Hoofdstuk 21
Het Veilige Land,
het voormalige koninkrijk Rân Ribastur,
bij de voormalige grens in het noordwesten,
in de lente van de 6492e zonnecyclus
De lucht was koel en fris, maar toch deed de zon zijn best zodat de reizigers het niet koud kregen. De zachte gouden stralen drongen door het dichte groene bladloof boven hen. Het rook naar ontwaken, naar een opbloeiende natuur en de eerste bloemen.
Ze reden niet al te snel om niet voor Aiphatòn en zijn alfen in het Blauwe Gebergte aan te komen. Aan het hoofd van de colonne bevonden zich Tungdil en Woestling, daarachter kwamen enkele zhadárs met Barskalín, in het midden reden de mensen, samen met Slîn en Balyndar, en de achterhoede werd gevormd door de resterende onzichtbaren.
'Onze boodschappen zullen beslist al overal aangekomen zijn. ' Woestling knipperde met zijn ogen tegen de zon. 'Wat zal Goda er wel van gevonden hebben? Dat we zoveel succes zouden hebben?'
'Omdat zij nog altijd haar twijfels over mij koestert? Anders dan jij?' vroeg Tungdil hem. 'Het zal haar niet van mening hebben laten veranderen. Als ik in haar plaats was, zou ik er zelfs een bewijs voor mijn slechtheid in kunnen zien, ' zei hij geamuseerd. 'De alfen en ik, en dan ook nog eens het Zwarte Eskadron en de zhadárs als bondgenoten, dat is toch een opeenhoping van geboefte. ' Hij lachte en klonk weer als de professor van vroeger.
Als je eens wist wat ik allemaal heb gedacht, peinsde Woestling en hij hoopte dat zijn vriend niet aan hem kon zien dat hij tot voor kort soortgelijke vermoedens had gekoesterd. Ook hij forceerde een lachje. 'Ja. Een leger waarvan Nôd'onn indertijd gedroomd zou hebben. '
'Dat is alweer lang geleden. ' Tungdil wierp een korte blik over
zijn schouder. 'Alles verloopt volgens plan, ook al hebben we het een en ander in de schoot geworpen gekregen. '
'Ik ben benieuwd of de Eersten zich zullen laten zien. Hopelijk zorgt Vraccas dat ze ons bericht snel vinden. ' Woestling liet de teugels van zijn pony losjes hangen, het dier sjokte op zijn gemak langs de weg. 'De wissels zijn omgezet als in een sneltunnel. Daar zou ik veel liever doorheen willen reizen. '
'Ga je gang. Als je tenminste onder water kunt ademen. '
'Erger had Elria zich niet op de dwergen kunnen wreken, niet? Door bijna al het water van Weyurn in de tunnels te laten wegstromen. ' Woestling keek naar voren, ongeveer een mijl verder, waar de weg het woud verliet en in een rechte lijn tussen weilanden door liep. 'We hebben nog niet één mens gezien. Of iets anders. '
'Heb jij ook die verhalen gehoord, die Rodario over Rân Ribastur heeft verteld?' Tungdil grijnsde en zoals altijd op zulke ogenblikken voelde Woestling zich volkomen op zijn gemak bij hem. Zoals in vroeger tijden... en dat gevoel riep geborgenheid en vertrouwen op. 'Magische dieren die de famuli onderling op elkaar afgestuurd hebben, betoverde streken, waar de natuur de reiziger in het verderf stort. ' Hij klopte tegen zijn wapenrusting. 'Ik ben veilig zolang ik dit harnas draag. '
Wanneer had hij dat onderweg eigenlijk uitgetrokken, vroeg Woestling zich af. Hij probeerde zich te herinneren wanneer hij Tungdil het laatst zonder harnas had gezien. Niet meer sinds ze onderweg waren naar Lot-Ionan. En toch stonk hij niet, hij beklaagde zich niet, hij sliep... niet?
Er naderden hoefslagen en de blonde Ido verscheen aan Tungdils zijde. 'Vergeef me dat ik stoor, maar ik kan het niet langer voor me houden, ' viel ze met de deur in huis en ze keek eerst naar Woestling. 'Ik moet met je spreken, Goudhand. '
'Wat ik hoor, mag ook Woestling horen, ' zei de eenogige dwerg en Boïndil beschouwde het als de zoveelste bevestiging dat hij met ik echte Tungdil te maken had.
Mallenia knikte. 'Het gaat om de koningin. Je moet weten dat ze nauwelijks nog magische energie in zich heeft. '
Kijk eens aan, dacht Woestling. Het zou ook te mooi zijn geweest. Woestlings wenkbrauwen gingen langzaam omhoog tot ze bijna aan de haarinplant kwamen, maar hij zei niets.
'Hoe weet je dat?' informeerde Tungdil.
'Ze heeft het me zelf bekend. ' Mallenia legde een hand op het gevest van haar zwaard. 'Ik vond het belangrijk dat je het wist. '
'Waarom heeft ze het zelf niet gezegd?' liet Woestling zich ontvallen. 'Wat hebben we eraan wanneer we haar als een gelijkwaardige tegenstander voor Lot-Ionan houden, terwijl er bij het eerste treffen alleen maar een armzalig vlammetje uit haar vingers komt in plaats van een felle vuurstoot?'
'Ze had gehoopt dat er zich een bron in het Rode Gebergte zou bevinden, maar dat was dus niet zo. ' Mallenia keek verontschuldigend. 'Ik had jullie liever aangenamer nieuws gebracht. '
'Heilige hamer!' Woestling vloekte nog een poosje, tot hij gromde: 'En wat nu?'
Tungdil streek over zijn korte bruine baard. 'Dan moeten we er dus voor zorgen dat de maga geen enkele keer magie gebruikt om zichzelf en ons te verdedigen, en dat ze haar resterende krachten opspaart tot we haar naar Lot-Ionan hebben gebracht. Daar zullen we een mogelijkheid moeten zien te vinden om haar naar de bron te brengen, waar ze nieuwe energie kan absorberen, ' zei hij peinzend. Het leek hem niet bijzonder te verontrusten dat hun voornaamste wapen veel minder sterk was dan ze hadden gedacht. 'We zullen het de anderen echter niet vertellen. Zij moeten geloven dat de maga haar volle kracht nog bezit. Met de koningin zal ik later nog wel praten. ' Vlak voor ze het woud zouden verlaten, beval hij de colonne een rustpauze in te lassen. 'Het blijft een geheim tussen ons. Laten we de anderen voorlopig maar in de waan laten. '
'En hoe wil je... ' Woestling kon niet verder spreken, omdat Tungdil zijn pony keerde en zich in het zadel oprichtte.
'Luister, ' riep hij tegen de colonne. 'We bevinden ons nu op het grondgebied van Rân Ribastur en enkelen van ons zijn op de hoogte van de gevaren die hier op ons loeren. ' Hij wees naar Coïra. 'Zij zal haar magie echter niet inzetten. De koningin begeleidt ons naar Lot-Ionan en is niet bij ons om ons tegen rovers, tabelwezens en dergelijke te beschermen. Wij zijn dwergen en weten ons zelf wel te verdedigen!' Er klonk luide instemming. 'Daarom: reken niet op de magie van de koningin. Ze zal die niet gebruiken, ook niet als een van ons in levensgevaar verkeert. Integendeel: wij staan er met ons leven borg voor dat zij in het Blauwe Gebergte aankomt, zonder één enkele bezwering te hebben uitgesproken. Wees voortdurend op jullie hoede en meld iedere beweging in het struikgewas, al is die nog zo klein. ' Hij hief Bloedsnakker op. 'Ons staal rekent overal mee af!'
De dwergen en de zhadárs sloegen op hun wapenrustingen om het nog eens te bevestigen, toen stegen ze af en maakten aanstalten om een kamp op te slaan.
Woestling grijnsde naar zijn vriend. Met deze schijnbaar onschuldige en tegelijk scherpzinnige aankondiging had hij verscheidene vliegen in één klap geslagen. Gewiekst als altijd.
Rodario, die intussen een snor en een sikje droeg, precies zoals zijn voorvader, en daardoor als twee druppels water op hem leek, rolde zijn slaapzak uit onder een zeildoek dat als bescherming tegen zon en regen dienst moest doen.
Hij had een groene lavendelboom uitgezocht, waarvan de sterke takken voldoende houvast boden voor het zeildoek. Toen hij naar Coïra keek, zag hij dat zij problemen met het opslaan van haar onderkomen had. Hij kroop naar haar toe. 'Zal ik even helpen, hoogheid?'
'Dat hoeft niet, ' zei ze en ze glimlachte dankbaar.
'Ik doe het graag. '
'Ik bedoelde dat hoogheid-gedoe. Ik dacht dat ik het je al had gezegd. We hebben samen te veel meegemaakt en daarom verleen ik je het privilege om me te tutoyeren, zoals je ook deed toen ik nog prinses was. '
Rodario beantwoordde de vriendelijke geste door haar deken glad te strijken, vervolgens rolde hij haar reservekleren tot een bundel om als hoofdkussen te gebruiken. 'Alsjeblieft, je hemelbed is klaar. '
Ze strekte zich lachend uit en schoof wat heen en weer. 'Niet zo gerieflijk als thuis, maar ik zal beslist goed slapen. Onder de blote hemel. Ook al mis ik het gekrijs van de meeuwen. '
'Ach, je zult zien: we dichten de meerbodem en laten het bad, zoals ik je rijk altijd noem, weer vollopen. ' Hij knipoogde. 'Niet ver van ons kamp is een kleine beek met een waterval. ' Hij trok zijn wapenrusting en meerdere lagen van zijn kleding uit tot hij in zijn ondergoed stond. 'Ik weet niet hoe het met jou staat, maar ik verlang naar een bad... of in ieder geval minder vuil op mijn huid als ik nu met me meedraag. ' Hij stak zijn hand uit. 'Als je misschien met me mee zou willen gaan... ?'
Ze lachte. 'Wordt dit een verleidingspoging?'
'Maar nee! Ik houd de wacht op de oever, terwijl jij je wast, en later doen we dat omgekeerd. '
Coïra's lach verdween, ze maakte een onrustige, gedeprimeerde indruk. 'Nee, ik blijf liever in de buurt van de dwergen. Je hebt verteld over die wezens die op reizigers loeren en ook al ben ik niet blond... '
'Mallenia heeft je over Xolototh verteld?' Rodario keek naar de Ido, die vlak bij hen haar slaapplaats inrichtte en in hun richting knipoogde.
'En dat het opnieuw op een kus is uitgedraaid, ja. Maar het schijnt dat ze ditmaal jou heeft verrast, ' kon ze niet nalaten met een grijns van leedvermaak op te merken. 'Hoewel ik niet bang hoef te zijn voor de Xolototh, heb ik nog altijd een heilig ontzag voor de vele andere betoverde wezens en planten in Rân Ribastur. ' Ze ging op de deken zitten. 'Ga maar, Rodario. '
Hij knikte en leek teleurgesteld, toen verdween hij tussen de struiken.
Coïra haalde opgelucht adem. Ze was er niet zeker van geweest of ze haar eigen gevoelens goed genoeg verborgen had. Juist een zo goede toneelspeler als hij zou het merken wanneer een ander hem iets probeerde wijs te maken en wanneer niet.
Wat Rodario derhalve niet kon vermoeden: ze was dolgraag met hem meegegaan. En ze zou ook samen met hem het water in zijn gegaan.
Coïra keek naar Mallenia die in haar manier van doen, haar karakter en haar lichaamsbouw volkomen haar tegenpool was. En toch waren ze allebei verliefd op Rodario de Zevende, dat leek haar zeker.
Waar zou dat op uitdraaien, vroeg ze zich al voor de zoveelste keer af. Ze ging liggen en sloot haar ogen.
Maar ze kon de slaap niet vatten, voortdurend zweefde de man voor haar geestesoog. Zuchtend kwam ze overeind en keek rond door het kamp, waarover de rust was neergedaald. Niemand lette op haar, dus sloop ze door het struikgewas in de richting van de zacht kabbelende beek.
Het geklater groeide aan tot een luid bruisen en razen en een fijne sproeinevel bedekte de bladeren met kleine druppeltjes.
Coïra keek tussen het groene loof door en ontdekte een kleine waterval van niet meer dan zeven schreden hoog en een waterbekken van ongeveer acht schreden in doorsnee voor een donkergrijze, gladde rotswand. Tegen de steen groeiden klimplanten omhoog, bloemen werden door straaltjes getroffen en schommelden onophoudelijk heen en weer.
De kleren van de toneelspeler lagen op de rotsachtige oever op een plek waar ze niet nat konden worden van het nevelwater. Rodario zelf stond naakt met zijn rug naar haar toe in een theatrale houding voor de waterval en bewoog zijn armen; vervolgens liep hij heen en weer en toonde de vrouw zijn profiel. Zijn mond ging open en dicht, kennelijk repeteerde hij een rol.
Coïra grijnsde. Ze liet haar ogen omlaag naar zijn heupen dwalen, maar ze negeerde zijn mannelijkheid. Niet dat het haar niet interesseerde wat hij als man te bieden had, maar haar fatsoen verbood het haar. Misschien kwam er nog een andere gelegenheid, waarbij ze dat te zien zou krijgen.
'En? Hoe vind je hem?'
Coïra kromp in elkaar, toen de stem van de vrouw achter haar klonk. Ze keek over haar schouder naar Mallenia. 'Ik maakte me bezorgd... ' zocht ze een uitvlucht.
'Natuurlijk, Coïra. Net als ik. De zhadárs die zich rondom ons kamp te ruste hebben gelegd, zijn beslist niet in staat ons te beschermen, ' zei de Ido en ze grijnsde. 'Als iemand me had voorspeld dat ik ooit naast de vorstin van Weyurn tussen de struiken zou zitten om naar een badende naakte man te gluren, geloof ik dat ik hem ter plekke zou hebben neergeslagen. ' Ze boog de twijgen opzij om iets te kunnen zien. 'Moet je eens kijken! Hij heeft een goed figuur. Die knullig in elkaar genaaide kleren hebben dat tot dusver verborgen. ' Ze merkte dat Coïra niet keek. 'Bevalt het je niet? Ik dacht dat je de voorkeur aan de goed geschapen held gaf?'
'Ik... wil niet alles zien, ' zei ze ontwijkend.
Mallenia draaide haar hoofd naar voren. 'Maar ik wel. Zal ik je zijn kleine Rodario beschrijven? Om te beginnen zou ik hem niet direct klein willen noemen... '
'Zo is het genoeg!' onderbrak Coïra haar snel. 'Laat hem in zijn waarde. '
De Ido lachte zacht en keek de zwartharige vrouw aan. 'Wat doen we? Delen we hem of moeten we om zijn gunst dingen? Of zullen we met elkaar om hem vechten en een onverzoenlijke vijandschap tussen ons laten ontstaan, die Weyurn en Idoslân ineen oorlog stort?'
'We zouden hem ook kunnen vermoorden. Dat zou het makkelijkste zijn. ' Coïra zuchtte.
Mallenia's ogen fonkelden geamuseerd. 'Daar spreek je langs je neus weg een waar woord. Maar zo ver zou ik niet willen gaan. Hij kan er toch niets aan doen dat we allebei verliefd op hem zijn?'
'Hij zou slechts een van ons beiden het hof hebben kunnen maken, ' wierp de maga tegen. 'En alles goed beschouwd ben jij tegenover mij in het voordeel. Jij bent al twee keer door hem gekust. '
'Die eerste keer telt niet. ' Mallenia legde haar hand op Coïra's schouder. 'Wij beiden zouden door hem geen wig in onze vriendschap moeten laten drijven. Ik dank jou mijn leven, dat zal ik nooit vergeten. ' Ze werd ernstiger. 'Wil je dat ik verder niet meer naar hem omkijk? Zeg het gewoon, ik schik me naar je wensen. '
Coïra schudde haar hoofd. 'Dat zou oneerlijk zijn. '
De Ido keek haar glimlachend aan. 'Daardoor heb ik nog meer respect voor je gekregen. ' Ze wees naar het kleine waterbekken. 'Ga hem helpen bij het baden. '
'Nee, ' riep ze geschrokken. 'Dat kan ik niet. '
'Alleen zo zul je erachter komen wat hij van je wil en hoe het met zijn gevoelens voor jou gesteld is. Aarzel niet. Dat heb ik te lang gedaan. ' Plotseling gaf Mallenia haar een duw, waardoor de maga tussen de struiken uit geworpen werd.
Ze tuimelde tussen de ritselende twijgen door en zette een paar stappen in de richting van de beek, voor ze haar evenwicht hervonden had. Nog voor ze zich weer kon verstoppen, had Rodario haar gezien en iets geroepen.
Coïra verstond niet wat hij zei. Mallenia gebaarde tussen de struiken dat ze in de richting van de waterval moest lopen, toen verdween haar gezicht. Vooruit dan maar, dacht de maga en liep naar de cascade die haar met nevelwater overdekte, zodat haar haar, haar gezicht en de bovenste lagen van haar kleding nat werden.
'Ik dacht, laat ik je aanbod toch maar aannemen, ' riep ze boven het luide geklater uit en stond zo dat ze niet naar hem kon kijken. Of naar zijn grote kleine Rodario.
'Heel vriendelijk, ' antwoordde hij niet minder zacht. Hij liep langs haar heen, bukte zich en toonde haar daarbij zijn strakke achterwerk; ze keerde zich snel af. 'Ik ben klaar. Maar nu zal ik over jou waken. ' Hij trok zijn lange onderhemd aan en bedekte zo zijn naakte lichaam. 'Zal ik je helpen uitkleden? Zo ben je het als prinses toch zeker gewend?'
Hooguit door mijn kamermeisje, maar niet door een vreemde. ' Ze gebaarde dat hij zich moest omdraaien, terwijl ze zich van de ene laag kleding na de andere ontdeed. Op haar handschoenen na. De lucht was koel en ze huiverde. Snel stapte ze het water in, dat verrassend warm was. 'Je mag je nu weer omdraaien. '
Rodario hurkte op de oever neer en bekeek de maga met een ondoorgrondelijk lachje. 'Je hebt merkwaardige badgewoonten, ' zei bij en hij wees naar de handschoenen. 'Waarom?'
'Ze... ze zijn met een bezwering omhuld. Ik trek ze nooit uit. '
'Met een bezwering?' Hij hing zijn benen in het water en bekeek ze. 'Met wat voor een dan? Zijn je vingers zo lelijk dat je ze moet verbergen? Of heb je van alchemistische experimenten viezigheid onder je nagels gekregen, die je niet meer kunt verwijderen?'
Ze spatte water in zijn richting en lette erop dat ze tot haar hals of haar schouders onder het wateroppervlak bleef. Coïra verbaasde zich nog altijd over zichzelf. Wat verwachtte ze van hem? Dat hij brutaal genoeg zou zijn om bij haar in het water te komen? Dat hij zich als een welopgevoede heer gedroeg? Hoe gedroegen helden zich als ze niet tegen onrecht en onderdrukking streden? 'Je spot met me. '
'Geen denken aan!' Plotseling keken zijn ogen langs haar heen in de vijver. 'Ken je het verhaal over de Maanvijver? Waarlangs de alfen weer in het Veilige Land zijn binnengedrongen? Die brave Boïndil heeft het me verteld... Goed, hij is geen kenner, wanneer het om liefdesgeschiedenissen van elfen gaat, maar bij de moordscènes leefde hij zich helemaal uit. Ik leg het accent echter ergens anders op. ' Hij vertelde haar het verhaal en Coïra luisterde terwijl ze door het water zwom. 'Wat denk je? Geloof je dat er nog meer van die toegangen waren?' Opnieuw richtte hij zijn ogen op de vijver.
'Nu begrijp ik het!' Ze lachte. 'Je wilt me bang maken!'
'Nee. Maar we bevinden ons in Rân Ribastur, het betoverde land als je het zo zou willen noemen. Het hoeft niet meteen een alf te zijn die uit de diepte omhoog komt rijzen, maar er zou iets onder je kunnen loeren, ' merkte hij luchtig op en spatte wat met zijn voeten. 'Ik zal het eens wekken! Zo'n mooie vrouw zal het niet vaak te zien gekregen hebben. '
Ze wilde iets tegen hem roepen... toen ze een beweging bij haar rechtervoet voelde. Ze kon een zachte kreet niet onderdrukken en Rodario hield op met spatten. 'Daar was iets!'
'Nu wil je me voor de gek houden, ' antwoordde hij met een ondeugend lachje.
'Nee, ik... ' Er wikkelde zich iets duns rond haar rechter onderbeen dat strak aangetrokken werd. Coïra staarde onder zich in het water, maar kon niets zien. De luchtbellen waren te talrijk. Toen werd de kracht waarmee ze naar beneden werd getrokken sterker. Ze strekte haar armen naar Rodario uit. 'Trek me eruit!' smeekte ze hem angstig.
Rodario zag aan haar gezicht dat ze geen grapje maakte. Onmiddellijk pakte hij haar handen en trok daaraan. Hij moest hijgen van de weerstand die hij ontmoette.
'Wacht!' Hij trok zijn benen op en zette zich schrap tegen de rotsbodem. Nu pas lukte het hem de maga uit de vijver te trekken. Op dit moment had hij geen oog voor de borsten en het slanke lichaam van de jonge vrouw. Rond haar onderbeen zag hij iets wat op een witte tentakel leek. Die liet zijn slachtoffer onmiddellijk los en Coïra vloog door de kracht waarmee de toneelspeler trok uit het water.
Rodario viel achterover en de maga kwam languit boven op hem terecht. Beiden bleven ze roerloos liggen.
'Het heeft me losgelaten, ' zei Coïra en ze keek naar achteren. Rond haar been kronkelde een rode striem, maar ze was niet gewond. Ze keek Rodario tegelijk woedend en verwijtend aan. 'Dat is jouw schuld! Jij hebt dat... ding ertoe gebracht mij te pakken!'
'Het was iets wat ik zomaar bedacht, ' verdedigde hij zich. 'Hoe kon ik weten dat die vijver dat meteen werkelijkheid laat worden?' Hij had zijn handen rechts en links van zijn hoofd gelegd, in een daarvan hield hij iets van leer vast.
'Je zei toch dat dit land betoverd was? Je had er rekening mee kunnen houden!' Coïra werd steeds woedender, ook al was die boosheid voor een deel gespeeld. Omdat ze naakt was bleef ze noodgedwongen liggen om de toneelspeler niet nog meer van zich te laten zien. Niet nog eens. 'En als het eruit komt?'
'Maar jij moet magie toch kunnen herkennen, of niet soms?'
Coïra opende haar mond om een woedend antwoord te geven. Toen keken ze elkaar in de ogen en versmolten hun blikken met elkaar. Hun lichamen deelden hun warmte met elkaar en wakkerden het innerlijke vuur aan dat dichters en barden zo vaak bezongen hadden. Geen van tweeën konden ze zich ertegen verzetten, toen hun lippen zich naar elkaar toe bewogen en ze elkaar zacht kusten.
En nog eens.
En nog eens.
Je handschoen, koningin, ' zei Rodario schor. Zijn gevoelens benevelden hem bijna. Hij hield haar het stuk leer voor. 'Hij is van je arm gegleden toen ik je uit het water heb getrokken. '
Zonder erbij na te denken greep de jonge vrouw ernaar en Rodario keek naar haar rechter onderarm. De gelukkige trek verdween van zijn gezicht alsof hij er een klap tegen had gekregen. Vanaf de elleboog was de onderarm op enkele plaatsen doorschijnend en glasachtig, terwijl op andere plekken rauw bloedig vlees met aderen, spieren en pezen te zien was, waarover een soort doorzichtig vlies lag. 'O, bij de goden, ' stamelde hij, 'Wat een afschuwelijk... '
Coïra sprong met een snik overeind, raapte haar kleren bij elkaar en rende zo snel ze kon weg.
Woestling zat naast Tungdil bij het kleine kampvuur, waarboven ze vlees, brood en groente aan stokjes roosterden. 'Wat jammer dat alle kaas al op is. '
'De stank daarvan kan ik me nog altijd herinneren. Heel goed. Uitgerekend die!' Tungdil, die zijn helm, zijn handschoenen en zijn beenbeschermers had afgedaan, proefde van zijn vlees dat nog niet zo lang geleden als haas door de buurt had gelopen en zette er met smaak zijn tanden in. 'Dat is me liever. '
Woestling bekeek zijn rantsoen wat kritischer.
Tungdil hield op met kauwen. 'Wat is er? Stinkt de haas niet genoeg?'
Hij keerde en draaide de spies alsof hij een ongerechtigheid aan het onberispelijke voedsel zocht. 'Denk je dat het de magie opgenomen heeft?'
'Welke magie dan wel?'
'Ja, weet ik veel!' riep Woestling bezorgd. 'Wanneer hij een bloem heeft opgegeten die een van de famuli betoverd heeft... '
'Geloof je nu je eigen verhalen al? Of zijn dat wijsheden van onze Rodario-nazaat?' Tungdil at onbewogen verder.
'Dat wordt gewoon verteld. ' Hij keek om zich heen. 'Waar is hij eigenlijk gebleven?'
' Daar waar ook Coïra zal zijn. ' Tungdil wees naar het struikgewas.
'Aha!' reageerde Woestling meer grijnzend dan sprekend.
'Baden. Niet met elkaar vrijen, ' verbeterde zijn vriend. 'De zhadárs houden ze in het oog, beeft Barskalín me gezegd. Ze zijn veilig voor aanvallen. '
Woestling legde zijn gebraden haas neer. 'Dus toch. '
Tungdil zuchtte. 'Wat "dus toch"?'
'Magie!'
'Nee, geen magie, alle duivels!' zei Tungdil luid. 'Ik zei aanvallen! Door een of ander dier of andere kwaadwillige wezens. ' Hij sloeg met zijn hand op de grond. 'Hier is geen magie. En hier zijn ook nooit famuli geweest. Het land is veilig en die haas is het zeker. '
'De hazen waren echter niet veilig voor ons. ' Woestling keek grijnzend naar de runen op Tungdils harnas en werd weer ernstig. 'Ze zouden toch oplichten, wanneer je door het eten iets zou kunnen oplopen?'
Langzaam, heel langzaam liet Tungdil zijn stokje zakken. 'Ja, dat zouden ze, ' antwoordde hij grommend. Hij stond op het punt woedend uit te vallen. 'Geef jouw haas maar aan mij. Ik lust hem wel!'
'Goed dan, professor. ' Woestling stak hem zijn vriend inderdaad toe. 'Maar slechts één hap ervan afbijten, alsjeblieft, ' zei hij.
'Wat?'
'Eén hap nemen. Ik wil gewoon zien of mijn haas zo veilig is als de jouwe. ' Woestling wees naar de symbolen. 'Wanneer ze gaan flikkeren, raak ik hem met geen vinger aan. ' Hij kruiste zijn armen voor zijn borst. 'Vooruit, neem een hap. Ik heb honger!'
Tungdil keek hem verbijsterd aan, toen barstte hij in een luid gelach uit. 'Dat heb ik aan de andere kant nou gemist, Woestling, ' hijgde hij nadat hij weer wat gekalmeerd was. 'Er was niemand zoals jij. ' Hij nam een hap van de haas en toen er niets op zijn harnas te zien was, gaf hij zijn vriend het vlees terug. 'Ik zal blij zijn als ik na deze slag in vrede zal kunnen leven, ' ging hij verder en hij haalde de groente uit de vlammetjes aan de rand van het vuur. 'Ik hoop dat ik dat tenminste nog zal kunnen. '
Woestling at het vlees nu verder met smaak op. 'Mij is het gelukt. Goed, weliswaar hadden we in Onheilsdam steeds wat te doen en we spraken heel vaak over mogelijke veldslagen, maar het was niet zo dat we voortdurend in oorlog leefden, zoals jij. Er rekening mee houden en ermee moeten leven, zijn heel verschillende zaken. ' Hij wees met zijn stokje naar Slîn en Balyndar. 'En voor het geval je toch nog zou willen vechten, kun je mee terugkeren naar de Vijfden. Ik heb gehoord dat bij de Stenen Poort altijd wel wat gebeurt. En omdat de kordrion ook verdwenen is, zullen de eerste monsters zich algauw vertonen. '
'Met mijn zoon? Nee. '
Woestling hoestte en keek Tungdil aan, die onbewogen op zijn groente kauwde en hem wat kruidde met een beetje zout en ratokruid. 'Je weet het?'
'Natuurlijk. '
'Hoezo?'
'Je praat in je slaap, Woestling. ' Tungdil keek hem over zijn knol heen grijnzend aan.
En weer had Boïndil te laat in de gaten dat hij voor de gek werd gehouden. 'Je wilt me ertussen nemen!'
'Dat klopt. Daar had ik gewoon even zin in. ' Tungdil gooide de kleine spies in het vuur. 'Ik heb nog een oog, dus ik ben niet blind, en wanneer iedereen het ziet, waarom zou ik het dan niet zien? Hij lijkt erg op mij. Het zou wel heel vreemd zijn, als Balyndar niet mijn vlees en bloed was. Maar omdat hij er tegen mij zelf niet over begint, houd ik het verder voor me. Ik snap zijn afwijzende houding ten opzichte van mij wel. ' Hij leunde met zijn rug tegen de boom en pakte zijn drinkzak. 'Het is voor hem gemakkelijker wanneer hij de koning als zijn vader beschouwt. En afhankelijk van de afloop van dit avontuur, kan het zelfs beter zijn wanneer men onze namen niet in één adem noemt. ' Hij schroefde de dop van de zak en dronk.
'Het was me liever als je wat zelfverzekerder klonk, hooggeleerde aanvoerder en grootvorst, ' bromde Woestling. Hij keek met een triest gezicht naar de botjes. 'Daar zit niet veel aan. Een hoop gekluif aan heel veel botjes en vlees dat niet lang verzadigt. Wat zou ik niet voor een volwassen gugul overhebben!' Hij keek naar zijn vriend. 'En? Wat maakt het feit dat je samen met Balyndis een zoon hebt bij jou los?'
Tungdil staarde in het vuur. 'Niets. Voor mij is hij een dwerg als alle anderen, ' zei hij mat, terwijl zijn ene oog in het niets staarde.
Woestling pakte ook een gepofte knol, pelde de schil eraf en strooide er kruiden op. 'Dat vind ik dieptriest, professor. Ik houd van mijn kinderen en er is nauwelijks een mooier gevoel denkbaar. Je ergert je soms aan hen, maar je bent er ook heel trots op. ' Hij knikte in Balyndars richting. 'Op hem mag je gerust trots zijn. Hij ziet er prachtig uit, is een geduchte krijger en zal ooit als een voortreffelijke koning over de Vijfden heersen. Balyndis heeft hem goed opgevoed. '
'Dat ben ik ook wel, ' mompelde Tungdil peinzend, terwijl hij nog steeds in het vuur keek. ik zal ervoor zorgen dat hij behouden bij zijn moeder terugkeert, ' beloofde hij de vlammen en hij sloot zijn oog. 'Jij hebt de eerste wacht, Woestling. Wek me als je moe bent. '
Boïndil beet in de groente en vermaalde die met veel lawaai tussen zijn tanden, alsof hij op een appel kauwde. 'Vertel me nog één ding voor je helemaal ingeslapen bent, professor. Wat zijn de infamen?'
'Goden in het land achter de Zwarte Kloof. ' Tungdil deed niet eens de moeite zijn oog te openen.
'Dat is een beetje vaag. Wat voor soort goden?'
'Wrede goden, Woestling. En laat me nu verder rusten. '
'En nog langer wachten?' Hij gooide het afgekloven stokje naar Tungdil - en besefte te laat wat hij daarmee ontketende. Voorzichtigheidshalve kneep hij zijn ogen dicht en hield er ter bescherming ook nog een handschoen voor.
Met een zachte plof kwam het hout tegen het harnas aan en viel op de grond. Het bliksemde niet en er volgden ook geen magische ontladingen. Tungdil leek niets gemerkt te hebben.
Eerst had Woestling er iets over willen zeggen, maar hij bedacht zich. Het zachte stemmetje van de laatste twijfel dwong hem ertoe. Wie weet wat voor nut hij nog van deze wetenschap kon hebben, fluisterde het en het vroeg hem dringend niets te laten merken. 'Professor! Hoe zit het nu met die infamen? Je weet dat ik graag verhalen hoor, ' drong hij in plaats daarvan aan.
'De infamen, ' zei Tungdil met een zware stem, 'zijn een soort geestwezens. Ze vertonen zich in het bloed van degenen die ter ere van hen worden geofferd en geven de levenssappen een gestalte. Een verschrikkelijke gestalte, waarnaar alleen priesters kunnen kijken zonder het verstand te verliezen. '
'En jij was een van hen?'
'Nee. Maar ik kon ze bekijken zonder waanzinnig te worden. '
'Misschien is dat de oorzaak van de leemtes in je verstand?'
'Op de eerste plaats heeft mijn verstand geen leemtes, maar is het mijn geheugen dat die vertoont, en op de tweede plaats is het voor vandaag gedaan met de griezelsprookjes. '
Woestling trok zijn knieën omhoog en bewoog zijn tenen. 'Hoeveel infamen zijn er eigenlijk? Wat doen ze zoal dat ze aanbeden moeten worden? Helpen ze in de strijd?' Hij keek naar de slapende Tungdil. 'Hé, professor, gun mij de kans ook iets te leren!' Zou hij het risico nemen nog een keer een stukje hout te gooien?' Hoe kwam het eigenlijk dat je Tirîgon zo goed kende? Ik bedoel, wat hebben jullie daarginds samen meegemaakt? En waarom gebruikte je uitgerekend de naam van je dode... '
'Nou is het genoeg!' Het ooglid schoot omhoog en Woestling kreeg een blik toegeworpen die hem echt pijn deed. Het bruin was doordringend als een pijl, vervolgens maakte het plaats voor een felgroen pulseren, dat meteen daarna in een lichtblauw overging. Een laatste geflakker en het bruin kwam terug. 'Ik wil graag slapen, Woestling. Het duurt nog vele omlopen voor we in het Blauwe Gebergte zijn en elke keer als we rusten zal ik je iets meer vertellen. Maar nu niet!' Hij had met veel nadruk gesproken, autoritair als een koning die geen tegenspraak duldde. Hij sloot zijn oog en ging in een gemakkelijke houding liggen.
'Pfff. ' Woestling schopte in het zand. Dat was weer de valse Tungdil geweest. Zonder na te denken raapte hij een takje zo lang als zijn hand op en sneed een punt aan het uiteinde. Zijn bewegingen werden trager en zijn ogen richtten zich op de slaper.
'Dan zing ik gewoon wat om de verveling te verdrijven, ' besloot hij en hij hief een lied aan dat Bavragor hem had geleerd; ondertussen trommelde hij in de maat mee op zijn beenbeschermers.
Maar Tungdil liet zich niet tot een reactie prikkelen. Helaas.
Toen kwam Rodario door de struiken gestormd, zijn kleren hingen slordig rond zijn lichaam, alsof hij zich in allerijl had aangekleed. 'De koningin is weg!' riep hij opgewonden.
'Weg als in "door de aarde verzwolgen" of weg in de betekenis van "weggelopen voor opdringerige attenties"?' Woestling grijnsde. 'Baden, hadden ze me verteld. Ja, ja, dat zal wel!'
Rodario liep op hem toe. 'Ze is... geschrokken en weggerend. '
Woestling stond op. 'Voor je eenogige pantalonslang vermoedelijk. '
'Luister nou toch!' Hij pakte de dwerg bij zijn brede schouders. 'Weggerend! Het struikgewas in!'
'Daarmee heb je me nog steeds niet verteld waarom ze dat heeft gedaan, maar goed. ' Hij riep naar Barskalín om te vragen waar de koningin heen gelopen was.
De aanvoerder van de zhadárs wist dat echter niet. 'Mijn mannen zijn achter haar aan. Wij hebben op de omgeving gelet, niet op haar en de toneelspeler, ' legde hij Woestling uit.
'Jullie hebben ons bespied?' stoof Rodario op.
'Nee, dan was dit niet gebeurd, ' bromde Boïndil en hij wendde zich tot Tungdil. 'Professor, wakker worden. We moeten de maga te pakken zien te krijgen. Dat schichtige veulen is geschrokken van een pantalonslang en op hol geslagen. '
Een dodelijk vermoeide Tungdil deed bijna gekweld een oog open. De blik die hij Rodario toewierp beloofde hem een langzame, pijnlijke dood.
Ze haastten zich in een langgerekte rij stroomafwaarts langs de beek.
De pony's konden ze niet meenemen, dus moesten de zhadárs en de dwergen het spoor van de vermiste koningin te voet volgen.
De onzichtbaren hadden haar voetafdrukken al snel gevonden, maar de maga bezat een grote voorsprong. Hun korte benen vormden een nadeel en Rodario of Mallenia kon niet op eigen houtje vooruit gaan rennen. Zij zouden de onduidelijke afdrukken op de harde bosbodem maar moeilijk kunnen vinden.
Het deel van het woud dat ze nu betraden was allesbehalve gastvrij. Minder dan een kwart cyclus geleden moest er een brand tussen de stammen hebben gewoed die heel wat bomen had vernield. Verkoold en kaal, dood en afgestorven stonden de resten van de ooit grote woudreuzen op de zwarte bodem.
Dwergen en mensen liepen door de as die bij elke stap omhoog wolkte, in mond en neus drong en de ogen liet tranen. Half verbrande takken werden onder hun zolen vermalen en schoenen en broekspijpen kleurden zwart door de houtskool.
Toen snelden ze langs de puinhopen van huizen. Een nederzetting in het woud was een prooi van de vuurzee geworden. Woestling ontwaarde skeletten tussen de resten. Om een of andere reden waren de mensen niet voor het vuur gevlucht - of hadden ze daar de kans niet meer toe gekregen? Hij moest onmiddellijk aan magie denken...
'Daar!' riep Tungdil en hij wees naar rechts. 'Ik zie iemand lopen. '
Woestling kon niets ontdekken. 'Ik geloof... '
'Ja, ' viel Barskalín hem bij. 'En het is een mens. '
Mallenia knikte naar Rodario en zij verhoogden hun tempo. 'Wij halen haar wel in, jullie komen achter ons aan, ' riep hij naar de dwergen en hij ging achter de Ido aan.
In zijn binnenste kolkten uiteenlopende gevoelens. Enerzijds maakte hij zich verwijten, anderzijds wist hij eigenlijk niet waarom precies: ze was gevlucht omdat ze zijn uitroep verkeerd begrepen had. Maar later was er tijd om het misverstand uit de weg te ruimen, eerst moesten ze Coïra inhalen.
Mallenia rende algauw een paar stappen voor hem uit, maar hij liet zich niet afschudden, terwijl de groep dwergen achter hen verdween.
Weer veranderde het woud. De stammen leken door de hitte verbogen te zijn en hadden de vreemdste vormen aangenomen. Omdat het al donker was geworden, maakten ze een angstaanjagende indruk en de doodse stilte die hier heerste, maakte het er ook niet beter op. Rodario was blij dat hij een zwaard bij zich had. En Mallenia, die een veel geduchtere vechter was dan hij.
'Coïra, blijf toch staan, ' riep hij de gestalte achterna die tussen de bomen voor hen door schoot. Ze bewoog zich zeer lenig. 'We maken ons zorgen om je!'
Maar de vluchteling luisterde niet naar hen.
'Vooruit, sneller, jij held, ' zei Mallenia en ze haastte zich nog meer. 'Het bevalt me niet zo best hier tussen dat dode hout. Het woud heeft iets huiveringwekkends. '
Inwendig moest hij haar gelijk geven. En toch was er niets meer wat hun enig kwaad zou kunnen doen, het vuur had alle leven verzwolgen en tot as verteerd.
De koningin was van richting veranderd en plotseling naar rechts afgeslagen.
Tussen de verkoolde stammen door zagen ze de omtrekken van een gefortifïceerde woning, een versterkte hoeve of iets dergelijks. Afgaande op de brandsporen, was de brand hier uitgebroken en hadden de vlammen zich daarna door het woud verspreid.
De koningin rende door de kleine poort en verdween in de ruïne.
'Wat moet ze daar dan toch?' hijgde Rodario. 'Verstoppertje met ons spelen?'
'Een dwaas en kinderachtig gedoe. ' De Ido verliet het woud, recht naar de ingang. 'Coïra! Kom naar buiten voor je daarbinnen in een gat valt of onder een instortende muur wordt bedolven!' Ze betrad de binnenplaats en Rodario kwam achter haar aan.
Luisterend stonden ze op het erf en keken naar de gebroken vensterruiten, die hen als lege oogkassen leken aan te staren.
'Coïra?' riep Rodario bezorgd. 'Je hebt me daarnet bij de vijver verkeerd begrepen. Kom naar buiten, dan zal ik alles uitleggen!'
'Dus is het toch jouw schuld, ' zei Mallenia voldaan. 'Je hebt een verkeerd compliment gegeven, neem ik aan?'
Rodario had besloten niets over de vreselijke ontdekking te zeggen. Eerst wilde hij er met Coïra over praten. 'Zoiets, ja. ' Toen hij achter een raam op de begane grond een hoofd zag verdwijnen, haastte hij zich ernaartoe. 'Coïra, wacht!' Hij hield zich aan een wrakke houten schoorbalk vast en staarde de donkere ruimte in.
Hij keek in een paar lichte ogen die hem geschrokken aankeken de ogen van een man!