Hoofdstuk 9
Het Veilige Land,
in het noordoosten van het Bruine Gebergte,
in het rijk van de Vierden,
in de winter van de 6491e zonnecyclus
Woestling en Tungdil reden in de richting van het vooruitgeschoven Zilverfort dat het Veilige Land tegen bedreigingen uit het noordoosten moest beschermen.
Ruim tweehonderd cycli geleden was het door de stam van de Vierden met zware blokken basalt versterkt, omdat het als eerste verdedigingslinie moest dienen voor het geval de monsters uit de Zwarte Kloof ooit tot hier zouden doordringen.
De hoog oprijzende besneeuwde muurkappen en torens benamen het zicht op het nog imposantere Goudfort daarachter, dat een tweede barricade tegen indringers van elke soort in het Bruine Gebergte vormde.
Woestling kon aan de steenblokken zien dat ze door dwergenhanden bewerkt waren. Het ontbrak de Vierden echter aan het superieure vakmanschap dat zijn stam van Vraccas geschonken had gekregen. Hun echte talent was het bewerken van edele metalen.
De pony's en de befún reden de witte glinsterende vlakte op die indertijd eerst door de orcs en daarna door de acronta was overspoeld.
Woestling kende de uitgebreide verhalen, maar hij was indertijd niet zelf bij de slag geweest. 'Ik kan me goed voorstellen wat zich hier heeft afgespeeld. Dat moet een geweldige veldslag zijn geweest, een kolfje naar mijn hand!' zei hij en zijn adem werd als een witte dampwolk zichtbaar. 'Hoe die varkenskoppen, ogers en trollen de muren bestormden en ertegenop klommen. ' Hij wees naar rechts. 'Daar is de voorganger van de toren die er nu staat door de beschieting van hun katapulten ingestort, waarbij honderden gedrochten bedolven werden. ' Hij zuchtte. 'En toen slaagden ze erin steeds dichterbij te komen, liepen achter elkaar de ladders op, wilden op de weergangen van de edelsteenslijpers klimmen, toen... ' hij zweeg even en keek Tungdil aan '... toen zij verschenen!'
Weliswaar luisterde Tungdil naar hem, maar uit niets bleek dat hij wist hoe het afliep.
'De monsters hadden de Vierden bijna onder de voet gelopen, toen de acronta over de vlakte kwamen aanstormen en met veel plezier op de varkenskoppen begonnen te jagen als honden die achter katten aan zitten. ' Hij sloeg zich lachend op zijn dijen. 'Wat zou ik daar graag bij zijn geweest!'
'Hebben de acronta de orcs daarna niet opgegeten?'
'O ja, nou en of. Herinner jij je Djerun nog, de lijfwacht van Andôkai de Onbesuisde?' Boïndil keek naar de muren die na de aanval van ruim tweehonderdvijftig cycli geleden dubbel zo sterk hersteld waren, ook al zaten de gevaarlijkste vijanden aan de zuidzijde van het dwergenrijk. Maar dat had men op dat moment niet kunnen vermoeden.
Op de hoogste torens wapperden twee vlaggen; een van het koninkrijk van de Vierden, een voor de gemeenschap van de kinderen van de Smid, al was dat laatste een wassen neus, want een echte gemeenschap onder een grootvorst zoals in vroeger tijden was er allang niet meer.
Tungdil streek de befún over zijn hals. 'Nee, ' antwoordde hij eerlijk. 'Van hele stukken uit mijn leven kan ik me niets of nauwelijks iets herinneren. ' Hij streek over het litteken op zijn hoofd en keek Woestling aan. 'Wat is er met deze Djerun?'
Zijn. vriend maakt een wegwerpend gebaar. 'Da's niet belangrijk, professor. Ik wilde alleen wat over de acronta vertellen en... ' Woestling pakte zijn signaalhoorn, zette hem aan zijn lippen en liet hem luid schetteren. Het duurde niet lang of het signaal werd beantwoord, waarop hij een tweede reeks noten speelde.
De poort van Zilverfort werd langzaam geopend.
Tungdil en Woestling reden zwijgend naar de ingang, waarvoor zich een troep dwergen met lange pieken in hun handen opstelde.
De eenogige dwerg zag dat kruisboogschutters zich met hun wapens in de aanslag achter de kantelen hadden opgesteld. 'Heel erg welkom schijnen we niet te zijn, ' merkte hij op.
'Ze hebben niets tegen jou of mij. Het is voorschrift, ' verklaarde Boïndil. Frandibar Juwelengreep uit de clan der Goudsmeden heeft die op mijn advies ingevoerd. Niemand komt aan de andere kant zonder eerst aan een grondig onderzoek te zijn onderworpen. Ook ik niet. ' In stilte maakte hij zich grote zorgen hoe de gezanten van de dwergenstammen en de clans op de veranderde held van hun volk zouden reageren.
Ze reden naar de wachtposten.
'Zenuwachtig, Woestling?' Uit Tungdils stem klonk geen verwijt of verbittering. Hij lachte triest. 'Er zullen er nog veel zijn die liever aan een dubbelganger of een zinsbegoocheling zullen geloven, wanneer ze mij zien. Vooral wanneer ze mijn nieuwe voorstellen horen om Lot-Ionan op de knieën te dwingen. Want dat moet ons doel zijn: hem overwinnen zonder hem te doden. Dat, Woestling, is het moeilijkste bij een vastbesloten, vertwijfelde tegenstander. '
'Vertwijfeld? Lot-Ionan is een magus, waarom zou hij vertwijfeld zijn?'
'Hoe langer we tegen hem vechten, hoe vertwijfelder hij zal worden. Geloof me. ' Opnieuw tekende zich een beangstigende vrolijkheid op zijn gezicht af die een demon niet misstaan zou hebben. Op dit moment zou Woestling hem liever niet de rug hebben toegekeerd; toch glimlachte hij tegen zijn vriend.
Ze hadden de poortwachters bereikt. Zwaargewapende, grimmig kijkende dwergen met dikke mantels over hun wapenrusting heen. Ze hielden hun pieken zo dat ze er meteen mee konden aanvallen.
'Hoe heten jullie en wat willen jullie hier?' klonk de vraag van de kapitein en Tungdil liet het aan Woestling over om uit te leggen wat ze kwamen doen.
Boïndil merkte dat de aandacht van de wachters op de eerste plaats op Tungdil was gericht. Zijn opvallende wapenrusting en zijn ongewone rijdier wekten nog het meeste wantrouwen; dat veranderde toen ze hoorden wie de onheilspellend uitziende dwerg was.
'Bij Vraccas!' riep de kapitein en hij maakte een diepe buiging voor het tweetal. 'Is het echt waar dat de grootste dwergenhelden zijn teruggekomen om het Veilige Land te bevrijden? We hadden jullie komst nog niet zo snel verwacht. De gezanten zijn nog niet allemaal gearriveerd. '
'Dan zullen we zonder hen met het smeden van onze plannen beginnen, ' zei Tungdil bruusk. 'Mogen we passeren?'
'Natuurlijk, Tungdil Goudhand, ' zei de kapitein meteen en hij gaf een teken, waarop men ruim baan voor de reizigers maakte.
'En hoe weet je dat ik de echte Tungdil Goudhand hen?' vroeg deze, terwijl hij van de befún omlaag keek. 'Maak ik op jou de indruk dat ik een kind van de Smid ben? In dit harnas? En wat zouden die runen op het tionium wel kunnen betekenen? Stel dat ze de dood beloofden aan degene die ze bekeek?'
'Maar... je reist... samen met Boïndil Dubbelkling. Dat bleek uit de melodie die hij op de signaalhoorn speelde. Ik dacht... ' De dwerg zweeg en keek naar Woestling. Zo'n onvriendelijke behandeling voor zijn voorkomendheid had hij in zijn vreugde niet verwacht.
'Dank je. We vinden de weg naar binnen wel, ' zei Boïndil een stuk vriendelijker en hij gaf zijn pony de sporen. 'Kun je ons een soldaat meegeven die ons langs de kortste weg door het Bruine Gebergte naar koning Frandibar Juwelengreep brengt? We hebben geen omloop te verliezen en de tijdnood baart zelfs een held als Tungdil Goudhand zorgen. Vergeef hem zijn bruuske manier van doen. '
De kapitein salueerde en riep een naam; zodra Woestling en Tungdil onder de boogpoort door waren, waar zelfs een kordrion doorheen had gekund, reed er een dwerg voor hen uit die als hun gids zou fungeren. Hij bleef op een afstandje. De woorden van de sombere held hadden indruk gemaakt.
'Wat moest dat nou, professor?' fluisterde Boïndil geërgerd. 'Is het niet genoeg dat de twijfel vanzelf de kop al opsteekt? Vind je het leuk die te zaaien?'
'Ik dacht dat er een onderzoek zou komen, ' antwoordde hij. 'Maar wij zijn doorgelaten zonder dat we zelfs maar hoefden af te stijgen. Hij had toch op zijn minst onze bagage moeten doorzoeken. ' Hij streek met zijn rechterhand over zijn borstkuras en volgde met zijn vinger een van de runen. 'En daarmee, Boïndil, had hij me niet mogen binnenlaten. Heb je gezien hoe ze me aanstaarden? Alsof ik een monster was. '
'Op het ogenblik klink je ook zo, professor, ' antwoordde Woestling beledigd. 'Je kunt het jou ook nooit naar de zin maken. Wat voor raad zou jij hem dan gegeven hebben?'
'Zeg tegen de kapitein dat hij na ons geen enkele dwerg meer mag binnenlaten, ' klonk het prompt uit zijn mond. 'Het doet er niet toe wie hij is of zegt te zijn. We hebben een Derde in het Land aan Gene Zijde gezien en ik geloof niet dat dat de enige was. Ze zullen proberen het rijk van de edelsteenslijpers vanuit het noorden ten val te brengen. '
'Een spion, ' veronderstelde Woestling. 'Natuurlijk! Ze trekken om het Bruine Gebergte heen en verkennen de situatie, de zwakke punten in de verdediging, voor ze tot de aanval overgaan. '
Tungdil knikte instemmend. 'Nu heb je me begrepen; ik hoop dat je nu ook mijn houding kunt begrijpen. '
Dat kon Woestling niet, ook al leek de verklaring hem logisch. Tungdil had het de kapitein net zo kalm kunnen uitleggen, als hij het daarnet tegen hem had gedaan. 'Ik zal het onze gids zeggen. Hij zal het aan het garnizoen van Zilverfort doorgeven. Daarna zullen zij voorzichtiger zijn dan bij ons. '
De hoofdpoort van Goudfort stond wagenwijd voor de helden open en ook hier werd de hartelijke ontvangst van de beide beroemde dwergen met een enthousiast gejubel, trompet- en hoorngeschal en geroffel van trommels herhaald. Iedere wachter was van zijn post weggelopen om hen te begroeten en dat waren er nogal wat.
Woestling keek heimelijk naar Tungdil, terwijl hij zelf grijnzend zwaaide. De geleerde dwerg keek met een onbewogen gezicht naar links en naar rechts. Zijn ene hand lag op een dijbeen, in de andere hield hij de teugels van zijn befún vast. Hij hield intocht als een grimmige veldheer, geen opgestoken hand, geen groet, geen lachje kon eraf. Alleen het fonkelen van zijn oog verried de trots in zijn binnenste.
Ze bleven niet lang dralen en Tungdil spoorde hun begeleider onophoudelijk aan om zich te haasten.
Woestling dacht nog steeds aan de Derde, die ze bij de hut hadden aangetroffen. 'Dat zou betekenen, ' zei hij opeens, toen ze door een grote spelonk reden waarvan de wanden met een dun laagje water bedekt waren, 'dat die rokkendragers met meerderen een verbond hebben gesloten dan alleen met de zwartogen. '
Tungdil had zijn oog gesloten, hij luisterde naar de vallende druppels in de nissen van de spelonk.
'Op die wapenrusting stonden alfenrunen, nietwaar?' vroeg Boïndil verder en spoorde zijn pony aan om met Tungdil op gelijke hoogte te komen.
'Ik vond de hele manier van doen van die vijand uiterst merkwaardig. Het poeder dat hij in mijn gezicht gooide, waardoor ik een tijd lang niets kon zien... Waar had hij dat vandaan? De Derden vertrouwen gewoonlijk op hun superieure vechtkunst, niet op zulke koboldenstreken. En dan die ongewone manier waarop hij zich bewoog. Dat past niet hij een dwerg. Het deed me een beetje... ' hij draaide zijn hoofd naar Tungdil'... aan Narmora denken. Wat vind jij?'
Tungdil opende zijn ogen en zuchtte. 'Wie is Narmora?'
'Wie was Narmora had je moeten vragen, ' mompelde Woestling en slaakte een zucht. 'Bij Vraccas! Hoe kun je mijn conclusies nu begrijpen, als je de helft van wat we samen hebben meegemaakt bent vergeten?'
'Mij was het ook liever als ik het me herinnerde. ' Tungdil keek zijn vriend aan. 'Was zij een alfin?'
'Een halfbloedalfin. De levensgezellin van die waanzinnige magister in de techniek... ' Hij aarzelde en wachtte gespannen.
'Furgas, ' zei Tungdil bijna zonder te aarzelen. 'Hem kan ik me nog heel goed herinneren. Een ware meester, meer dan een genie en toch verblind en slachtoffer van de waanzin geworden. Narmora bezat dus de eigenschappen van... Was het haar moeder of haar vader die een alf was?'
'Haar moeder. '
'Wanneer ik alles op een rijtje zet, ben jij er dus van overtuigd dat de zwartogen de Derden in enkele van hun kunsten hebben onderwezen, ' vatte de geleerde peinzend samen. 'Hoe kan dat dan? Ons volk heeft geen enkel talent voor magie... '
'En Goda dan? En mijn kinderen?' wierp Woestling tegen en hij had moeite zijn trots te beteugelen. Zijn levensgezellin was een maga. De enige maga onder de dwergen. 'Ze hoorde vroeger tot de Derden. Wat ligt er meer voor de hand dan aan te nemen dat ze niet de enige is?'
'Dan zou het geschenk van Vraccas aan de Derden dus het talent voor de magie zijn, ' redeneerde Tungdil verder. 'Een geschenk dat hij zelf niet heeft genoemd, maar aan hen heeft gegeven met de bedoeling dat ze het zelf op een omloop zouden ontdekken. '
Woestling streek over zijn baard en schikte de vlechten opnieuw. 'Waarom zou hij dat doen? Ik beschouw het eerder als een samenloop van omstandigheden. ' Terwijl hij dat zei, schoot hem ineens te binnen dat zijn vriend vele cycli lang in de gewelven van een machtige magus had gewoond. 'Vertel me eens, professor: heb jij je ooit aan magische spreuken gewaagd?'
'Nee. '
Het antwoord kwam zo snel dat Woestlings koor van twijfelende stemmen luid opklonk: Boïndil sloot zijn ogen en eiste dat ze zouden ophouden, maar hoezeer hij zijn oogleden ook dichtkneep, de twijfelende stemmen werden alleen zachter; tevergeefs wachtte hij tot ze zouden verstommen. In stilte vroeg hij Vraccas wat hem er volkomen van kon overtuigen dat hij hier echt met zijn oude vriend reed.
Na een lange rit door het Bruine Gebergte bereikten ze via een zeven schreden hoge, zilveren boog, ingelegd met onyxen, een deel van het dwergenrijk dat voor officiële gelegenheden diende.
Tegen de wanden van de gangen bevonden zich meer dan levensgrote afbeeldingen die niet met verf, maar met de meest uiteenlopende edelstenen waren gemaakt. Ze toonden gebeurtenissen uit de geschiedenis van de Vierden en de dwergenstammen; plotseling zagen ze daartussen ook een mozaïek, waarop de Zwarte Kloof te zien was; voor de ingang had de kunstenaar een dwerg in een heldhaftige pose neergezet en het zwaard in zijn hand was Bloedsnakker.
Tungdil steeg van de befún en bekeek het. Langzaam hief hij zijn rechterhand op en streek over zijn beeltenis. 'Bij de infamen, ' fluisterde hij en hij slikte moeilijk. 'Zo lang geleden. Wat is het lang geleden dat ik daar binnenging. '
Woestling ging naast hem staan en keek naar zijn gezicht. 'Echt iets voor die edelsteenslijpers, ze hadden mij ook gerust af mogen beelden, ' klaagde hij schertsend, zonder zijn ogen van het gezicht van zijn vriend af te wenden.
'Dat hadden ze inderdaad, ' antwoordde Tungdil in gedachten; zijn pantserhandschoen rustte nog steeds op de mozaïekafbeelding. 'Ik beloof je dat jij op de volgende ook te zien zult zijn. '
'Zij aan zij met jou, professor. '
Hij keek naar de Zwarte Kloof. 'Nee. Ik zal daar niet op te zien zijn, Woestling. Mijn rol is intussen uitgespeeld, nu zijn er andere helden aan de beurt. ' Abrupt draaide hij zich naar hem om. 'Helden zoals jij en je nakomelingen. Heldinnen zoals Goda. ' Er biggelde een traan over zijn wang die in zijn baard gleed, alsof hij zich daarin wilde verstoppen. 'Ik zal alleen degene zijn die hen bij elkaar heeft gebracht, maar vechten en roemrijke daden verrichten, dat zullen jullie zonder mij moeten doen. ' Hij haalde diep adem en zijn gezicht kreeg weer die kille, hardvochtige uitdrukking. 'Laten we verdergaan. '
Woestling was te verrast om daar antwoord op te kunnen geven. Hij ging achter Tungdil aan die naar een grote deur liep, waarvoor hun gids stond en die met bladgoud beslagen was; diamanten runen flonkerden erin. Ze beloofden degenen die erdoor liepen rust en veiligheid.
Er stonden vier dwergen voor op wacht. Aan hun verhoudingsgewijs kleinere lichaamsbouw kon men zien dat het Vierden waren. Ze begroetten de bezoekers met een modelsaluut.
Achter elkaar betraden Tungdil en Woestling het vertrek, waarin een zeshoekige tafel van blauwgrijs oogagaat stond. Voor iedere stam was een plaats ingeruimd en ook aan de Vrijen was gedacht. De onverzoenlijke vijandschap van de Derden had er echter toe geleid dat iemand de plaats aan de tafel die voor hen gedacht was verbrijzeld had. Er zat daarom een gat tussen de Tweeden en de Vierden.
Dat was niet het enige wat onmiddellijk opviel: alleen de vertegenwoordigers van de Vierden en de Vijfden zaten op de voor hen bestemde stoelen te wachten; voor hen stonden eten en drinken op tafel. Op een korte afstand daarvandaan zaten de vertegenwoordigers van de clans van de betreffende stammen op de stenen banken.
Woestling zag meteen hoe gering hun aantal was. De moed dreigde hem in de schoenen te zinken.
Toen ze binnenkwamen, stonden de wachtenden op en bogen hun hoofd.
'Welkom, ' zei een dwerg die een zilveren harnas met gepolijst goud inlegwerk droeg en van zijn rijkdom geen geheim maakte. Dat was door de glinsterende edelstenen daarop ook nauwelijks mogelijk geweest. Hij had lange blonde haren, zijn bakkebaarden hingen tot op zijn borst, terwijl vanaf zijn kin een baard in een streng tot op zijn gordel hing. Zijn andere gezichtshaar was nauwkeurig vinger lang geknipt. 'Ik ben Frandibar Juwelengreep uit de clan van de Goudsmeden en koning van de Vierden. Ik heet jullie allebei welkom, Tungdil Goudhand en Boïndil Dubbelkling en het verheugt me dat ik de helden van ons volk als eerste in het Veilige Land mag begroeten. Ik vind het werkelijk een bijzonder grote eer!' Hij liep op hen toe en stak eerst Tungdil zijn rechterhand toe.
De eenogige dwerg bekeek de koning, alsof hij met een melaatse bedelaar te maken had en hij moest zich dwingen zijn hand uit te steken. Hij deed het langzaam en met tegenzin. Woestling zuchtte zacht en drukte de koning daarna duidelijk sneller en ook krachtiger de hand.
Daarna kwam een tweede dwerg van de tafel op hen toe. Hij droeg zijn golvende donkerbruine haar in een vlecht en had zijn baard kortgeknipt. In tegenstelling tot de heerser over de Vierden droeg hij een wapenrusting, die een combinatie was van een maliënkolder en een lamellenhemd; aan zijn koppelriem bungelde rechts een morgenster met twee kogels vol ijzeren punten en links was er een korte werpbijl in gestoken.
Zijn lichaamsbouw liet zien dat hij gespierd was. Erg gespierd. De Vijfden bestonden uit een mengeling van ettelijke dwergenstammen, die de nalatenschap van het Grijze Gebergte onder hun hoede hadden genomen. Van de oorspronkelijke Vijfden, de verdedigers van de Stenen Poortweg, was allang niemand meer in leven, dus veronderstelde Woestling dat hij te doen had met een dwerg wiens ouders tot de Eersten of de Tweeden hadden behoord.
'Ik heet Balyndar IJzervinger uit de clan der IJzervingers, zoon van Balyndis IJzervinger de Eerste, koningin van de stam der Vijfden, ' stelde hij zich voor. 'Mijn moeder stuurt haar verontschuldigingen, maar zij kan niet bij de Stenen Poortweg gemist worden. Wij moeten niet alleen tegen de monsters van Tion vechten, maar ook met een verraderlijke epidemie, waarvan al velen het slachtoffer zijn geworden. Men kent de koorts van vele omlopen geleden, toen de Stenen Poort voor de eerste keer gevallen was. Haar gezondheid is daardoor aangetast en aan de verre, zeker niet ongevaarlijke reis naar het Bruine Gebergte wilde ik haar niet blootstellen. ' Hij maakte opnieuw een buiging. 'Ik ben door haar gestuurd om te horen wat de held van het Veilige Land te zeggen heeft. Alleen moet ik van tevoren opmerken dat mijn moeder erg pessimistisch is: Lot-Ionan is volgens haar niet te overwinnen. '
Woestling keek naar zijn vriend, omdat de gelijkenis tussen beide dwergen hem meteen was opgevallen. De vorm van kin, mond en neus was bijna hetzelfde, de stemmen leken tot in de kleinste toonaard op elkaar. Bij Vraccas! Als hij het niet beter wist, zou hij denken dat ze vader en zoon waren. Een korte blik op Juwelengreep maakte hem duidelijk dat de koning een soortgelijke gedachte koesterde.
Tungdil keek naar de zoon van de koningin, deed zijn mond open en sloot hem weer. 'Dat spijt me, ' merkte hij ten slotte op, maar hij klonk alsof hij iets heel anders had willen zeggen. 'We dachten dat de vloek die op het noordrijk rustte voor altijd was opgeheven. '
'De macht van Tion is versterkt. Wie verbaast zich daarover als je bedenkt wat er in het Veilige Land allemaal gebeurt?' antwoordde Balyndar. 'Ik dank je voor je medeleven. ' Hij knikte naar hem.
Woestlings blikken gingen heen en weer. Hij vergeleek de dwergen zo onopvallend mogelijk en werd in zijn eerste vermoedens gesterkt.
Balyndis was Tungdils levensgezellin geweest, maar hij had haar verlaten en voor een ondergronder gekozen: Sirka. Balyndis was teruggegaan naar de Vijfden en door de koning opgenomen; kort daarna had ze de troon bestegen en hem een zoon geschonken.
Wat een ontzaglijk toeval. De krijger kneep zijn ogen tot spleetjes. Maar gezien zijn leeftijd zou het kunnen.
'Jullie zullen zeker eerst de inwendige dwerg willen versterken... ' begon Frandibar.
Maar Tungdil schudde zijn hoofd. 'Laten we eerst de belangrijkste zaken bespreken, ' viel hij de heerser in de rede met een blik op de gezanten van de clans. 'Jullie zullen je over mijn woorden verbazen, maar lach niet en onderbreek me niet. Wat ik jullie ga vertellen is de enige manier om het Veilige Land te bevrijden van de ellende waaronder het gebukt gaat. Waaronder ons volk gebukt gaat. ' Hij liep om de tafel heen en bleef bij het verbrijzelde fragment staan. 'Ik ben een Derde en ik zal hier gaan zitten, ' deelde hij mee. Hij stond rechtop, zonder angst of ontzag in zijn ogen. Iedereen kon aan hem zien dat hij gewend was bevelen te geven en onvoorwaardelijk gehoorzaamd te worden.
Boïndil constateerde vol verbijstering dat er van de kant van de clans geen verzet kwam. Tungdil dwong daarvoor te veel respect af. Of verspreidde hij met zijn optreden angst die hen volgzaam maakte?
Juwelengreep liet een zetel brengen en Tungdil nam plaats alsof hij hun koning was. Alsof hij nog altijd heerser over een rijk en bevelhebber van een leger was. 'Hoe zit het met het ambt van grootvorst?' vroeg hij.
'Na de dood van Ginsgar Opperkracht en de gebeurtenissen in het Veilige Land was er geen tijd meer om een grootvorst over alle stammen te kiezen, ' antwoordde Balyndar. 'We hadden allemaal onze handen vol om ons tegen de aanvallers te verdedigen. En dat doen we tot de huidige omloop, Tungdil. '
'De Tweeden zijn uitgeroeid, de Derden tellen niet mee. Hoe zit het met de Eersten? Zijn zij uit angst voor de draak zo diep in hun gewelven weggekropen, dat er niets meer van hen vernomen wordt?' Tungdil keek eerst Balyndar en vervolgens Frandibar aan. 'Wat is het laatste bericht dat een van jullie van hen gekregen heeft?'
'Het was een brief die aan mijn moeder was gericht, ' zei de Vijfde. 'Daarin verzocht een zekere Xamtor de Stijfkop om steun tegen de draak, maar wij moesten hem meedelen dat we zelf te weinig strijders hadden om een expeditie uit te sturen. Ze hadden langs de kordrion dwars door het drakenland naar het Rode Gebergte gemoeten. ' Balyndars gezicht versomberde. 'De lohasbranders, zo had men ons verteld, maken elke dwerg die ze zien een kopje kleiner. Ons legertje zou nooit levend in het westen zijn aangekomen. '
'Die mening hadden wij ook, ' viel de koning van de Vierden hem bij. 'Koningin Balyndis had het verzoek aan ons doorgegeven, maar wij moeten ons tegen de Derden en de alfen verdedigen. Wij hebben elke bijl zelf hard nodig. '
Tungdil keek naar de volgende lege plek. 'En waar zijn de Vrijen?' De enige reactie was een schouderophalen. 'Nou ja, jullie zullen toch een leger moeten formeren dat het Veilige Land gaat bevrijden. ' Tungdil streek met zijn gepantserde vinger over de ruwe, gebroken kant van de tafel. 'Een groep van de allerbeste Vierden en Vijfden. Net als indertijd, toen Vuurkling gesmeed moest worden. ' Hij zweeg even. 'Is die eigenlijk ooit weer teruggevonden?' De dwergen ontkenden. Hij stak zijn hand uit naar de bierpul en leegde hem in één teug; toen zette hij hem neer en leek in het niets te staren.
Woestling bespeurde de onrust die zich van de vergadering meester maakte. De clanhoofden hadden meer verwacht dan wat ze tot dusver hadden gezien en gehoord.
'Lot-Ionan, ' zei Tungdil plotseling en bijna iedereen kromp in elkaar. Zijn stem klonk helderder en zaaide angst in hun harten. 'Hij is de laatste magus en daardoor voor ons volk niet te verslaan. Ook de andere tegenstanders zijn bij de huidige sterkte van de stammen niet te overwinnen, en als het toch zou kunnen dan hoogstens een voor een en ten koste van verschrikkelijke verliezen, waardoor het voordeel voor de overgebleven vijanden alleen maar wordt vergroot. ' Hij sloeg met zijn vuist op tafel. 'Wannéér jullie dwaas genoeg zijn als eerste aan te vallen. Maar wanneer jullie het voorbereidende werk door iemand anders laten doen en pas toeslaan als de vijand verzwakt is, is een overwinning mogelijk. '
'En wat wil dat zeggen?' reageerde Balyndar. Hij dronk water, zag Woestling, en liet alle extra vette gerechten staan.
'We zullen de kordrion, de alfen, de draak en Lot-Ionan ertoe brengen elkaar onderling aan te vallen, ' verklaarde hij met een sinister lachje. 'Wie als overwinnaar uit die strijd komt, wordt door de kinderen van de Smid vernietigd. '
Balyndar stiet een vreemd geluid uit, dat in een spotlach veranderde. 'Niets eenvoudiger dan dat, nietwaar? Dat viertal heeft vele cycli lang ons land onder elkaar verdeeld, en dan zullen ze zomaar tegen elkaar ten strijde trekken, alleen omdat de grote Tungdil Goudhand dat vraagt?' Hij ging staan en zag er woedend uit. 'Mijn moeder had gelijk: jij zult niet veranderen. Het is net alsof men tijdens een veldslag op de veteranen wacht en ze sturen een enkele, krachteloze grijsaard. '
Nauwelijks had hij het laatste woord uitgesproken of hij kreeg een slag in zijn rug, waardoor hij voorover op de tafel viel. Een schaduw had hem in zijn nek gepakt en drukte hem met zijn neus op de runen die het rijk van de Vijfden symboliseerden.
Woestling knipperde met zijn ogen en herkende nu pas zijn vriend. Hoe had die zich zo snel kunnen bewegen?
'Balyndar IJzervinger! Je mag dan veel van je moeder meegekregen hebben, maar niet haar ijzeren wil, ' bromde Tungdil. 'Kijk naar de tekens van je volk!' Hij voerde de druk nog meer op. Balyndar probeerde zich te verdedigen en de aanvaller te grijpen, maar het lukte hem niet. 'Kijk er goed naar!' riep Tungdil. 'De naam Balyndis zal de laatste in een lange rij van koninginnen en koningen zijn, wanneer ze allemaal zo denken als jij. En er zal niemand meer over zijn die de kronieken van de dwergen nog zal kunnen lezen!' Hij liet hem los en liep terug naar zijn plaats.
Balyndar duwde zichzelf weer omhoog en keek de eenogige dwerg woedend aan; op zijn rechterwang en slaap zaten de afdrukken van de runen, die langzaam verdwenen omdat de huid langzaam in zijn oude vorm terugveerde. 'Waag jij het... '
'Ik waag het, ja, ik waag het!' overstemde Tungdil hem. 'Jou en alle anderen te vertellen wat jullie moeten doen. Want het is eenvoudig. Er is niet meer voor nodig dan een beetje handigheid, moed en scherpe bijlen. Maar géén leger. Niet in het begin. ' Hij wees naar het noorden. 'Steel de eieren van de kordrion en breng die naar Lot-Ionan. Het beest zal vervolgens haar kroost gaan zoeken. Jullie moeten met een kleine strijdmacht klaarstaan om de overwinnaar van die strijd aan je kant te krijgen. En dat zal zonder twijfel Lot-Ionan zijn. Jullie hebben de magus nodig om datgene tegen te houden wat zich in de Zwarte Kloof klaarmaakt om uit te breken. '
Frandibar kruiste zijn armen voor zijn borst. 'En als de kordrion de lange lijs verslaat? Afgaande op wat je zegt, zouden we dan hulpeloos zijn. '
'Dat zal hij niet. Een kordrion beschikt niet over de middelen om zich tegen magie te verweren. Hij zal de famuli van de magus kunnen doden, maar voor Lot-Ionan zelf is hij geen partij. ' Tungdils vinger zwierf over het Rode Gebergte. 'Daarna roof je de mooiste stukken uit de schat van Lohasbrand en brengt die naar de alfen. De draak zal zijn menselijke handlangers en de orcs naar Dsôn Balsur sturen, en omdat ze het niet alleen zullen klaarspelen die zwartogen onder de voet te lopen, zal hij daar zelf heen moeten gaan. ' Hij keek in het rond. 'Opnieuw hoeft het volk van de Smid maar af te wachten om de verzwakte overwinnaar te kunnen aanvallen. Dat zou jullie moeten lukken en het Veilige Land is van zijn zorgen bevrijd. '
'Hij is gek geworden, ' zei een clanhoofd. 'Wat moet dat voor een expeditie worden die dergelijke sterke staaltjes kunnen klaarspelen?'
'Hebben jullie dan geen jonge helden meer? Was het misschien een goedkope uitvlucht voor jullie om niets te ondernemen tot ik terug was?' Tungdil draaide zich met een ruk om. 'Ik zie in dit vertrek genoeg krachtige armen en wakkere ogen. Neem Balyndar mee, hij is heel geschikt, ' riep hij en hij wees vervolgens naar Woestling. 'En vergeet mijn goede vriend niet. Hij en zijn kraaiensnavel weten schedels en kurassen te verbrijzelen. Zoek verder een goede kruisboogschutter en geef hen nog een handjevol dapperen mee. Wanneer jullie die hebben gevonden, bid dan tot jullie god en stuur ze op weg. '
'Kom jij niet mee?' De koning van de Vierden keek ontdaan.
'Nee. ' Tungdil liet zich weer in zijn zetel vallen. 'Na meer dan tweehonderd cycli vol oorlogen, gevechten en veldslagen is het genoeg. Ik zoek een rustige plek in het Veilige Land en kijk op mijn gemak toe hoe jullie het Kwaad uitroeien. Voor mij is het voldoende te weten dat ik het plan daarvoor heb opgesteld. '
Balyndar had zijn woede weggeslikt en keek buitengewoon teleurgesteld. 'Dat is dus de grote, ongeëvenaarde held. Hij ziet eruit als een krijger van Tion, steekt een heel verhaal af, verlangt het onmogelijke van ons en gaat dan op zijn gemak zitten kijken hoe wij falen. ' Hij lachte vreugdeloos. 'Je wordt bedankt, Tungdil Goudhand. '
Woestling hoorde hoe de clanhoofden onderling zacht in gesprekken verwikkeld waren en helemaal niet meer letten op wat er aan tafel gebeurde. Hij dacht nog altijd na over het plan dat zijn vriend gepresenteerd had. Het mocht nu niet op een ruzie uitdraaien! Hij haalde diep adem en zei luid: 'De professor heeft gelijk!'
Op slag werd het stil in de zaal. Allen staarden hem aan.
'Hij heeft gelijk, ' herhaalde hij onversaagd en hij legde zijn hand op de kaart van het Veilige Land. 'Wij hebben geen grote legers waarmee we kannen opmarcheren. Onze vestingen zijn grotendeels vernietigd en in diegene die zich nog trots verheffen, wachten we op de dood. Hetzij door de pijl van een alf, door een aanval van de kordrion, door de koorts of door het vuur van de draak. ' Hij richtte zich in zijn volle lengte op. 'Ons blijft niets anders over dan de list die Tungdil ons heeft aanbevolen. ' Hij legde zijn hand op de kraaiensnavel. 'Ik zal eropuit trekken. Om ons volk te redden. Het lot van de dwergen zal alleen door de dwergen worden bepaald. '
Frandibar keek hem aandachtig aan en daarna naar Tungdil. 'Er zit inderdaad iets in, in wat we net hebben gehoord, ' sprak hij bedachtzaam. 'En het zal zijn uitwerking niet missen wanneer bekend is dat Boïndil Dubbelkling aan het hoofd van een groepje stoutmoedige dwergen optrekt. Maar wie we nodig hebben is de bekendste van ons allemaal. ' Hij richtte zijn ogen op Tungdil. 'Ik smeek je: ga met hen mee. Rust uit, wanneer de vrede in het Veilige Land is weergekeerd. '
Balyndar wierp Tungdil een minachtende blik toe. 'Anders zouden we moeten constateren dat de terugkeer van een held in het Veilige Land nog nooit zo zinloos is geweest. '
De eenogige dwerg lachte sinister. 'Noch dreigementen, noch smeekbeden maken ook maar enige indruk op mij. Daarvoor heb ik te veel meegemaakt, te veel overleefd. '
Er schoot een gedachte door Boïndils hoofd die zo verschrikkelijk uit de toon viel, dat hij juist weer logisch leek. Zijn vriend was niet meer te paaien met schatten en een beroep op zijn onbaatzuchtigheid. Roem en eer had hij aan de andere zijde van de Zwarte Kloof in overvloed vergaard. Maar één ding ontbrak nog aan de vele titels en eerbewijzen... 'En als je als grootvorst mee zou gaan, professor?' verwoordde hij wat in hem opgekomen was.
Onmiddellijk barstte er een rumoer los, omdat de clanhoofden hun stemmen verhieven.
'Stilte!' zei Frandibar dwingend en hij hief zijn armen op. 'Houd jullie mond en laat hem uitspreken. '
Onverstoord zette Woestling zijn idee verder uiteen. 'Ik stel dat niet zomaar voor. Bedenk wel: wanneer een Derde aan het hoofd van de dwergenstammen staat, hebben we bovendien een kans om met de Derden zelf tot een akkoord te komen. Stel je voor dat het ons lukt... dat het Tungdil lukt hen ervan te overtuigen zich bij onze veldtocht tegen de alfen afzijdig te houden en af te wachten hoe alles afloopt. Of ons misschien wel te steunen!'
De kreten van verontwaardiging bleven uit. De dwergen en dwergenvrouwen overlegden zacht met elkaar, er werd druk gebaard, geknikt en met het hoofd geschud.
Woestling keek naar Tungdil, die hem op zijn beurt weer aankeek. Het glimlachje was plotseling veranderd in een mengeling van hilariteit, ongeloof en tevredenheid.
Balyndar zat te piekeren, zijn rechterhand op de steel van de morgenster. 'Ik stem voor, ook al zou hij niet mijn eerste keus zijn, ' verhief hij zijn stem en hij keerde zich naar de vergadering. 'Het voorstel van Boïndil Dubbelkling kunnen we niet zomaar terzijde schuiven. Wij kunnen Tungdil Goudhand als grootvorst kiezen. De generaties na ons mogen oordelen of wij in onze nood juist gehandeld hebben. Ook moeten we niet vergeten wat voor effect zijn verschijning op Lot-Ionan, zijn vroegere pleegvader, zal hebben. ' Balyndar keek naar Tungdil. 'Ook al zit het me niet helemaal lekker. Dat zeg ik er meteen openlijk bij. '
'Zie het als nóg een reden om met de expeditie mee te gaan, ' merkte Woestling op en hij kon het knagende gevoel van onbehagen niet onderdrukken, dat steeds sterker werd naarmate hij vaker naar de glimlachende Tungdil keek. Vraccas mocht hen bijstaan.
Frandibar zweeg een poosje, voor hij van zijn zetel opstond. 'Het is een beslissing zoals die in de geschiedenis van ons volk nooit eerder op deze manier is genomen. Tot op de omloop van vandaag. Ik vind het van belang om elk clanhoofd om zijn of haar mening en stem te vragen. ' Hij wees op de voornaamste dwerg van de stam van de Vijfden en kreeg diens instemming.
Het duurde lang voor elk lid van de vergadering was gehoord.
Maar ten slotte namen ze eenstemmig hun beslissing. Aller ogen richtten zich op Tungdil, toen Frandibar zijn mond opendeed en het woord tot hem richtte.
Woestling stapte de kamer van Tungdil binnen, waarin slechts een enkele kaars brandde. In de haard flakkerden kleine vlammen boven het vuur en het weinige licht kleurde de kamer donkerrood.
Zijn vriend zat in volle wapenrusting met zijn rug naar de deur, schuin voor de haard. Ook al was de zetel groot, hij paste er alleen zo maar net in. Met zijn rechterhand hield hij het gevest van Bloedsnakker vast, de punt van het wapen <>p de grond. Het gouden oog-klepje flonkerde bloedrood, het inlegwerk in het zwart van het tioniumharnas glom alsof het door de vlammen verwarmd was en de hitte had geabsorbeerd.
Woestling zag dat het bord met de maaltijd nog onaangeroerd was, maar dat de karaf met het bier leeg op zijn kant lag. 'Jij bent niet blij met de uitslag van de verkiezing, professor, ' stelde hij vast.
Tungdil gaf geen antwoord.
'Professor?' Hij liep om de stoel heen om hem aan te kijken en schrok.
Het overgebleven bruine oog was van kleur veranderd en scheen vol groene wervelingen te zijn. Meteen daarop welden donkergele punten uit de diepte omhoog die het kolkende groen verdreven. De zwarte pupil leek echter glazig en dood.
Woestling boog zich naar voren. 'Wat is er... '
Tungdils blik verscherpte zich en opeens was zijn oog weer bruin. 'Neem me niet kwalijk, ik heb geslapen, ' zei hij bij wijze van begroeting. Hij streek over zijn gezicht, alsof hij zich ervan wilde vergewissen dat alles nog op zijn plaats zat. 'Wat kan ik voor je doen?'
Boïndil trok zijn hoofd terug en overwon zijn verrassing en zijn schrik. 'Ik wilde even komen om te horen hoe het met je ging. Of je tevreden bent met de uitslag van de stemming. ' Hij ging op een stoel tegenover zijn vriend zitten.
'Is dat de ware reden voor je komst?' Tungdil haalde moeizaam adem. 'Of wilde je controleren wat ik doe, wanneer ik denk dat er niet op me gelet wordt?'
'Kan iemand jou dan nog verrassen? In dat harnas?' probeerde Woestling schertsend en met een scheef lachje op te merken.
Tungdil keek zijn vriend aan en Woestling verheugde zich toen hij de vertrouwde uitdrukking op zijn gezicht zag. Op dit moment twijfelde hij er niet aan of hij had de oude professor weer voor zich. 'Ik had je nog helemaal niet gevraagd wat je van mijn voorstel vindt. '
'Is het daarvoor niet een beetje laat? De beslissing is gevallen. '
'Ja, ik had je eerder in vertrouwen moeten nemen, ' antwoordde Tungdil. 'Maar je was ook zo'n geweldige pleitbezorger voor me. '
Boïndil lachte vriendelijk. 'Ik kan je toch niet alleen tegen al die stijfkoppen laten optrekken? Wat voor vriend en strijdmakker zou ik dan zijn?' Hij streek over zijn voorhoofd en legde zijn vingers tegen elkaar. 'Het is beslist gevaarlijk en sommigen zullen het niet overleven, daar maak ik me geen illusies over. Maar het zou ons kunnen lukken omdat geen van onze vijanden met een dergelijke list rekening houdt. We verslaan ze met hun eigen wapens. ' Hij bromde wat. 'Nou ja, in ieder geval die zwartogen. '
'Je koestert geen enkele twijfel?'
Woestling dacht even na. 'Er zitten heel wat onzekere factoren in je plan, waarop we geen invloed kunnen uitoefenen: wanneer de alfen de draak sneller doden dan ons lief is; wanneer de kordrion zich niet om de eieren bekommert, zoals je denkt; wanneer Lot-Ionan alleen maar met zijn vingers hoeft te knippen om die monsters met zijn hocus pocus in steen te veranderen. ' Hij kruiste zijn armen voor zijn brede borst. 'Maar daar geloof ik niet in. '
'Komt dat omdat je gewoon ten einde raad bent, of omdat ik degene ben die het heeft voorgesteld?'
'Ik ben ervoor, omdat het een goed plan is, professor, ook al is het vermetel, ' antwoordde Woestling bedachtzaam. 'Ik heb met jou zo veel meegemaakt en zo veel onmogelijks gedaan, dat ik geen spoor van twijfel koester. '
Tungdil knikte zwijgend en strekte zijn hand naar de lege karaf uit. Spijtig veegde hij die van tafel. 'Denk je dat de titel van grootvorst goed bij me zal passen?'
Dat was een vraag die Woestling liever onbeantwoord had gelaten. 'Het was mijn voorstel. Wanneer ik er niet van overtuigd was geweest, had ik het niet gedaan, ' antwoordde hij ontwijkend.
'Je dénkt dat het jouw voorstel is geweest. Maar als mijn runen je nou eens betoverd hebben?' opperde Tungdil vermoeid. 'Wanneer ik het ben geweest die deze gedachte in je hoofd heeft laten opkomen? Zodat ik eindelijk de titel kan dragen waarnaar ik de afgelopen cycli heb verlangd, hoewel ik donders goed wist dat ik die onder normale omstandigheden nooit zou kunnen verwerven. Zou mógen verwerven. ' Zijn ooglid knipperde, het oog draaide naar boven weg. Hij stond op het punt in te slapen.
'Daar geloof ik niks van, professor, ' zei Woestling zacht en stond op. 'Geen enkele gedachte vanbuiten kan bezit van me nemen, wanneer ik het niet wil. ' Hij keek de kamer rond en zag een wollen deken die hij over Tungdil uitspreidde.
Woestling tuitte zijn lippen. 'Je wordt de beste grootvorst die de stammen ooit hadden, ' fluisterde hij. 'Dit nood gekozen en groter dan al je voorgangers. Misschien de heerser die eindelijk vrede onder alle kinderen van de Smid zal brengen. Echt vrede en niet alleen maar een wapenstilstand. '
De krijger liep naar de deur en keek nog eens glimlachend naar de slaper. Toen verliet hij het karig gemeubileerde vertrek dat de pas gekozen grootvorst nauwelijks waardig was.