2
maandag 1 december 2008
12.00 uur, Cairo, Egypte
(5.00 uur, New York)
Shawn Daughtry liet de Egyptische taxichauffeur stoppen bij het Al-Ghouri-mausoleum, het graf van de mammelukse leider die de regering van Egypte aan het begin van de zestiende eeuw had overgedragen aan de Ottomanen. Shawns laatste bezoek dateerde van tien jaar geleden, samen met zijn derde vrouw. Hij was nu terug met zijn vijfde vrouw, de voormalige Sana Martin, en genoot aanzienlijk meer van dit bezoek dan van zijn eerste. Sana was uitgenodigd om deel te nemen aan een internationaal congres over genealogisch onderzoek. Als gevierd moleculair bioloog met mitochondriale genetica – het onderwerp van haar proefschrift – als specialiteit was ze een van de belangrijkste sprekers van het congres. En een van de prettige bijkomstigheden was een geheel verzorgde reis voor hen alle twee. Shawn had de trip benut om een gelijktijdig georganiseerd congres over archeologie bij te wonen. Omdat het de laatste dag was had hij de afsluitende lunch aan zich voorbij laten gaan om een heel speciale boodschap te doen.
Shawn stapte uit de taxi de klamme, stoffige hitte in en stak tussen het bumper aan bumper rijdende verkeer door de Al-Azhar-straat over.
Elke auto, vrachtwagen, bus en taxi toeterde, terwijl duwkarren en voetgangers hun weg zochten tussen de voor het grootste deel stilstaande voertuigen. Het verkeer in Cairo was een ramp. In de tien jaar sinds Shawns laatste bezoek was de bevolking van de hoofdstad gegroeid tot een verbijsterende 18,7 miljoen mensen.
Shawn liep de Al-Mukz li-Den Allah-straat in en verdween in de smalle straatjes van de Khan el-Khalili-soek. In de labyrintachtige veertiende-eeuwse bazaar werd van alles verkocht: van huishoudelijke spullen, kleren, meubels en voedsel tot goedkope souvenirs. Maar niets daarvan interesseerde hem. Hij was op weg naar het deel dat gespecialiseerd was in antiquiteiten, naar een winkel die hij zich herinnerde van zijn laatste bezoek en die Antica Abdul heette.
Shawn was een ervaren archeoloog en op zijn vierenvijftigste was hij als hoofd van de afdeling Kunst uit het Nabije Oosten van het Metropolitan Museum of Art in New York op het toppunt van zijn carrière. Hoewel zijn belangstelling voornamelijk uitging naar Bijbelse archeologie, was hij een autoriteit op het gebied van het hele Midden-Oosten, van Klein-Azië via Libanon, Israël, Syrië, Jordanië tot en met Iran. Shawn was tijdens zijn laatste bezoek meegesleept naar de markt door zijn toenmalige vrouw, Gloria. Van elkaar gescheiden in de kronkelende straatjes was Shawn toevallig terechtgekomen bij Antica Abdul. Daar was zijn aandacht getrokken door een magnifieke, meer dan zesduizend jaar oude, predynastieke, gave terracotta pot, gedecoreerd met tegen de klok in draaiende krullen, die in de stoffige etalage van de winkel stond. Een vergelijkbare pot stond op een prominente plek op de afdeling over het oude Egypte in het Metropolitan, maar het exemplaar in de etalage van Antica Abdul verkeerde in betere staat. Niet alleen was de geschilderde decoratie in veel betere conditie, maar bovendien was de pot van het museum in stukken gevonden en had hij helemaal gerestaureerd moeten worden. Gefascineerd, maar er ook van overtuigd dat de pot van Antica Abdul, net als een heleboel andere zogenaamde antiquiteiten in de bazaar, een knappe kopie was, was Shawn de winkel binnengegaan.
Hoewel hij van plan was geweest om de pot vluchtig te bekijken en dan weer terug te keren naar het hotel, was hij urenlang gebleven. Zijn woedende vrouw, die dacht dat hij haar een streek had geleverd en haar in de steek had gelaten, was zelfs eerder terug geweest in het hotel dan hij. Toen hij eindelijk terugkwam, was ze genadeloos tegen hem tekeergegaan, bewerend dat ze wel ontvoerd had kunnen worden. Was dat maar waar geweest. Het zou de scheidingsprocedure een jaar later stukken makkelijker hebben gemaakt.
Wat Shawn zo lang in de winkel had gehouden was in feite een gratis les in traditionele Egyptische gastvrijheid. En wat begonnen was als een discussie met de eigenaar over de authenticiteit van de pot was uitgemond in een boeiende discussie over de gigantische markt van knap nagemaakte Egyptische antiquiteiten bij een heleboel kopjes thee. Hoewel Rahul, de eigenaar van de winkel, bleef volhouden dat de pot echt antiek was, was hij bereid om alle kneepjes van het vak uit de doeken te doen, inclusief de bloeiende handel in scarabeeën, toen hij hoorde dat Shawn archeoloog was. Van scarabeeën, de gesneden amuletten van de oud-Egyptische mestkever, werd gedacht dat ze spontaan konden regenereren. Met behulp van een onuitputtelijke voorraad botten van oude kerkhoven in Opper-Egypte maakten getalenteerde kunstenaars de scarabeeën na en gaven ze aan allerlei huisdieren te eten om een overtuigend patina te creeren. Rahul was van mening dat veel van de faraonische scarabeeën in de belangrijkste musea over de hele wereld dergelijke vervalsingen waren.
Aan het eind van het lange gesprek had Shawn de pot gekocht als een soort dank aan Rahul voor zijn gastvrijheid. Na wat vriendschappelijk afdingen had hij de helft betaald van wat Rahul in eerste instantie had gevraagd, hoewel hij het idee had dat tweehonderd Egyptische ponden meer dan het dubbele was van wat hij eigenlijk had moeten betalen. Tenminste, tot hij weer terug was in New York. Toen hij de pot meenam naar zijn collega Angela Ditmar, hoofd van de Egyptische afdeling, wachtte hem een schok. Angela kwam tot de conclusie dat de pot geen vervalsing was, maar een echte antiquiteit van zeker meer dan zesduizend jaar oud. Shawn doneerde het stuk aardewerk aan de Egyptische afdeling om de gerestaureerde pot te vervangen die permanent tentoon werd gesteld, en daarmee het schuldgevoel te verminderen dat hij had omdat hij zonder het te weten het waardevolle voorwerp uit Egypte had weggehaald.
Shawn liep verder de bazaar in. Over de smalle straatjes tussen de gebouwen waren tapijten en luifels gespannen die het zonlicht volledig buitensloten. Hij kwam langs slagers waar lamskarkassen inclusief kop, ogen en vliegen hingen en waar hem een doordringende stank van ingewanden tegemoetkwam, die al snel werd vervangen door de geur van specerijen en gebrande Arabische koffie.
Op een kruispunt van een heleboel straatjes bleef Shawn staan. Hij was de weg kwijt, net als tien jaar eerder. Bij een kleermaker vroeg hij een oudere Egyptenaar met een witte tarboesj en een bruine djellaba om hulp. Een paar minuten later liep hij Antica Abdul binnen. Shawn was helemaal niet verbaasd dat de winkel nog altijd bestond. Bij zijn eerste bezoek had Rahul verteld dat de zaak al meer dan honderd jaar in zijn familie was.
Behalve dat de fantastische predynastieke pot er niet meer was die hij de vorige keer had gekocht, leek er in de winkel helemaal niets veranderd te zijn. Omdat de meeste van de zogenaamde antiquiteiten vals waren, kon Rahul ze zodra ze verkocht werden aanvullen van zijn leveranciers.
Het leek of er niemand in de winkel was toen Shawn binnenkwam en het kralengordijn achter hem rinkelend weer op zijn plaats viel. Even vroeg hij zich af of Rahul er nog zou zijn, maar zijn bezorgdheid verdween toen de man snel tevoorschijn kwam door de donkere gordijnen die een met kussens bezaaide zithoek scheidden van het voorste deel van de winkel. Rahul groette met een lichte buiging van zijn hoofd, terwijl hij achter een oude toonbank met een glazen blad ging staan. Hij was een zwaargebouwde, voormalige boer met volle lippen, die probleemloos was veranderd in een handige zakenman. Zonder een woord te zeggen liep Shawn een paar passen naar voren en staarde in de donkere, peilloze ogen van de winkelier. Rahul fronste zijn wenkbrauwen en trok ze toen bijna direct op toen hij hem herkende.
‘Dokter Daughtry?’ vroeg Rahul. Hij boog zich licht naar voren om beter te kunnen zien.
‘Rahul,’ antwoordde Shawn. ‘Ik vind het ongelooflijk dat je je me nog herinnert en zelfs na al die jaren mijn naam nog weet.’
‘Hoe kan ik anders?’ zei Rahul, die haastig achter de toonbank vandaan kwam om Shawns hand te drukken. ‘Ik herinner me al mijn klanten, vooral die van beroemde musea.’
‘Heb je ook klanten bij andere musea?’ De winkel was zo bescheiden dat het onwaarschijnlijk leek.
‘Natuurlijk, natuurlijk,’ dreunde Rahul. ‘Altijd als ik iets speciaals heb –en dat is niet zo heel vaak – neem ik contact op met degene van wie ik denk dat hij het meest geïnteresseerd zal zijn. Dat is tegenwoordig met internet heel makkelijk.’
Terwijl Rahul zich tussen de kralen door naar buiten haastte en bevelen blafte in het Arabisch, verbaasde Shawn zich over de snelheid van de globalisatie. Het leek hem dat internet en het oude Khan el-Khalili twee totaal verschillende werelden waren, maar kennelijk was dat niet het geval.
Even later kwam Rahul de winkel weer binnen en gebaarde naar Shawn om de zithoek achter in de winkel binnen te gaan. Oosterse tapijten bedekten de vloer en de wanden. Overal lagen grote, zware kussens die met brokaat waren bekleed. Aan één kant stond een waterpijp naast een stapel verschoten kartonnen dozen. Een kaal lichtpeertje bungelde aan het plafond. Op een houten tafeltje stonden een paar vervaagde foto’s, onder andere van een grote man in typisch Egyptische kleding die op Rahul leek. Rahul volgde Shawns blik.
‘Een foto van mijn oom, die ik onlangs van mijn moeder heb gekregen. Bijna twintig jaar geleden was deze winkel van hem.’
‘Hij ziet er inderdaad uit als familie,’ reageerde Shawn. ‘Heb je de winkel van hem gekocht?’
‘Nee, van zijn vrouw. Hij was de broer van mijn moeder, maar hij raakte betrokken bij een antiekschandaal over een heel belangrijke vondst: een ongeschonden graf. Die betrokkenheid kostte hem zijn leven. Hij is hier in de winkel vermoord.’
‘Mijn hemel,’ mompelde Shawn. ‘Wat vreselijk.’
‘In deze branche kun je niet voorzichtig genoeg zijn. Allah zij geloofd dat ík niet van dergelijke problemen heb gehad.’
Het volgende moment werd het zware gordijn opzijgetrokken en kwam er een jongetje op blote voeten binnen met twee glazen in metalen houders op een dienblad, allebei gevuld met gloeiend hete thee. Zonder een woord zette de jongen het blad naast Shawn en Rahul op de grond en verdween toen weer door de gordijnen. Ondertussen babbelde Rahul vrolijk verder over hoe blij hij was dat Shawn hem kwam opzoeken.
‘Eigenlijk heb ik daar een speciale reden voor,’ gaf Shawn toe.
‘O?’ antwoordde Rahul vragend.
‘Ik moet iets bekennen. Toen ik hier de laatste keer in je winkel was heb ik een predynastieke terracotta pot gekocht.’
‘Dat herinner ik me. Het was een van mijn allermooiste.’
‘We hebben een tamelijk lange discussie over de echtheid ervan gehad.’
‘U kon maar met moeite worden overtuigd.’
‘Eigenlijk was ik er helemaal niet van overtuigd. Ik heb hem gekocht als herinnering aan onze zeer interessante conversatie, maar toen ik terugkwam in New York heb ik hem laten bekijken door een collega met veel kennis van zaken. Zij was het met je eens. Hij was niet alleen echt, maar de pot staat nu zelfs op een prominente plaats in het museum. Het is een heel fraai exemplaar.’
‘Heel vriendelijk van u om uw fout toe te geven.’
‘Tja, het heeft me al die jaren dwarsgezeten.’
‘Dat is gemakkelijk op te lossen,’ antwoordde Rahul. ‘Als u uw geweten graag wilt sussen, dan hoeft u me alleen maar het verschil te betalen.’
Verrast door het onverwachte voorstel staarde Shawn Rahul aan. Even dacht hij dat de man het meende. Toen glimlachte Rahul, waarbij zijn gele, slecht onderhouden tanden zichtbaar werden. ‘Ik maak natuurlijk een grapje. Ik heb een leuke winst gemaakt op de pot van de kinderen die hem hebben gevonden en ik ben tevreden.’
Shawn lachte, duidelijk opgelucht, mee. Hij vond de Arabische humor net zo onverwacht als de Arabische gastvrijheid.
‘Uw bekentenis doet me denken aan een heel bijzonder stuk dat ik net gisteren heb gekregen van een vriend die boer is in Opper-Egypte. Het is iets wat u misschien heel belangwekkend zult vinden, gezien uw Bijbelse vakgebied. U weet waarschijnlijk meer over dit bijzondere voorwerp dan ik, dus ik vertrouw erop dat u me niet zult bedriegen als u besluit het te kopen. Wilt u het zien?’
Shawn haalde zijn schouders op. ‘Waarom niet?’ zei hij. Hij wist niet wat hij kon verwachten en hij stelde er zich niet te veel van voor.
Nadat hij wat in een van de kartonnen dozen had gerommeld haalde Rahul er iets uit wat leek op een vuil katoenen kussensloop. Pas toen hij weer was gaan zitten pakte hij de inhoud eruit en overhandigde die aan Shawn.
Een paar seconden lang verroerde Shawn zich niet, terwijl Rahul achteroverleunde en het zich met een verwachtingsvolle en zelfvoldane uitdrukking op zijn gezicht makkelijk maakte tegen zijn grote kussens. Hij wist dat de archeoloog heel snel zou doorhebben wat hij in zijn handen had. De vraag was of hij bereid was het te kopen. Hij moest voor de illegale vondst de juiste persoon hebben, iemand die relatief veel geld te spenderen had.
Shawn vermoedde al snel wat het was. Zoals de meeste Bijbelse wetenschappers die een knip voor hun neus waard zijn, vooral als ze geïnteresseerd waren in nieuwtestamentisch onderzoek of vroegchristelijke kerkhistorie, had hij de originelen weleens gezien en zelfs in handen gehad. De vraag was: was wat hij nu vasthield echt, of was hij nagemaakt, zoals de scarabeeën en de meeste andere zaken die Rahul verkocht? Shawn had geen idee, maar gezien de onverwachte authenticiteit van de predynastieke kom was hij bereid de gok te nemen en datgene wat hij hier op zijn knieën had te kopen. Mocht uiteindelijk blijken dat hij inderdaad echt was, dan zou het de grootste ontdekking van zijn leven zijn. En zelfs als hij hem uiteindelijk zou teruggeven aan de Egyptische overheid, dan zou alleen al het verhaal eromheen hem onderscheiden van zijn tijdgenoten. Shawn wilde niet dat een van Rahuls belangrijke tussenpersonen voor musea hem kreeg – een heel reële mogelijkheid, gezien zijn internetcontacten.
‘Hij is natuurlijk niet echt,’ begon Shawn, in een poging het afdingen op de juiste manier te beginnen. Hij wist echter dat hij, ondanks de bescheiden indruk van de winkel, te maken had met een professionele, zeer gewiekste onderhandelaar.