2
A l met al was het een vreemd deel van de wereld. Mix was er nog niet aan gewend, de Westway in het noorden en Wormwood Scrubs met zijn gevangenis dichtbij, een wirwar van kronkelende straatjes, grote huizen, functionele blokken, lelijke Victoriaanse rijtjeshuizen, naargeestige woningen die meer op kerken dan huizen leken, huisjes die slim op verschillende hoogte waren gezet om de schijn te wekken dat ze daar al tweehonderd jaar stonden, winkels op straathoeken, apk -keuringscentra, garages, zaaltjes, echte kerken van de Heilige Katholieke Apostolici of de Heiligen der Laatste Dagen en kloosters voor oblaten en karmelietessen. Er woonden mensen van wie de familie daar altijd al had gewoond en mensen van wie de familie uit Freetown, Goa, Vilnius, Beiroet of Aleppo kwam.
De Gilbert-Bambers woonden ook in West 11, maar dan wel in het stijlvolle deel daarvan. Hun huis stond in Landsdowne Walk. Het was niet zo groot als dat van mevrouw Chawcer, maar het was indrukwekkender, met Corinthische zuilen langs de hele voorkant en grote vazen met struiken op de balkons. Mix deed er niet meer dan vijf minuten over om erheen te rijden en nog eens vijf om zijn auto bij een meter te parkeren, al kostte hem dat niets, want het was na halfzeven. Toen Colette opendeed, wierp ze hem een van haar sexy blikken toe, en dat was helemaal niet nodig, want ze wisten allebei waarvoor ze hem had laten komen en wat hij kwam doen. Hij van zijn kant gedroeg zich formeel. Glimlachend liep hij met zijn gereedschapstas naar binnen en zei dat het boven was, als hij het zich goed herinnerde.
‘Natuurlijk herinner je je dat goed,’ zei Colette giechelend.
Dat werd weer traplopen, maar deze treden waren breed en niet zo hoog, en trouwens, hij hoefde maar één verdieping naar boven. ‘Hoe gaat het tegenwoordig met mevrouw Nash?’
Hij had geweten dat ze dat niet leuk zou vinden en dat vond ze ook niet. ‘Vast wel goed. Ik heb haar een paar weken niet gezien.’
Hij had Nerissa Nash voor het eerst bij de Gilbert-Bambers ontmoet. Misschien kon je beter zeggen dat hij daar een keer tegelijk met haar was. Voordat hij haar had gezien, had hij Colette mooi gevonden, haar slankheid en haar lange blonde haar en volle lippen, al had ze hem over de collageenimplantaties verteld. Het verschil tussen hen, had hij gedacht, was dat tussen een Hollywood-ster en het mooiste meisje op kantoor.
Colette ging hem voor naar de slaapkamer. Wat ze haar trainingskamer noemde, was in werkelijkheid een kleedkamer die naast de badkamer op de slaapkamer uitkwam en bij de bouw ontworpen was voor de heer des huizes.
‘Als hij wilde neuken, klopte hij op haar deur,’ had Colette uitgelegd. ‘In die tijd mochten ze ook al graag neuken.’
De kamer was nu voorzien van een loopband, een stepmachine, een hometrainer en een elliptische crosstrainer. Er waren een rek met gewichten, een opgerolde yogamat, een blauwgroene opblaasbare bal en een maagdelijke koelkast die nooit iets in de trant van Boot Camp had gekend maar alleen sprankelend bronwater bevatte. Mix zag meteen waarom de loopband niet wilde starten. Colette was niet dom en wist waarschijnlijk zelf ook wel wat er aan de hand was.
De machine had een beveiliging in de vorm van een sleutel die in een sleutelgat ging en waar een koord aan vastzat met een klemmetje aan het andere uiteinde. Het was de bedoeling dat je dat klemmetje aan je kleren vastmaakte als je op de loopband ging; als je dan viel, werd de sleutel losgetrokken en stopte de motor. Mix hield de sleutel omhoog.
‘Je hebt hem er niet in gestoken.’
‘Zoals de actrice tegen de bisschop zei.’
Hij vond die grap nogal afgezaagd. Hij had hem al meer dan twintig jaar geleden van zijn stiefvader gehoord. ‘Hij start niet als de sleutel er niet in zit,’ zei hij met toonloze stem, want hij wilde laten blijken dat hij haar niet grappig vond. Aan de andere kant had hij niet te klagen. Alleen al voor zijn komst zou hij zijn voorrijtarief van vijftig pond in rekening kunnen brengen.
Hij stak de sleutel erin, startte de machine, liet haar vlugger en langzamer draaien – waarom zou zij helemaal haar zin krijgen? – en deed wat olie onder de pedalen. Colette zette de machine zelf uit en leidde hem terug naar de slaapkamer. Soms vroeg hij zich af wat er zou gebeuren als de weledelgeboren Hugo Gilbert-Bamber onverwachts terugkwam, maar dan kon hij altijd zijn kleren weer aanschieten en met zijn schroevendraaier en olieblikje tussen de machines gaan zitten.
Mix was van plan beroemd te worden. Het enige leven waarnaar je tegenwoordig kon verlangen, vond hij, was dat van een beroemdheid. Dat mensen je op straat aanspraken en om je handtekening vroegen, dat je incognito moest reizen, dat je je foto in de kranten zag, dat journalisten je om interviews vroegen, dat fans zich afvroegen wat voor seksleven je had, dat je in roddelrubrieken werd geciteerd. Dat je een zonnebril droeg als je niet herkend wilde worden, en in een limousine met getinte ruiten werd rondgereden. Dat je je eigen pr-persoon had, misschien zelfs wel Max Clifford.
Je kon het best beroemd zijn omdat je iets deed wat mensen mooi vonden of waarom ze je bewonderden, zoals hij Nerissa Nash bewonderde. Toch was roem die aan een grote misdaad was ontleend ook wel benijdenswaardig. Hoe zou het aanvoelen om de man te zijn die de politie uit een gerechtsgebouw smokkelt, met een jas over je hoofd, want als de menigte je zag, zouden ze je aan stukken scheuren? Moord leverde je eeuwige roem op. Denk maar eens aan de moordenaar van John Lennon, of die van president Kennedy, of Princip die de Oostenrijkse aartshertog vermoordde en daarmee de Eerste Wereldoorlog ontketende. Toch zou het beter en ook veel veiliger zijn om Nerissa Nash’ partner te zijn. Dat zou hem al gauw beroemd maken. Hij zou in praatprogramma’s op de televisie worden uitgenodigd, en op feesten van de Beckhams en Madonna.
Colette was zelf ook model geweest, zij het niet op het hoogste niveau, en haar huwelijk met een effectenmakelaar had een eind aan haar carrière gemaakt. Toch waren zij en Nerissa goede vriendinnen gebleven. Mix was in de trainings-/kleedkamer geweest om een nieuwe riem op de loopband te zetten, nu eens omdat het echt nodig was. Iets anders was op die dag niet mogelijk geweest, want er was een ingehuurde kok in huis die een lunch voor Nerissa en Colette klaarmaakte. De twee vrouwen kwamen de slaapkamer in omdat Colette haar vriendin een nieuwe creatie wilde laten zien die ze voor een astronomisch bedrag in een boetiek in Notting Hill had gekocht. Mix hoorde hen fluisteren en giechelen. Hij wist het niet zeker, maar hij meende Nerissa haar vriendin te horen waarschuwen dat ze zich niet zomaar moest uitkleden omdat ‘die man’ in de trainingskamer was.
Mix kende Colette en haar levenshouding goed genoeg om te weten dat het haar niet kon schelen al zaten er vijftig mannen in de trainingskamer die allemaal door de glazen deur met open mond naar haar keken, ze zou dat juist prachtig vinden, maar hij waardeerde Nerissa’s kuise houding. Zoiets maakte je tegenwoordig niet vaak meer mee. Tot dan toe had hij haar nooit gezien, behalve dan haar foto in de boulevardpers. Haar stem was zo mooi en haar lach zo zilverig dat hij haar beslist wilde zien. Hij gebruikte een techniek die hij altijd gebruikte wanneer hij met de dame des huizes wilde spreken. Hij schraapte nadrukkelijk zijn keel en riep: ‘Bent u daar, mevrouw Gilbert-Bamber?’
Colette giechelde bij wijze van antwoord, en dus verspilde hij geen tijd meer en liep de slaapkamer in. Colette droeg een rode beha en een dito slipje, maar hij had wel meer van haar gezien. Om zijn eigen woorden te gebruiken: hij zat er niet mee. Trouwens, Colettes vriendin eiste al zijn aandacht op. Het zou een understatement zijn als hij zei dat ze de mooiste vrouw was die hij ooit had gezien. Hij had onmiddellijk het gevoel dat alle vrouwen, als ze er goed uit wilden zien, lang zwart haar, grote gouden ogen en een cappuccinokleurige huid moesten hebben. Afgezien van dat alles en haar figuur, haar lengte en haar gracieuze houding, drukte haar gezicht geen enkele hooghartigheid uit, maar alleen een warme vriendelijkheid, en toen ze glimlachte en ‘Hallo’ zei, was hij verloren.
Daarna verzamelde hij in zijn plakboeken alle foto’s van haar die hij kon vinden. Hij vond zelfs haar portret op ansichtkaarten in een souvenirwinkel in Shepherd’s Bush. Als er een filmpremière was, stond hij soms urenlang op het trottoir bij de bioscoop te wachten om een glimp van haar op te vangen wanneer ze uit een auto stapte. Hij werd een keer rijkelijk beloond toen hij een plaatsje helemaal vooraan had veroverd. Toen ze uit de auto werd geholpen, trok ze haar witte bontstola om het ragfijne gele hemdje dat ze droeg, en toen ze hem zag – hem herkende? – keek ze hem met een stralende glimlach aan.
In een van zijn fantasieën zaten zij en hij in een club, samen aan een tafel, en keken ze in elkaars ogen. Er kwam een cameraman naar hen toe, en toen nog een. Nerissa glimlachte naar de fotografen en toen naar hem. Ze fluisterde ‘Kus me’ en hij deed het. Het was de geweldigste kus die hij ooit had meegemaakt, vooral door al die flitsende camera’s om hen heen en de aanmoedigingen van de cameramannen. De volgende dag stond hun kus in alle kranten. Hij verzon fascinerende koppen. nerissa en haar nieuwe man en nerissa bezegelt nieuwe liefde met een kus . Ze zouden hem ‘Michael Cellini, de vooraanstaande criminoloog’ noemen.
Intussen zag hij haar nooit in levenden lijve, met die goudbruine huid die haar lange beenderen zo delicaat bedekte, al had hij meermalen voor haar huis op Campden Hill Square staan wachten tot hij een glimp van haar achter een raam kon opvangen. Colette had hem verteld waar ze woonde, al had ze dat met tegenzin gedaan, en hij had haar gevraagd of Nerissa trainingsapparatuur in haar huis had.
‘Ze gaat naar een fitnessclub.’
‘Welke fitnessclub?’ vroeg hij, en intussen beet hij zachtjes in haar hals, zoals ze zo prettig vond.
‘De dichtstbijzijnde, denk ik. Waarom wil je dat weten?’
‘Gewoon, nieuwsgierig,’ zei hij.
Hij moest haar volgen, dat wist hij, al leek het op stalken, en dat was iets waaraan hij in verband met Nerissa niet wilde denken. Hij zou haar één keer volgen, en als hij wist naar welke fitnessclub ze ging, zou hij daar ook lid worden. Hij was niet zo fit als iemand met zijn baan zou moeten zijn, en haar fitnessclub zou toch niet slechter zijn dan een andere?
Hij werkte al negen jaar voor Fiterama, waarvan de eerste ruim acht jaar op hun vestiging in Birmingham. Toen hij naar Londen kwam en woonruimte zocht, huurde hij een tijdje een kamer in Tufnell Park. Hilldrop Crescent, net om de hoek, was ook een locatie die hem fascineerde. Ze hadden de naam niet veranderd, al had dokter Crippen daar gewoond, die zijn vrouw had vermoord en stukjes van haar onder de vloer had gestopt. Hij had nooit iets over Crippen gelezen, die zijn misdrijf zo lang geleden had gepleegd, nog voor de Eerste Wereldoorlog, dat het bijna oude geschiedenis was. Toen zag hij een televisieprogramma over het vangen van misdadigers met behulp van de radio en daardoor kwam hij te weten dat Crippen de eerste was die op die manier was gepakt. Hij hoorde ook waar Crippen had gewoond. Iets wat voor een ander weerzinwekkend zou zijn geweest, of gewoon oninteressant, was voor Mix juist opwindend, en hij ging kijken. Zijn teleurstelling toen het huis plaats bleek te hebben gemaakt voor nieuwere gebouwen, was een voorloper van zijn veel grotere teleurstelling toen hij de verwoesting van Rillington Place onder ogen kreeg.
Het was begonnen met de film. Hij woonde toen nog thuis en zag hem op de oude zwartwittelevisie van zijn moeder. Hij had nooit veel van lezen gehouden, maar hij had het boek van de film (zo zag hij het) in een kraam bij een uitdragerij gevonden. Het was een verrassing toen hij naar de foto’s keek en zag dat John Reginald Halliday Christie er niet als Attenborough had uitgezien, maar veel meer als hijzelf. Natuurlijk was hij veel jonger en had hij geen bril. Hij dwong zich om lang genoeg in de spiegel te kijken en was toen overtuigd van de gelijkenis. Op een vreemde manier leek dat hem en de seriemoordenaar dichter bij elkaar te brengen, en vanaf die tijd noemde hij hem in zijn gedachten niet Christie maar Reggie. En ach, was het dan echt zo verschrikkelijk wat Reggie had gedaan? Hij had de wereld verlost van een stel nutteloze vrouwen, voor het merendeel hoeren en tippelaarsters.
Reggie. Die naam klonk goed. Een beetje warm en vriendelijk. Het verbaasde Mix niet te lezen dat mensen Reggie aardig hadden gevonden, dat ze tegen hem op hadden gekeken en hem hadden bewonderd, veel mensen. Ze hadden in hem een man met een sterke persoonlijkheid gezien. Dat was een van de dingen die Mix aan hem bevielen: dat hij een sterke persoonlijkheid had. Hij zou een goede vader zijn geweest. Hij zou geen onzin van zijn kinderen hebben verdragen maar hen ook niet hebben geslagen. Dat was niet Reggies manier van doen. Een ogenblik dacht Mix aan Javy, zoals hij elke dag deed. Hij vond dat het vrouwen moest worden verboden hun kinderen een stiefvader te geven.
Op de terugweg van Colettes huis dacht hij weer aan wat ouwe Chawcer hem had verteld. Hij was daar nog steeds verbaasd over. Ze was in Reggies huis geweest. Ze had Reggie ontmoet. Voor iemand van Mix leeftijd was het of Reggie in het verre verleden had geleefd, zeg maar in de geschiedenis, maar hij besefte dat ouwe Chawcer daar heel anders over zou denken. Ze moest in de tachtig zijn en toen Reggie in Rillington Place had gewoond, was ze nog jong geweest, een meisje. Nou, zoals in alle boeken stond en zoals iedereen wist die geïnteresseerd was, had Reggie zijn slachtoffers naar zijn huis gelokt door zich voor te doen als aborteur. Daarvoor moest ze dus naar hem toe zijn gegaan. Wat kon het anders zijn geweest?
Omdat hij zelf jong was en in de eenentwintigste eeuw leefde, dacht Mix dat de dingen altijd zo waren geweest als ze nu waren. Ouwe Chawcer zou in haar jeugd ongeveer hetzelfde seksleven hebben gehad als hij: verhoudingen, vrijpartijen van één nacht en seks zo vaak als je het kon krijgen. Ouwe Chawcer was natuurlijk slordig geweest, was haar pil vergeten, zoals ze vaak deden, en was zwanger geworden. Het weinige dat Mix over het recht wist, had vooral te maken met de aansprakelijkheid van fabrikanten en leveranciers van trainingsapparatuur voor de veiligheid van hun producten. Hij wist niets over wetten die abortus legaal maakten en veronderstelde alleen dat je in de tijd van ouwe Chawcers jeugd niet even naar het ziekenhuis kon gaan om het te laten doen. Dat was ook logisch. Als dat mogelijk was geweest, had Reggie geen klanten gehad.
De grote vraag was: als ze daar was geweest, en in zijn handen was geweest, waarom was ze dan vijftig jaar later nog in leven? Misschien zou hij het nooit weten, maar hij wilde er wel graag achter komen.
In zijn appartement was het bijna helemaal stil. Al zijn ramen keken uit over delen van het platte dak en stukjes van andere daken en de wilde, onverzorgde tuin achter het huis. De tuinen hier in de buurt waren wildernissen, op één na, die keurig werd onderhouden, met een gemaaid gazon en rozenperken. Op de meeste avonden zag hij, als het donker werd, wat nogal laat gebeurde, twee ogen, zo licht als groene vlammen, naar hem opkijken vanuit het dichte gebladerte van de klimop die zich onbelemmerd over muur en traliewerk naar boven verspreidde. Ouwe Chawcer ging vroeg naar bed, nam hij aan. Omdat het een vrijstaand huis was, hoorde je nooit iets van buren. Als je in het voorste gedeelte sliep, werd je soms wakker van de harde stemmen en muzieksalvo’s uit auto’s; de nieuwe kreten van Londen, had hij iemand dat horen noemen. Aan de achterkant, waar hij zat, was er weinig wat je stoorde. Als kind van zijn tijd, opgegroeid in een luidruchtig huizenblok, zou hij het misschien wel op prijs hebben gesteld als er eens hoorbare tekenen van leven uit de buitenwereld kwamen. Hier in dit huis gingen de stille uren voorbij alsof de tijd en de wereld je helemaal vergeten waren. Afgezien van de snelweg, de Westway. Als een grote grijze duizendpoot marcheerde die op zijn honderd betonnen poten door het westen van Londen en maakte zeegeluiden met zijn onophoudelijk bewegende last.
Hij maakte de deur van de koelkast open. Obsessief netjes als hij was, dacht hij dat hij zijn Boot Camp precies in het midden van het middelste schap had gezet, vijf centimeter van de rand vandaan. Het was helemaal niets voor hem om hem aan de linkerkant te zetten, tegen een chocoladeboomstammetje van Tesco aan. Peinzend nam hij een slok. Hij had zeker haast toen hij wegging. Dat zou de verklaring zijn.
Toen hij zijn glas half leeg had, ging hij voor Nerissa’s foto staan en zei daartegen, zei tegen háár: ‘Ik hou van je. Ik aanbid je.’ Hij bracht zijn glas omhoog en dronk haar toe. ‘Je weet dat ik je aanbid.’