Hoofdstuk 10
Het Veilige Land, protectoraat
Gauragar, elf mijl ten oosten van de toegang
tot het Grijze Gebergte,
in de winter van de 6491e/6492e zonnecyclus
Woestling keek voortdurend naar de heuvelruggen die zich ten noorden van hen verhieven. Het waren uitlopers van het Grijze Gebergte, dat zich als een brede band aan de horizon verhief en de reizigers zekerheid beloofde.
'Ik wou dat we er al waren, ' bromde hij in zijn met grijze plukken doorschoten baard.
Tungdil reed naast hem. Net als voorheen gaf hij de voorkeur aan de befún en daardoor stak hij boven alle anderen in de groep uit, die buiten hen uit Balyndar en het gezantschap van de Vijfden bestond. Verder had Frandibar zijn vijf beste krijgers met hen meegestuurd, van wie er een een kruisboogschutter was. 'Er is nog geen moment geweest dat het leek of we in gevaar waren. '
'Dat maakt me achterdochtig, ' zei Balyndar, die voor in de groep reed en over de sneeuwvlakte tuurde. 'Op de heenweg hebben we ternauwernood een patrouille van hertog Amtrin kunnen ontwijken. Hij staat in dienst van de alfen. '
'Ontwijken! Moet je dat horen, ' snoof Woestling. 'Niet te geloven! Vroeger zouden we jacht op hen hebben gemaakt, in plaats van te vluchten of ons te verstoppen. '
Balyndar begreep dat de woorden een verwijt aan hem en de Vijfden waren. 'Ik neem je je opmerking niet kwalijk, Dubbelkling, want je weet niet dat hun patrouilles altijd door twee alfen begeleid worden en tegen hun handbogen kunnen wij niets beginnen. '
'Dat weet ik wel, ' bromde hij. 'Mijn broer was bijna door zo'n zwarte pijl gedood. '
Tungdil richtte zich in het zadel van zijn befún op. 'We krijgen de kans het tegendeel te bewijzen, ' zei hij half hardop en hij wees met Bloedsnakker naar het zuidoosten. 'Ze volgen ons al een poosje. Als ik het goed heb gezien, zijn het twintig ruiters. Maar zij hadden ons met hun paarden al lang geleden kunnen inhalen. '
'Ze wachten af wat we doen. Ze willen kijken waar we heen rijden. ' Balyndar hield zijn pony in tot hij tussen Tungdil en Woestling reed. 'Dat is heel ongewoon. De anderen hebben ons steeds opgejaagd. '
'Ze zullen bang zijn, ' lachte Woestling schallend. 'Nauwelijks stuiten ze op meer dan veertig dwergen of ze beginnen ondanks de vorst te zweten. '
'Ik denk, ' opperde Tungdil, 'dat ze geen alfen bij zich hebben. Ik zie noch een vuurstier noch een nachtmerrie. Juist op deze sneeuw zouden die dieren duidelijk opvallen. '
'Of het betekent dat ze een omtrekkende beweging maken en ons van voren aanvallen. Vanuit een hinderlaag, ' wierp Balyndar geschrokken tegen. Onmiddellijk gaf de Vijfde zijn krijgers het bevel de schilden van hun rug te nemen en op alles voorbereid te zijn.
Woestling schatte de afstand tot de vijandelijke troep op minstens twee mijl, zo niet meer. Voor hem was het een wonder dat Tungdil überhaupt kon zien dat het om ruiters ging. Was zijn overgebleven oog door het verlies van het ene als compensatie scherper geworden? Hoe was het anders te verklaren?
De befún liet een waarschuwend gesnuif horen en draaide zijn kop naar rechts, waar meerdere rotsblokken tot wel zeven schreden hoog verspreid uit de sneeuw staken.
'Dekking zoeken!' beval Tungdil en hij liet zich uit het zadel glijden. Woestling aarzelde niet het voorbeeld van zijn vriend te volgen en zelfs Balyndar gehoorzaamde.
De lange zwarte pijl die voor de aanvoerder bestemd was geweest, snorde door de lucht, vloog rakelings langs zijn rechteroor en boorde zich in de sneeuw; zelfs de bevedering stak niet meer uit het wit.
Meteen daarna klonk een verstikte kreet en een dwergenvrouw stortte achterover van haar pony. Woestling zag dat een projectiel zich door de rand van haar schild en haar helm in haar rechterslaap had gehoord.
Nu begrepen alle dwergen dat de boogschutters zich achter de rotsen opzij van hen moesten bevinden. Snel sprongen ze op de grond en gebruikten de lichamen van hun pony's als dekking tegen de dodelijke pijlen. Toch raakte niemand in paniek en er klonk geen wild geschreeuw zoals bij mensen misschien het geval zou zijn geweest.
Er klonk een gesnor en nog eens drie dwergen verloren hun leven. De treffers in het hart en in de schedel sloten elke hoop op het overleven van de ongelukkigen uit.
'Vervloekte zwartogen!' tierde Woestling en tijgerde door de sneeuw naar Tungdil. 'Ik steek ze hun boog in hun kont en hun pijlen er een voor een achteraan! Dwars!'
'Ze zitten op de tweede rots van voren, ' zei zijn vriend rustig, terwijl hij tussen de poten van zijn befún door tuurde. 'Zie je ze? Ze dragen witte mantels, waardoor ze bijna niet tegen de sneeuw afsteken. '
Woestling moest zich inspannen om de gestalten te ontdekken. Ze waren precies ver genoeg boven hun dekking uit gekomen om hun pijlen over de rand van de rots te kunnen schieten. Meteen daarna doken ze weer weg. Opnieuw verbaasde Boïndil zich over Tungdils scherpe oog. 'Het is minstens veertig schreden voor we bij die rotsen zijn, ' schatte hij. 'Tijd genoeg om ons met zo'n veertig pijlen in speldenkussens te veranderen. ' Hij keek naar Balyndar. 'Heb je een voorstel?'
Een pony zakte hinnikend in elkaar, een pijl had zich in zijn oog geboord en hem gedood. De alfen veranderden van tactiek en gingen er nu toe over de dwergen van hun dekking te beroven. Het ene rijdier na het andere ging tegen de grond. De dieren maaiden wild met hun beslagen hoeven in het rond en verwondden menige ruiter.
Woestling lag languit in de sneeuw en drukte zich dicht tegen het ijs. 'Drie schilden over elkaar en een stormaanval op de zwartogen, professor? Daardoor zouden we helemaal naar voren kunnen komen. '
'De patrouille is overgegaan tot een galop, ' riep iemand uit de groep. 'Ze vallen aan!'
'Nu wordt het benauwd, ' gromde Woestling.
Toen klonk er een luide schreeuw vanaf het rotsblok.
Woestling draaide zijn hoofd weer snel genoeg naar voren om een van de alfen achter zijn dekking te zien wankelen. Hij tuimelde naar voren en stortte met zijn hoofd voorover naar beneden, boog en pijlen achter hem aan.
'Wat was dat? Is de pees gebroken en heeft die hem gedood?'
Woestling zag dat de sneeuw voor de rots rood kleurde.
'Heb je die kruisboog niet gehoord?' antwoordde Tungdil tevreden.
Toen weer een luide klik en de tweede alf zakte in elkaar.
'Hoera! Blijkbaar heeft Frandibar een heel goede schutter met ons meegestuurd. ' Boïndil lachte, sprong overeind en beval de dwergen en dwergenvrouwen een schildmuur tegen de aanstormende ruiters te vormen. 'Nu voel ik me al een stuk beter. ' Hij zocht in het gewoel naar de Vierde, die verdere verliezen bij hen had voorkomen.
De schutter lag dicht tegen het lichaam van een pony aan gedrukt en herlaadde op zijn dooie gemak, terwijl de patrouille snel naderbij kwam. Het gedonder van de hoeven zwol aan en de groep dwergen bereidde zich op de botsing voor.
De kruisboogschutter was klaar en legde de windas, waarmee hij de boog gespannen had op het zadel van het dode dier. Toen draaide hij zich op zijn buik en richtte op de aanvoerder van de aanstormende ruiters. Vanaf deze afstand waren zijn rangonderscheidingen gemakkelijk te herkennen.
Opnieuw snorde een schicht weg en de man zakte in zijn borst getroffen achterover, voor zijn voeten uit de stijgbeugels schoten en hij viel; de ruiter achter hem kon niet meer uitwijken en de aanvoerder verdween onder de hoeven en een glinsterende wolk opgeworpen sneeuw.
'Aanvallen!' schreeuwde Woestling vol voorpret en stormde zwaaiend met de kraaiensnavel op de vijand toe. De woede die hij op de alfen had willen koelen, zocht nu een andere uitlaatklep.
De rest van de troep kwam achter hem aan zonder zich om hun eigen veiligheid te bekommeren.
De ruiters verspreidden zich, er klonk verward geschreeuw en de aanval van de patrouille stokte. Drie soldaten hadden het bevel om te stoppen door het geschreeuw van de dwergen niet gehoord en reden onverdroten door, terwijl de rest achterbleef en zich omdraaide voor de aftocht.
'Ha! Kom hier en laat je eens door mijn kraaiensnavel pikken!' Woestling dook onder de punt van een lans door en sloeg de eerste ruiter met het stompe uiteinde tegen zijn borst. Door de klap werd de man uit het zadel geworpen, zijn borstkuras vertoonde een deuk en een scheur waar bloed uit opwelde.
Woestling gebruikte de kracht van zijn zwaai om zich naar rechts te draaien en de volgende ruiter de lange punt van het wapen door zijn bovenbeen te stoten.
'Hebbes!' Onmiddellijk zette hij zich met zijn beide benen schrap in de sneeuw en pakte de steel stevig vast. 'Hier blijven, lange lijs!'
Eerst werd de dwerg een paar schreden meegetrokken over de sneeuw, toen vonden zijn hakken houvast tegen een steen. Het been van de man werd naar achteren uit de kom gedraaid, het gekraak was duidelijk te horen; vervolgens trok Woestling hem over de rug van zijn paard in de sneeuw, waar hij op zijn buik in smakte. Gillend kronkelde hij over de grond.
De derde ruiter werd door Balyndar met zijn morgenster uit het zadel geslagen. De van doorns voorziene kogels troffen hem tegen zijn borst en hals; rochelend stortte de man neer.
Boïndil stond bij zijn gevangene, de kraaiensnavel in zijn ene hand, terwijl hij met zijn rechtervoet het lichaam tegen de grond drukte. 'Hoe lang reden jullie al achter ons aan? Wat was jullie opdracht?' snauwde hij tegen hem. 'Spreek de waarheid en je blijft leven. '
'We zijn jullie sporen gevolgd, ' kreunde de man moeizaam, zijn stem vervormd en zijn gezicht vertrokken van de pijn. 'Al twee omlopen lang. De alfen wilden jullie in een hinderlaag lokken, zodat we de overlevenden konden vragen wat jullie van plan waren. We mochten pas aanvallen wanneer zij jullie waren gaan beschieten. '
Balyndar voegde zich bij Woestling. 'Hebben jullie onderweg een koerier teruggestuurd, die het bericht over ons moest verspreiden?' Hij liet de bloedige kogels van de morgenster voor het gezicht van de soldaat heen en weer bungelen.
'Nee, ' kreunde hij. 'Nee, wij zijn de enigen die van jullie afweten. '
Tungdil stapte door de sneeuw naar hen toe, terwijl hij zijn oog op de horizon gericht hield, waar de patrouille heen galoppeerde. 'Het speelt geen enkele rol meer, ' zei hij somber. 'Ze zullen naar hun dichtstbijzijnde garnizoen terugkeren en verslag uitbrengen. Voor die tijd moeten wij in het Grijze Gebergte zijn. De alfen kunnen zich wel indenken dat zo'n grote groep van ons volk iets belangrijks te betekenen heeft, wat voor hen weinig goeds voorspelt. '
'Ach, dat waren nog eens tijden, toen we door de tunnels konden rijden, ' zei Woestling triest.
'Ze staan grotendeels onder water, ' verklaarde Balyndar. 'We vermoeden dat de Weyurnse meren daarin leegstromen. De doorgang naar het Land aan Gene Zijde kan daarvoor niet alleen verantwoordelijk zijn. '
Tungdil beval de dwergen om weer op te stijgen en zette de punt van Bloedsnakker in de nek van de soldaat. 'Nog iets wat we moeten weten?'
'Nee, nee!' riep de man angstig. 'Ik heb alles verteld!'
'Dan ben je voor ons verder van geen enkel nut. ' Hij stootte met zijn arm omlaag, de kling spleet door huid, spierweefsel en pezen, en krakend kwamen de wervels van elkaar. 'Laten we eens naar die zwartogen gaan kijken, ' zei hij kalm tegen Balyndar en Woestling.
'Ik had beloofd dat hij zou blijven leven, professor!' stootte Boïndil uit.
'Als hij de waarheid vertelde. Dat waren je woorden, ' antwoordde Tungdil hem prompt. Toen liep hij naar zijn befún, steeg in het zadel en reed naar de rots waarvoor de alfen in een onnatuurlijke houding lagen. 'Hoe had jij erachter willen komen of hij tegen je gelogen had of niet?'
Balyndar keek de dwerg in zijn zwarte harnas na, vervolgens naar het lijk voor hem, waarbij het bloed uit de hals spoot. 'Ik heb beslist geen medelijden met de lange lijzen, ' merkte hij peinzend op. 'Maar ik kan ook geen begrip opbrengen voor Goudhands daad. We hadden hem net zo goed kunnen laten liggen, de winter had wel met hem afgerekend. ' Hij draaide zich om en liep naar zijn pony.
Woestling trok de punt van zijn kraaiensnavel uit het been van de soldaat, veegde hem schoon aan diens mantel en marcheerde naar de rots. Vroeger zou Tungdil zoiets nooit hebben gedaan, zei de stem van zijn twijfel. 'Ja, toch wel, ' sprak hij die mompelend tegen. 'We hadden het moeten doen. De professor had gelijk. Het was niet fraai, maar noodzakelijk. '
'Wat zei je, generaal?' De dwerg met de kruisboog, langs wie hij heen liep, draaide zich naar hem toe. 'Ik heb je niet goed verstaan. '
Woestling hield de pas in en bekeek de Vierde. Hij droeg een lichte wapenrusting en een open mantel, waarin meer leer dan maliën verwerkt zaten. Door het geringere gewicht had hij een grotere bewegingsvrijheid; alleen dwars over zijn borst liep een brede band ijzer om hart en longen te beschermen. Lange bruine haren vielen vanonder zijn helm tot op zijn schouders. De baard die dezelfde kleur had, zat langs de onderkaak gevlochten; recht onder zijn kin bad de dwerg de haarstrengen met zilverdraad waaiervormig gegroepeerd. Het maakte een wat fatterige indruk.
Op zijn heup hing een koker met schichten en een houder die bedoeld was om het mechanisme van de lichte kruisboog in te klemmen en te spannen. De dikke pees van het zware wapen, die hij nu naar achteren trok, moest echter met een handwindas gespannen worden. Maar daardoor was het penetratievermogen ook op grote afstand buitengewoon, zoals de alfen en de aanvoerder van de patrouille hadden gemerkt.
Boïndil keek naar de loop. 'Eigenlijk, ' zei hij, 'heb ik nooit veel opgehad met bogen en kruisbogen. Ze beroven een gevecht van zijn aantrekkingskracht. Maar vandaag ben ik Vraccas dankbaar dat hij iemand zoals jij bij ons liet zijn. ' Hij gaf de dwerg een hand. 'Hoe heet je?'
'Goïmslîn Raphand uit de clan der Saffiervinders van de stam Goïmdil van de Vierden. Maar iedereen noemt me Slîn, ' stelde hij zich voor en hij hing de kruisboog weer aan het zadel van zijn pony om Woestlings hand te kunnen schudden. 'Ik weet dat alle kinderen van de Smid meer waardering hebben voor de bijl dan voor een schicht. Maar als je niet goed bent met een bijl, zoals ik, blijft er maar één weg voor je over. ' Hij wees naar de rotsformatie. 'Omdat jij naar die alfen gaat kijken: ik moet ze allebei in het hart hebben getroffen. Is dat niet zo, dan ben ik je twee goudstukken schuldig. '
'Zo nauwkeurig?'
Slîn knikte. 'Ik mik altijd op het hart. Bij vrouwen en bij mijn andere slachtoffers. ' Hij knipoogde en Woestling moest lachen.
'Ik zal eens goed kijken. ' Hij rende weg naar de anderen die zich al bij de rots hadden verzameld.
Slîns scherpe oog was overduidelijk. Beide alfen lagen met een doorboord hart in de sneeuw. De versterkte schichten hadden zich dwars door hun pantsers geboord en Woestling betrapte zich op de vraag of ook Tungdils harnas tegen Slîns schietkunst bestand zou zijn.
'Ze hebben hun nachtmerries aan de andere kant vastgebonden, ' zei Tungdil bij wijze van begroeting tegen hem.
Woestling streelde liefkozend over zijn kraaiensnavel. 'Ze zullen hun meesters in de dood volgen. ' Hij keek naar de boogschutters en beval hen te fouilleren. Balyndar en twee andere dwergen knapten dat karweitje op.
Onder hun grauwwitte mantels droegen de alfen lamellenharnassen. Hun zwaarden staken nog in de schede. Ze hadden geen kans gekregen die tegen de dwergen te gebruiken. Voor hun proviand interesseerden de dwergenkrijgers zich niet, maar wel voor een dolk die een van de vijanden aan zijn gordel droeg.
Balyndar was het wapen het eerst opgevallen. 'Bij Vraccas!' riep hij kwaad en hij trok het wapen uit de schede. 'Dat is het werk van een dwergensmid!' Hij draaide het wapen om en om, hield het omhoog in de zon en streek er keurend met zijn duim over. 'Geen twijfel mogelijk: deze dolk is door een dwerg gemaakt. ' Hij bukte zich en bekeek de wapenrustingen nauwkeuriger. 'Het is gewoon niet te geloven!' barstte hij los. 'De Derden hebben nauwer met die zwartogen samengewerkt dan ik in mijn ergste nachtmerries had kunnen dromen. '
Woestling keek naar Tungdil en dacht aan de ontmoeting met de dwergenhater in het Land aan Gene Zijde. 'Hebben ze ook hun harnassen gemaakt?'
Balyndar keek naar hem op. 'Daar ben ik vrijwel zeker van. '
'Dan hebben de Derden verder geen genade van ons te verwachten, nadat we de alfen hebben overwonnen, ' bromde Boïndil. 'Dat ze de andere stammen op zo'n manier verraden is onvergeeflijk. Ze hebben onze smidsgeheimen verkwanseld!'
'En toch is een Derde jullie grootvorst. ' Tungdil keek doodbedaard. Hij schopte de alf voor zich met zijn rechterlaars. 'Wat voor nut hebben ze van die dwergenharnassen gehad? Zolang wij de beste schichten hebben, mogen de Derden verder hun pantsers blijven smeden. '
Balyndar keerde de dolk weer om en om, streek er met een vinger over. 'Hier klopt iets niet. ' Hij maakte aanstalten de alfen te ontkleden.
'Wat ga je nu doen?' riep Tungdil tegen hem.
'Ik wil die harnassen meenemen. Om ze nader te kunnen bekijken. Ik denk... '
'Daar hebben we geen tijd voor. ' De eenogige dwerg wenkte dat de groep bij hem moest komen. 'Ga naar de andere kant en help Woestling de nachtmerries te doden. Daarna rijden we verder. De patrouille zal snel in een garnizoen van de graaf zijn aangekomen om verslag uit te brengen. ' Balyndar wilde nog iets zeggen, maar Tungdil hief zijn hand op. 'Dat is een bevél. ' Hij keek de Vijfde autoritair aan. Deze stond licht hoofdschuddend op, liep weg en haakte ondertussen de morgenster van zijn gordel.
Het was Boïndil niet ontgaan dat hij de dolk bij zich had gestoken zonder dat zijn vriend dat had gemerkt. 'Dan ga ik maar, ' zei hij en hij liep Balyndar achterna.
Toen hij gekletter achter zich hoorde, keek hij om: Tungdil gaf de alfen nog een aantal slagen en doorboorde de bovenlichamen.
'Wat doe je nu, professor?' riep hij verwonderd.
'Er met zekerheid voor zorgen dat ze niet overleven, ' antwoordde Tungdil en hij veegde Bloedsnakker met sneeuw schoon, daarna klom hij op de befún. 'Haast jullie. Ik wil zo snel mogelijk in het Grijze Gebergte zijn. ' Hij dreef zijn rijdier naar voren en stelde zich aan het hoofd van de colonne op.
'Hij heeft de rune vernietigd, ' zei Balyndar achter Woestlings rug. 'Jij hebt ze toch ook gezien, nietwaar, Dubbelkling?'
'Rune?' Hij liep naar de Vijfde, wiens morgenster vol donker bloed zat. De nachtmerries leefden niet meer. 'Ik begrijp je niet. '
'Je begrijpt me niet?' Balyndar tekende met de neerdruipende rode vloeistof een teken in de sneeuw. 'Die bedoel ik. Kijk links op de borst van je vriend, Dubbelkling, dan zul je er daar ook een ontdekken. ' Hij liet Woestling staan en liep naar zijn pony.
Het Veilige Land,
het dwergenrijk van de Vijfden in het Grijze Gebergte,
aan het eind van de winter van de 6491e/6492e zonnecyclus
De toegang tot het rijk van de Vijfden was veranderd. Voor de eigenlijke poort verhief zich een stenen bouwwerk van twintig schreden hoog dat talloze afvoergaten in de muur had zitten; een verhoudingsgewijs smalle deur, net groot genoeg voor een befún, vormde de ingang.
Woestling vermoedde waar die openingen voor dienden. Wanneer daaruit kokende teer en slakken gegoten werden, kon men een leger wegspoelen.
De ingang ging open en ze werden ontvangen door het bewakingspeloton van de poort en een bode om hen in naam van de koningin te begroeten en verder te begeleiden.
Er klonk geen gejuich toen ze binnenkwamen, er schalden geen klaroenen die hun aankomst in het Grijze Gebergte aan iedereen bekendmaakten, er waren geen feestelijk versierde wanden, geen vlaggen en geen dwergen en dwergenvrouwen die hen welkom heetten.
Woestling ergerde zich geweldig, maar liet niets merken.
Hij wist dat Balyndar een krijger vooruit had gestuurd om hun komst aan te kondigen en toch was de ontvangst zo koeltjes. Men mocht van Tungdils uiterlijk en gedrag denken wat men wilde, hij droeg de titel van grootvorst. Het respect voor dit ambt vereiste dat men de stoet onder zijn leiding, die binnenkort grote heldendaden zou gaan verrichten meer eerbied bewees.
'We rijden het rijk van de Vijfden binnen als handelaren die nauwelijks welkom zijn, ' zei Slîn luid. Hij had zijn pony tot naast die van Boïndil gedreven en maakte geen geheim van zijn ontevredenheid. Hij wilde duidelijk dat zowel Balyndar als de bode hem hoorde. 'Is de koningin vergeten wie ze ontvangt?'
'Dat is ze niet, ' antwoordde haar zoon die aan het hoofd van de stoet reed. 'In tegenstelling tot de Vierden hebben onze dwergen en dwergenvrouwen een zware taak. Ze vechten zowel tegen de kordrion als tegen de koorts. Door beide zijn we verzwakt, zodat we wel wat beters hebben te doen dan ons keurig in een erewacht op te stellen om de held van vele cycli geleden... ' hij beklemtoonde het opzettelijk wat minachtend '... toe te juichen. Jullie krijgen zo dadelijk te eten en te drinken en wanneer jullie zin hebben om te zingen en te dansen, laat het me dan weten. Maar het zal moeilijk zijn dwergen in de rouw in vrolijke, uitgelaten gastheren en -vrouwen te veranderen. '
'Je hoeft niet zo snel op je teentjes getrapt te zijn, Balyndar. ' Slîn ontblootte zijn tanden in een brede grijns. 'Ik zal niet verder benadrukken dat de ontvangst beneden de waardigheid is van een grootvorst, die jij zelf mee hebt gekozen. '
Woestling wierp hem een blik toe om hem het zwijgen op te leggen. 'Laat verder maar, ' zei hij zacht. 'Tweedracht is het laatste wat we kunnen gebruiken. Denk erom dat je samen met hem ten strijde trekt. '
Slîn grijnsde. 'Maar ik zal altijd achter hem staan, Dubbelkling, ' antwoordde hij en hij legde zijn rechterhand op de kolf van de zware kruisboog. 'Nog een voorrecht van een schutter. '
Zwijgend reden ze door de gangen, die kennelijk verlegd waren. Woestling kende er niets meer van terug en zonder hun gids zouden ze zeker verdwaald zijn.
Ze werden naar een zaal gebracht, waar ze hun pony's en de be-fún achterlieten, en gingen te voet verder.
De leden van de stam van de Vijfden maakten zich de een na de ander met een kort afscheidswoord los uit de stoet om naar hun clans terug te gaan, totdat de Vierden, Tungdil en Woestling alleen met Balyndar over waren.
'Je zou bijna aan een hinderlaag gaan denken, ' fluisterde Slîn voor zich uit, zodat de dwergen om hem heen het verstonden. Hij had de kruisboog op zijn rug hangen en in zijn gordel stak een handzame bijl. 'Wanneer we ons niet onder vrienden bevonden. '
Een tweede bode voegde zich onderweg bij hen en fluisterde Balyndar iets in zijn oor. 'Mijn moeder verheugt zich erop kennis te maken met de dapperen die onder leiding van de grootvorst Tungdil Goudhand op weg zullen gaan, ' deelde hij mee. Hij wees naar een grote ijzeren poort zonder enige versiering, waarvoor twee krijgers met hellebaarden op wacht stonden.
'Was de troonzaal vroeger niet op een andere plek?' vroeg Woestling verbaasd. 'Weliswaar is er het een en ander veranderd, maar ik dacht... '
'Je hebt gelijk. Daarachter bevindt zich niet de oude troonzaal, ' viel Balyndar hem in de rede. 'Die ligt in het gedeelte van het Grijze Gebergte waarin steeds weer de koorts uitbrak. Wij wonen daar nu niet meer en zullen ook voor ons hoge bezoek geen uitzondering maken. ' Hij liep voorop. 'Dat is onze nieuwe troonzaal. ' Hij gaf de wachters een teken en zij openden de deurvleugels.
Een kil, zilverig lichtschijnsel viel op hen. De hele ruimte was met gepolijst staal bekleed. Alle meubels, de tafels en stoelen glansden koel in het licht van de lampen; zelfs de zuilen die het hoge plafond droegen, schenen van staal te zijn. Het oppervlak daarvan was dermate glad en gelijkmatig dat alles er zonder enige vertekening in weerspiegeld werd.
Er waren figuren met veel krullen in geëtst, die in allerlei kleuren geschilderd waren om ze duidelijk te laten uitkomen. Op deze manier ontstonden zinsbegoochelende patronen die leken te bewegen, wanneer men er langer naar keek.
Op andere plaatsen hadden de kunstenaars er zich toe beperkt de afbeeldingen van dwergenheersers in het staal te smeden en ze met edelmetalen en sierstenen te verfraaien. Men kon aan de zaal zien dat hier een koningin ontvangsten hield die ooit tot de stam van de Eersten had behoord en een begenadigde smid en metaalbewerker was.
'Het lijkt wel of de berg zelf die zaal zo heeft voortgebracht, ' mompelde een van de Vierden. 'Alles past naadloos aan elkaar, er zijn geen bramen of naden. '
Op een troon op een klein podium voor hen zat Balyndis IJzervinger. Ze droeg haar lange, donkerbruine haar los onder haar kroon van fel fonkelend staal en haar harnas van schubben van hetzelfde materiaal dwong de bezoekers hun ogen tot spleetjes te knijpen.
'Je moet er niet aan denken wat er gebeurt, wanneer zij in de volle zon staat, ' merkte Slîn op. 'Ze verblindt iedereen binnen een omtrek van tien schreden. '
Balyndis stond op en daalde de twee treden van haar troon af. 'Kom binnen en neem plaats aan de tafel van de Vijfden, ' nodigde ze hen uit. 'Ik verheug me over jullie bezoek en de vele goede berichten die de bode me voor jullie aankomst al heeft gebracht. Er zal dus snel een einde aan de heerschappij van het Kwaad in het Veilige Land komen. Vraccas zal zeker met ons zijn. '
Woestling probeerde Tungdils gezicht in de gaten te houden, toen de dwergenkoningin op hen toe kwam en haar hand uitstak. Ze was vele cycli geleden zijn levensgezellin geweest, ze hadden samengewoond en een zoon gekregen, die bij een noodlottig ongeval om het leven was gekomen. Het weerzien bood meer dan genoeg aanleiding om een stroom van gevoelens als een regen van vonken te laten dansen. Maar hoe hij ook keek, hij ontdekte geen spoor van opwinding op Tungdils gezicht.
Op het gezicht van Balyndis daarentegen tekende zich des te meer af. 'Bij Vraccas!' zei ze ontroerd en ze begon langzamer te lopen, terwijl ze de eenogige dwerg naderde. 'Het is waar! Het is werkelijk waar! Je leeft en je bent uit de duisternis teruggekeerd!' Tranen glinsterden in haar ooghoeken en biggelden over haar met dons bedekte wangen. De haartjes waren duidelijker te zien dan bij de jongere vrouwen van haar volk. Ontroerd bleef ze voor hem staan, haar hand nog altijd uitgestrekt.
'Inderdaad. Ik ben uit de duisternis teruggekeerd, maar ik heb ook duisternis meegebracht, ' antwoordde hij. 'Ik weet wie je bent, Balyndis IJzervinger, koningin van de Vijfden, maar ik kan me niets meer herinneren van wat ons ooit verbond. ' Verontschuldigend wees hij op het litteken op zijn voorhoofd. 'Een slag beeft veel te veel uitgewist van alles wat me lief en dierbaar was. '
Balyndis slikte en keek hem doordringend aan, alsof ze daardoor de bedolven herinneringen weer naar boven kon halen. Toen ze echter merkte dat de uitdrukking in zijn bruine ogen niet veranderde, liet ze haar arm zakken en maakte een kniebuiging voor hem. 'Ik groet je, grootvorst Tungdil Goudhand, ' sprak ze triest en ze boog haar hoofd. 'Vraccas zegene je en al diegenen die je bij je tocht om het Veilige Land te redden zullen volgen. '
'Ik dank je, koningin Balyndis. ' Hij raakte haar schouder aan ten teken dat ze op kon staan en liep naar de gedekte tafel.
Talrijke kostelijke gerechten lagen torenhoog op schalen en schotels en de geur wekte bij Woestling de honger weer op die hij van de spanning bijna was vergeten.
'Het zou tijd worden, ' merkte Slîn naast hem op. 'Ik was bijna het staal af gaan likken, alleen om het knorren van mijn maag tot zwijgen te brengen. '
Ze gingen rond de tafel zitten. Ze werden bediend door dwergen die ervoor zorgden dat borden en bierpullen nooit leeg waren. Gedurende de maaltijd zette Tungdil nogmaals uiteen hoe hij zich zijn plan had voorgesteld. Balyndis onthield zich van commentaar en liet het bij af en toe een knikje.
Woestling had de indruk dat ze nog steeds probeerde Tungdils verborgen gevoelens te peilen. Hij was nieuwsgierig of het haar net zo zou mislukken als hem.
'Genoeg over mij, ' zei zijn vriend op een bepaald moment. 'Die koorts die uitgebroken is: sinds wanneer vechten jij en de Vijfden daar al tegen?'
'Sinds 110 cycli ongeveer. Het begon haast onmerkbaar zodat het eerst geen van onze genezers opviel, ' vertelde ze en ze proostte met een pul donker bier. 'Maar weldra kwamen er steeds meer ziektegevallen en herinnerden wij ons de ramp die de oorspronkelijke Vijfden had overvallen. Wij hebben gewelven en zalen laten ontruimen, waarna we die hebben verzegeld. Wil je misschien op de kaart zien welke gedeelten getroffen zijn?'
'Braken die epidemieën willekeurig uit, of was er een bepaald patroon?' Tungdil had zijn eten bijna niet aangeraakt en als Woestling zich niet vergiste, zag hij er bleker uit dan gewoonlijk. Hij liet zich de kaarten brengen, bestudeerde die en vergeleek. Hij leek precies te weten wat hij deed.
'Een patroon hebben we niet kunnen ontdekken, ' antwoordde Balyndis. 'Wij hebben de plekken waar de meeste doden gevallen zijn zelfs door vrijwilligers laten onderzoeken, voor het geval een paar alfen ons misschien van daaruit een streek probeerden te leveren, maar we hebben geen sporen gevonden. Wel werden ook de vrijwilligers van de expeditie binnen enkele omlopen ziek en stierven. '
'Hoe?' informeerde de eenogige dwerg.
'Ze stikten in hun eigen bloed. Ze zweetten en hun longen liepen vol bloed tot ze geen lucht meer kregen. ' Ze huiverde. 'Een gruwelijke dood, Tungdil. '
Hij schoof de kaarten van zich af en dronk zijn pul leeg. De zevende, als Woestling goed geteld had. Dat was voor een dwerg die nauwelijks iets gegeten had en nog altijd een nuchtere indruk maakte een hele prestatie. Heldhaftig zelfs. 'Waren hun ledematen verkleurd? Hun vingertoppen bijvoorbeeld? En de punt van hun tong?'
Balyndis en haar zoon wisselden een korte blik.
'Ik heb hem daar niets over verteld, ' zei Balyndar daarop. 'Niemand weet ervan. '
Tungdil lachte sinister. 'Ik hoef het ook van niemand te horen. Ik ben zelf tot die conclusie gekomen. ' Hij vroeg om een nieuwe kruik. 'Het is geen vloek. Het is een gas zonder geur.'
Balyndar rolde met zijn ogen. 'Nee, dat is het niet! Dat hebben we onderzocht!'
'De gebruikelijke methoden om uitwasemingen van de berg te ontdekken zijn bij deze ramp onbruikbaar, Balyndar. Het komt door de kordrion. Hij is in meer dan één opzicht schuldig aan de dood in het Grijze Gebergte, ' vertelde hij de dwerg uit de hoogte. 'Hij vreet niet alleen diegenen op die tegen hem optrekken. Zijn uitwerpselen veroorzaken de dood die Balyndis me heeft beschreven. Zodra ze met water in aanraking komen. ' Hij pakte de kaarten weer op. 'Woestling heeft me verteld dat de kordrion in het noordelijke gedeelte van het Grijze Gebergte huist, in de buurt van de Stenen Poortweg. Dat is de verklaring. Het regenwater spoelt zijn uitwerpselen van de hellingen naar beneden in de rivieren waarvan het water via kleine kanalen precies in die delen stroomt, waarin de vermeende koorts opdook. '
'Zaait zelfs zijn stront dood en verderf?' liet Woestling zich ongelovig ontvallen. 'Als ik ooit een gemeen monster heb gezien... ! Maar goed dat wij het een kopje kleiner gaan maken. '
'Niet wij. Lot-Ionan. ' Tungdil zette de volgende volle pul bier aan zijn lippen en nam een lange teug. 'Ik denk dat het een paar cycli zal duren voor de werking van de uitwerpselen afneemt en jullie die gebieden weer kunnen bewonen. ' Hij zag dat Balyndar hem niet geloofde. 'Het heeft met alchemie te maken, IJzervinger, ' verklaarde hij. 'Ik ben bij een magus in zijn laboratorium opgegroeid. De samenstelling van de uitwerpselen van de kordrion is uniek, een soort gedroogd zuur, zou je kunnen zeggen. Zodra die met water in aanraking komen worden die substanties gemengd en ontstaat er een dodelijke walm. Ik heb de excrementen aan de andere zijde meerdere keren als wapen ingezet, wanneer een belegering mislukte. ' Hij dronk zijn pul leeg. 'Jullie zieken kan ik weinig hoop geven. Longen die zijn aangevreten, genezen niet meer. Zij gaan onvermijdelijk naar de Eeuwige Smidse. '
'Ik geloof je, ' zei een bleek geworden Balyndis. Ze legde aan de hand van de kaarten uit waar de kordrion zich ophield en waar hij zijn nest had gebouwd. 'Vraccas was ons genadig en heeft ons bijgestaan. Tot nog toe hebben we zijn eieren steeds kunnen vernietigen voor de kuikens door de zachte schaal heen konden breken. Onze spionnen hebben gemeld dat hij weer op zijn nest zit. De kordrion heeft echter geleerd van zijn ervaringen en een voorraad aangelegd. Wanneer we pech hebben zal hij zijn legsel niet in de steek hoeven laten om voedsel te zoeken. Dat was in het verleden voor ons steeds de gelegenheid om toe te slaan. '
'We zullen wel een manier vinden om hem af te leiden, ' zei Woestling vol vertrouwen. 'Nou, professor: we gaan dus naar het nest, stelen de eieren en gaan spoorslags door het Grijze Gebergte tot aan de toegang naar Gauragar?'
'Nee. Wij moeten over de toppen trekken, zodat hij ons spoor kan volgen. Ik heb onderweg al bedacht welke weg we zouden kunnen nemen. '
De ogen van Balyndar werden groot. 'In de winter? Heb je je verstand verloren?' Na een kleine pauze voegde hij eraan toe: 'Grootvorst. '
Zonder aarzelen somde Tungdil de toppen op die ze zouden passeren en noemde rustplaatsen en routes. 'Klinkt het je nu nog als waanzin in de oren of lijkt het eerder een inspannende, maar haalbare tocht?' vroeg hij snijdend.
Balyndis knikte hem toe. 'Het verbaast me hoeveel je nog van de omstandigheden in mijn land weet, terwijl je je andere dingen tegelijkertijd niet kunt herinneren. ' Het was een steek onder water die ze niet voor zich kon houden. 'Het lijkt wel of de geleerde in je je verstand helemaal overheerst en alles wat met gevoelens te maken heeft, heeft buitengesloten. Is dat zo, grootvorst?'
Tungdil richtte zijn bruine oog op haar. 'Misschien wel, koningin Balyndis. Maar het Veilige Land en wij hebben daar profijt van. Dan zou ik me niet beklagen. '
'Ik net zomin, ' deelde Woestling mee, die nog steeds verrast was over de details in de strategie van zijn vriend. Tot dusver had hij hem op hun reis geen enkele keer met een landkaart in de weer gezien. Zijn kennis moest groter zijn dan hij vermoed had. 'Ik stel voor dat we zo snel mogelijk op weg gaan, voor die beesten uitkomen. '
'Morgenochtend, zodra de zon op is, ' zei Tungdil en hij kwam overeind. 'Ik zou nu graag gaan uitrusten. Koningin Balyndis, wil je zo vriendelijk zijn om mij naar mijn kamer te laten brengen? En morgen had ik graag verse pony's en proviand voor mijn groep. Kun je daar alsjeblieft voor zorgen?'
Ze gaf een van de dwergen die hen bediend hadden een teken om de heerser over alle stammen de weg te wijzen en vrijwel meteen was Tungdil uit de troonzaal verdwenen. Hij had zelfs niemand meer gegroet.
Slîn en de Vierden trokken zich ook terug, zodat Woestling met Balyndis en haar zoon alleen was.
Op hun gemak aten ze verder en bij al hun gesprekken over de Zwarte Kloof of de bedreigingen in het Veilige Land, vermeden ze het om het over Tungdil te hebben. Toen vroeg de koningin Balyndar om de zaal te verlaten, zodat ze onder vier ogen met haar oude vriend zou kunnen praten.
Woestling vermoedde wat er zou komen en nam haastig een slok bier. Omdat hij het beu was zijn vriend steeds weer tegenover anderen te moeten verdedigen, stak hij zelf van wal. 'Misschien vergis ik me, Balyndis, maar is er een zekere gelijkenis tussen jouw zoon en Tungdil?'
Hij was er zich van bewust dat de vraag niet alleen onbeschaamd, maar ook arrogant en beledigend was. Tenslotte insinueerde hij daarmee dat ze haar vroegere gemaal, Glaïmbar Scherpkling uit de clan der IJzerbuigers en koning van de Vijfden, een zoon in de maag had gesplitst die de zijne niet was.
Maar Balyndis reageerde kalm, bijna opgelucht dat hij erover begonnen was. 'Het is duidelijk te zien, nietwaar?' antwoordde ze zacht. 'Het was een fout om Balyndar naar de bijeenkomst in het
Bruine Gebergte te sturen. Alle clanhoofden hebben hem en zijn natuurlijke vader naast elkaar zien staan en zullen zelf hun conclusies wel hebben getrokken. '
'Zal het gevolgen voor je regentschap hebben?'
Dat ontkende ze. 'Er is niemand die me de troon betwist, sinds Geroïn Loodband aan de koorts is gestorven. Hij was de broer van Syndalis Loodband, de tweede echtgenote van de koning, die vanwege mij verstoten is. Geroïn en enkele anderen van zijn clan hebben me dat nooit vergeven. Ik ben een goede vorstin en wanneer de kordrion eenmaal verdreven is, zal de stam van de Vijfden herrijzen. ' Balyndis moest hoesten en slikken.
'Ik ben vergeten dat jij ook ziek bent!' Woestling keek haar ontsteld aan.
'Het zal wel beter worden nu we weten waardoor de koorts en de longziekte veroorzaakt wordt. '
'We hebben een oorzaak, maar geen geneesmiddel. ' Woestling zette de mededeling van zijn vriend uit zijn hoofd, die verklaard had dat de zieken een zekere dood wachtte. 'Maar we vinden er beslist wat tegen, ' haastte hij zich te zeggen. Hij voelde droefheid in zich opkomen. Beheers je! Ze is nog niet dood!
De koningin zuchtte. 'Glaïmbar heeft het geweten. '
'Wat? Dat Balyndar zijn zoon niet was?'
'Ja. Hij heeft het me nooit gezegd, maar zijn blikken verrieden hem. Dat hij dat nooit hardop heeft gezegd en Balyndar niet verstoten heeft, waren bewijzen voor zijn grootmoedigheid. Daarom heb ik intens van hem gehouden. ' Ze glimlachte gespannen. 'Hij zal na mij de troon der Vijfden bestijgen, Woestling. Dat heeft Glaïmbar ook gewild, omdat hij inzag wat voor een geweldige vorst hij ooit zal worden. '
'In ieder geval kan hij met zijn natuurlijke vader niet best opschieten. ' Woestling veegde een paar kruimels uit zijn baard, die hij per ongeluk over een bord heen had getrokken. 'Vermoedt hij met wie hij te maken heeft? Ik bedoel, hij is niet blind, de gelijkenis moet hem opgevallen zijn. '
'Misschien is dat de reden van zijn afwijzende houding: hij wil niet de zoon van Tungdil Goudhand zijn, die voor hem een vreemde is. Glaïmbar daarentegen heeft hij bewonderd. Van hem heeft hij leren strijden, van mij leren smeden. Tungdil kwam er in mijn verhalen niet altijd goed af, als je begrijpt wat ik bedoel. Nadat hij onze relatie per brief had verbroken, hen ik heel lang woedend op hem geweest. En teleurgesteld. Het verstrijken van de cycli heeft me milder gemaakt. ' Ze sloot haar ogen. 'Maar toen ik hem voor me zag, Woestling, kwamen alle oude gevoelens weer in me boven. '
'Ben je er zeker van dat het Tungdil is?' Hij kon zijn tong wel afbijten, maar het was eruit.
Tot zijn verbazing lachte Balyndis, en ditmaal van harte. 'Laat je door zijn sinistere buitenkant niet om de tuin leiden. Mijn hart... ' ze legde haar hand op haar borst'... heeft hem dadelijk herkend. En het heeft zich nog nooit vergist. '
'Mij verging het niet anders, ' antwoordde hij en hij hief zijn bierpul op.