Hoofdstuk 11
Het Veilige Land,
het voormalige koninkrijk Weyurn,
Meertrots,
in de winter van de 6491e/6492e zonnecyclus
Tegen aanvallende schepen was Meertrots makkelijk te verdedigen, omdat het uit het water oprees en de soldaten geen installaties nodig hadden om rotsblokken te gooien. Het was voldoende om ze over de rand te rollen en de aanvallers zo tot zinken te brengen. De bewaking bij de schacht met de magische bron was met een aantal mannen versterkt en de gondels tussen het eiland en de schacht schoten gonzend langs de kabelbaan heen en weer.
Mallenia en Rodario keken vanaf de kantelen van de uitkijktoren omlaag naar de voorbereidingen die door koningin Wey en haar dochter Coïra voor de aankomst van de draak of de lohasbranders getroffen waren.
'Wat je ziet is niet het gevaarlijkste wapen tegen de draak, ' zei Rodario.
'De koningin en haar dochter. ' Mallenia keek naar de binnenplaats van het paleis, die dertig schreden onder hen lag, waardoor de mensen heel klein leken. 'Ze hebben allebei hun maximale hoeveelheid energie geabsorbeerd, zei je?'
'Ik heb horen vertellen dat de vorstin al een bad in de magische bron heeft genomen. En vraag me niet hoe het haar gelukt is een restant van haar krachten te bewaren voor de omloop waarop ze zich wilde bevrijden. Dat zal de reden zijn waarom ze als sterker dan Lot-Ionan wordt beschouwd. Lohasbrand zal zich nog wel een paar keer bedenken voor hij haar aan zal vallen. ' Hij ging voor haar staan om in haar ogen te kunnen kijken. 'Bovendien is het niet zeker dat hij haar aanvalt. Ik denk dat hij eerder het verhaal over de alfenspionnen in zijn rijk voor zoete koek zal slikken. Draken hebben last van vervolgingswaanzin en koesteren van nature de achterdocht dat men hun schat wil stelen. '
Mallenia lachte. 'Ben je niet alleen acteur, maar ook drakendeskundige?' Ze gnuifde en pakte hem bij zijn kin. 'Een veelzijdig man, Rodario de Zevende. Wanneer je ook nog spieren zou hebben en zou kunnen vechten, was je een echte man. '
Hij vertrok zijn gezicht en bracht zijn spichtige baardje voor de vingers van de vrouw in veiligheid. Maar hij had er plezier in als ze hem plaagde. 'Ik zie het als een teken van verborgen genegenheid dat je probeert me met beledigingen uit te dagen om te zien wat voor karakter ik heb, ' antwoordde hij.
'O, zie je het zo?' Ze schaterde. 'Je bent een heerlijke dromer. Mijn genegenheid bestaat daarin dat ik je zou willen beschermen, zoals men een klein kind beschermt. Zo weerloos, zo onbeholpen. '
Bliksemsnel trok hij een van haar korte zwaarden uit de schede. 'Je kunt trots wezen op jezelf, Mallenia. Je bent erin geslaagd me te prikkelen, ' verklaarde hij dreigend. 'Verdedig je!'
Ze trok het tweede zwaard en speelde het spelletje mee. 'Val me dan maar aan, Zevende! Laat een zwakke vrouw maar eens zien hoe ze zich heeft te gedragen en wat haar plaats is!' Daarbij liet ze de spieren van haar bovenarmen en haar borst rollen; ze zagen er krachtiger uit dan die van de acteur.
Rodario viel uit met een makkelijk te voorziene houw naar Mallenia's hoofd en ze pakte hem snel bij zijn pols. Vervolgens gaf ze hem een kus op zijn voorhoofd. 'Wat heb je dat lief geprobeerd, ' plaagde ze hem en ze duwde hem achteruit. 'Probeer het nog maar een keer, lekkere sukkel. '
Boos sprong hij naar haar toe en bleef met zijn linkervoet in zijn mantel haken. Hij schoot struikelend langs haar heen, recht naar de kantelen.
Snel greep Mallenia naar hem om hem voor een val omlaag te behoeden... en greep in de lucht.
In plaats daarvan kreeg ze een kus op haar mond.
De lippen van de man voelden zacht en aangenaam aan op de hare, hij smaakte een beetje naar de kruidenthee, die hij tegen de kou had gedronken. Toen trok hij zijn hoofd achteruit en liet haar met een kleur staan.
'Getroffen!' jubelde hij overdreven en hij stak zijn wapen in de hoogte. 'Dat had je niet gedacht, hè, dappere krijgsvrouw? Je bent overwonnen: de kus is machtiger dan het zwaard!'
Mallenia slikte. Ze was verbijsterd, voelde nog altijd de ongeoorloofde aanraking en wist niet wat ze moest doen. Hoe ze moest reageren. Het was een brutaliteit, een onbeschaamdheid zonder weerga, die om een afstraffing schreeuwde.
Rodario merkte de onzekerheid van de vrouw. 'O, ik... wilde je niet in verlegenheid brengen, ' zei hij geschrokken. 'Ik dacht dat het een spelletje was en omdat jij me op mijn voorhoofd had gekust... ' Hij begon te stamelen en zweeg toen.
'Een spelletje, ' gaf ze toe en ze stak haar hand uit om haar zwaard terug te eisen. Hij gaf het haar snel. 'Laten we het verder vergeten. Jij hebt gewonnen en zult geen tweede kans meer krijgen. '
Hij schraapte zijn keel. 'Vergeef me, ik heb me laten meeslepen. Ik vraag formeel excuus. Dat had ik nooit mogen doen. ' Hij maakte een buiging voor haar. 'Geef me maar een klap, als je wilt. '
'Zodat je wegduikt en me een tweede keer kunt kussen? Nee, hartelijk dank, Rodario de Zevende, ' wees ze zijn voorstel af. 'Laten we het hier verder maar bij laten. ' Ook al probeerde Mallenia het voorval met een grapje af te doen, ze kon het niet uit haar hoofd zetten. Wat zat het haar dwars!
Ze liep weer naar de rand van het torenplatform en keek krampachtig voor zich uit om de schoonheid van het meer te bewonderen, maar haar gedachten buitelden chaotisch over elkaar heen. Het was maar een vluchtige kus, zei ze berispend tegen zichzelf. Een kus van een kind. Waarom was ze daar dan zo van ondersteboven?
'Rodario? Mallenia? Zijn jullie daarboven?' klonk Coïra's stem onder aan de trap.
'Dat zijn we, prinses. We genieten van het uitzicht en kijken daarnaast uit of de vijanden van Weyurn eraan komen, ' riep de toneelspeler overdreven energiek terug. 'Wat kunnen we voor je doen?'
'Naar beneden komen, ' luidde het opgewekte bevel. 'Er is nieuws dat voor Mallenia van belang is. '
In allerijl liepen Rodario en de krijgsvrouw de traptreden af naar Coïra, die hen halverwege opwachtte. 'Mijn moeder heeft bericht uit een dorp in de buurt van Meertrots gekregen, ' zei ze na een korte begroeting. Haar ogen gleden naar het verband rond Mallenia's arm. 'Help me onthouden dat we het er morgen afhalen. De wond moet nu zo ver zijn dichtgegroeid, dat lucht en zon erbij mogen om het genezingsproces te versnellen. '
'Is het goed of slecht nieuws?' wilde Rodario weten.
'Ik weet het niet. Mijn moeder liet me ook roepen. We zullen het dadelijk horen. '
Snel liepen ze door het paleis, langs zijkamers en door hoge gangen vol licht, tot ze in de zaal kwamen waar ze Wey XI voor het eerst hadden gezien.
Het venster was gerepareerd en de aanblik van de glinsterende golven in het zonlicht, de vissersboten met hun bonte zeilen en de krijsende vogels tegen een bijna eindeloze horizon had nog niets van zijn betovering verloren.
Koningin Wey zat achter haar schrijftafel. Haar turkooiskleurige gewaad stond haar prachtig, ze leek weer helemaal op krachten gekomen en maakte een uitgeruste indruk. Maar aan haar gezicht te zien had ze zorgen. 'Ga zitten, ' nodigde ze haar gasten uit. 'Er is het een en ander te vertellen. '
'Iets wat in Idoslân gebeurd is, hoogheid?' vroeg Mallenia meteen terwijl ze ging zitten.
'Nee. Hier in de buurt, in het dorp Meerlangen. Een visser kwam met het nieuws dat hier twee alfen rondtrekken, ' zei de koningin ernstig. 'Wat me wantrouwig maakt, is het feit dat alleen hij ze gezien zou hebben en verder niemand. ' Ze tikte met haar rechterwijsvinger op het tafelblad. 'Ik denk dat het dorp zwijgt. Uit angst. De alfen verbergen zich daar ongetwijfeld en loeren op een kans. ' Ze keek de Ido aan. 'Om heimelijk Meertrots binnen te dringen en je te doden. '
'Laat mij dan gaan kijken, moeder, ' vroeg Coïra onmiddellijk. 'Ze kunnen mij niets doen. '
'Tegen een pijl uit een hinderlaag kan ook jij weinig uitrichten, dochterlief, ' antwoordde Wey. 'Op het strand heb je ze verrast, maar nu weten ze met welke tegenstander ze te maken hebben. De alfen zullen zich overdag niet openlijk vertonen. ' Ze keek Mallenia aan. 'Daarom zou ik willen voorstellen om hun een kans te geven heimelijk hierheen te komen. Een kans die wij echter helemaal regisseren. '
'Anderen zouden dat een val noemen, ' merkte Rodario opgetogen op. 'Hoogheid, dat is een ongelooflijk goed idee!'
O, dank je voor je instemming, ' merkte de koningin geamuseerd op. 'De visser die bij mij kwam en de alfen verried, zal een paar leugens in het dorp verspreiden, om die zwartogen hierheen te lokken. Dat onze bewakers aan diarree lijden en zich nauwelijks meer kunnen bewegen. '
'Hoeveel mensen weten dat u van uw ketenen bevrijd bent?' Mallenia kon nauwelijks nog op haar stoel blijven zitten. Nog steeds was ze niet aan de dood ontsnapt. 'De alfen zuilen beslist niet komen, wanneer ze weten dat ze het tegen twee magae moeten opnemen als ze mij willen doden. '
'Dat weet niemand, behalve mijn naaste vertrouwelingen. '
'En wat zegt de draak over de gebeurtenissen?' merkte Rodario op. 'Heeft hij gezegd dat hij zal komen? Ik meen namelijk heel veel bedrijvigheid op de weergangen van de schacht te hebben gezien. '
Wey keek hem strak aan. 'Weet je, Rodario de Zevende, soms, heel soms, lijk je me heel erg eigenaardig, ' zei ze tegen hem en ze bleef hem recht in de ogen kijken. 'Ik heb de indruk dat we in jou te maken hebben met een toneelspeler die zo veel rollen speelt, dat hij helemaal niet meer weet waar de werkelijke Rodario gebleven is. '
Hij werd rood. 'Ik snap uw opmerking niet. '
'Ik heb je in de gaten gehouden. Nu eens ben je stoutmoedig, zoals mijn dochter me heeft verteld, dan weer stuntelig of watervlug. Soms niet op je mondje gevallen, of onbeholpen als een stotteraar, nu eens laat je zien dat je manieren hebt, dan weer niet. Zoals daarnet, toen je een koningin in de rede viel, ' sprak ze en ze wreef met haar rechterwijsvinger langs haar slaap alsof ze hoofdpijn had. 'Ik kan geen spoor van magie in je ontdekken, waarmee ik dit zou kunnen verklaren. Daarom moet je geest - mild uitgedrukt, een beetje in de war zijn. Zou dat kunnen?'
Mallenia dacht aan wat er net op de toren was gebeurd en moest de vorstin in stilte gelijk geven.
'Mijn verontschuldigingen, hoogheid, ' zei hij schuldbewust en hij maakte een diepe buiging voor haar. 'U hebt natuurlijk gelijk: ik moet wachten. '
'Maar om op je vraag terug te komen, Rodario de Ongeduldige, ' zei ze iets milder gestemd, 'moet ik je meedelen dat de draak me nog een antwoord schuldig is. Van de andere kant weet ik zeker dat het bericht hem, samen met het kadaver van de nachtmerrie en de lijken van zijn mensen, hem overtuigd moet hebben. ' Ze keek naar Mallenia. 'Maar jouw veiligheid heeft voorrang. Het zint me helemaal niet dat er allen in mijn buurt zijn. De visser gaat vandaag nog naar Meerlangen terug om de geruchten rond te strooien. Daarna moeten we afwachten en doen alsof we allemaal diarree hebben. Mijn wachters zijn van alles wal ze weten moeten op de hoogte,
Coïra zal jullie uitleggen wat we van plan zijn. Ik heb verder nog werk te doen. ' Ze keek naar de deur.
Een duidelijker aanwijzing had het drietal niet nodig. Ze verlieten het vertrek dan ook en de prinses nam hen mee naar haar kamers, waar ze hun gesprek onder het genot van thee en gebak voortzetten.
'Het is heel eenvoudig. De alfen zullen een van onze wachters ondervragen en naar jou informeren, Mallenia. Jij wacht samen met mij gewoon op je kamer af. Komen de alfen binnen, dan maak ik hun duidelijk dat het beter was geweest als ze mijn land hadden verlaten. '
'Je klinkt heel optimistisch. ' Rodario hield een kop thee en een lang stuk koek in zijn handen. 'Zoals je moeder al zei: denk je niet dat ze er rekening mee zullen houden dat ze jou tegenkomen?'
Coïra lachte. 'Wat zouden ze tegen een bol zuivere magie willen beginnen?'
'Ontwijken?' opperde hij, wat hem een lachje uit Mallenia's mond opleverde. Hij voelde zich in het gezelschap van de vrouwen buitengewoon op zijn gemak. Heel jammer dat hij zich op den duur in tweeën zou moeten splitsen om van het gezelschap van hen beiden te kunnen genieten. 'Alfen zijn bliksemsnel en leniger dan een kat. Heb je daaraan gedacht?'
De prinses stootte een geluid uit om uiting te geven aan haar ongenoegen. 'Je kankert te veel. Het is een simpel en daardoor goed plan. '
Rodario beet in zijn koek en kauwde overdreven. 'En hoe zit het noodplan in elkaar?' vroeg hij temerig langzaam. 'Stel dat broertje en zusje langs je heen weten te komen? Wie redt jou... ' hij wees met het restant van zijn koek naar Coïra '... wanneer het misloopt?'
'Jij, ' plaagde Mallenia. 'In ieder geval klinkt het alsof jij je voor die taak wilt aanmelden. '
'Wanneer mijn kussen op de alfen een soortgelijke verlammende uitwerking hebben als op jou, waarom niet?' pareerde hij. 'In ieder geval zou ik de alfin dan voor mijn rekening moeten nemen. Val jij haar broer om de nek?' Luid slurpend nam hij een slok thee.
Coïra keek eerst naar hem en toen naar Mallenia. Aan haar vuurrode hoofd zag ze dat Rodario niet had gelogen. 'Je mag het proberen, wanneer het zover komt, ' merkte ze luchtig op zonder verder op de opmerking in te gaan.
'Het zou me heel goed uitkomen, wanneer we de alfen niet doden, als dat mogelijk zou zijn, ' bracht de Ido tussen haar samengeknepen lippen uit en ze klonk erg moordlustig. 'In ieder geval een van hen. Ik zou ze graag ondervragen. '
'Dat moet mogelijk zijn, ' deelde Coïra haar mee. 'Mag ik vragen waarom?'
'Ik heb hen afgeluisterd toen ze dachten dat ik buiten bewustzijn was en ik weet niet zeker of ik alles goed begrepen heb. Maar het is van belang voor het Veilige Land. ' Mallenia zag de nieuwsgierigheid op de gezichten van de twee anderen. 'Ik zal het jullie vertellen, wanneer ik het allemaal haarfijn weet, ' zei ze met nadruk. 'Ik maak liever niemand nodeloos ongerust. '
'Als dat geen aansporing is die zwartogen levend in handen te krijgen!' riep Rodario uit en hij stak de rest van de koek in zijn mond. Om zich bij Mallenia te verontschuldigen was het sowieso te laat.
De volle maan stond hoog boven het Veilige Land en dus ook boven Meertrots.
Het was een onbewolkte nacht, het meer glinsterde zilvergrijs en de paar vissersboten die voor de paling- of kreeftenvangst waren uitgevaren, leken daarop plompe zwarte schaduwen.
De boten volgden een koers vlak langs het eiland en vlak langs de schacht heen. Daarbij kwam er een gevaarlijk dicht bij de rotszuil waarop het eiland lag; hij was er bijna mee in aanvaring gekomen.
De stuurman gaf een ruk aan het roer en zeilde er rakelings langs.
Op het eerste gezicht was daar niets ongewoons aan. De stroming rondom het eiland kon verraderlijk zijn en zelfs de meest ervaren vissers in moeilijkheden brengen.
Voor Rodario, die het voorval vanuit zijn schuilplaats had gezien, was het een bewijs dat de alfen, die Sisaroth en Firûsha heetten, zoeven voet op het eiland hadden gezet. Weliswaar kon hij niets zien, maar dat verbaasde hem ook niet.
'Nu gaat het erom, ' mompelde hij en hij klauterde uit de waarnemingsmand van gevlochten draad over de smalle trap terug naar het eiland. Hij snelde langs het rotspad en rende naar de ingang van het paleis.
Wanneer Mallenia en Coïra geen noodplan wilden bedenken voor het geval er iets misliep en blind op de magie vertrouwden, vond Rodario het zijn plicht dat hij er een had. Het mooiste zou zijn als hij beide vrouwen het leven redde. Heldendaden waren altijd al een probaat middel om harten te veroveren. Of milder te stemmen.
De wachters lieten Rodario door en hij liep zo snel en zacht als hij kon door het donkere paleis.
Niemand was op de hoogte van zijn voornemen om als geheime reserve te dienen. Mallenia en Coïra zaten samen op een kamer, koningin Wey bevond zich in het vertrek daartegenover om haar dochter onmiddellijk te hulp te komen.
Hij moest toegeven dat het onmogelijk was béide magae te overwinnen. Zelfs Sisaroth en Firûsha, de goden van Dsôn, wat dat ook mocht betekenen, zouden aan het kortste eind trekken. Wanneer het Mallenia al met een schot uit een simpele kruisboog was gelukt een van de drielingen te doden, wat zouden de beide magae dan niet met die zwartogen doen?
Maar misschien was Tion uitgerekend deze nacht met zijn schepsels... en dan zou zijn optreden de doorslag geven!
Rodario kwam bij de muurnis achter het gordijn, waarachter hij zijn zelfgebouwde apparaten had verstopt. Snel gespte hij de met wolfsklauwzaden gevulde blaasbalgjes tegen zijn onderarmen. Vooraan zat een vuursteen die bij het bedienen van het apparaat vonken sloeg en de naar buiten schietende zaden in brand stak.
Een magische vuurbal, helemaal zonder magie, of in ieder geval een magische vuurbal zoals de toeschouwers zich die voorstelden.
Hij had de tekening met het bouwplan voor het apparaat voor veel geld op de markt in Mifurdania te pakken gekregen; het zou een origineel zijn van de legendarische magister in de techniek, maar dat geloofde Rodario niet. Maar dat kon hem niets schelen, als het maar werkte. Bij twee proeven hadden de apparaten feilloos gefunctioneerd.
'Eens kijken of ik jullie vandaag nodig heb. ' Hij trok zijn mouwen eroverheen zodat niemand er iets van zag en draaide zich om.
Voor hem stond Sisaroth, die hem met een kil lachje aankeek!
Rodario had hem niet horen aankomen, noch een verraderlijke tochtvlaag gevoeld. 'Bij de goden!' wist de toneelspeler nog uit de brengen, toen de alf een snelle armbeweging maakte. Iets hards trof de toneelspeler eerst tegen zijn hoofd, toen schoot er een felle bliksem door zijn hals.
Stil zakte hij op de tegels in elkaar, terwijl de alf over zijn leegbloedende slachtoffer heen stapte, recht naar het vertrek van de Ido toe.
Mallenia lag in volle wapenrusting onder de deken, het gezicht van de deur afgewend, maar in de kleine spiegel op haar nachtkastje kon ze zien wat er bij de ingang gebeurde.
Dicht tegen een kast aan gedrukt, onzichtbaar voor iemand die de kamer binnenkwam, stond Coïra doodstil en had zich op haar magische krachten geconcentreerd. Ze moest in staat zijn onmiddellijk een toverformule uit te spreken om te verhinderen dat de alfen de Ido zouden vermoorden.
De vrouwen zwegen en luisterden naar alle geluiden voor de kamerdeur en bij de ramen.
Bij iedere voetstap die ze voor de deur hoorden, hielden ze onwillekeurig hun adem in. Er was nog geen enkel teken dat de alfenbroer en -zus gearriveerd waren.
'Om het even duidelijk te stellen: ik heb me niet door die toneelspeler laten kussen, ' fluisterde Mallenia plotseling. 'Hij heeft de kus gestolen. '
Coïra moest grijnzen. Iets anders zou me ook zeer verbaasd hebben, ' antwoordde ze even zacht.
'Hij heeft me overrompeld, ' vertelde ze verder. 'De volgende keer sla ik hem neer. '
Coïra's vrouwelijke nieuwsgierigheid waar het hartsaangelegenheden betrof was gewekt. Ondanks de omstandigheden. 'Dat hem dat sowieso gelukt is, verbaast me. Wat is er gebeurd? Werd je ergens door afgeleid?'
'Hij was me te slim af, ' gaf Mallenia toe. 'Deze zwakkeling is erin geslaagd mij voor gek te zetten!'
Een zacht gepiep en ze verstomden: ze hadden zand en zout in het mechanisme van de deurklink gestopt en ze zagen hem langzaam naar onderen bewegen.
Mallenia keek naar de ingang. Door de spleet onder de deur zag ze geen licht, het was dus geen van de dienaressen die wilden komen kijken of ze nog iets wensten. Zij hadden de strikte opdracht een lamp bij zich te dragen.
De klink bewoog niet meer, toen draaide hij langzaam terug in zijn oorspronkelijke positie.
'Wat doen we?' vroeg Coïra gedempt.
'Afwachten, ' was het gesiste antwoord. Het zou haar niet verbazen als Rodario aan de andere kant stond. Wilde hij zich verontschuldigen? Wilde hij zich opdringen? Ze zuchtte zacht. Door deze man zou ze haar verstand nog eens verliezen! Alsof hij wist dat ze een zwak voor hulpeloze mannen had.
De tijd verstreek tergend langzaam, maar het bleef stil. Wie er de kamer ook had willen binnenkomen, hij was van gedachten veranderd.
Toen klonk er een luide schreeuw!
'Die kwam uit moeders kamer!' Coïra kwam uit haar schuilhoek, liep naar de deur en opende die.
Voor haar stond Sisaroth, met zijn tweehandszwaard voor de slag opgeheven.
De maga dacht er niet bij na, maar stuurde een vernietigende bol zuivere energie op de alf af - maar hij ontweek hem met een snelle beweging, zoals Rodario het in zijn zwartgallige bui had voorspeld!
De vrijgekomen magie joeg door de drie schreden brede gang naar de deur van de kamer daartegenover, die juist openging: op de drempel stond koningin Wey en ze zag de ramp op zich afkomen.
Coïra zag de angst op het gezicht van haar moeder. Vol ontzetting moest ze toezien hoe haar lippen zich bewogen om in een fractie van een oogwenk een afweerbezwering te formuleren. Wey hief haar armen afwerend omhoog, maar Coïra voelde niets anders dan hulpeloosheid. En angst voor het leven van haar moeder.
Het Veilige land,
het dwergenrijk van de Vijfden,
in het noorden van het Grijze Gebergte,
aan het eind van de winter van de 6491e /6492e zonnecyclus
'We bevinden ons in het gebied, waarin de kordrion zich de laatste cycli heeft opgehouden. ' Balyndar keek onafgebroken langs de steile hellingen omhoog, op zoek naar verraderlijke schaduwen. 'Hij vliegt graag door de omgeving rond, op zoek naar buit. Wanneer het monster opduikt, druk je dan zo plat mogelijk tegen de rotsen, zodat het je niet ziet. '
De groep dwergen verdeelde zich onmiddellijk in twee rijen links en rechts langs de wanden van de smalle kloof, waarin ze slechts met zijn tweeën naast elkaar konden lopen.
De donkergrijze rotswanden waren ruw als een slijpsteen en zodra er iets van metaal tegenaan kwam, vertoonde het oppervlak meteen krassen. Woestling maakte van de gelegenheid gebruik en sleep de punt van zijn kraaiensnavel bij. De anderen letten er nauwkeurig op dat ze niet langs de steen schuurden. Zowel voor hun wapenrusting als voor hun kleding of hun huid was het weinig bevorderlijk.
Behalve Balyndar, Tungdil, Slîn en Boïndil waren er drie krijgers van de Vierden bij hen en Balyndis had nog drie krijgers van de Vijfden meegestuurd, de beste strijders die men zich bij een onderneming als deze maar kon wensen. Ze trokken hun uitrusting op sleden achter zich aan, later wilden ze het legsel van het monster daarop vervoeren.
Tungdil was midden op de weg blijven staan en hief zijn hoofd zo hoog mogelijk op; hij ademde de heldere, ijzige lucht diep in.
'De eieren, ' ging Balyndar met zijn uitleg verder, 'liggen aan de zuidzijde van de Drakentong. Hij broedt alleen aan de zuidzijde en men kan het gat dat hij daarvoor loodrecht in de rots heeft gegraven al van verre zien. Het ziet eruit als een grote spelonk waarvan de ingang met niets te camoufleren valt. Wanneer we door de kloof heen zijn is het nog een halve omloop tot onderaan die plek. Voor de klim erheen zullen we nog eens een omloop nodig hebben. '
'Wat doe je, professor?' wilde Boïndil weten.
'Ruiken, ' was het korte antwoord. 'We moeten ons haasten. ' Hij ging in looppas verder naar de uitgang van de kloof.
Balyndar keek naar Woestling, die zijn schouders ophaalde. 'Kun je wat meer uitleg geven?' klaagde hij bij zijn vriend. 'Ik heb niks tegen dit geren, maar ik zou graag weten waarom ik het doe. '
'Het legsel is al bijna uitgebroed, ' riep hij over zijn schouder naar achteren.
Woestling snoof overdreven luid, zodat het geluid door de wanden weerkaatst werd. 'Ik merk er niets van. ' Hij had Tungdil ingehaald.
'Omdat je niet weet waar je op moet letten. Is je de geur van mos niet opgevallen?'
'Ja... ' Hij schrok. 'Bij Vraccas! Ik had er niets achter gezocht. Maar het had me moeten opvallen dat overal om ons heen al het groen onder een dikke laag sneeuw begraven ligt en dat alles wat water bevat keihard bevroren is, ' zei hij na even nadenken. 'Ook met het mos had dat het geval moeten zijn. '
'Zie je wel, als je jou maar een kleine aanwijzing geeft, kom je vanzelf tot de juiste conclusie. ' Tungdil stapte uit de kloof in de zonneschijn. De warmte van het hemellichaam veroorzaakte nevelsluiers die omhoog stegen. 'Een prachtige dekmantel voor de klim, ' zei hij verheugd en hij gaf de groep een teken dat ze sneller moesten lopen. 'We kunnen vannacht nog boven komen. '
'Twijfelachtig. Dat is veel te inspannend, ' wierp Balyndar tegen. 'De weg die voor ons ligt is berucht vanwege de dikke laag sneeuw. En bovendien moeten we onze krachten sparen. We hebben dadelijk een inspannende vlucht met de kordrion op onze hielen voor de boeg. '
Tungdil had zijn snelheid niet verminderd, de afstand tussen hem en zijn metgezellen werd steeds groter. Woestling veronderstelde dat dit zijn manier was om te laten merken dat hij niet van plan was met de anderen over zijn bevelen te discussiëren. Dat kon nog een leuke onderneming worden!
'Hij jaagt ons allemaal de dood in, ' foeterde Balyndar en hij vermeerderde zijn vaart, de rest van de groep volgde zijn voorbeeld.
'Ach, dat hebben we vroeger ook vaak gedacht, maar de professor vond altijd een uitweg, ' probeerde Woestling hem gerust te stellen. 'Bovendien is hij de grootvorst. Hij mag dat. ' Hij ontblootte zijn tanden in een grijns om te laten zien dat het een grapje was.
'En hoeveel hebben er daarbij het leven al gelaten?' vroeg Slîn. Maar toen hij Boïndils gezicht zag, vroeg hij niet verder. 'Heerlijk, ' mompelde hij in zichzelf en hijgde onder het gewicht van zijn kruisboog. 'Vraccas, laat mij bij degenen horen die weer thuiskomen. Héélhuids. ' Onder het lopen nam hij een slok uit zijn drinkzak. 'Wat doet de kordrion eigenlijk de godganse omloop in het Grijze Gebergte? Dat is toch een eenzaam, saai rijk waarover hij heerst. '
'Hij heerst nergens over, ' gromde Balyndar, die zich aangesproken voelde. 'Het is gewoon een stuk ongedierte dat zich hier genesteld heeft. ' Hij wees naar het zuiden, naar het Veilige Land. 'Voor zover we gehoord hebben, vliegt hij naar de dorpen van de lange lijzen. Sinds hij er daarvan een paar heeft aangevallen en vernietigd leggen de bewoners uit de omliggende nederzettingen vrijwillig voedsel op de akkers om hem milder te stemmen. Hij stroopt niet alleen delen van het voormalige Gauragar, maar ook van Urgon en Tabaîn. Ook de draak Lohasbrand en de alfen met hun menselijke vazallen hebben van hem te lijden, maar geen van hen waagt zich bij zijn nest in het gebergte. '
Slîn snoof minachtend. 'Ware helden, mag je wel zeggen. '
'Het is voor beide partijen makkelijker lijdzaam af te wachten en te kijken wanneer de Vijfden eindelijk met dat rotbeest weten af te rekenen, ' concludeerde Woestling verbitterd. 'Eigenlijk moest ik daarom nog woedender op hen zijn, maar omdat we nu profijt hebben van hun lafheid, is mijn woede alweer bijna verdwenen. Bijna, maar niet helemaal. '
De Vierde keek om zich heen, maar het monster was nergens te bekennen. 'Heeft Lohasbrand het misschien met de kordrion op een akkoordje gegooid?'
'Nee, ' wierp Tungdil tegen. 'Een kordrion is op de alleenheerschappij uit, net als een draak, al heeft hij minder verstand. Zijn grootte bezorgt hem in de strijd met een draak weinig voordeel, terwijl die geschubde monsters sluwer zijn. De kordrion heeft zijn rijk gevestigd en voelt zich uitstekend, anders zou hij niet voortdurend eieren leggen om zich voort te planten. Hij is blij dat hij kan vreten zonder te hoeven jagen. Lohasbrand daarentegen gedraagt zich helemaal als een draak: heersen als een koning met onderdanen, schatting heffen en dergelijke. '
'Mooi zeg. Allerliefst, gewoon, ' merkte Slîn ontstemd. 'Maar die monsters moeten niet uit alle windrichtingen uitgerekend naar ons komen om een lui leventje te leiden. '
Woestling lachte. 'Ik zal hun ondergang met vreugde tegemoet zien en een oud lied zingen dat Bavragor, die ouwe zuiplap, me nog heeft geleerd. '
'Bavragor?' vroeg Balyndar. 'Die naam komt me bekend voor. '
'Een van de velen die in vroeger tijden met me opgetrokken is, maar nooit meer is thuisgekomen, ' zei Tungdil sinister over zijn schouder tegen Slîn. 'Is dat antwoord voldoende?'
De Vijfde knikte verbouwereerd.
Tungdil zweepte de groep met zijn blik op. Hij zei nauwelijks een woord en als hij iets zei waren het korte aanwijzingen waarop ze te letten hadden.
Onder dekking van de nevelsluiers begonnen ze de klim naar het hol van de kordrion en toen de nacht viel hadden ze het inderdaad bereikt: voor hen gaapte een gat van tien schreden doorsnee in de rots en de geur van Iris, vochtig mos was bijna allesoverheersend.
Woestling hield zijn kraaiensnavel in zijn rechterhand en staarde naar de ingang. 'Weet je zeker dat hij er niet is, professor?'
'Anders had ik er niet op aangedrongen dat we ons moesten haasten. Ook a! acht Balyndar me daartoe misschien wel in staat, ik zou nooit op het idee komen om jullie en mezelf als voedsel aan dat monster voor te zetten. ' Hij keek recht voor zich uit en op het gouden oogklepje werden de sterren zwak weerspiegeld.
'Ho, ho, ik heb je tegen de kordrion zien vechten! En als je door was gegaan, zou hij het onderspit tegen jou hebben gedolven, ' wierp Woestling tegen.
Opnieuw haalde Tungdil diep adem. 'Deze kordrion is anders, dat zie ik aan de manier waarop hij zijn nest heeft gebouwd. Dikwijls leggen ze hun eieren zomaar ergens en laten hun kroost aan hun lot over. Een kordrionnest is ongewoon en zul je zelden vinden. En wat mijn kleine overwinning betreft: deze kordrion zal ik niet kunnen verrassen, hij leeft al te lang in vrijheid. Er zouden wel tien dwergen van mijn kaliber nodig zijn om hem te overwinnen. '
'Tién, professor? Dat verklaart waarom Balyndis geen succes tegen hem boekte. ' Woestling liet zijn wapen zakken en hielp de anderen de uitrusting op de smalle, bochtige buitenrand te trekken. De sleden, extra touwen, haken en de proviand hingen aan touwen die ze om de paar schreden weer met rotsklinknagels in de wand hadden vast geslagen.
'Een betere vijand zouden we voor Lot-Ionan niet kunnen vinden, ' gaf Tungdil hem indirect gelijk. Hij wachtte tot de andere dwergen hun uitrusting opgehesen en vastgebonden hadden, en zei toen tegen hen: 'Jullie kunnen gaan eten en slapen tot ik jullie wek. Bereid je er daarna op voor dat we ettelijke omlopen lang op de vlucht zijn. Jullie zullen pas weer kunnen slapen, wanneer we een flinke voorsprong op het monster hebben. En een woedende kordrion vliegt heel snel. ' Hij trok Bloedsnakker. 'Ik zal over jullie waken. '
De dwergen keken elkaar aan en liepen naar de sleden om daarop voor korte tijd hun ogen te sluiten; ze strekten zich uit onder warme kattenvellen en dekten hun baardige gezichten met sjaals af. Ze vertrouwden hun grootvorst.
Woestling wist niet goed wat hij moest doen. Weliswaar voelden zijn pijnlijke benen zo zwaar aan als tien zakken lood, anderzijds wilde hij zijn vriend die de inspannende klauterpartij in zijn wonderlijke harnas had volbracht, het werk niet alleen laten doen.
Zijn vermoeide ogen brandden en hij hoorde zijn maag knorren. 'Eerst iets eten, Vraccas, anders gaan mijn ingewanden meer lawaai maken dan een onweer. ' Hij liep naar de slede waarop de proviand lag. 'Daarna nog een pijpje roken voor de spijsvertering en meteen ziet de wereld er weer een stuk beter uit, ' bromde hij in zichzelf.
Toen hij de eerste lagen leer opzij sloeg om bij het brood te komen, viel zijn blik op een haak in de rotswand, waarlangs ze naar boven waren geklommen. Het verwonderde hem dat het metaal dat duidelijk nieuw en niet verroest was, desondanks met een dunne laag sneeuw was bedekt. Rijp zou hem niet argwanend hebben gemaakt, maar sneeuw?
'Wat kan dat te betekenen hebben?' Hij boog zich voorover en veegde de witte substantie opzij. Woestling had aan één blik genoeg om te zien dat het niet een van hun veiligheidshaken was. 'Krijg nou wat!' mompelde hij verrast, en hij haastte zich naar Tungdil om hem van zijn ontdekking op de hoogte te stellen.
De eenogige dwerg wilde eerst helemaal niet komen kijken. In plaats daarvan draaide hij zich met een ruk om en stormde het broeinest binnen. Woestling ging achter hem aan.
De geur van mos werd sterker, drukkender zelfs zodat hij moeite kreeg met ademhalen.
Woestling stak een fakkel aan om wat er voor hem lag tot in de kleinste details te kunnen zien.
Wat hij zag, baarde hem grote zorgen.
Het legsel van de kordrion had uit bleke cocons bestaan, stuk voor stuk zo groot als een mens, tot de onbekenden waren gekomen en de eieren opengesneden hadden. Een plas slijmerige, glibberige vloeistof lag enkeldiep op de grond en was in het voorste deel van het hol, waar de koude wind vrij spel had, half bevroren. Daartussen lagen de verminkte kuikens, gedood en in stukken gehakt.
'Daar gaat ons mooie plan. ' Woestling hurkte neer om de kadavers te bekijken. Hun vorm deed hem denken aan vliegende vissen, alleen hadden ze meer ogen en waren ze tien keer zo groot. 'Wie kan dat gedaan hebben?'
'Waanzinnigen of mensen die net zo vertwijfeld zijn als wij. ' Tungdil liep door het hol, bukte steeds weer en porde in de resten. 'Het moeten ongeveer tien man zijn geweest, met heel scherpe wapens aan de sneden te zien, ' zei hij tegen zijn vriend. 'Aan de zolen te zien zijn het dwergen geweest. '
'Balyndis zou ons nooit verzwegen hebben dat ze er al een groep dwergen op uit had gestuurd. ' Woestling baggerde door de rommel. 'Ondanks het afschuwelijke tafereel, ruikt het altijd nog naar mos. Het had erger kunnen zijn en wie zoals ik vele malen in zijn leven de stinkende ingewanden van een varkenskoppenpens over zich heen heeft gekregen, weet wat ik bedoel. ' Hij keek op weg naar Tungdil naar links en naar rechts.
De eenogige dwerg draaide zich naar hem toe. 'Néé!' riep hij waarschuwend.
'Wat néé?'
'Te laat. Je bent er al in gestapt. '
'Och, dat is toch niet zo erg?' Woestling maakte een nonchalant gebaar. 'Mosgeur. Misschien maak ik daarmee indruk op Goda. '
'En niet alleen op haar. De ellende is dat de geur aan je spullen blijft hangen. En aan je lichaam. De kordrion zal je als de moordenaar van zijn broedsel beschouwen, ' legde Tungdil uit.
Boïndil keek hem wezenloos aan. 'Mij alleen maar? Hoe zit het met jou, professor?'
'Op de eerste plaats ben ik er niet mee in aanraking gekomen, op de tweede plaats hecht de geur zich niet aan tionium. Ik kan het met water afspoelen, ' antwoordde hij; hij bestudeerde een plek op de grond van het hol. 'Hier heeft nog een cocon gelegen. De onbekenden hebben hem meegenomen. ' Hij wreef langs zijn neus. 'Waarom zouden ze dat gedaan hebben?'
Woestling lachte. 'Niet om dezelfde reden als wij, of wel?'
We moeten hen opsporen en het vragen, voor ze daarmee onheil aan kunnen richten. ' Tungdil wees naar de uitgang. 'Maak de anderen wakker en breng ze op de hoogte. Ik zal de omgeving naar sporen afzoeken. ' Hij schopte tegen een verminkt kordrionkuiken. 'Levend wegen ze ongeveer twee keer zoveel als een menselijke krijger in volle wapenrusting. Als die dieven niet weggevlogen zijn, wat ik niet geloof, zullen we hen te pakken krijgen. '
Samen liepen ze het hol uit, Tungdil ging naar links, Woestling naar rechts.
De krijger maakte de groep wakker en bracht hen op de hoogte. Toen hij klaar was met zijn beknopte verhaal dook Tungdil weer op.
'Ik heb hun sporen ontdekt. Ze zijn aan de andere kant van de berg afgedaald, ' deelde hij mee. 'We zullen hen achtervolgen en hun dat laatste ei afpakken. Ze kunnen het vrijwillig afstaan, of we dwingen hen ertoe. Die cocon is onze enige kans, of we moeten lange tijd wachten. Het duurt minstens drie cycli voor de kordrion weer eieren legt. ' Hij keek de kring rond. 'Voor ons is van belang dat het omhulsel nergens door beschadigd wordt. Het betekent de dood van het kuiken en dat ruikt de kordrion onmiddellijk. Dan heeft hij geen reden meer ons te achtervolgen. '
Behalve om de vermeende moordenaar van zijn broedsel te pakken en te doden, dacht Woestling.
Slîn vertrok zijn mond. 'Heb je een vermoeden wie ons voor is geweest? Als je het mij waagt, heeft iemand ons afgeluisterd en wilde hij ons plan op dezelfde manier uitvoeren. Maar wie zit daarachter en wat is hij met die cocon van plan?'
'Ik heb hun nog niet verteld dat we de afdrukken van dwergenzolen hebben gevonden, ' zei Woestling tegen zijn vriend.
'Kinderen van de Smid?' Balyndar lachte kort en vreugdeloos. 'Of waren het misschien heel kleine mensen? Of gnomen en kobolds, die ons met gestolen schoeisel een loer wilden draaien?'
'Kobolds met doodsverachting?' Woestling maakte een minachtend gebaar. 'Die zouden minstens tien mijl uit de buurt van een kordrion blijven. '
'We zullen snel zien aan wie we deze chaos te danken hebben. ' Tungdil gaf het teken om op te breken en de groep pakte snel zijn uitrusting bij elkaar. 'Boïndil, van nu af aan blijf jij in mijn buurt, ' beval hij zacht.
'Ik heb geen kindermeisje nodig, dank je. '
'Je hebt bescherming tegen de kordrion nodig. Ook al is hij mij de baas, ik zal het lang genoeg tegen hem volhouden om jou tegen een eerste aanval te beschermen en ons de mogelijkheid te geven te vluchten, ' antwoordde hij. 'Ik heb je bij deze onderneming nódig. ' Het bruine oog rustte ernstig en oprecht bezorgd op Woestling.
Deze slikte en het koor van twijfelende stemmen was verdwenen. Geen enkele stem verhief zich tegen deze diepe gevoelens van vertrouwen. Hij knikte tegen Tungdil en volgde hem naar de andere kant van de berg, waar ook hij de brede glijsporen in de sneeuw ontdekte. Ze liepen regelrecht naar de steile helling.
Tungdil volgde het spoor met zijn ogen. 'Waar ziet dat naar uit, denk je?'
'Geen loopsporen. Dus hebben ze hun schilden gepakt om snel de helling af te dalen. ' Woestling trok zijn wenkbrauwen op. 'Dat noem ik nog eens krankzinnig! Ze zijn niet aan touwen afgedaald, maar zijn die steile helling gewoon afgegleden!' Hij dacht aan de dwergenhater, die hij op zijn schild in het Land aan Gene Zijde had
zien wegschieten. Zouden die rokkendragers hierachter zitten?
Tungdil keek naar de dwergen die nu ook bij hen gekomen waren. Baardige gezichten met glinsterende ijskristallen onder neus en mond, en ogen vol dadendrang. 'Denken jullie, ' riep hij luid, 'dat we dapper genoeg zijn om het de dieven na te doen en hen op dezelfde manier te volgen?' Opnieuw liet hij hun zien dat zijn vragen geen echte vragen maar verkapte bevelen waren. Hij pakte een slee, duwde hem over de rand en wierp er zich met een krachtige sprong op. Het was eerder een val dan een rit over de sneeuwvlakte waarmee hij het dal in schoot.
'Hoevelen zullen er nog bij zijn ondernemingen om het leven komen?' mompelde Slîn onverstaanbaar. Hij trok de leren draagriem van zijn kruisboog strakker en zette zijn slee in beweging.
Woestling was hem nog voor en met een luid 'Vraccas!' ondernam hij als tweede de wilde rit.
Na een paar schreden, waarbij hij steeds meer vaart won, de felle wind hem tranen in zijn ogen bezorgde en al zijn botten afzonderlijk door elkaar geschud werden, wist hij het zeker: een tochtje met een lorrie door de tunnels was hiermee vergeleken een plezierritje.