Hoofdstuk 3
Het Land aan Gene Zijde,
de Zwarte Kloof, de vesting Onheilsdam,
in de winter van de 6491e zonnecyclus
Boïndil zat bij het licht van vele lampen tegenover zijn vriend en keek grijnzend hoe hij de ene hap eten na de andere naar binnen werkte. 'Die hadden aan de andere kant van het scherm zeker niks Fatsoenlijks te eten, ' merkte hij grijnzend op. 'Niemand kan gugulgehakt met rotsgerst zo lekker klaarmaken als Goda, waar of niet, professor?'
Ze hadden zich in de vertrekken van Boïndil teruggetrokken om na alle drukte op hun gemak te eten. De muren hingen vol wapens en schilden, maar een muur was gereserveerd voor verscheidene kaarten van het Veilige Land en in het blad van de tafel waaraan ze waren gaan zitten was onder een glasplaat een nauwkeurige plattegrond van de verschillende verdiepingen van de vesting gegraveerd. In de kamer spraken waakzaamheid, visie en strijdvaardigheid uit alle details, zoals je van een generaal mocht verwachten.
Tungdil had zijn tioniumharnas afgelegd en zat nu aan tafel in een donkerbeige onderkleed waarop runen en andere symbolen geborduurd waren. Zijn bruine baard had hij nog altijd kortgeknipt, maar hij leek dichter en aan de rechterkant van zijn kin was er duidelijk een zilvergrijze pluk in te zien. Zijn lange bruine haar was met olie tegen zijn hoofd geplakt en hing in zijn nek. Hij begon langzamer te kauwen. 'Je staart me aan een stuk door aan. '
'Kun je me dat kwalijk nemen?' lachte Woestling en pakte zijn pul bier. 'Ik heb je tweehonderdvijftig cycli niet gezien!'
'En nu wil je alles op één enkele avond inhalen, terwijl je met je blikken nog meer rimpels in mijn gezicht drukt?' antwoordde Tungdil schalks. Hij pakte zijn beker en wilde met Woestling klinken - toen zijn blik op de inhoud viel. 'Is dat water?' Bijna walgend schoof hij de beker van zich af. 'Is er dan geen brandewijn meer? Zuipen de krijgers van je vesting zoveel? En waarom heb ik geen lekker donker bier zoals jij?'
Boïndil zette zijn pul verrast neer. 'De laatste keer was je heel wat voorzichtiger met alcohol. '
'Voorzichtiger?' Tungdil keek verbaasd, toen verhelderde zijn gezicht. 'Ach ja, nu begrijp ik wat je bedoelt. ' Hij pakte de pul van zijn vriend, nam een fikse slok en liet hem niet eerder zakken voor hij het bier tot de laatste druppel door zijn keel had laten klokken. Hij zette de pul met een klap neer, veegde het schuim uit zijn baard en boerde luid. 'Dat is weer verleden tijd. ' Een brede grijns verspreidde zich over zijn gezicht.
Boïndil keek naar hem, knipperde met zijn ogen en lachte schallend. 'Zo beval je me een stuk beter!' Hij knipoogde naar zijn vriend. 'En wat vond je van mijn zoons en dochters? Goda heeft ze toch aan je voorgesteld. '
'Op en top hun vader. En dat is een compliment, ' antwoordde Tungdil schertsend. 'Maar in alle ernst: je mag trots op hen zijn. Neem me niet kwalijk dat ik de namen niet heb kunnen onthouden, maar één zoon en één dochter schijnen volgens Goda magisch begaafd te zijn! Dat is toch iets bijzonders! Die twee knapen met hun gespierde armen lijken me indrukwekkende krijgers. Ze hebben een stijl van vechten die een combinatie is van de ubari- en de dwergentactiek, dat maakt hen uniek. ' Er verscheen een pijnlijke trek op zijn gezicht. 'Neem me niet kwalijk dat ik het zo ronduit zeg, maar de drie anderen... lijken... uit de toon te vallen. Volkomen uit de toon. '
Woestling voelde zich in zijn wiek geschoten. 'Hoe bedoel je dat?'
Tungdil leek naar de juiste woorden te zoeken. 'Het spijt me dat ik het je zeggen moet, maar ze zijn allemaal... ' hij fronste bezorgd zijn wenkbrauwen '... allemaal betere handwerkslieden dan jij! Hun steenhouwerswerk is fantastisch. ' Een schelms lachje ontsnapte hem.
Opgelucht stemde Boïndil met hem in. 'Ja, drijf rustig de spot met me. ' Hij keek hem opgetogen aan. 'Ik kan gewoon niet zeggen hoe blij ik over je terugkeer ben. Ik kon bijna niet geloven dat jij het was. Je zag er zo... akelig onheilspellend uit, toen je in je wapenrusting aan het hoofd van dat leger monsters stond. Alsof je... een van hen was. ' Gespannen wachtte hij wat zijn vriend daarop zou antwoorden.
Tungdil sloeg zijn oog neer en met zijn linkerhand streelde hij het gouden oogkapje. 'Er is een heleboel gebeurd, Woestling, ' antwoordde hij met een trieste, sonore stem. De vrolijkheid was op slag verdwenen en de schaduw verscheen weer op zijn gezicht. 'Ik heb heel wat meegemaakt, waardoor ik veranderd ben. ' Hij keek zijn strijdmakker aan. 'Ik vraag je bij voorbaat om welwillendheid voor alles watje aan mijn doen en laten merkwaardig zal voorkomen. Je zult twijfels krijgen... '
'Ik?' lachte Boïndil en hij riep een soldaat om een nieuwe karaf bier te brengen. Toen dacht hij even na en veranderde dat in een klein vat en een fles van de beste brandewijn. Een dwergenspreekwoord luidde: zorgen en herinneringen verlangen bier. 'Hoe zou ik... '
'Je zult gaan twijfelen, Woestling, ' fluisterde Tungdil geheimzinnig. 'En ik stónd ooit aan het hoofd van dat leger dat je hebt gezien. '
Boïndil wist niet wat hij daarop moest antwoorden en daarom beperkte hij zich ertoe de dwerg tegenover hem aan te kijken.
Tungdil haalde diep adem en zuchtte, alsof de herinneringen hem fysiek pijn deden.
Zwijgend wachtten ze tot de deur werd geopend en het gevraagde vaatje bier en de brandewijn werden gebracht. Zonder iets te zeggen leegden ze allebei een tweede pul, toen verzamelde Tungdil al zijn moed en begon te vertellen.
'Ik heb dingen gedaan, Woestling, die niemand van mij zou verwachten. Niemand die de Tungdil van vroeger kende. Maar om te overleven op de plaatsen waar ik naar de uitgang uit die demonische wereld heb gezocht, kon ik gewoon niet anders. ' Hij sprak zacht en zijn blik leek dwars door Boïndil heen naar een andere wereld te kijken. 'Er zijn schepsels, oude vriend, die hun slachtoffers onuitsprekelijk folteren. Om hen te overwinnen moet je nog erger zijn dan zij. ' Hij streek over de runen op zijn onderkleed. 'En geloof me, ik was erger dan zij. Zelfs de alfen zouden me wreed noemen. ' Hij greep naar de fles.
Boïndil keek naar zijn vriend, die hem plotseling onvoorstelbaar vreemd voorkwam. 'Voel je behoefte om me daar meer over te vertellen?' wist hij eindelijk uit te brengen en schonk zich ook wat brandewijn in. 'Of... '
Tungdil schudde zijn hoofd. 'Alles op zijn tijd. Ik heb te lang in de duisternis geleefd. Laat me eerst van bet lichten van je gezelschap genieten. ' Hij schraapte zijn keel en ze klonken. 'Goed, hoe is het met het Veilige Land gesteld?'
'Heeft men daar aan jouw kant niets van gehoord?'
'Nee, er was geen verbinding zolang het scherm in stand werd gehouden. ' Tungdil dronk met een steeds grote snelheid en hij schonk zijn beker ook iedere keer iets voller. 'Je hebt het over Lot-Ionan gehad. Ik heb in het voorbijgaan in de gangen van Onheilsdam zo veel opgevangen, dat het me met zorg vervult. ' Hij schonk zich nog een pul bier in. 'Ze hadden het over een draak, die in het westen leeft, de kordrion die het noorden overheerst en de alfen die het oosten hebben veroverd. Wat klopt er allemaal van wat ik heb gehoord?'
'Alles, professor, ' zuchtte Boïndil. 'Het Veilige Land verdient die naam allang niet meer. ' Hij stond op en liep naar een tafeltje, waarop nog meer opgerolde kaarten lagen. Hij koos er een van uit, liep naar zijn vriend terug en spreidde hem uit. 'Lot-Ionan heeft zijn verstand verloren, zegt iedereen. Hij heeft mijn vaderland, het Blauwe Gebergte, op de Tweeden veroverd en ze met zijn magische krachten verdreven. Wie niet wilde vertrekken is vernietigd. Hij verzamelt famuli om zich heen, en als je het mij vraagt is hij al lange tijd bezig met het voorbereiden van een oorlog. '
Tungdil keek naar de lijnen. 'Tegen de kordrion?'
'Nee, tegen de draak Lohasbrand, die zich het Rode Gebergte van de Eersten heeft toegeëigend. Voor zover wij weten is er nog maar een handjevol van de stam over om de toegang naar het westen tegen monsters vanbuiten te verdedigen. ' Boïndils wijsvinger gleed naar Tabaîn en vervolgens naar Weyurn. 'Zij zijn schatplichtig aan de draak. Dat geschubde monster heeft mensen gevonden die als zijn vazallen optreden en zich lohasbranders noemen. Ieder van hen heerst als een edelman en staat aan het hoofd van een groot contingent orcs. ' Boïndil streek door zijn baard. 'Ja, die varkenskoppen zijn slimmer geworden, in ieder geval diegenen die de draak naar het Veilige Land heeft gebracht. Dat maakt het er niet eenvoudiger op. '
'Bij de infamen!' liet Tungdil zich ontvallen en hij sloeg zo hard met zijn vuist op tafel dat bekers, fles en pullen opsprongen.
Woestlings ogen knepen zich tot spleetjes. 'De infame? Wat is dat dan?'
Tungdil maakte een afwijzend gebaar. 'Vertel verder, ' zei bij somber.
'In het oosten hebben de alfen hun steden herbouwd... '
'De alfen zijn terug?'
Boïndil knikte. 'Het zijn andere alfen. Ze kwamen door de Hoge Poort nadat Lot-Ionan de Tweeden had verdreven. Onder leiding van een oude bekende van ons: Aiphatòn. Kun je je hem nog herinneren?'
'Ja. En ik had nooit gedacht dat hij het Veilige Land in het ongeluk zou storten. '
Woestling knikte. 'We waren allemaal heel verrast, toen hij de alfen naar de oude gebieden van de zwartogen voerde en een oorlog begon tegen de laatste elfen en diegenen die de puntoren wilden helpen. Nou ja, oorlog kun je het eigenlijk niet noemen, wat hij die ongeveer veertig puntoren heeft verklaard. '
'De elfen zijn uitgeroeid... '
'Nee. De meesten van hen zijn afgeslacht, de rest is verdwenen. Niemand weet waar ze gebleven zijn. Er doen de meest uiteenlopende verhalen de ronde over hun ondergang. Ik ken ze niet eens allemaal, maar elfen zul je in het Veilige Land niet meer tegenkomen. ' Boïndil krabde aan zijn jeukende neus. 'De Derden hebben een verbond met Aiphatòn gesloten en heersen in het oosten over een groot deel van het voormalige Idoslân. De alfen hebben bovendien de vroegere mensenrijken Gauragar en Urgon in het noorden en het oosten bezet. ' Hij merkte dat Tungdils oog naar de kaart staarde. 'Is het te veel voor je?'
'Vertel verder. Ik kan meer leed verdragen, dan zo op het eerste gezicht lijkt, ' antwoordde hij en hij klonk toornig.
'Rest ons nog het noorden. ' Woestling tikte op het Grijze Gebergte. 'Koningin Balyndis... Je weet wie dat is?'
Tungdil knikte verstrooid, alsof het hem om het even was over wie zijn vriend het had.
Woestling verwonderde zich erover dat de naam Balyndis niet meer bij hem wakker maakte, maar hij ging verder. 'Zij bewaakt de Stenen Poortweg met de Vijfden die nog over zijn en biedt tegelijkertijd de kordrion en zijn nakomelingen het hoofd. Maar het is een zeer langdurige strijd, want het monster krijgt steeds meer jongen. Niemand weet hoe dat kan, want een andere dan deze is er niet. '
'Tja, dat kunnen jullie niet weten. Ze hebben geen wijfjes nodig, ' verklaarde Tungdil. 'Ze zijn alle in staat eieren te leggen, wat ze tot een grote plaag maakt. Ook aan de andere kant. Tenzij men het bevel over hen voert. ' Hij leunde achterover en vouwde zijn handen achter in zijn nek; hij richtte zijn oog op het plafond. 'Het is onbegrijpelijk. Ik keer na tweehonderdvijftig cycli terug, ik heb genoeg van die eeuwige strijd. Ik verlang naar een rustig plekje, waar ik mijn hoofd neer kan leggen. Maar hier wacht me nog meer rampspoed dan me aan de andere zijde van het scherm ooit is overkomen. ' Hij schopte van onderen tegen de tafel en ditmaal vielen de bekers en de fles om. De brandewijn stroomde over de kaart en Boïndil probeerde te voorkomen dat de lijnen volledig werden uitgewist. 'Is er dan niemand mans genoeg in het Veilige Land? Hoe zit het met de lange lijzen? Moet ik weer naar de wapens grijpen, die ik het liefste in het diepste gedeelte van de meren van Weyurn had gegooid?'
Woestling kuchte. 'Dat was ik nog vergeten te vertellen: Weyurn is geen eilandenrijk meer. Toen Lohasbrand zich een weg naar ons baande, maakte hij een diepe gang, waardoor het water in een vloedgolf uit Weyurn stroomde. Hij moet voor verdere afvoer hebben gezorgd om... '
Met een wilde schreeuw sprong Tungdil op van zijn stoel, pakte de zware tafel met één hand aan de zijkant op en slingerde hem zeven schreden verder tegen de muur. Het solide hout brak door de smak in talloze stukken, als was de tafel van vermolmde planken geweest; scherven vlogen rinkelend over de vloer.
Met open mond keek Boïndil zijn vriend aan. Geen normale dwerg, al was hij nog zo sterk, was in staat tot wat hij daarnet met eigen ogen had gezien.
Tungdil kreunde en greep naar zijn hoofd. Hij zonk neer op zijn stoel, hijgde en vloekte tegelijkertijd in een onbekende taal. Woestling meende te zien dat enkele runen op zijn onderkleed zwak glinsterden.
Wachters kwamen aangerend en keken verontrust naar hun generaal, die hen met een wenk weer wegstuurde. Maar er zou wel over gekletst worden.
'Zie je?' kreunde Tungdil met een zware stem vanonder zijn hand. 'Dat bedoelde ik, toen ik het over twijfelen had. Jij vraagt je af hoe het mogelijk is dat ik een tafel met zo'n gewicht als een donzen kussen door de lucht gooi. '
'Ergens... wel, professor, ' gaf de dwerg fluisterend toe. 'Met één hand nog wel! Ik bedoel, dat is wel een prestatie van formaat!' Hij deed moeite opgewekt en vrolijk te klinken. 'Vroeger had je dat niet gekund. Tjee, dat zouden nog eens leuke gevechten aan jouw zijde zijn geweest: varkenskop vérslingeren!'
Tungdil haalde zijn vingers van zijn gezicht en keek zijn vriend aan. Rondom het gouden oogkapje verschenen dunne zwarte adertjes onder de huid. Het woord 'alfen' schoot Woestling door het hoofd. 'Ik kan het niet verklaren. Nog niet, ' zei hij vermoeid. 'Ik heb je vertrouwen nodig. ' Hij stak hem zijn hand toe. 'Geef je me dat? Ik zweer dat ik het niet zal misbruiken en je niet zal teleurstellen. Bij alles wat we vroeger samen beleefd hebben!'
Boïndil legde de zijne er na een korte aarzeling in. Hij veronderstelde dat dat het beste was wat hij voor zijn teruggekeerde strijdmakker kon doen. Met de zekerheid ten minste één dwerg aan zijn zijde te hebben die hij kon vertrouwen, zou hij zich sneller aanpassen en hopelijk weer gauw de oude Tungdil worden. Wat was er met hem gebeurd? 'Bij alles wat we vroeger samen beleefd hebben, ' herhaalde hij. 'Ach, ik weet zeker dat Boëndal zich verheugd zou hebben om je terug te zien. '
'Boëndal?'
'Mijn tweelingbroer!' klonk het verrast uit Woestlings mond. Eerst Balyndis en nu Boëndal.
Tungdil sloeg zich tegen zijn voorhoofd. 'Het spijt me, mijn geheugen wordt nog steeds door duisternis omhuld. ' Hij stond op, raapte de pullen op die hun vlucht onbeschadigd overleefd hadden, en schonk die vol met donker bier. Een gaf hij aan Boïndil, de andere hield hij in zijn vuist. 'Wanneer zie ik hem?'
'Wie?' vroeg Boïndil verbaasd.
'Boëndal, ' antwoordde Tungdil opgewekt. 'Nu je het over hem had, staat zijn gezicht me weer voor de geest. '
'Tungdil, mijn broer is al lange tijd dood. ' Woestling klemde zijn lippen tot een dunne streep op elkaar. Wat voor afschuwelijks moest men meemaken om zo veel vergeten te zijn als Tungdil? Hoeveel had zijn verstand te lijden gehad? Had dat litteken op zijn voorhoofd er misschien iets mee te maken?
Tungdil sloeg bedremmeld zijn oog neer. 'Vergeef me. Ik... ' Hij zuchtte.
'En hoe zit het met Sirka? Ben je haar ook vergeten?' Woestling zag al aan de uitdrukking op Tungdils gezicht dat die er geen idee van had wie dat was. Hij pakte hem bij zijn schouders. 'Professor, ze was een van de ondergronders en jouw grote liefde! Wil je echt beweren dat je dat vergeten bent?' Hij keek in het oog en zocht naar een verklaring, een verontschuldiging, een antwoord. Het ooglid sloot zich voor het bruin hem een geheim kon onthullen.
Tungdil draaide zijn hoofd opzij. 'Het spijt me, ' antwoordde hij met een rauw gefluister. Met een schouderophalen schudde hij de handen van zijn vriend van zich af en liep langzaam naar de deur. 'Morgen praten we verder, als het jou hetzelfde blijft. Ik heb meer tijd nodig om... ' zijn laarzen verbrijzelden de glasscherven tot nog kleinere stukken.
Woestling kreeg de indruk dat hij nog iets wilde zeggen voor hij de deur opende en de gang op liep, maar hij verliet zwijgend het vertrek. 'Bij Vraccas, wat is er met hem gebeurd?' herhaalde hij zacht zijn gedachte en zocht tussen de brokstukken naar de kaart van het Veilige Land.
Hij was volkomen onbruikbaar geworden. De brandewijn had het werk van de tekenaar bedorven; grenzen en namen waren uitgelopen tot vegen en onleesbare tekens.
Boïndil hield zijn hoofd schuin en bekeek het opschrift Het Veilige Land. De alcohol en het opzwellende papier had daar met een beetje fantasie Het Verloren Land van gemaakt.
'Wat een treffende benaming, ' mompelde hij en hij gooide de kaart weer op de grond; daarbij ontdekte hij een rooktroebele turkooiskleurige edelsteen die hij daarnet in de gordel van zijn vriend had gezien. Die moest bij zijn woedende tafelsmijterij zijn losgeraakt.
Woestling raapte hem op en maakte aanstalten om hem naar Tungdil terug te brengen. Hij was waardevol. Ook al hoorde het edelsteen slijpen niet tot zijn grootste vaardigheden, hij wist een steen toch redelijk goed op zijn waarde te schatten. Een rookdiamant kwam maar zelden voor.
'O, ik ben ook vergeetachtig geworden. We hebben het helemaal niet over de Vierden gehad. En de Vrije Dwergen, ' schoot het hem ineens te binnen. Nog twee redenen om zijn vriend kort voor hij slapen ging te storen.
Nog altijd beschouwde hij het als een grap van Vraccas, dat uitgerekend het dwergenrijk van de Vierden, de dwergen met de kleinste lichaamsbouw en waarschijnlijk de geringste strijdbaarheid, alle pogingen om het te veroveren trotseerde. De Derden ondernamen de ene veldtocht na de andere tegen hen, zonder hen te kunnen onderwerpen. En de Vrijen verdedigden zich niet minder succesvol.
'Dat zal hem verbazen, ' zei hij tegen zichzelf en hij duwde de deur die slechts op een kier stond na een luid en duidelijk geklop open. 'Hallo, professor! Ik heb iets voor je meegebracht. Je strooit met kostbare diamanten om je heen, weet je dat?'
Tungdil stond met zijn rug naar hem toe en leek hem niet in de gaten te hebben. Hij had zijn onderkleed uitgetrokken en toonde Boïndil nu ongewild zijn blanke rug.
De huid zat onder de littekens.
Vele waren niet groter dan een punt, andere liepen schijnbaar via zijn zij verder naar voren tot op zijn borst. Brede en smalle lijnen liepen kriskras door elkaar, nu eens waren ze hoekig, dan weer recht, nu eens konden ze van wapens komen, dan weer van tanden en klauwen. De verdikkingen vervormden getatoeëerde runen en tekens.
Boïndil snakte naar adem. Zijn eigen lichaam werd door ettelijke souvenirs aan gevechten en veldslagen gesierd, maar dat stelde niets voor vergeleken bij wat hij op deze rug zag. Omdat hij wist dat Tungdil over uitstekende vaardigheden als strijder beschikte, kon hij zich niet indenken met wat voor wezen de dwerg gevochten had dat hem zo had toegetakeld. Wat moest een krijger vrezen die een kordrion het hoofd bood?
Tungdil had hem niet in de gaten. Hij had zijn hoofd voorovergebogen en bekeek kennelijk zijn borst. Vervolgens gooide hij een bebloede lap in een schotel met water; hij kreunde onderdrukt en meteen lichtte er iets voor hem op.
Boïndil legde de edelsteen zonder geluid te maken op de vloer van de kamer en trok zich snel terug.
Hij had zijn vriend gestoord bij iets wat niemand mocht zien, dat was zeker. De dwerg verliet de vleugel van de vesting en probeerde de luider klinkende stem van de twijfel in zijn binnenste te overstemmen door een lied te neuriën.
Het wilde hem echter niet helemaal lukken; vooral de zwarte adertjes rond het verloren oog baarden hem zorgen. De bijzonder hardnekkige stem van de twijfel eiste zacht maar voortdurend dat hij onder het kapje moest kijken. Wat zou daar verborgen zitten?
Goda en Boïndil zaten in de grote vergaderzaal, waarin de officieren gewoonlijk overlegden over het rooster van de wacht en de patrouilles. Op tafel stond een schaalmodel van de Zwarte Kloof en de vesting; elke nog zo kleine oneffenheid in de grond was weergegeven, wat het mogelijk maakte nauwkeurige routes uit te stippelen.
'Dat hebben we niet meer nodig. ' Woestling pakte de glazen stolp, waarmee de energiebarrière werd voorgesteld, en zette die opzij. Daarna verwijderde hij langzaam het schaalmodel van het artefact. Peinzend keek hij naar de rotsen.
'Wacht je erop tot de kordrion tevoorschijn komt?' zei Goda sarcastisch. 'Maquette en werkelijkheid stemmen nog steeds overeen: geen spoor van de monsters. '
'Ik heb me afgevraagd of we het kunnen wagen ons oude plan te realiseren, ' antwoordde hij en hij streek met zijn handen over de randen van de Zwarte Kloof. 'We breken de randen af en storten de hele zaak vol met inferieur ijzer en andere metalen tot er één grote klomp ontstaat waardoor niets meer het Veilige Land of het Land aan Gene Zijde binnen kan dringen. Een kurk tegen het Kwaad. ' Hij keek naar zijn eega. 'Wat vind je daarvan? Met jouw magie zou het mogelijk moeten zijn de kloof te laten instorten. Ik weet echter dat je famuli nog niet ver genoeg zijn om je daarbij te kunnen steunen. '
Goda streek over zijn rug. 'Het zou me misschien lukken, maar daarna zal ik geen energie meer overhebben voor nog meer toverij. En de hoeveelheid gesmolten metaal die we nodig hebben is gigantisch! Waar zouden we die vandaan moeten halen?'
'De ubariu zouden het ons brengen, uit alle delen van hun rijk, wanneer ze daardoor voor eeuwig een eind aan deze bedreiging kunnen maken. ' Woestling liep naar een bijzettafeltje en goot voor hen allebei een aardewerken beker vol water. 'Ik ben bang dat die monsters zich door gewone steen heen kunnen graven en zouden terugkeren. Ze hebben meer dan tweehonderdvijftig cycli gewacht en stonden met een leger voor ons. Net als bij de eerste omloop toen we de barrière inschakelden. Zonder het scherm zouden ze ons onder de voet hebben gelopen. '
Goda ging zitten. 'Je hebt er geen vertrouwen in dat je eigen vesting deze horde in bedwang zou kunnen houden?'
'Op den duur?' Boïndil schudde zijn hoofd. Tungdils opmerkingen hadden de rillingen over zijn rug laten lopen. 'Ik weet liever niet wat er allemaal uit de kloof zou kunnen kruipen, wanneer we nog lang wachten. Een kordrion schijnt nog het onschuldigste te zijn wat ons zou kunnen aanvallen. '
'Wie zegt ons dat het ergste al niet onder ons is?' zei ze binnensmonds. Ze had het eigenlijk alleen maar willen denken, maar haar tong was sneller geweest. Ze keek snel in haar beker.
Woestling had het natuurlijk gehoord. 'Je twijfelt aan Tungdil. '
'Ik vraag me af of we de échte Tungdil binnen onze muren hebben verwelkomd, ' antwoordde ze hem met vaste stem.
'Hij is het, ' zei Boïndil koppig, maar hij durfde haar niet aan te kijken.
'Hoe kun je dat nu met zekerheid zeggen? Omdat jullie gisteren samen hebben zitten pimpelen?' Goda zuchtte. 'Ik wens toch ook dat het onze Tungdil is en geen drogwezen dat een of andere duistere macht ons op ons dak heeft gestuurd om ons in de val te laten lopen. Maar ik vind dat hij zich niet gedraagt zoals vroeger... '
Boïndil stiet een vreugdeloos lachje uit. 'Hij heeft mensenlevens lang doorgebracht in een wereld, waarin moord, leed en geweld doodnormaal zijn. Als een van ons daaruit terug zou komen, denk je dat die dan een brede grijns op zijn gezicht zou hebben en onafgebroken grappen zou vertellen? Dat zou mijn argwaan juist wekken, ' verdedigde hij zijn vriend heftig. 'Ik zou vermoedelijk volkomen aan mijn waanzin ten prooi zijn gevallen. ' Hij keek haar aan. 'Tungdil heeft op zijn eentje tegen die kordrion gevochten! Voor ons!'
'Het zou afgesproken werk geweest kunnen zijn, ' wierp ze tegen.
'Het heeft het beest een oog gekost en zijn zij werd opengereten! Ik had niet de indruk dat het zich daarover verheugde!'
'Wanneer er een hoger doel mee gediend is? Zoals het bedwingen van Onheilsdam? De kordrion heeft ogen genoeg. '
Snuivend hief hij zijn armen ten hemel. 'Goda, jij kunt in alles wat ik zeg wel zo'n... samenzweringsspook zien. ' Boïndil klakte met zijn tong. Woorden schoten hem tekort. 'Jij bent een maga. Gebruik dan je toverkracht om hem te testen. ' Woedend staarde hij naar de maquette en probeerde zijn gedachten te ordenen. Het ergerde hem dat ze zijn eigen twijfels aanwakkerde in plaats van ze te verminderen. En hij was er zo van overtuigd geweest dat hij zijn vriend weer terug had.
'Dat heb ik al gedaan. Toen ik hem onze kinderen voorstelde, ' antwoordde ze tot zijn verbijstering. 'En ik... '
Er werd geklopt, de deur zwaaide open en een Tungdil in volle wapenrusting stond op de drempel. Hij zag in een oogopslag dat het tweetal ruzie had gemaakt, hoezeer ze ook hun best deden om het voor hem verborgen te houden door te glimlachen.
'Ik kom toch niet te vroeg, wel? We hadden toch een afspraak?' vroeg hij enhij stapte het vertrek binnen. Vervolgens ging hij aan de andere kant van de tafel zitten en richtte zijn oog op Goda. Hij keek haar even kwaad aan, alsof hij voor luistervink had gespeeld en wist wat voor bezwaren ze tegen hem had geuit; vervolgens keek hij vriendelijk naar Woestling. 'Een mooie maquette, ' prees hij het schaalmodel en knipoogde, 'zijn daar ook speelgoedmonstertjes bij?'
Boïndil lachte opgelucht. 'We hebben een paar bijpassende vaandeltjes geknutseld, maar die moeten we eerst opzoeken. Wie had kunnen vermoeden dat ze ze ooit zouden gebruiken?' Snel legde hij zijn vriend uit hoe hij van plan was de kloof voor altijd te dichten, zodat er niets meer uit zou kunnen ontkomen, hoe groot of klein het ook was.
Goda nam geen deel aan het gesprek maar beperkte zich ertoe Tungdil aan te kijken. Ze wilde hem prikkelen zodat hij zich zou laten verleiden zich door woorden of daden te verraden. Zo dat hij niet de bekende, veelgeroemde held zou blijken te zijn, maar een geraffineerd drogbeeld van Tungdil, dat ontmaskerd moest worden. Maar haar blikken gleden langs hem af zoals zwaardslagen op een goed harnas afschampten.
'De schachten en holen vlak onder de kloof lopen diep en zijn vertakt. Er is niet genoeg metaal in het Veilige Land en het Land aan Gene Zijde samen om ze af te sluiten. Maar een soort kurk vormen, dat zou inderdaad kunnen lukken. Maar met dit werk kan pas begonnen worden wanneer het leger dat nu in de kloof op de loer ligt vernietigd is. '
'En dat jij naar ons toe hebt gebracht, ' viel Goda hem scherp in de rede.
'Ik heb het aangevoerd. Het zou vanzelf wel naar jullie toe gekomen zijn. Dat is een verschil. ' Tungdil bleef verbazingwekkend rustig, vond Woestling, die weer aan het incident met de tafel van de vorige avond moest denken. 'Ik heb cycli moeten besteden om een reputatie bij die monsters op te bouwen, zodat ze me zouden vertrouwen en als een van de hunnen zouden opnemen. Alleen zo lukte het me op te klimmen tot hun aanvoerder, naar wiens bevelen zelfs een kordrion luisterde. Want ik was me ervan bewust dat er een omloop zou komen waarop het scherm zou uitvallen en dan wilde ik in de eerste linie staan. Als een Derde, een gewoon kind van de Smid, zouden ze me aan stukken hebben gescheurd. Wat heel in het begin ook bijna was gelukt. ' Met elke zin klonk zijn stem lager en dreigender tot bij nadrukkelijk zijn keel schraapte en het gevaar uit zijn mond verdreef. 'Ik liet hun geloven dat ik hen tegen jullie zou aanvoeren. Het zal niet lang duren voor ze van hun verrassing bekomen zullen zijn en dan zullen ze met nog meer haat aanvallen. '
'Tegen Onheilsdam zullen ze zich te pletter lopen, ' zei Woestling zo overtuigd als hij kon.
'Dat zal niet voldoende zijn, oude vriend. Ik weet wat er nog allemaal zal komen. ' Tungdil keek voortdurend van hem naar de dwergenvrouw en terug. 'Jullie hebben een leger nodig, een groot leger dat in de bovenste ruimten en gangen doordringt om die beesten verder terug te drijven, terwijl hier voorbereidingen voor het afsluiten van de kloof worden getroffen. En een magus. Een zeer machtige magus. ' Hij keek naar Goda. 'Een andere mogelijkheid is er niet. '
Ze had de verandering in zijn toon gemerkt. 'Jij zult ons kennelijk niet helpen?'
'Hoe kun je dat nou denken?' zei Boïndil opgewonden. 'Natuurlijk zal hij dat wel!'
'Ze heeft gelijk, ' zei Tungdil gelaten en hij legde zijn handen in de pantserhandschoenen over elkaar alsof hij wilde bidden of iets tussen zijn vingers gevangen houden. 'Ik heb mijn laatste strijd geleverd en heb geen zin meer nog langer krijger te zijn. '
Woestlings mond zakte open. 'Dat meen je toch zeker niet, professor!' riep hij toen. 'Hou me niet voor de gek! Niet daarmee! Er zijn er zoveel die op je hebben gewacht en al hun hoop op jou hebben gevestigd om een eind aan het onrecht in het Veilige Land te maken. Mensen, elfen - waar die ook mogen zijn - en dwergen. Je eigen volk wacht op je!'
'Ik weet het, ' antwoordde hij zacht. 'Maar ik heb niemand beloofd als redder terug te keren. Ik heb een eerste aanval op de vesting verhinderd en jullie gewaarschuwd voor wat jullie bedreigt. Nu weten jullie hoe jullie je daartegen moeten verdedigen. Meer zal ik niet doen. '
'Gisteravond klonk je heel anders!' Woestling was de vertwijfeling nabij. 'Je hebt zelf gezegd... '
'... dat ik naar huis ben gekomen om rust te zoeken, ' vulde Tungdil met luide stem aan. 'Verder niets. En dat ik tijd nodig heb om meer... '
'Welk huis bedoel je eigenlijk, Tungdil Goudhand?' mengde Goda zich in het gesprek en ze maakte zich klaar om een volgende test af te nemen. 'Vertel me eens: waar ben je thuis? In de gewelven van
Lot-Ionan? Die bestaan allang niet meer. Of wil je naar de Vrijen die in hun onderaardse rijk door de Derden zijn ingesloten en er niet meer uit kunnen? Of terug naar Balyndis, je eerste liefde? Maar misschien zijn het de ondergronders bij wie je de rest van je cycli zou willen doorbrengen?' Ze wees op het venster. 'Is het niet eerder zo dat je thuis in het land is waarvan de tunnels naar de Zwarte Kloof leiden? Daar heb je tot nog toe de langste tijd van je leven doorgebracht. Dat zou je op de allereerste plaats als je vaderland moeten beschouwen, vind je niet?' Ze stond op. 'Mij zou het niets kunnen schelen als je ophoepelde. '
'Goda!' riep Boïndil geschokt tegen haar, maar ze negeerde hem.
'Jij durft je twijfels kennelijk niet te uiten, maar ik houd de mijne niet voor me. Wat hebben we aan deze Tungdil in zijn prachtige wapenrusting, wanneer hij niets voor ons doet?' zei ze strijdlustig. 'Bij Vraccas, dat kan Tungdil niet zijn!' Goda wierp een verachtelijke blik op de eenogige dwerg. 'De professor zou hemel en aarde hebben bewogen om een eind aan de ellende in het Veilige Land te maken. Als dat je eerste woorden waren geweest, zou ik nooit argwaan hebben gekregen. ' Ze stak haar wijsvinger naar hem uit. 'Jij bent Tungdil niet, dus ga terug naar die Zwarte Kloof waar je uit gekropen bent, voor je ons verder ontmoedigt en onze troepen van hun zelfvertrouwen berooft. Ik laat hen liever geloven dat je heimelijk bent weggegaan en op een omloop voor de tweede maal terug zult komen!'
Ze keerde hem de rug toe, schudde Boïndils hand van zich af en verliet het vertrek.
Woestling keek naar Tungdil die de beschuldigingen kalm over zich heen had laten komen. Hij werd niet boos, uitte geen tegenwerpingen. 'Zeg iets, professor!' smeekte hij. 'Bij onze schepper, de goddelijke Smid: zeg iets wat de woorden van Goda ontkracht en mij in jou laat geloven. Wat ons allemaal in jou laat geloven! Je kunt je niet voorstellen welk effect het op de overgebleven mensen en dwergen zou hebben, als jij je uit de strijd terugtrekt!'
Tungdil stond op, liep om de tafel heen en bleef enkele tellen bij zijn vriend staan om zijn linkerhand op diens schouder te leggen, waarna hij door de deur de gang op liep.
'Dat is geen antwoord!' riep Boïndil woedend. 'Kom terug en geef me een antwoord!' Hij ging hem achterna en had hem al snel ingehaald. Hij pakte hem bij zijn schouder en wilde hem omdraaien. Maar het lukte hem niet beweging in de dwerg te krijgen.
Hij voelde een waarschuwend gekriebel aan zijn vinger en meteen kreeg hij een klap die hem van de grond optilde en tegen de muur slingerde; kreunend zonk hij op de tegels neer.
Sterretjes en vuurballen dansten voor Woestlings ogen en daartussendoor zag hij het gezicht van zijn vriend, die zich bezorgd over hem heen boog. 'Ik haal een genezer, ' hoorde hij een vervormde stem. 'Dat had je niet moeten doen, mijn heetgebakerde vriend. Maar wees niet bang, je bent weldra weer de oude. '
De laatste zin stierf weg in Boïndils oren, hij viel in zwijm.
Tungdil liep naar zijn kamer.
De opwinding over Boïndils inzinking was bedaard. De genezer die erbij was geroepen veronderstelde dat de generaal van de vesting een onschuldige flauwte had gehad. Door een overmaat van vreugde en misschien door een overmaat aan brandewijn de avond tevoren.
Ook al had een enkeling zo zijn vermoedens, niemand legde een verband met Tungdil. Hardop, in ieder geval. En toen Woestling bijgekomen was, had hij ook niet met een beschuldigende vinger naar iemand in Onheilsdam gewezen.
' Tungdil sloeg een hoek om en stond onverwacht voor een dwergenvrouw.
Afgaande op haar smalle, jonge gezicht telde ze nog maar weinig cycli. Haar huid was zo donkerbruin als die van een hert. Ze droeg een beige, met doornenranken geborduurde wapenrok, waarvan het voorpand losjes was dichtgesnoerd zodat Tungdil een blik op het wil te, eveneens met borduurwerk versierde hemd gegund werd. De ogen van de dwerg gleden over haar heen, hij zag een kaalgeschoren schedel en lichtblauwe ogen.
'Ben jij Tungdil Goudhand?' vroeg ze aarzelend.
'En jij bent een van de ondergronders, afgaande op je grootte, 'zei hij tegen haar. 'Groter dan een dwergenvrouw en kleiner dan een mens. '
Ze knikte en kwam een stap dichterbij. 'Ik heet Kiras. ' Tegelijkertijd hief ze haar gezicht op, zodat het lamplicht er beter op viel. 'Men zegt dat ik precies op een van mijn overovergrootmoeders lijk. ' antwoordde ze met een verwachtingsvolle stem. Haar ogen keken recht in die van Tungdil. 'Ik draag kleren die naar de hare zijn nagemaakt. Voor jou. '
Tungdil fronste zijn voorhoofd. 'Wat heb ik daar precies mee uit te staan?'
'Heb je geen vermoeden?' De hoopvolle uitdrukking van Kiras veranderde. 'Ik had me er zo op verheugd je te kunnen verrassen. Ook al kun je haar bij je terugkeer niet meer in je armen nemen, ik hoopte dat ik je verdriet een beetje zou kunnen lenigen: ik ben een van Sirka's achterkleinkinderen. ' Ze keek hem stralend aan.
'Dat ontbrak er nog maar aan, ' mompelde Tungdil ontstemd. 'Ik wil jou en je afkomst niet beledigen, Kiras, maar ik kan me haar niet meer herinneren. Noch haar uiterlijk, noch mijn liefde voor haar. Veel van wat er ooit in het Veilige Land was is uit mijn hoofd verdwenen. ' Hij keek haar strak aan, alsof haar aanblik de herinnering in zijn binnenste zou kunnen wakker schudden. 'Nee, ' zei hij ten slotte. 'Nee, ik zie haar ook door jou niet meer voor mijn geestesoog. '
Kiras slikte, haar teleurstelling was duidelijk enorm. 'Toch heet ik je in haar naam welkom, Tungdil, ' zei ze schor en ze wilde hem omarmen. 'Het speelt geen rol of je je haar herinnert of niet. Ik ben haar boodschap voor jou: jullie liefde... '
Maar de krijger week voor haar terug alsof ze aan een dodelijke ziekte leed. 'Nee, Kiras, niet doen, ' beval hij somber en zijn stem verduisterde het licht in de gang. 'Ik wil niet dat je me aanraakt. '
De jonge ondergronder stond geschrokken en volkomen van streek voor hem en liet haar armen zakken. 'Daardoor wijs je niet alleen mij, maar ook Sirka af!'
'Vergeet me. En bid tot je god dat haar bloed in jou het sterkste is. Het mijne betekent de dood. ' Hij keek haar even strak aan, toen liep hij om haar heen als om een meubelstuk of een vat dat in de weg stond, en vervolgde zijn weg naar zijn kamer.
'Maar... maar ik heb een brief van haar aan jou!' Haar hand ging naar haar gordel en ze haalde een verzegeld perkament tevoorschijn dat ze omhoogstak, zodat hij het beter zag.
'Verbrand hem, of doe ermee wat je wilt, ' ried hij haar aan zonder zich om te draaien.
Kiras draaide zich om en keek hem na, terwijl hij door de gang liep. 'Dat kan niet waar zijn, ' fluisterde ze ongelovig. Langzaam liet ze haar arm met de oeroude boodschap zakken. De lampen begonnen weer met evenveel licht te branden als daarnet, naarmate hij zich verder van haar verwijderde.
'Heb ik het je niet voorspeld?' Goda had de ontmoeting van het tweetal vanuit een nis gadegeslagen. Het was geen toeval geweest dat de ondergronder en de held elkaar uitgerekend op deze plek in de vesting hadden ontmoet. Een van de vele proeven die nog zouden volgen.
'Hoe kan hij me zomaar laten staan?' zei Kiras geschokt.
Goda keek de dwerg na en legde daarbij een arm om de schouders van de ondergronder om haar te troosten. 'Omdat het niet de echte Tungdil is. Dat zal weldra iedereen inzien. '
Tungdil keerde naar zijn kamer terug. Hij trok de pantserhandschoenen uit en legde die op een kist. Toen hij zijn hand naar de eerste sluiting van zijn harnas uitstak, lichtte een van de runen rechts op zijn borst waarschuwend op.
'Er moet beslist een reden zijn waarom je niet hebt laten merken dat je er was toen ik binnenkwam, ' zei hij terwijl hij naar voren keek. 'Dat verzuim kun je nu goedmaken. Want doe je dat niet... ' Tungdil legde zijn rechterhand op het gevest van Bloedsnakker '... dan moet ik ervan uitgaan dat je met kwade bedoelingen gekomen bent. ' Hij draaide zich niet om, maar luisterde of hij iets hoorde en vertrouwde op zijn harnas.
Achter hem kwam een geharnaste persoon overeind. Metaalplaten kletterden en er werd een wapen getrokken. 'Die laatste veronderstelling is juist, ' klonk de sonore, lage stem van een ubari. 'Maar alleen als ik geen antwoord op mijn vragen krijg. '
Nu draaide Tungdil zich om en keek naar de krijger die naast de schrijftafel op een stoel had zitten wachten.
Het was de aanvoerder van de ubariu, die Boïndil, Goda en hem vanaf het artefact naar de vesting had geëscorteerd. Hij stond drie schreden van hem af, het overmatig lange zwaard met de versterkte, zware punt hield hij schuin voor zijn lichaam en het lemmet wees naar de grond. De rode ogen waren op Tungdil gericht en keken waakzaam. Hij was bijna twee keer zo groot als de dwerg en de spieren van zijn brede bovenarmen trilden.
'Welke vragen zou een ubari mij dan wel willen stellen, Yagur?' antwoordde Tungdil luchtig. 'Of heeft iemand je gestuurd om ze namens hem te stellen? Of moet ik zeggen: namens haar?'
Yagur ging niet op de toespeling in. 'Ik ken de legende over jou en de generaal, Tungdil Goudhand. Het laatste wat ik wil is jou door ren gebrek aan respect te beledigen, ' zei hij voorzichtig. 'Maar ik ben niet de enige die twijfels over je koestert. '
'En jij denkt dat ik je tekst en uitleg ga geven, als je mijn kamer binnensluipt en mij met een zwaard bedreigt?' antwoordde de dwerg, en zijn bruine oog fonkelde kwaadaardig. 'Dan ga je je nog verbazen, Yagur. ' Langzaam haalde hij zijn hand van zijn wapengordel. 'Wat wil je ertegen doen als ik blijf zwijgen? Me smeken? Omkopen?'
De ubarikrijger boog zijn hoofd en deed een stap naar voren. 'Ik kan je tong losser maken, ' dreigde hij.
'Geloof me, als ik je zeg dat je de kans niet zult krijgen mij tegen mijn wil te ondervragen. ' Tungdil knikte in de richting van de deur. 'Ga Goda maar vertellen wat je wilt. Lieg voor mijn part tegen haar, ik zal je niet verraden. ' Hij opende de gesp van zijn koppelriem en legde die af. Bloedsnakker lag nu naast de pantserhandschoenen.
Yagur liep naar hem toe. 'Je hebt het zelf gewild, ' zei hij verbitterd. Hij strekte zijn brede hand naar de dwerg uit, tegelijkertijd hief hij zijn zwaard op en richtte op zijn keel. 'Verzet je niet. Ik breng je naar een plek waar we ongestoord met elkaar kunnen praten. '
'Ik dacht het niet. ' Tungdil week niet achteruit, maar liet zich door de ubari bij zijn kraag pakken. Onmiddellijk legde hij zijn rechterhand op die van de krijger en hield die vast. Met de andere sloeg hij tegen diens onderarm. Er klonk een luid gekraak toen de elleboog brak en uit het gewricht werd gerukt. Bloed schoot uit de stomp.
Voor Yagur bekomen was van de schok en kon schreeuwen, had Tungdil het lichaamsdeel laten vallen, de dolk van de ubari getrokken en hem met één zwaai in diens hals geworpen. Meer dan een gerochel wist de reus niet uit te brengen. Hij zakte door zijn knieën, zonk op de vloer neer en liet zijn zwaard vallen.
'Je moet wat duidelijker praten, Yagur. Zo kan ik je niet verstaan. ' Tungdil keek zonder een spoor van medelijden naar de stervende.
De deur werd opengegooid en drie andere geharnaste ubariu drongen met hun wapen in de vuist de kamer binnen.
De dwerg hief zijn hoofd op en een wreed lachje speelde rond zijn lippen. Zwarte, haarfijne adertjes doken als uit het niets rond het oogkapje op en verspreidden zich snel als een spinnenweb over zijn hele gezicht. 'Laat me raden: jullie zijn hier om me te ondervragen, ' bromde hij. Twee runen op zijn harnas lichtten op en wierpen hun gouden schijnsel op de aanvallers. 'Vraag maar op. Maar pas op voor mijn antwoorden!'
De ubariu bleven staan, toen klonk de signaalhoorn die een gevreesde melodie speelde: monsters kwamen uit de Zwarte Klooi om af te maken wat de eerste golf aanvallers niet had bereikt.
Tungdil richtte zich in zijn volle lengte op en er straalde een mateloze superioriteit van zijn gezicht. 'De keus is aan jullie: willen jullie hier in mijn kamer of buiten op het slagveld sterven?'