27
‘Je vader belde me.’ Ik vermoord pa, was haar eerste gedachte, maar toen voelde ze ineens een enorme liefde voor haar vader. ‘Dat had hij niet moeten doen,’ zei ze.
‘Die kerel, is hij weg?’
‘Hij is er nog. Hij is daar.’
Darel liep de kamer in waar Mix, die nog stond, een glazen beeldje bekeek dat sterk op het beeld leek dat hij voor Danila had gebruikt. Ook iets wat ze met elkaar gemeen hadden…
‘Eruit,’ zei Darel.
‘Pardon? Ik geloof niet dat we elkaar kennen. Mix Cellini. Ik ben een vriend van mevrouw Nash. We bespraken net hoe we de avond zouden doorbrengen, totdat we zo ruw werden onderbroken.’
‘Ik zei: eruit. Wegwezen. Tenzij je wilt dat ik je eruit zet.’
‘Allemachtig!’ Mix begreep er niets meer van. ‘Wat heb ik gedaan? Dat zou ik wel eens willen weten. Vraag het haar, als je mij niet gelooft.’
‘Ik zou echt graag willen dat je weggaat,’ zei Nerissa. ‘Alsjeblieft, maak er geen ruzie om. Ga nou maar.’
‘Omdat jij het me vraagt, zal ik het doen,’ zei Mix. ‘Ik weet dat je het niet meent. Jij weet en ik weet dat ik terugkom zodra je vechtersbaas weg is.’ Hij probeerde waardig naar de deur te lopen, maar hij was aan het leren dat een man met een dikke buik een heleboel dingen kan zijn, maar dat ‘waardig’ daar niet een van is. In de deuropening draaide hij zich om. ‘Ik laat je nooit gaan,’ zei hij, meer omdat hij vond dat hij het moest zeggen dan omdat hij het meende. Hij maakte de voordeur open en deed hem achter zich dicht.
‘Dank je,’ zei Nerissa met een zwakke stem. ‘Denk je dat hij het meent, dat hij me nooit meer laat gaan?’
‘Nee. Waarschijnlijk denkt hij dat ik hier woon, dat ik je partner of weet ik veel ben.’
Ze wilde zeggen: was dat maar waar, of: wil je dat zijn? Maar ze kon alleen maar naar hem kijken, naar zijn mooie Keltische gezicht, zijn zwarte haar, de lichte huid met een vage blos op de wangen, zijn slanke handen met lange vingers, zijn lange lichaam.
‘Ik heb je iets te zeggen, Nerissa. Ik hoop al weken op een kans om het je te zeggen.’
Ze kon het niet laten: ‘Je had me kunnen bellen.’
‘Dat weet ik. Ik wilde zorgvuldig nadenken over wat ik wist en wat ik wilde. Ik moest zeker weten dat ik er goed aan zou doen. Ik ben daar nu zeker van.’
‘Zeker waarvan?’
Hij glimlachte. ‘Kom hier. Kom naast me zitten.’
Mix’ uitnodiging had ze meteen afgewezen, maar nu was hetzelfde verzoek, uitgesproken vanaf dezelfde plaats op de bank, van Darel gekomen, en ze accepteerde het. Hij keek haar aan en nam toen haar beide handen in de zijne. ‘Toen we naast jullie kwamen wonen, was ik een grote tiener en jij een kleine. Ik vond je toen al mooi, wie zou dat niet vinden? Maar ik deed er niets aan. Ik had trouwens algauw een vriendin en ging naar de universiteit. Ik heb vijf jaar gestudeerd, één jaar in de Verenigde Staten. En toen ik weer thuiskwam, was je een beroemd model.’
‘Dat weet ik nog,’ zei ze.
‘Ik haalde het in mijn hoofd dat je een leeghoofdige, frivole vrouw moest zijn. Ik dacht dat alle modellen dat waren. En ook grillig en wat mijn moeder verwaand noemt… en… nou ja, met zo’n houding van ik-kom-mijn-bed-pas-uit-voor-tienduizend-pond. Natuurlijk voelde ik me tot je aangetrokken, maar ik dacht dat als ik bij je zou zijn je dingen zou zeggen en doen die me kwaad zouden maken. En dus ging ik niet met mijn ouders mee als die van jou ons uitnodigden voor een drankje. Ik wist dat jij daar zou zijn. Daarom ging ik ook niet mee op de dag voordat ik verhuisde.’
‘En wat gebeurde er toen?’
‘Nou, ik wist dat als ik ooit met je alleen zou zijn ik je vast en zeker zou vragen met me uit te gaan. Ik zou me niet kunnen inhouden. Ik moest er steeds weer aan denken dat mijn moeder een keer zei dat jouw moeder haar had verteld hoe rommelig je in huis was, en dat je nooit ergens op tijd kwam, en ik wist dat ik daar niet tegen zou kunnen. Ik heb een plan voor mijn leven gemaakt, Nerissa, ik heb het allemaal uitgewerkt, waar ik heen ga en hoe ik daar zal komen. Ik wil onder andere een serieuze relatie. Ik ben bijna eenendertig en wil een duurzaam partnerschap, zelfs een huwelijk.’
Ze knikte en voelde dat zijn handen zich strakker om de hare sloten.
‘Een huwelijk, en ook kinderen. Waarom niet? Maar ik wilde die weg niet gaan met een vrouw die door iedereen bewonderd en aanbeden werd. Ik had geen zin om de tweede viool te spelen. Ik wilde geen vrouw die slordig en… nou ja, imprudent en extravagant was. En ik kan niet tegen mensen die altijd te laat zijn. Eerlijk gezegd had ik geen zin om “meneer Nerissa Nash” te zijn als ik op jouw soort feestjes aankwam, of wat ik dacht dat jouw soort feestjes was, een uur te laat, terwijl niemand met me praatte omdat jij het brandpunt van alle ogen was.’
Ze wist niet precies wat hij met dat ‘brandpunt’ bedoelde, en ze was ook niet zo zeker van ‘imprudent’. Ze luisterde.
‘Maar toen we elkaar die dag in St James’s Street tegenkwamen,’ ging hij verder, ‘kreeg ik een ander beeld. Ik stelde je op allerlei manieren op de proef. Er was bijvoorbeeld dat etentje. Je was precies op tijd. En dit huis. Ik denk niet dat je het zelf schoonhoudt, maar je houdt het in elk geval zo netjes als je werkster het heeft gemaakt. Onder het eten praatte je over politiek en moraliteit en… nou, zelfs over economie. Ik dacht: ik wacht nog even. Als ze me belt en veeleisend wordt of op haar strepen gaat staan, als ze denkt dat ze mij kan krijgen wanneer ze maar wil, is het uit. Maar zo gedroeg je je niet.’ Hij trok haar een beetje naar zich toe. ‘Je bent geslaagd voor de test. Met vlag en wimpel. Ik dacht: ja, ze is geschikt voor wat ik wil, ze is echt de ware. Dus zullen we vanavond ergens gaan eten, Nerissa?’
Ze had haar handen voorzichtig uit de zijne getrokken en schoof een eindje op de bank van hem vandaan. Haar hart, dat gewoonlijk langzaam en regelmatig sloeg, als het hart van een atlete of een goed getrainde jonge vrouw, had een arts tegen haar gezegd, begon nu te bonken.
‘Ik denk het niet,’ zei ze, en zelfs in haar eigen oren klonk haar stem ver weg. ‘Ik wist niet dat ik deelnam aan een quiz, een competitie of zoiets. Als ik dat had geweten, had ik er niet aan deelgenomen.’
‘Waar heb je het over, lieveling?’
‘Ik ben je lieveling niet en zal dat ook nooit worden. Ik doe niet mee aan tests om na te gaan of ik een… een geschikte kandidaat ben.’
‘Kom nou, Nerissa.’
‘Ik ben wat ik ben. En degene die een, hoe noem je dat, duurzaam partnerschap, met me wil, zal me moeten nemen zoals ik ben. Bedankt dat je bent gekomen en die man hebt weggestuurd. Ik ben je dankbaar, maar we zullen elkaar niet meer ontmoeten.’
Hij stond op, een toonbeeld van verbazing en onbegrip.
‘Dag, Darel,’ zei ze.
Zodra hij weg was, pakte ze de telefoon op, draaide het nummer van het restaurant waar ze met iemand van Vogue zou lunchen en zei dat ze een halfuur later zou komen. Toen huilde ze een beetje. Terwijl ze haar make-up aan het bijwerken was, de schade herstelde die haar tranen hadden aangericht, ging de telefoon. Het was haar vader.
‘Is hij gekomen?’
‘Ja. Je had dat niet moeten doen, pa. Ik weet dat je het goed bedoelde.’
‘Zolang als ik leef, zal ik zorgen dat mijn meisje alles krijgt wat ze wil, zolang het in mijn macht ligt. Wanneer zie je hem opnieuw?’
‘Nooit. Ik bel je later.’
Ze moest nog één telefoongesprek voeren voordat ze uitging. Hij nam bijna meteen op.
‘Rodney, wil je vanavond met me uit? Naar iets afschuwelijks. Bijvoorbeeld naar die Cockatoodle Club in Soho, ik ben daar nog nooit geweest. We maken het laat en gaan laat naar huis en drinken champagne. Nee, ik weet dat ik niet drink, maar vanavond overtreed ik mijn eigen regel. Wil je? Je bent een schat. Tot vanavond.’
Ze hoefde geen partner te hebben, ze hoefde niet te trouwen, dacht ze toen ze in de taxi stapte. Ze was jong. Waarom zou ze zich niet gewoon amuseren? Zolang ze aardig voor mensen was en het niet te hoog in haar bol kreeg of dacht dat haar uiterlijk een prestatie was waar ze trots op kon zijn. Allereerst zou ze naar haar kapper gaan en hem staartjes in haar haar laten maken, of misschien zelfs dreadlocks. Ze had dringend behoefte aan een provocerend gebaar…
Ik kan mijn huis niet eens meer mijn eigen huis noemen, dacht Mix, toen hij naar beneden kwam om zijn post op te halen, voorzover hij die had. Het was de volgende dag, halverwege de ochtend, en hij stond in de hal en hoorde de stemmen van drie vrouwen uit de salon komen. Opoe Winthrop, opoe Fordyce en wie was nummer drie? Hij luisterde. Háár moeder natuurlijk, mevrouw Mumbo-jumbo. Waarom kwamen ze hier elke dag? Totdat hij besefte wat hij deed, was hij verontwaardigd namens ouwe Chawcer, die het nog niet eens gegund werd om een paar dagen naar vrienden te gaan. Wat ging het hun aan? Toen herinnerde hij zich dat ze dood was.
Mevrouw Mumbo-jumbo had waarschijnlijk al over zijn confrontatie met de vechtersbaas van de vorige dag gehoord. Aan de andere kant had Nerissa het haar misschien niet verteld. Misschien wilde ze zich van de vechtersbaas ontdoen en een echte relatie met hem opbouwen voordat ze iets tegen haar ouders zei. Hij zou een dag of twee wachten en dan teruggaan en vragen wat er gebeurd was nadat hij zo verstandig was geweest om weg te gaan. Er was iets aan die vechtersbaas dat hem aan Javy deed denken, vooral zijn uiterlijk. Javy zou nu wel grijs zijn, maar voordat Mix het ouderlijk huis verliet, had hij een olijfbruine huid en roze wangen en veel zwart haar gehad. Vrouwen vonden hem aantrekkelijk, al kon Mix nooit begrijpen waarom.
Hij was naar de sociale dienst geweest en had zich daar ingeschreven. Ze gaven hem wat geld en boden hem een heleboel banen aan die hem niet aanstonden. Dat kon nog wel een paar weken wachten. Omdat hij geen van de drie vrouwen wilde ontmoeten, pakte hij vlug de catalogi van de postorderbedrijven Dig-it en Wall op en ging ermee naar boven, al was hij geen tuinier en ook geen vrouw en had hij er dus niet veel aan. Tweeëntwintig treden naar de verdieping waar zij had geslapen, zeventien naar de verdieping waar niemand sliep en niemand ooit kwam, nog dertien helemaal naar boven. Hij telde ze niet altijd, niet als hij bang was, maar hij telde ze nu wel, alsof hij er veertien van kon maken.
Met de string op haar schoot vroeg Hazel Akwaa aan haar tante en Queenie of ze eraan hadden gedacht Gwendolens kleren te doorzoeken. Ze schudden allebei hun hoofd en Olive haalde haar schouders op.
‘Dat is zo opdringerig,’ zei Queenie. ‘Een grote schending van haar privacy. Ik bedoel, hoe zou jij het vinden als je wegging en anderen je kleren gingen doorzoeken? Je zou je geschónden voelen.’
‘Ja, dat zou ik me voelen, als ik tegen hen had gezegd waar ik heen ging en een adres had achtergelaten. Maar als ik was verdwenen en vermist werd, zou ik er blij om zijn. Ik zou gevonden willen worden.’
‘Alles welbeschouwd vind ik dat we het moeten doen,’ zei Olive. Ze gingen de trap op. ‘Ik hoop dat iemand die kat te eten geeft.’
‘Er is elke dag eten voor hem neergezet, maar hij heeft het sinds zondag niet aangeraakt. Hij is ergens heen.’
‘Het lijkt wel of hij wegging toen Gwendolen wegging,’ zei Queenie. Ze vertelde Hazel over het laken dat weg was.
‘Weten jullie dat heel zeker?’
‘Ze heeft rare gewoonten. Ik dacht dat ze misschien alleen maar het bovenlaken had weggenomen en het onderlaken en de dekens had laten liggen, maar ik heb in de wasmachine en zelfs in die afschuwelijke oude wasketel gekeken. Bij Gwendolen weet je het nóóit. Misschien heeft ze het zelfs meegenomen.’
‘Wat, de kat of het laken?’
‘Nou, het kan allebei. Maar niemand, níémand, hoe excentriek ook, zou een vuil laken meenemen als ze bij vrienden ging logeren. Dan moet je wel knettergek zijn. En hoe zou ze een kat kunnen meenemen?’
Inmiddels waren ze alle drie in Gwendolens slaapkamer en had Olive het raam opengezet omdat het nog mooi weer was en de zon scheen.
‘Het ruikt hier niet lekker,’ zei Hazel.
Haar tante haalde haar schouders op. ‘Dat krijg je als je een kamer nooit schoonmaakt.’
‘Weet je, dit vloerkleed is eigenlijk blauw, maar er zit zo’n dikke laag kattenharen op dat het grijs lijkt.’
Hazel maakte de deur van de kleerkast open en er kwam haar meteen een sterke kamferlucht tegemoet. Gwendolens oeroude jurken hingen dicht opeen aan hangers die lang geleden met zijde waren bekleed en waar lavendelzakjes tussen waren gehangen. Daaronder stonden schoenen chaotisch door elkaar, niet twee aan twee. Olive begon ze te tellen.
‘Zeven,’ zei ze. ‘En dat zegt iets. Nog niet zo lang geleden heeft ze me verteld dat ze zeven paar schoenen had.’
‘Misschien heeft ze er een paar bijgekocht.’
‘Vast niet. Dat zou ze me hebben verteld. Ik wil niet zeggen dat ze me altijd in vertrouwen nam, maar wel dat Gwen niet iets zou kunnen kopen, laat staan zo’n duur artikel, zonder dat ze over de kosten klaagde tegen iedereen met wie ze sprak.’
‘Ze kan niet zonder schoenen zijn weggegaan,’ zei Hazel.
‘En ook niet zonder haar ring met robijn.’ Queenie had het juwelenkistje opengemaakt en keek erin. Ze hield een ring met een rode steen omhoog. ‘Die is van haar moeder geweest. Ze ging nooit ergens heen zonder die ring.’