fantasie die begonnen was toen zijn rug nog bloedde, de fantasie dat hij iemand – de politie, het maatschappelijk werk – zou laten zien wat Javy had gedaan, en dat Javy dan geboeid naar de gevangenis werd afgevoerd. Dát, of anders zou hij hem vermoorden.
Vijf jaar was Mix de lieveling van zijn moeder geweest. Hij was haar enig kind; zijn vader was een vriendje geweest dat was weggegaan toen hij zes maanden oud was. Ze was nog maar achttien en hield zielsveel van haar zoontje. Maar niet alleen van hem, tenminste niet voor lang, want toen Mix vijf was, leerde ze James Victor Calthorpe kennen. Ze werd zwanger van hem en trouwde met hem. Javy, zoals iedereen hem noemde, was groot en donker en aantrekkelijk. In het begin schonk hij niet veel aandacht aan Mix, behalve om hem klappen te geven, en in het begin had de jongen ook de indruk dat zijn moeder nog net zoveel van hem hield als voorheen. Toen werd de baby geboren, een meisje met donkere ogen en donker haar, ze noemden haar Shannon. Mix kon zich niet herinneren dat hij zich druk maakte om de baby of vond dat ze meer aandacht van zijn moeder kreeg dan hij, maar de psychiater waar ze hem heen stuurden toen hij ouder was zei tegen hem dat zijn probleem in die tijd was begonnen. Hij nam het zijn moeder kwalijk dat ze eerst van hem hield en toen van Shannon. Daarom had hij geprobeerd de baby dood te maken.
Mix kon zich daar niets van herinneren, niet dat hij de ketchupfles had gepakt en haar ermee had geslagen. Of nee, niet echt geslagen. Hij had in de wieg geslagen maar haar niet geraakt. Hij kon zich niet herinneren dat Javy de kamer binnenkwam, maar hij herinnerde zich wel het pak slaag dat Javy hem had gegeven. En dat zijn moeder erbij had gestaan en had toegekeken maar niets had gedaan om het te verhinderen. Javy had de leren riem van zijn spijkerbroek gebruikt, en hij had Mix’ T-shirt over zijn hoofd getrokken en hem op zijn rug geslagen tot hij bloedde.
Dat was daarna nooit meer gebeurd, al bleef Javy hem slaan als hij niet in het gareel liep. Als de psychiater er niet over had gepraat, zou Mix alleen hebben geweten dat hij had geprobeerd Shannon dood te maken doordat Javy het steeds weer tegen hem zei. Hij kon vrij goed met zijn kleine zusje opschieten, en ook met het broertje Terry, dat een jaar later werd geboren, maar Javy hoefde hem maar op een beetje onenigheid met Shannon te betrappen, of te zien dat hij speelgoed van haar afpakte, en hij herhaalde dat verhaal weer en vertelde hoe Mix had geprobeerd haar dood te maken.
‘Jij zou nu dood zijn,’ zei hij dan tegen zijn dochter, ‘als ik die kleine moordenaar niet had tegengehouden.’ En tegen zijn zoontje: ‘Pas maar op voor hem. Hij vermoordt je waar je bij staat.’
Dat zou een manier zijn om beroemd te worden, dacht Mix soms, je stiefvader vermoorden uit wraak. Maar Javy had hen verlaten toen hij veertien was. Mix’ moeder had gehuild en gesnikt en was helemaal hysterisch geworden, totdat Mix het zat was en haar een klap in haar gezicht gaf.
‘Ik zal je een reden geven om te huilen,’ had hij in zijn woede geschreeuwd. ‘Erbij staan kijken als hij me in elkaar sloeg!’
Ze stuurden hem naar de psychiater omdat hij zijn moeder had geslagen. Een toekomstige pleger van huiselijk geweld, hoorde hij een maatschappelijk werkster hem noemen. Ze leefde nog, zijn moeder, was nog geen vijftig, maar hij zou haar nooit meer zien.
Omdat het zaterdag was, waren er veel parkeerplekken vrij in Westbourne Park Road. Toevallig stond hij bij dezelfde meter die Nerissa had gebruikt. Mix was verliefd genoeg om daar een kick van te krijgen, zoals hij die ook zou hebben gekregen als hij iets aanraakte wat zij had aangeraakt of een bord las dat zij uren eerder had gelezen. Hij ging naar de deur en drukte op de laagste van de bellen. De deur ging grommend open en hij kwam in een saaie gang die naar wierook rook, met een steile en smalle trap en een mooie nieuwe lift, een en al staal en glas, net als zijn spiegel. Die lift bracht hem twee verdiepingen omhoog, waar tot Mix’ opluchting alles was zoals het zijn moest: glad, glanzend en gestroomlijnd. Op de gang kwamen deuren uit met de opschriften reflexologie , massage en podiatrie . In de fitnessclub zag hij allemaal jonge mensen die hard aan het werk waren op loopbanden en skimachines en hometrainers. Door een groot raam zag hij meisjes in bikini en mannen die er zo uitzagen als hij eruit wilde zien. Ze zaten in een grote borrelende jacuzzi of daaromheen. Een slank, donker meisje in een luipaardtricot met daaroverheen een open witte jas vroeg hem wat hij wilde. Mix had een idee gehad. Hij vertelde wat voor werk hij deed en vroeg of ze iemand nodig hadden om de machines te onderhouden. Zijn firma was bereid Shoshana’s klandizie te aanvaarden.
‘Toevallig dat je dat zegt,’ zei het meisje, ‘want de jongen die dat voor ons zou gaan doen, heeft ons gisteren laten zitten.’
‘Ik denk dat we wel tijd voor jullie hebben,’ zei Mix. Hij vroeg welk tarief de teleurstellende firma in rekening bracht. Het antwoord stond hem aan. Hij kon het voor minder doen. En hij dacht er ook over om dit privé te doen. Dat was in strijd met de regels van de onderneming, maar hoe zouden ze er ooit achter komen?
‘Ik zal het aan madam Shoshana moeten vragen.’ Ze had een aarzelende stem en de heldere, nerveuze ogen van een muis. ‘Wil je me later bellen?’
‘Dat wil ik wel doen. Hoe heet je?’
‘Danila.’
‘Dat is een bijzondere naam,’ zei hij.
Ze leek een jaar of zestien. ‘Ik kom uit Bosnië, maar ben hier al sinds ik een kind was.’
‘Bosnië, ja.’ Er was daar oorlog geweest, herinnerde hij zich vaag, ergens in de jaren negentig.
‘Ik was even bang dat je lid wilde worden,’ zei Danila. ‘We hebben een ellenlange wachtlijst. De meesten komen niet meer dan vier keer – dat is het gemiddelde, vier keer – maar ze staan in de boeken, nietwaar? Ze zijn lid.’
Mix was maar in één lid geïnteresseerd. ‘Ik zal je bellen,’ zei hij.
Als Nerissa hier nu eens was? Hij liep door het gangpad tussen demachines. Voor elke machine hing op ooghoogte een televisietoestel, en die lieten allemaal een spelletjesprogramma of een erg oude tekenfilm van Tom en Jerry zien. De meesten keken al peddelend of gewichtheffend naar de tekenfilm. Ze was er niet. Hij had niet eens zo goed hoeven te kijken. Ze viel op tussen andere mensen als een engel in de hel of een roos in een riool. Die lange benen, dat gazellelichaam, dat ravenzwarte haar… ze zou hier grote sensatie wekken.
Hij dacht erover om naar een film te gaan en later iets met Ed te gaan drinken in het Kensington Park Hotel, het café dat Reggie altijd kph had genoemd. Toen dacht hij aan de gestalte die hij zich op de trap had verbeeld. Als dat nu eens geen hallucinatie maar een echte geest was geweest? Als het nu eens Reggie was geweest? Dat wil zeggen, zijn geest, die gedoemd was om rond te waren in de omgeving waar hij eens had gewoond. Mix wist dat Reggie er niet echt zo uitzag als Richard Attenborough, en ook niet echt als hijzelf. Hij had er heel anders uitgezien, langer en slanker en ouder. Er stonden genoeg foto’s in de boeken. Toen Mix zich de man op de trap voor ogen probeerde te halen, werd hij erg bang. Trouwens, hij kon zich hem niet goed voorstellen. Hij wist nog net dat het een man was, en dat hij niet erg jong was geweest en misschien een bril had gedragen. Die bril kon hij toch niet hebben verzonnen? Die kon hij niet in zijn hoofd hebben gehad.
Misschien was Reggie bij zijn leven in St Blaise House geweest. Waarom niet? Mevrouw Chawcer was aan hem ontsnapt, maar misschien was hij achter haar aan gekomen. Mix, die erg goed op de hoogte was van Reggies leven nadat die naar Notting Hill was gekomen, stelde zich voor dat ze naar Rillington Place ging, zoals het toen heette, voor een abortus, maar dat ze bang werd en vluchtte. Een geluk dat ze ontsnapt was. Had Reggie geprobeerd haar over te halen zich bij haar thuis te laten aborteren? Nee, want hij moest zich van het lichaam ontdoen. Hij ging daarheen om haar over te halen terug te komen…
Bestonden geesten, en zo ja, had hij de geest van de moordenaar gezien? Waarom was die teruggekomen? En waarom daar en niet in Rillington Place, waar zoveel dode vrouwen begraven hadden gelegen? Maar dat was wel duidelijk. Hij zou Rillington Place niet hebben herkend, niet na wat ze ermee hadden gedaan. Zijn grote Victoriaanse huis en alle andere huizen waren met de grond gelijkgemaakt. Die truttige nieuwbouw, die bomen en die ‘blije’ atmosfeer zouden hem daar weggehouden hebben. Hij had naar het huis in Oxford Gardens kunnen gaan, waar zijn eerste slachtoffer, Ruth Fuerst, een kamer had gehad. Zij was degene wier bot als stut van het hek in Reggies tuin had gefungeerd. Of naar dat van zijn tweede slachtoffer, Muriel Eady, die in Putney had gewoond. Maar St Blaise House was dichterbij en vooral onveranderd. Hij zou dat op prijs stellen, een huis dat nog precies zo was als in de jaren veertig en vijftig. Hij zou zich daar op zijn gemak voelen, en trouwens, hij had daar nog een karwei af te maken.
Zij was nu oud, maar hij niet. Hij was nog net zo oud als toen ze hem hadden opgehangen en dat zou hij altijd blijven. Was het niet vanzelfsprekend dat hij was teruggekomen om ouwe Chawcer te vinden en haar met zich mee te nemen naar waar het ook maar was dat hij vandaan kwam? Nee, zo moet je niet denken, zei Mix tegen zichzelf terwijl hij de tweeënvijftig treden beklom, zo maak je jezelf doodsbang.