Hoofdstuk 20
Het Land aan Gene Zijde,
de Zwarte Kloof, de vesting Onheilsdam
in de lente van de 6492e zonnecyclus
De winter was voorbij en daarmee waren ijs en sneeuw rondom de vesting verdwenen - het rode magische scherm daarentegen was gebleven.
Goda bekeek het bij het begin van een omloop, tijdens het midden van een omloop en laat in de nacht, alsof ze met haar blikken kon bewerkstelligen dat het oploste, zodat de katapulten de gelegenheid kregen projectielen naar de vijand en zijn toestellen te slingeren.
Maar helaas mocht het niet zo zijn. De roodachtig oplichtende barrière, die wel iets weg had van een sluier van dunne rode stof bood weerstand aan Goda's gebeden, wensen en toverkunsten.
Vroeg op een ochtend kwam Kiras Goda een beker thee brengen en samen keken ze naar het terrein rond de kloof, dat in een enorm legerkamp was veranderd.
'Weet je wat dat allemaal te betekenen heeft?' De lange ondergronder hield haar ogen naar beneden gericht.
Goda wist wat ze bedoelde. De monsters hadden merkwaardige tekens op de rotsbodem aangebracht, die vanuit de vesting gezien een bepaald patroon vormden. Ze vermoedde dat het om magische voorbereidingen ging en minder om aanwijzingen voor de opmars van de legerafdelingen. Weliswaar legerden er ondertussen ettelijke honderden gedrochten rond de kloof, maar niets wees op een ophanden zijnde aanval. Omgeven door hun oorlogsmachines wachtten ze af. In alle rust.
'Nee, ' antwoordde ze langzaam. 'Het zouden runen kunnen zijn, maar ik kan ze niet lezen. '
'Dat baart me dan nog meer zorgen. ' Kiras leunde tegen een kanteel. 'Ik heb hier en daar wat navraag gedaan, maar niemand kon die tekens verklaren. '
'Zij komen uit een vreemd land. Zij zullen onze taal en ons schrift net zo onbegrijpelijk vinden. '
'Het wezen dat zich voor Tungdil uitgeeft, zou ze kunnen vertalen. ' Kiras keek even naar Goda.
'Hij is hier niet. We moeten het zonder hem zien te redden. Bovendien zou hij toch tegen ons liegen. ' De dwergenvrouw pakte een blad, waarop ze de onbekende tekens gekopieerd had en keek nog eens of alles precies klopte. 'Ze hebben weer iets veranderd, ' stelde ze vast. Ze legde het papier op de muur en zocht in haar zakken naar pen en inkt. Zorgvuldig schreef ze de nieuwe symbolen neer en probeerde een bepaalde betekenis uit het patroon af te lezen. Tevergeefs.
'Wat heeft het te maken met de experimenten die jij de krijgers met die spiegels laat doen?' vroeg Kiras. 'Zodra de zon krachtig schijnt, zie je hen in actie komen. '
'Gewoon maar een ideetje. Ik wil iets nader onderzoeken. '
Een ubari bracht hun nieuwe berichten; hij werd vergezeld door een dwerg in een zwarte wapenrusting. Hij wachtte twee schreden achter de ubari en maakte geen bijzonder bange indruk. Goda en Kiras wisselden een snelle blik. 'Meesteres, hij zegt dat hij door Tungdil Goudhand wordt gestuurd, ' stelde hij de bezoeker voor en wenkte hem om dichterbij te komen. 'Spreek. '
De dwerg maakte een buiging. 'Ik ben Jarkalín Zwartvuist, cavalerist in het Zwarte Eskadron, dat met de grootvorst naar het zuiden trekt om Lot-Ionan te doden. '
Kiras bekeek hem van top tot teen. 'Is iedereen die Goudhand begeleidt sinds kort in het zwart gehuld? Hij trekt het Kwaad zeker aan. '
'Vertel hoe je hem hebt ontmoet, ' wilde Goda weten, terwijl ze zich de berichten liet overhandigen. Jarkalín gaf haar twee lederen trollen, de ubari een gezegeld wastafeltje, waarin schrifttekens waren gegraveerd; het embleem op een van de lederen rollen kende ze niet. 'Van wie is dat?'
Jarkalín maakte een buiging. 'Van Aiphatòn, de keizer van de alfen. '
Kiras en Goda staarden hem aan alsof hij voor hun ogen in een konijn met slagtanden was veranderd.
Jarkalín gaf een vrij beknopt verslag van de gebeurtenissen. '... Daarop trok de colonne met grootvorst Tungdil naar bet zuiden. Met nog twintig anderen ben ik er als koerier op uitgestuurd om onder andere u op de hoogte te brengen, ' besloot hij. 'Op de terugweg naar de vesting kreeg ik van Aiphatòn een bericht voor u mee. ' Hij maakte een buiging. 'Ik zal wachten welk antwoord u mij voor de grootvorst wilt meegeven. ' Jarkalín deed drie stappen achteruit, zodat de maga alles op haar gemak kon lezen.
'Aiphatòn is een ongewilde bondgenoot geworden. ' Goda was door de ontwikkeling van de gebeurtenissen verrast. 'Kennelijk is Vraccas toch met Tungdil. '
'Of een andere god, om ons te misleiden. ' Kiras' gezicht stond somber.
Goda opende eerst de brief van Woestling aan haar, waarin in weinige woorden beschreven stond wat Jarkalín haar zo-even had verteld. Aiphatòn schreef haar dat de alfen zich op weg hadden begeven en dat de veldtocht tegen Lot-Ionan begonnen was.
'De keizer verwacht niet dat de oorlog voor het eind van de zomer voorbij zal zijn. Zo lang moet de kloof koste wat kost afgegrendeld blijven, ' zei ze tegen Kiras en ze liet haar blikken over het scherm dwalen. 'Maar ik heb zo'n gevoel dat onze vijanden niet meer zo lang zullen wachten. Het is een bedrieglijke rust die ons voorgetoverd wordt. ' Het viel haar op hoe verschillend de handschriften van de alf en van Woestling waren: zwierig, sierlijk en toch niet te speels tegenover hoekig met een stevige druk op de punt van de pen en een paar zwarte vlekken op het papier, waar de dwerg niet goed had opgepast.
'Een uitval?' stelde Kiras voor.
Goda zuchtte. Met deze gedachte had ze ook al vaker gespeeld.
Het zou voldoende zijn om de belegeringsmachines te vernietigen. De monsters hadden veel tijd nodig gehad om ze te bouwen en het zou ze ontzettend veel tijd kosten nieuwe in elkaar te zetten. 'Daarvoor zou ik de barrière moeten openen. Dat zal me heel veel kracht kosten en ik kan je niet zeggen hoe lang ik de bres in stand kan houden. ' Ze opende de volgende brief.
Hij kwam van de Vrijen, die haar meedeelden dat ook zij een contingent naar Tungdil hadden gestuurd. De belegering door de alfen en de Derden was voorbij - dankzij de onderhandelingen, respectievelijk de bevelen van de grootvorst.
'Ze zijn gelukkig en blij dat de held is teruggekeerd om de dwergenstammen te verenigen en hen allen aan te voeren, ' las ze aan Kiras voor, die haar gezicht vol walging vertrok. 'Ze zien Tungdil Goudhand nu al als de grootste van alle dwergenvorsten, die de stammen verenigde en na de overwinning op Lot-Ionan voor een duurzame vrede tussen hen allen zal zorgen. '
'Waarom voel ik me zo hulpeloos en boos?' riep de ondergronder vertwijfeld naar de hemel. 'Zou ik bij zoveel goede berichten niet blij moeten zijn?'
Goda drukte haar tegen zich aan. 'Mij vergaat het net zo. Wij zijn de enigen die geloven dat het een wezen van de duisternis is dat uit de kloof terugkeerde. '
'En het verenigt de kwaden onder zijn banier, zonder dat de anderen het merken. ' Kiras knarsetandde. 'Ik durf er een eed op te doen dat Tungdils overeenkomst met Aiphatòn van een totaal andere aard is. ' Plotseling lichtten haar ogen op. 'Natuurlijk! Er gebeurt precies het tegenovergestelde. '
Goda begreep niet wat ze bedoelde. 'Leg het me eens uit. '
Ze wees naar het scherm. 'Tungdil brengt de gevaarlijke vijanden samen in één leger: Aiphatòn, Lot-Ionan, hijzelf en de monsters uit de Zwarte Kloof met hun magische aanvoerder. Hij wil hen niet vernietigen, maar samenvoegen. Een leger dat niemand meer zal kunnen tegenhouden. ' Ze streek met haar hand over haar gezicht. 'Bij Ubar! Geef dat mijn verschrikkelijke angst niet bewaarheid wordt. '
Goda opende een volgende brief. Verbluft liet ze hem zakken. 'Hij is van Rognor Sterfhouw, de koning van de Derden... Hij schrijft dat hij zijn troepen uit het Bruine Gebergte en de spelonken van de Vrijen terugtrekt om tegen Lot-Ionan op te trekken. ' Ze dronk haar beker leeg. 'Ik ben gewoon verbijsterd, Kiras. Verbijsterd tot in het merg van mijn botten!'
'Alle demonen en boze geesten samen staan Goudhand bij, ' zei ze woedend en ze sloeg tegen de kanteel. 'Hij moet Sterfhouw met een bezwering bewerkt hebben om zijn verstand te benevelen en hem willoos te maken. '
'Zo'n bezwering bestaat niet. '
'Het is er eentje die jij niet kent, Goda. ' De ondergronder barstte bijna in tranen uit maar wel van woede. 'Niemand ziet wat wij zien, ' duisterde ze vertwijfeld. 'Ze rennen hem na, hun ondergang tegemoet. ' Ze sloeg haar handen voor haar gezicht. 'Dat zal hij hun brengen: de ondergang, ' zei ze onduidelijk.
De maga nam de brieven nog eens snel door om er zeker van te zijn dat ze niets verkeerd had begrepen, daarna riep ze de ubari bij zich. 'Roep de officieren bij elkaar. Ze moeten naar de stafkamer komen. We gaan een uitval ondernemen. '
Kiras richtte zich op en veegde heimelijk een traan van haar wang. 'Ik ga mee, ' kondigde ze aan. 'Ik wil met eigen ogen en van nabij zien wat er allemaal gebeurd is. '
Goda wierp haar een bezorgde blik toe.
Rammelend en knarsend kwam het openingsmechanisme van de grote zuidpoort in beweging. De vijfhonderd man sterke eenheid stond klaar voor de uitval.
De voorhoede werd gevormd door honderd dwergen, daarna volgden tweehonderd ubariu en honderd ondergronders; de achterhoede bestond uit honderd menselijke boog- en kruisboogschutters om de krijgers dekking te geven en vijandelijke aanvallen in de kiem te smoren.
Goda keek naar haar dochter Sanda en haar zoon Bandaál die naast Kiras vooraan bij de dwergen stonden. Zij waren de kinderen die haar magische talenten hadden geërfd en die ze had onderwezen in het hanteren van spreuken en formules. Beiden knipoogden naar hun moeder.
De maga had hen meegestuurd om in geval van nood een bescherming tegen magische aanvallen te kunnen bieden. Goda voelde zich onbehaaglijk omdat ze haar eigen vlees en bloed erop uitstuurde, maar er was geen andere mogelijkheid. Zelf zou ze haar handen immers vol hebben om het: gat in het scherm open te houden; dat lukte haar kinderen niet.
Onder de dapperen bevond zich nog een van haar nakomelingen. Hij had zich het commando over de eenheid niet laten ontnemen: Boëndalin Krachtslag, haar oudste zoon en een voortreffelijk krijger, net als zijn vader. Met zijn schild en dubbelbladsbijl stond hij trots op de voorste rij. Hij groette zijn moeder met een zelfbewust knikje, zijn ogen fonkelden van strijdlust. Zijn strijdroes had hij beter onder controle dan Woestling, vandaar dat ze hem met een gerust hart de leiding over kon laten. En hij hanteerde zijn wapens beter dan welke krijger in Onheilsdam ook.
Er ontstond een spleet tussen beide deurvleugels waarin een rode glinstering te zien was.
'Vraccas zij met jullie, ' riep Goda luid. 'Jullie hebben je bevelen: vernietig zo veel mogelijk belegeringstoestellen als jullie kunnen en keer onmiddellijk terug wanneer de tegenstand te sterk wordt. Helden die zichzelf willen opofferen hebben we op een andere omloop nodig. '
Kiras hief haar hand op. Ze droeg een leren harnas en hield een zwaardbijl in haar hand, een wapen dat de ondergronders tachtig cycli geleden hadden ontworpen. Aan de ene kant zat een zwaardlemmet, aan de andere een klein bijlblad dat vooral tegen schilden en helmdragers werd gebruikt.
Sanda en Bandaál droegen naar goed dwergs gebruik een maliënkolder, een helm en een schild; hun bijl stak in hun gordel. Hun taak bestond er vooral in zich om de magie te bekommeren. Daarvoor had Goda hun elk tien diamantsplinters gegeven. Eerst moesten ze de vreemde kracht opgebruiken, voor ze op hun innerlijke reserves terugvielen.
Goda hief haar armen op en concentreerde zich. Ze maakte niet de fout het scherm opnieuw met geweld te willen doorbreken. In plaats daarvan zou ze proberen het met haar magische krachten zacht af te schaven, weg te schuren en stuk te wrijven tot er een bres was ontstaan. Een brede bres voor zoveel krijgers.
Ze bewoog haar lippen en probeerde een eerste combinatie van formules. Hoe ze het precies moest aanpakken wist ze niet, maar ze had wel een vermoeden.
Witte, pulserende, magische energie kronkelde uit haar vingertoppen in de richting van de barrière en vlijde zich ertegen als een poes tegen het been van een mens.
De afweerreactie bleef uit.
Opgelucht ademhalend vergrootte Goda de druk van haar zachte aanval en breidde hem tot boven de poort uit, zo hoog dat de ubariu rechtop door de bres konden lopen.
Vonken schoten omhoog, het scherm kreeg op deze plek een lichtere kleur, werd roze en bleek tot het helemaal verdwenen was en alleen het wit nog te zien was.
'Vooruit, ' beval Goda en ze hield haar magie in stand die onder de rest van de barrière als steunpilaar fungeerde. Daar waar rood en wil elkaar raakten, siste en knetterde het, terwijl de vonken af en toe in het rond vlogen. Wanneer ze iets troffen, veroorzaakten ze een zwarte brandplek.
De eenheid stormde zonder te schreeuwen naar de andere kant en waaierde in een langgerekte slagorde uiteen, terwijl de schutters achter hen bleven en zich klaarmaakten om hun pijlen en schichten weg te schieten. De aanval begon.
De eerste tenten en bouwsels werden zonder lawaai door de krijgers vernietigd. Pas toen de vlammen oplaaiden en van zeil naar zeil oversloegen om zich vandaar over het hele kamp te verspreiden, klonk het luide gehuil van de monsters. Er werd luid op trombones geblazen en de monsters werden met tromgeroffel te wapen geroepen.
Goda hield haar armen uitgestrekt en voedde haar bezwering met magische energie om haar in stand te houden. Ze was bang dat ze de bres niet meer zou kunnen openen wanneer ze de straal onderbrak.
'Vraccas zij met jullie, ' zei ze weer zacht. En vooral met haar kinderen!
Kiras volgde Boëndalin op de hielen.
Ze renden naar voren door het gat in de barrière. De ondergronder meende dat ze een vluchtig ogenblik lang een pijnscheut in haar lichaam voelde.
'Eerst de grote toestellen vlak bij de muur, en de tenten, ' beval Boëndalin en hij liet de boogschutters brandpijlen klaarmaken. Terwijl de eenheid zich naar rechts haastte, vlogen de brandende projectielen in de tegengestelde richting, zodat een deel van de monsters de handen vol kreeg met blussen. Toen stuitten ze op de eerste tegenstanders.
Het viel Kiras op hoe gemakkelijk het voor hen was om onder de monsters huis te houden. Ze hadden hen volkomen onvoorbereid tijdens het middagmaal verrast. Hoe hadden ze ook moeten weten dat Goda de barrière kon openen?
In de nasleep van de chaos die door de aanval was veroorzaakt, ontstonden weldra nieuwe branden zonder toedoen van de aanvallers. Kooktoestellen werden omvergegooid door monsters die niet opletten en het vuur breidde zich ook op verder weg gelegen plekken uit.
Het duurde niet lang of rond de poort bevonden zich geen belegeringstoestellen meer; de grotere bevonden zich op minder dan driehonderd schreden bij hen vandaan. Maar van daar kwam een ontzagwekkende golf van de meest uiteenlopende monsters op hen afgestormd.
'Boogschutters, vuur!' Boëndalin liet de rest van zijn eenheid verder rennen, recht naar de ordeloze groep toe. Pijlen snorden over hen heen en boorden zich in de monsters. Ettelijke van hen vielen dood of gewond op de grond. 'En maai ze nu neer! Daar, naar die katapult, ' schreeuwde de dwerg en hij sloeg zijn tegenstander met de geslepen rand van zijn schild tegen zijn hals. De scherpe kant van het metaal sneed door de beschermende leren kraag en hakte de keel tot aan de ruggengraat door. Zo goed als onthoofd stortte het beest in volle ren pardoes op de grond.
De troep hakte zich een weg door de aanvallers. Kiras stuurde talloze vijanden naar de andere wereld. Bewonderend moest ze erkennen dat Boëndalin zich uitstekend van zijn taak kweet, zowel wat het leidinggeven als wat het vechten betrof. Ze zou hem graag als levensgezel aan haar zijde hebben gezien, maar het besef van de traditie weerhield haar van verdere stappen in die richting. Ondergronders en dwergen pasten niet bij elkaar. Niet op de lange duur.
Ze hadden de torenhoge blijde bereikt. Terwijl twee derde van de groep voor dekking zorgde, hakte de rest kabels en steunbalken in tweeën en beschadigde de machine zozeer dat een luid gekraak te horen was en een trilling door de constructie liep.
'Wegwezen, ' beval Boëndalin. Hij zag net als Kiras dat de monsters zich groepeerden om een betere verdediging te organiseren. 'We trekken ons terug naar de poort. We hebben goed werk geleverd. '
De ondergronder keek naar een van de pijlers die schijnbaar zinloos op de vlakte stond en vanwaar een ketting tot in de Zwarte Kloof was gespannen. Ze moesten er alleen nog tweehonderd schreden verder voor rennen. 'Wat zou dat voor iets zijn, Boëndalin?' riep ze tegen hem. 'Moeten we die ook niet vernietigen?' Het succes maakte haar overmoedig. 'Dat lukt ons best!'
De dwerg keek naar de monsters, achter zijn gerimpelde voorhoofd dacht hij koortsachtig na. Ze hadden tot dusver nog niet kunnen ontdekken wat voor functie de pijlers hadden, waarvan er zich intussen meer dan veertig voor de uitgang van de kloof bevonden.
'We zijn er niet ver vandaan, ' merkte ze uitnodigend op. 'Wat voor functie ze ook hebben, we kunnen ze allemaal vernietigen en de magus heb ik nog nergens gezien. '
Boëndalin keek naar zijn broer en zus, die hem met een knikje duidelijk maakten dat ze het met het voorstel eens waren.
Een van de ubariu protesteerde, omdat hij bang was dat de terugweg te lang werd, zodat men die zou kunnen afsnijden. Hun wapenrustingen werden na een lang gevecht en het voortdurende rennen niet lichter. Voor geen van hen.
'Laten we ze aanvallen, ' besloot Boëndalin toch en hij zette het op een lopen. 'De schutters moeten naar links en naar rechts schieten, de ondergronders vormen de achterhoede. '
In deze opstelling bereikten ze de eerste van de raadselachtige ijzeren pijlers. Ze bleken in gegoten klompen ijzer te staan die zich niet zomaar uit de grond lieten rukken.
'De ubariu moeten ze verbuigen. Druk ze in de richting van de kloof, daar staan ze sowieso onder spanning, ' beval Boëndalin en hij hergroepeerde zijn krijgers.
Kiras zag uit haar ooghoek toe hoe de reusachtige krijgers zich om een pijler verzamelden, er aan de ene kant tegenaan duwden en aan de andere kant aan trokken.
Metaalachtig knarsend verboog de houder, de ketting zo dik als een boomstam die boven hen hing zakte steeds verder door, tot plotseling alle spanning uit haar verdwenen was en ze op de grond viel. Twee ubariu konden zich niet meer op tijd in veiligheid brengen en werden door de mansdikke schakels als insecten verpletterd.
'Verder! We pakken ook de volgende nog even mee!' Boëndalin wees naar rechts.
Ditmaal liet de ubari een luid protest horen. 'Je moeder heeft gezegd dat we niet verder mogen oprukken dan tot de markering en die ligt al driehonderd schreden achter ons!' De roze gekleurde ogen keken verwijtend. 'En we zouden veertig van deze pijlers moeten omgooien. Dat redden we nooit. ' Hij wees naar links waar een ware muur van monsters op hen toe schoof. Deze droegen schilden als bescherming tegen de pijlen en de kruisboogschichten, ze rukten ordelijk op en droegen zware harnassen. Niet te vergelijken met hun slachtoffers tot dusver. 'We moeten terugtrekken!' Boëndalin wisselde een blik met Sanda en Bandaál. 'Houdt ze ons van het lijf, ' zei hij tegen hen. 'We halen nog een tiental van die pijlers omver en daarna... ' hij keek de ubari verwijtend aan '... zeg ik dat we ons terugtrekken en niemand anders!'
De dwergenfamuli stelden zich op en hieven hun handen omhoog. Hun vingers tekenden runen in de lucht; de diamantsplinters in hun handen fonkelden toen die hun laatste energie afgaven en de formules tot echte magie lieten worden.
Uit Sanda's handpalm vloog een donkerblauwe straal, die een bres van drie schreden breed in de aanvallers sloeg en wel van voren tot aan de laatste man van de golf. Alles wat hij trof verdampte in een stinkende zwarte wolk. Harnassen en wapens veranderden in half vloeibare klonten.
'Wat zeg je daarvan, broerlief?' zei ze hijgend en ze keek uitdagend opzij.
Bandaál vormde een halve bol van zijn handen, de open zijde naar de monsters gericht. Hij blies door zijn vingers en aan de andere kant vloog zijn adem als een storm op de monsters af.
De helft van de gedrochten werd omver gewaaid, banieren werden wapperend meegesleurd en zelfs schepsels zo groot als ubariu werden als lichte stropoppen naar achteren geslingerd. Pijlen die in hun richting waren geschoten snorden dood en verderf zaaiend terug naar de rangen van de monsters.
Bandaál liet zijn armen zakken en keek zijn zuster grijnzend aan. 'Ik vond mezelf aanzienlijk beter. '
'Dit is geen spelletje!' Kiras, die naar hen had staan kijken, wenkte dat ze zich bij de legergroep moesten aansluiten, die intussen al naar de volgende pijler op weg was. 'Kom mee! We moeten bij elkaar blijven. ' Ze keek naar de zuidpoort, die haar opeens heel ver weg leek. De witte glinstering waardoor ze waren gekomen leek nu licht roze gekleurd. De ondergronder schrok. 'Kennelijk kost het Goda heel veel moeite de bres in het scherm open te houden!'
De famuli keken ook naar de doorgang - en daardoor ontging het hun dat de menigte monsters uiteen week en een kleine krijger naar voren kwam.
Kiras haalde haar kijker uit haar gordel en bekeek de opgedoken vijand wat nauwkeuriger.
Een dwerg in een schitterend harnas van roodgeel vraccasium met gitzwart inlegwerk van tionium stapte naar de magiërs toe; in zijn handen hield hij twee strijdhamers, waarvan de koppen zilverig en goud oplichtten. Edelstenen fonkelden en verspreidden het licht. Hij zag er lang niet zo gevaarlijk en dreigend uit als Tungdil Goudhand, wat waarschijnlijk door de metaalkleur van zijn wapenrusting kwam.
Het vizier van de helm stond open - en ze werd haast misselijk: de dwerg miste zijn onderkaak.
Door de lenzen kon ze de al lang geleden genezen verwonding in al haar afschrikwekkendheid goed zien. Een klap moest bot en tanden hebben weggeslagen. De genezer had het losse vlees gewoon
aan elkaar gehecht en strak naar achteren getrokken, zodat de dwerg voedsel naar binnen kon krijgen en verder kon leven. Onder de bovenkaak was een spleet gelaten, waar het eten ongetwijfeld doorheen werd geschoven. Kiras vermoedde dat hij spreken noch kauwen kon - hoe zou hij dat ook moeten doen? Twee lange zwarte bakkebaarden hingen tot op zijn borst naar beneden, in het verminkte vlees zelf groeiden geen haren meer.
Ook een stuk van de neus was weg, het neusbeen was weggeslagen en het gat werd door een zilveren gegraveerd plaatje afgedekt. Twee loodrechte spleten maakten het hem mogelijk adem te halen. De doodskopachtige aanblik alleen al was voldoende om tegenstanders doodsangst aan te jagen. In de bruine ogen brandden haat en pijn.
'Bij de... ' Kiras liet snel haar kijker zakken, terwijl een ijzige rilling over haar rug liep. Zou dit die vermeende meester zijn? Ze attendeerde de famuli op het nieuwe gevaar. Boëndalin en de gevechtsgroep hadden nog niets gemerkt, ze hielden zich juist met de volgende pijler bezig.
'Laat mij even?' vroeg Bandaál zijn zuster. 'Ik ben de oudste. ' Hij begon een bezwering voor te bereiden. In zijn rechterhand nam hij een volgende diamantsplinter en hield die stevig vast om de kracht ten volle te kunnen benutten. Hij mompelde een spreuk en voor hem vormde zich een manshoge zuil van grauw licht. Toen het laatste woord over Bandaáls lippen was gekomen, schoot hij in een rechte lijn op de dwerg af, waarbij hij zich ondertussen vervormde.
Hij groeide in de breedte en stekels van wel een vinger lang schoten er opeens uit naar buiten. Kiras was er zeker van dat niets wat daardoor werd getroffen kon overleven.
De dwerg bleef staan, zwaaide zijn strijdhamers wervelend in het rond en kruiste snel de stelen.
Er klonk een luide knal en er ontstond een tweede lichtzuil, alleen was deze zo hoog als een katapult! Hij schoot naar voren, dijde eveneens uit, terwijl er doorns zo lang als speren uit groeiden.
Precies halverwege botsten de twee lichtvormen op elkaar. Bandaáls magische knutselwerkje verdween met een luide knal, terwijl de dodelijke wand van licht zijn weg voortzette.
Nu had ook Boëndalin zich omgedraaid en zag wat er aan de hand was. Luid schreeuwend beval hij de onmiddellijke terugtocht. De discipline in zijn strijdgroep was zo groot dat niemand uit het gelid wegrende of van angst begon te schreeuwen. Toch renden ze allemaal zoals ze nog nooit van hun leven hadden gerend om van het slagveld weg te komen.
'Bij Vraccas!' Sanda wierp een groenachtige bliksemschicht naar de aanstormende muur die er zonder enig effect tegen ontplofte.
'Dadelijk heeft dat licht ons te pakken!' Kiras keek naar Boëndalin, die druk naar hen gebaarde. Het was onmogelijk aan de bezwering te ontsnappen, daarvoor bewoog ze zich veel te snel.
Sanda nam de overgebleven acht diamantsplinters in haar handen en gebaarde dat haar broer hetzelfde moest doen. 'Snel, een koepel, ' zei ze haastig en ze pakte zijn hand. Beiden lieten ze zich op hun knieën zakken.
'Tegen de grond, ' beval Bandaál de ondergronder, 'anders word je onthoofd. '
Kiras wierp zich achter broer en zus op de aarde en meteen daarna klonk een gezoem. Een melkachtige, troebele halve bol was over hen heen gedaald en het volgende moment botste de lichtwand ertegenop.
Knetterend braken de punten op het beschermende omhulsel af, lichtflitsen schoten alle kanten op, maar het drietal overkwam niets. Kiras had het gevoel dat elk stukje metaal op haar lichaam, tot zelfs de kleinste klinknagel toe, de warmte absorbeerde en haar hele lichaam deed pijn.
Toen was de aanval voorbij.
'We hebben hem vernietigd, ' hijgde Sanda opgelucht. De koepel loste zich op en ze voelden de sterke wind die door de aanval was opgestoken. Het stof vloog op hen toe, bedekte hen en knarste tussen hun tanden.
De ondergronder draaide haar hoofd. 'Nee!' kreunde ze. Voor het rondwervelende zand haar van haar zicht beroofde, zag ze nog hoe de lichtmuur recht op Boëndalin en de gevechtsgroep afschoot. Toen was de stofwolk te dicht geworden om nog iets te kunnen onderscheiden.
Bandaál en Sanda trokken haar omhoog en ze hielden elkaar bij de hand om niet in de grijze stofsluier te verdwalen. Ze strompelden voorwaarts, terug naar de zuidpoort en de reddende doorgang.
Plotseling draaide de wind en voerde het stof van hen weg. Voor hen, op nog geen tien passen van hen vandaan, tekenden de omtrekken van de onbekende dwerg zich in de vuiligheid af. Zijn strijdhamers hield hij links en rechts een eindje van zijn lichaam, de koppen wezen naar de grond.
Sanda slaakte een kreet toen ze hem zag en hield een hand voor haar mond, Bandaál snakte naar adem.
Kiras keek echter langs hem heen naar de plek waar zich zo even nog de strijdgroep van Boëndalin had bevonden.
De mannen en vrouwen waren halverwege door de bezwering ingehaald. Ze lagen languit op de bodem uitgestrekt en ze tuurde tevergeefs of ze ergens in dat tapijt van lichamen nog een beweging kon ontdekken. Ze voelde een schuldgevoel in zich opkomen. Als ze Boëndalin niet op de pijlers had gewezen, zouden ze nu allemaal in Onheilsdam in veiligheid zijn!
De dwerg hield zijn hoofd een eindje voorovergebogen. Een zwarte haarlok hing voor zijn voorhoofd en bewoog in de wind. Zonder dat hij iets zei, schoten er zwarte vlammen uit de koppen van de hamers en hij hief langzaam zijn armen op.
Kiras stelde zich voor de dwergenfamuli op en hief haar zwaardbijl omhoog. 'Probeer naar de poort te rennen, ' zei ze. Ze voelde een angst zoals ze nooit eerder in haar leven had gekend en ze wist dat het aan haar te zien was. Bandaál en Sanda wilden haar niet alleen achterlaten. 'Vooruit!' snauwde de ondergronder tegen hen. 'Jullie zijn waardevoller dan ik. '
Broer en zus zetten het op een lopen en de dwerg liet hen passeren. Hij hield zijn bruine ogen op Kiras gericht. Zijn gezicht was uitdrukkingsloos, alleen zijn wangspieren trilden licht. Moest dat een lachje voorstellen?
Kiras slikte moeizaam haar speeksel door haar droge keel, taaier dan stroop stroomde het omlaag. 'Val aan als je me dood voor je voeten wil zien, ' riep ze naar de dwerg en ze richtte de punt van haar wapen op hem. 'Je zult nog vreemd... '
Meer kon ze niet zeggen.
De dwerg bewoog zich zo snel, dat ze zijn handelingen niet kon volgen. Onverwachts stond hij naast haar en sloeg met de brandende hamer tegen haar borst. Haar leren harnas stond op die plek meteen in brand, hoewel het materiaal eigenlijk helemaal niet zo snel vlam vatte.
De tweede hamer trof haar tegen haar achterhoofd en ze zakte bijna bewusteloos in elkaar. Ze hoorde het knetteren van de vlammen vlak bij haar oor. Het metaal van haar helm trok er zich kennelijk niets van aan dat het eigenlijk niet branden kón. Waar de wapens van de dwerg troffen, vlamde het op.
Tijdens haar val rukte ze haar helm af en rolde zich op haar buik om de vlammen op haar borst te verstikken.
Een voet draaide haar weer op haar rug en het afschuwelijke gezicht van haar vijand was vlak voor haar. Opnieuw keek hij haar aan, een hamer zweefde voor haar. Het zwarte vuur eromheen was gedoofd, maar de hitte die de kop uitstraalde was duidelijk voelbaar. Hij drukte de kop tegen haar voorhoofd en sissend brandde het metaal zich in haar vlees.
Kiras schreeuwde en verloor het bewustzijn.
Goda zag de lichtende wand op de vluchtelingen afkomen en vergat alles wat ze zich had voorgenomen. Drie van haar kinderen stonden op het punt te sneuvelen. Als ze niets deed, zou Woestling haar dat nooit vergeven, en zij zichzelf ook niet.
Ze sprong door het gat en de bezwering die de barrière had geopend, loste zich op, terwijl zij Boëndalin tegemoet rende om zijn strijdgroep voor de magische aanval te behoeden.
Goda dacht koortsachtig na wat ze tegen de wand in het geweer kon brengen. De vijandelijke magus beschikte over reusachtige krachten. Deze glinsterende muur van doorns raasde van achteren op de strijdgroep toe, die zich na een bevel als één man omdraaide in een poging om zich met hun schilden te beschermen.
De maga hijgde, ze was nog zo'n driehonderd schreden van haar oudste zoon af. Ze zag in dat het haar nooit zou lukken alle krijgers voor de aanval te beschermen. In haar linkerhand hield ze een vijfentwintigtal diamantsplinters. Daar zou ze ook niets mee kunnen uitrichten.
'Neem hen genadig bij je op in de Eeuwige Smidse, ' bad Goda en ze weefde een afweerbezwering die ze alleen om Boëndalin legde. Hij verdween onder een glinstering.
Toen had de lichtmuur zijn doel bereikt en knalde tegen de gevechtsgroep.
Het deed haar pijn de ondergang van zoveel dappere zielen te moeten aanzien. De lichtspiezen doorboorden schilden en kurassen, drongen door lichamen en drukten de doden tegen de levenden, tot ze zich voor de muur ophoopten als zand voor een omgedraaid blad van een schop; ten slotte doofde de wand en loste zich op. De lijken rolden van elkaar af en verspreidden zich door hun vaart over de grond.
'Boëndalin!' schreeuwde ze en ze rende verder. Ze zag hem omgeven door een glinstering voor de doden staan. Hij kon niet begrijpen dat hij gespaard was gebleven en de anderen niet. 'Kom hierheen!' riep Goda. De splinters vergruizelden tussen haar vingers en het stof werd door de wind meegevoerd.
Dichte stofsluiers kwamen aanwaaien en beroofden haar van haar zicht. Uit angst voor een volgende aanval stak ze haar hand weer in haar zak. Ze maakte een ruwe schatting van het aantal splinters en merkte dat ze de helft van haar voorraad had opgebruikt. Opnieuw riep ze de naam van haar zoon.
'Hier, moeder, ' klonk het hijgend voor haar en daar kwam hij door de stofnevel op haar toe lopen. Hij had zijn arm beschermend voor mond en neus gelegd en zijn ogen waren een eindje dichtgeknepen. 'Wat is er gebeurd?'
'De magus heeft... ' Goda zag door de neerdalende stofsluiers heen dat Bandaál, Sanda en Kiras voor een dwerg in een roodgele wapenrusting stonden. Hij had zijn rug naar haar toegekeerd, alsof hij haar niet vreesde. Of had hij haar misschien nog niet gezien? 'Is dat hem?'
Boëndalin keek van de lijken van zijn soldaten naar zijn broer en zus en weer terug. 'Waarom heb je ons niet allemaal gered?' vroeg hij schor.
De koppen van de hamers waren plotseling omgeven door zwarte vlammen.
'Hij valt hen aan!' Goda bereidde bezorgd een bezwering voor.
Bandaál en Sanda liepen links en rechts langs de onbekende heen, terwijl de ondergronder aanstalten maakte de dwerg te lijf te gaan.
Boëndalin wilde naar haar toe rennen, maar Goda hield hem tegen. 'Tegen deze vijand kun je haar niet helpen. Dat kan enkel en alleen met mijn krachten. ' Ze had besloten een aanvalsspreuk te gebruiken waardoor talloze bliksemflitsen op de dwerg zouden inslaan. Maar voor ze de spreuk helemaal had uitgesproken, velde de dwerg Kiras met twee slagen en drukte haar de hamer in het gezicht; de ondergronder bewoog zich niet meer.
Goda liet de energie vrij stromen.
Uit alle tien haar vingers schoten bliksems op de dwerg toe. Die hief zijn hoofd op, kruiste de stelen van zijn hamers en stak ze met uitgestrekte armen naar voren.
Bandaál en Sanda hadden hun moeder nu bereikt en zagen wat er gebeurde.
De gloeiende schichten overbrugden de afstand in grillige banen, haalden elkaar in en bleven weer achter alsof ze een wedloop hielden wie de dwerg het eerste zou bereiken.
De eerste flits sloeg in de voorste hamerkop in en ontdeed die van zijn lading. Nog feller dan de energie zelf lichtten de symbolen op het metaal op en daar volgde de tweede inslag al.
De dwerg werd door de kracht naar achteren geschoven, zijn hakken trokken diepe voren in het losse zand - maar hij werd niet verteerd, hij viel zelfs niet eens! Toen de laatste straal tegen hem aan gevlogen was, liet hij zijn armen langzaam zakken, draaide zijn bovenlichaam een stukje en spreidde zijn armen opnieuw. Een houding waaruit een absoluut overwicht sprak.
Vervolgens draaide hij zich gewoon om en liep naar zijn monsters terug. Kiras liet hij zonder haar nog een blik waardig te keuren op de grond liggen.
Plotseling draaide hij zich om, zijn hamers op de maga gericht. ' Twee runen op zijn pantser lichtten op en schenen met hun geglinster de edelsteen te voeden die ter hoogte van zijn zonnevlecht op zijn borst zat. Hij begon te schitteren en er schoot een okerkleurige straal zo dik als een arm uit. De koppen van de strijdhamers perkten hem zijwaarts in en het leek alsof de dwerg er de straal mee stuurde.
Met een laag, onheilspellend gebrom vloog hij op Goda en haar kinderen af; de aarde die zich onder hem bevond, verbrandde en werd zwart gekleurd.
Goda stak haar hand weer in haar zak en schiep haastig een afweerbezwering, waarop de agressieve magie met een luid gerinkel kapot sloeg als porselein dat aan scherven viel. De hitte waardoor ze overspoeld werden, beroofde hen van hun adem en verschroeide baarden, wenkbrauwen en haarlokken. Ze moesten hun ogen sluiten om ze voor uitdrogen te behoeden.
Toen ze ze weer openden, was de dwerg verdwenen. De monsters stonden afwachtend op een afstand van vierhonderd schreden bij de ingang van de kloof en keken naar hen.
'Haal Kiras, ' beval Goda schor en ze keek om zich heen. Van de magus was geen spoor meer te bekennen.
Boëndalin rende naar Kiras, gooide de ondergronder over zijn schouder en kwam met haar terug.
Toen hieven de monsters een gehuil aan en begonnen in hun richting te rennen.
Precies op tijd kwamen ze bij de barrière, waarachter de reddende zuidpoort lag. Goda verzamelde de laatste resten van haar concentratie en dwong het rode scherm een tweede maal een gat voor hen te openen.
Het lukte haar ternauwernood, en als laatste keerde ze in de vesting terug. Maar ook toen de poort achter haar werd gesloten, voelde ze zich helemaal niet zeker. De macht van de verminkte dwerg was nog veel groter gebleken dan ze gevreesd hadden.
Boëndalin legde Kiras op een brancard. 'Zorg voor haar, moeder, ' zei hij en ze bevochtigde haar gezicht met water.
De soldaten om hen heen en op de weergangen boven hen wierpen medelijdende blikken op de teruggekeerden; bij een enkeling waren de verwijten over de slechte afloop en de dood van zoveel strijdmakkers duidelijk van het gezicht te lezen. De dwerg zuchtte diep.
Goda controleerde de hartslag van de ondergronden 'Alles is in orde, ' stelde ze Boëndalin en haar beide andere kinderen gerust, die bezorgd naast de brancard hadden staan wachten. 'Behalve de brandwond op haar gezicht heeft ze verder geen letsel opgelopen. '
De maga kende het teken niet dat de vijandelijke magus in Kiras' voorhoofd had gebrand. Moest het een vernedering zijn? Waarom had hij haar gespaard - vanwege haar idiote dapperheid?
'Het is mijn schuld, ' zei Boëndalin naast Goda. Hij klonk buitengewoon terneergeslagen. 'We hadden ons moeten terugtrekken nadat we de katapulten hadden vernietigd. Alleen omdat ik de groep met alle geweld die pijlers nog wilde laten saboteren, zijn ze dood. ' Hij hief zijn hoofd op. 'Het is mijn schuld, ' riep hij naar de zwijgende soldaten op de muren.
'Onzin. Het is oorlog en daarbij sterven mensen, dwergen, ubariu en ondergronders, ' wierp Goda tegen en ze richtte zich op. 'Ieder van hen wist dat het een uiterst gevaarlijke onderneming was. Ze hebben zich vrijwillig gemeld om met je mee te gaan. '
Boëndalin liet zich niet door haar troosten. 'Ik zou daarbuiten bij hen moeten liggen. ' Zachter liet hij erop volgen: 'Ik heb het aan jouw magie te danken dat ik nog leef. Niet aan mijn sterke armen of aan mijn bekwaamheden als commandant. In dat opzicht ben ik vandaag tekortgeschoten. Ik zal deze omloop nooit meer vergeten, mijn hele leven niet. De naam van elke gevallene zal me eraan helpen herinneren een betere veldheer te zijn. ' Hij wilde weglopen.
Goda raakte zijn schouder aan. 'En toch was het een succes. Het kamp is platgebrand en de katapulten zijn vernietigd. Ze hebben hun leven niet voor niets gegeven. '
'Ze hadden hun leven helemaal niet hoeven verliezen. Als ik dat tweede bevel niet had gegeven. ' Hij draaide zich om en liep naar zijn verblijf.
Sanda en Bandaál liepen naar Goda toe en bedankten haar onder veel tranen en met stevige omhelzingen voor hun redding. Goda stuurde hen weg, zodat ze konden gaan uitrusten.
Ze stapte in de lift om vanuit de toren een overzicht te krijgen: ze had het bij het rechte eind gehad, want door de uitval hadden ze kostbare tijd gewonnen. Maar ook was het haar duidelijk geworden dat ze de magus aan de andere kant nooit alleen zou kunnen overwinnen.
Haar blikken zweefden over de barrière, waaronder dikke rookwolken hingen. Ondanks alle verliezen bleef ze erbij dat ze tegen de monsters succes hadden geboekt. Al had de medaille dus een keerzijde.
'Tot aan de zomer moeten wij het volhouden, Vraccas, ' bad ze in stilte. Ze stak haar hand in haar zak en afgezien van heel veel diamantstof vond ze ook nog vier splinters. De laatste...