Hoofdstuk 29
Het Veilige Land,
het alfenrijk Dsôn Balsur, Dsôn,
aan het eind van de lente van de 6492e zonnecyclus
Balyndar bespeurde Lot-Ionan door het scherm. De magus zag eruit als op de mozaïeken die ze van hem hadden gezien. De potige dwerg had veel kracht nodig om de steel van Vuurkling vast te houden en zich schrap te zetten tegen de druk die van de magische aanval uitging. Tungdils harnas scheen, voor zover hij het kon zien, zijn werk goed te doen en zijn drager te beschermen tegen de flitsen, die de magus op hen afstuurde.
'Coïra!' riep hij naar de jonge vrouw, ook al verried hij daarmee een deel van de verrassing. Hij wist niet hoe lang Vuurkling zijn werk zou blijven doen.
Maar de maga verscheen niet.
De magische aanval tegen hem werd beëindigd en het scherm om hem heen doofde. 'Vraccas!' schreeuwde hij zichzelf moed in en hij rende met opgeheven bijl op Lot-Ionan af.
De magus staarde naar de bijl, vervolgens keek hij naar Tungdil en voerde een snelle beweging uit. Boven de dwerg raakten de touwen en de stof tussen de zuilen los en de vaandels daalden op hem neer. Balyndar begreep het; het ging er Lot-Ionan om zijn tegenstanders de een na de ander uit te schakelen.
Bijna had hij hem bereikt en hij spande zich nog meer in om vlak bij hem te komen.
Lot-Ionan richtte de staf met de onyx op hem en een oranjekleurige straal schoot vooruit, omvatte de stenen platen rondom hem en rukte die uit hun verankering. De magus liet hem tien schreden omhoog in de richting van het plafond zweven en er met kracht tegenaan botsen. Hij had begrepen dat hij zijn vijanden niet regelrecht met zijn magie kon kwetsen.
En meteen kwam Balyndar alweer naar beneden.
Hij sloeg met Vuurkling om zich heen en raakte een van de dwarsbalken waaraan een vaandel hing. Het bijlblad beet zich erin vast en hij bungelde eraan heen en weer als aan een touw. De vloer bevond zich naar schatting zeven schreden onder hem; een val van deze hoogte zou hij alleen met zware verwondingen overleven.
Balyndar zag Coïra van boven af en schrok: de wond in haar lichaam moest beslist dodelijk zijn, maar hoe had ze die opgelopen? Te laat herinnerde hij zich dat Lot-Ionan voor ze binnenkwamen met een alf had gestreden. Deze moest de kans schoon hebben gezien zich terug te trekken en daarbij de maga neer te steken.
Hoezeer het hem ook speet voor Coïra, hij moest handelen.
Hij greep de stof, sloeg zijn armen eromheen en gebruikte de vlag om daarlangs veilig op de grond te komen.
Daar was hij er getuige van hoe Tungdil en Lot-Ionan met elkaar praatten! Hij verstond hen niet, omdat hij te ver van hen verwijderd was, maar ze stonden tegenover elkaar zonder dat de een de ander aanviel. Wat had dat te betekenen?
Toen sprong Tungdil plotseling naar voren en stak met Bloedsnakker naar de magus, die lachend een gebaar maakte en de dwerg met een vaandel dat op de grond lag omhulde; toen haalde hij uit en sloeg toe met zijn staf.
Nauwelijks had de onyx de gekleurde en geborduurde stof aangeraakt, of die veranderde in een reusachtige slang die zich strak om Tungdil wond. De spieren bewogen zich, de wapenrusting knarste luid en de dwerg kon zich niet meer bewegen.
Balyndar had de grond bereikt en stormde schuin op Lot-Ionan toe, terwijl hij Vuurkling voor zich uit hield. De diamanten en het inlegwerk schitterden van een innerlijk vuur en de warmte die ervan uitging deed hem aan een smidsvuur denken.
De kale Lot-Ionan kreeg hem in de gaten en draaide zich naar hem om. 'Sinds wanneer komen de kinderen van de Smid de alfen verdedigen?' Het uiteinde van zijn baard bewoog heftig en zijn magere gelaat stond akelig en boosaardig.
'Wij zijn niet voor hen hier. ' Balyndar sprong op de magus toe en zwaaide Vuurkling voor een forse slag; Lot-Ionan hoefde niet te weten dat het zijn bedoeling was hem met de platte kant te treffen.
De magus ontweek de slag verrassend behendig en sloeg toen zelf met zijn staf toe.
Vuurkling en onyx troffen elkaar.
Bij de ontploffing die volgde kwam zo veel licht vrij, dat Balyndar niets meer kon zien. Hij hoorde een gekletter alsof iemand een heleboel steentjes liet vallen. Verblind sloeg hij op de grond. Hij kon de beweging niet meer onder controle houden en struikelde naar voren tot hij tegen een zuil botste, die hem tegenhield.
Hij dook in elkaar, draaide zich om zijn as en hield Vuurkling beschermend voor zich. Langzaam begon hij de omgeving weer te onderscheiden.
Tungdil zat nog altijd gevangen in de kronkels van de reuzenslang.
Lot-Ionan hield de resten van zijn vernielde staf in zijn hand en zwaaide die beschuldigend in Balyndars richting. Het bovenste stuk was afgebroken, de onyx grotendeels verbrijzeld en de stukken lagen voor de troon.
'Bij Samusin!' snoof de magus en hij slingerde de resten naar hem toe. 'Bij Samusin!' schreeuwde hij buiten zichzelf en hief zijn armen op. 'Waarom ben jij geen vlek op de grond geworden, zoals mijn bedoeling was?' De magus moest onzichtbare krachten uitstralen, want de tegels en de zuilen om Balyndar beefden en schoven in zijn richting. 'Ik zal je uitpersen als een vrucht, dwerg! Je botten zullen tot niets worden vermalen en samen met de toren voor eeuwig in de vergetelheid raken. '
Met een luid gebrul scheurde Tungdil de slang in twee stukken. Hij had daar Bloedsnakker niet voor nodig, hij deed het met zijn blote handen. Met zijn voet gooide hij zijn wapen omhoog, ving het handig op en viel Lot-Ionan aan.
Onmiddellijk hield het beven rond Balyndar op. De dwerg haalde opgelucht adem en wierp zich ook op de magus. 'Voor het Veilige Land!'
Tot zijn verbazing rende Tungdil echter langs de magus heen, recht op hem af!
Woestling hield zijn vaart geen moment in.
Koppig en grimmig rende hij vastberaden op de alf af en negeerde het feit dat hij elk ogenblik door de pijl van een andere zwartoog getroffen zou worden.
'Hou dat maar eens tegen!' schreeuwde hij, en hij sloeg toe met de kraaiensnavel. De doorn was op de linkerzijde van de alf gericht.
Tirîgon reageerde snel. Hij bracht zijn slagzwaard omlaag, duwde de punt diep in de aarde en blokkeerde daarmee de eerste slag; toen steunde hij op de extra lange pareerstangen, zette zich af en schopte Woestling met beide voeten in zijn gezicht.
Bloed spugend wankelde de dwerg achteruit. Zijn neus was gebroken en zwol al op; het witte uiteinde van het bot stak op de plaats van de breuk door zijn huid. Twee tanden leken los te zitten. 'Nu heb ik door jouw schuld ook nog op mijn tong gebeten, ' snauwde hij tegen de alf.
'Het zal niet je laatste verwonding zijn geweest. ' Tirîgon leunde met zijn armen op de pareerstangen en keek naar de branden in de stad. 'Dat is jouw werk zeker niet geweest?'
'Was het maar waar. ' Woestling kwam op de vijand af en sloeg met een schijnbeweging naar diens hoofd, veranderde echter van richting en liet de platte kant op het bovenbeen neerkomen.
Tirîgon maakte een ontwijkende beweging, had een hand rond het gevest van het tweehandszwaard gesloten en trok het opzij. Opnieuw kletterde het wapen van de dwerg tegen het staal. En weer schopte de alf, ditmaal in zijn hals.
Vloekend viel Woestling voorover en kwam op zijn knieën in het zand terecht. 'Dat is geen manier van vechten, ' schreeuwde hij woedend. 'Vooruit, gedraag je als een krijger!'
'Omdat ik niet tegen een echte krijger vecht, hoef ik dat niet te doen, ' spotte de alf, terwijl hij tegen zijn tweehander geleund stond. 'En ik had nog wel gedacht dat de beroemde Woestling een voortreffelijke krijger zou zijn, maar ik moet constateren dat hij nog lomper dan een orc is. ' Hij hield zijn hoofd schuin en knipoogde. 'Je mag een laatste wens doen: hoe wil je sterven?'
Woestling wervelde de kraaiensnavel in het rond. 'Bij een bier, zwartoog!' Hij drong weer naar voren. 'En omdat jij dat niet bij je hebt, ben ik veilig voor je. ' Ditmaal sloeg hij loodrecht van boven naar beneden.
Tirîgon bukte en zwaaide daarbij het slagzwaard met beide handen om de slag daarmee opnieuw af te weren.
Maar in zijn arrogantie had hij de kracht van de dwerg onderschat. De slag wierp de alf achterover op de grond en ook al trof de kraaiensnavel hem niet, het geslepen uiteinde van zijn eigen pareerstang drong naast zijn hals in zijn schouder.
Nu heb ik je, dacht Woestling. Hij voerde snel een nieuwe aanval uit, stootte naar Tirîgon en miste het hoofd op een baardhaarbreedte. De alf voerde een achterwaartse koprol uit en wilde daarbij zijn tweehander grijpen, maar de dwerg zette er grijnzend zijn voet op.
Tirîgon reageerde met een hoogmoedige grijns, trok bliksemsnel zijn beide dubbele dolken en stak meteen met een vloeiende beweging toe.
Woestling zag beide armen op zich toe flitsen en vier lemmeten glinsteren. Hij moest beslissen welke hij wilde pareren. Hij weerde de bovenste arm met een stoot van de steel af en het staal suisde vlak langs zijn gezicht. De tweede dolk trof echter doel. Weliswaar drong het dubbele lemmet niet door zijn maliënkolder, maar de slag tegen zijn maag joeg de lucht uit zijn longen.
En meteen kwam er een volgende aanval. Woestling probeerde met een paar stappen achteruit bij de alf vandaan te komen.
Tirîgon gunde hem geen rust en stak onophoudelijk met de dolken naar hem. Hij had daarbij nog altijd een glimlach op zijn knappe gezicht, alsof hij zich bij de reeks aanvallen niet eens hoefde in te spannen.
Woestling kreeg snijwonden aan zijn handen, in zijn gezicht en op alle plaatsen van zijn lichaam die niet door de maliënkolder werden bedekt.
'Je merkt wel dat ik het leuk vind om je te verwonden en niet te doden, ' deelde de alf lachend mee. 'Voel je hoe je steeds vermoeider raakt, dwerg? Wanneer je in elkaar zakt en voor mijn ogen je laatste adem uitblaast, zal ik toekijken en het beeld in mijn geheugen prenten. Voor een schilderij? Of een tekening?'
'Je verwondt me alleen maar omdat je niet snel genoeg bent om me te doden, zwartoog!' Woestling had in de aanvallen een patroon herkend. Hij wist wat zijn tegenstander dadelijk zou gaan doen. 'En bovendien... ' hij dook langs de alf heen, ontweek een dolkstoot en boorde de doorn van de kraaiensnavel met een felle stoot precies midden in diens lichaam '... zul je helemaal niets meer schilderen. ' Hij wierp de van verbijstering verlamde Tirîgon op zijn rug en trok de kraaiensnavel omlaag om de wond te vergroten. 'Hoogstens met je vingers in de modder!' Hij wrikte het wapen uit de buik en sneed daarbij door de ingewanden heen. Tevreden keek hij naar het bloed aan de punt. 'Jullie zijn ook niets bijzonders, alleen groter. ' Woestling schopte hem uit alle macht in zijn gezicht, hoorde de botten kraken en spuugde op hem. 'Dat is voor mijn neus. ' Toen draaide hij zich om.
Geschrokken keek hij naar Slîn, die zich had opgericht en zijn gespannen kruisboog op hem gericht hield. Hij had met zijn luide kreet alleen maar gedaan of hij dodelijk gewond was! 'Wat... '
'Dat had ik al lang geleden moeten doen, ' gromde de Vierde en hij drukte af.
Vuurkling en Bloedsnakker sloegen kletterend tegen elkaar en het regende vonken, die op de dwergen en op de grond terechtkwamen.
Tungdils wapen liet duidelijk zien dat het een voormalig zwaard van een Onuitwisbare was. Ieder ander lemmet zou onder het geweld van Vuurkling gebroken zijn, maar Bloedsnakker weerstond de slag.
De diamanten in het bijlblad lichtten sterker op alsof ze woedend waren dat ze Bloedsnakker niet konden vernietigen.
Balyndar merkte dat Tungdil als een berg boven hem uittorende wat lichaamskracht betrof. Hij werd met een speels gemak achteruit tegen een zuil geschoven. 'Verrader!' schreeuwde hij tegen de eenogige dwerg en hij probeerde hem een stoot met zijn knie te geven. 'Ik vermoedde al dat je meer voor je pleegvader voelt dan voor je eigen volk!'
Tungdil schopte zijn knie opzij en gaf hem een kopstoot, waardoor zijn schedel achterwaarts tegen de pilaar bonkte.
Even werd het Balyndar zwart voor de ogen en tegelijkertijd nam de druk op Vuurkling af. Tungdil was naar achteren gestapt. Toen kon hij weer duidelijk zien.
De eenogige dwerg stond schuin voor Lot-Ionan, alsof hij hem wilde beschermen. 'Kalm maar, ' zei hij tegen Balyndar. 'Hij is bereid ons te helpen. '
De Vijfde schudde zijn hoofd om de laatste resten versuftheid te verdrijven. 'Hélpen?' Zijn ogen schoten heen en weer tussen de dwerg en de magus. 'Lot-Ionan, die het zuiden van het Veilige Land al cycli lang onderdrukt, wiens famuli hele streken hebben ontvolkt, gaat ons hélpen? En nog vrijwillig ook?'
'Hij weet dat hij tegen ons tweeën niet op kan. ' Tungdil liet Bloedsnakker zakken. 'Om zich pijn en vernederingen te besparen, is hij op mijn voorstel ingegaan. '
Balyndar slikte. 'Je klinkt als zijn heraut, niet als zijn vijand. ' Hij kon de woorden maar moeilijk geloven. Achter Lot-Ionan dook plotseling een slanke gestalte op. 'Nee, niet doen!' riep hij.
Tungdil en de magus draaiden zich om.
Coïra stond met half opgeheven armen achter hen, druk bezig met de voorbereidingen van een bezwering. De kleding op haar borst en buik was doorgesneden en doordrenkt van het bloed, de naakte huid daaronder leek op veel plekken lichter dan op andere.
Ook al was er van de verschrikkelijke wond niets meer te zien, Balyndar zag aan Coïra's opengesperde ogen dat ze de schok over de verwonding nog niet te boven was. Alles wees erop dat ze Lot-Ionan daarvoor wilde laten boeten. Was ze vergeten dat ze hem nodig hadden?
Hadden ze hem echt nodig? Uit het niets kwam de gedachte bij hem op en ze hechtte zich in zijn verstand vast. Hij keek naar Vuurkling, waarmee zowel magi als monsters van allerlei soort bestreden konden worden. Waarom dan niet de meester van Tungdil Goudhand?
Tungdil keek naar de jonge vrouw. 'Maga, doe dat niet! Je hoeft hem niet meer te overwinnen. Hij zal met ons naar de Zwarte Kloof trekken. '
Coïra's lippen bewogen. Haar handpalmen lichtten rood op en een straal van drie vingers dik maakte er zich uit los. Sissend schoot hij op Lot-Ionan af, die een arm in haar richting uitstrekte. Zijn hand wees loodrecht naar boven. De straal botste ertegen en loste op, kleine flitsen schoten naar alle kanten. Zo eindigde het duel.
Had ze hem daarmee willen overwinnen? Gezien de jammerlijke prestatie van de maga was Balyndar dolblij dat ze niet op Coïra's hulp aangewezen waren geweest.
Tungdil kwam naar voren en stelde zich tussen haar en Lot-Ionan op.
Balyndar liep naar de maga toe. 'Kun je me verstaan, Coïra?' vroeg hij voorzichtig. Hij hield Vuurkling zo dat hij er in geval van nood een bezwering mee kon afweren.
De jonge vrouw boog haar hoofd tot ze hem recht in de ogen keek. 'Ik was bijna dood, ' verklaarde ze dof en hij zag het bloed op haar lippen glinsteren. 'Ik was bijna gestorven, maar... ' Ze keek naar haar schoenen. 'Ik ben niet meer fatsoenlijk gekleed. De alf heeft ze van mijn lijf gerukt... ' Coïra barstte in snikken uit. 'Ik heb tegen Lot-Ionan gefaald, omdat ik mijn magie voor mijn eigen genezing heb gebruikt. ' Ze sloeg haar handen voor haar gezicht, huilde en sprak onsamenhangend verder. Steeds weer klonk de naam Sisaroth.
Balyndar keek hulpeloos naar Tungdil. 'Wat mankeert haar?'
'Wat zou haar mankeren! De dood had haar al in zijn klauwen en ze heeft pijnen gevoeld die zelfs een volwassen strijder tot waanzin zouden kunnen drijven. ' De eenogige dwerg stak Bloedsnakker in de schede. 'Het zal misschien lang duren voor ze haar verstand teruggevonden heeft. '
'Of helemaal niet meer?' Balyndar keek vol medelijden naar haar. Hij kon haar niet bij haar arm pakken om te troosten. En niet alleen omdat ze zoveel in lengte verschilden.
'Des te belangrijker dat we Lot-Ionan aan onze kant hebben. ' Tungdil bukte zich en raapte een onyxsplinter op. 'Je hebt zijn staf kapotgeslagen. Dat verzwakt hem weliswaar, zoals hij me heeft verteld, maar hij is net als vroeger in staat geweldig machtige bezweringen te weven. '
Balyndar keek naar de magus. De man keek hem niet aan, de ogen keken over de dwerg heen, alsof hij een of ander ding was. 'Kan hij zelf niets zeggen?'
'Niet tegen jou of een ander wezen. Hij beschouwt je niet als zijn gelijke. '
'Maar jou wel?' zei Balyndar harder en met meer verachting dan zijn bedoeling was geweest.
'Ik ben zijn pleegzoon. '
'Wanneer we iets van hem willen, moeten we via jou met hem praten?' Balyndar begreep het niet. Tungdil had een nieuwe manier gevonden om de dwergen en de bewoners van het Veilige Land van zich afhankelijk te maken.
De eenogige dwerg knikte. 'Precies, zo is het. Mij bevalt het net zomin, maar hij wil het zo. '
'Hij wil?' Balyndar schoot in de lach. 'Hij heeft niéts te willen! Hij is onze gevangene!'
'Hij heeft zich vrijwillig aan onze kant geschaard. Dat is een onderscheid. '
'Dan maken we hem nu tot onze gevangene. ' Balyndar zwaaide met Vuurkling. 'Ik kan hem neerslaan. Dit wapen is daartoe in staat en hij zal er niets tegen kunnen doen. '
Tungdil vertrok zijn mond, hij was ontevreden. 'Je weet dat hij dat wel kan. Hij kan je onder het plafond van de toren bedelven en Vuurkling kan daar niets tegen beginnen. '
'Maar... '
Tungdil zette een stap in zijn richting. 'Rustig aan, Balyndar IJzervinger! Je bent een voortreffelijke krijger met een legendarisch wapen, maar ik ben je grootvorst! Luister naar me of moet ik je wat respect bijbrengen? En bij de infamen, ik zal het doen ook!' Hij keek naar de uitgang. 'Wij zijn hier nog niet klaar. De alf die Sisaroth heet is ons ontsnapt. Hij heeft ons bijna van de maga beroofd. ' Hij zette zich in beweging en Lot-Ionan ging achter hem aan zonder Balyndar ook maar aan te kijken.
De dwerg liep naar Coïra en pakte haar bij haar arm. 'Kom, koningin, we vertrekken, ' zei hij zacht.
Ze veegde met haar mouwen over haar gezicht om haar tranen te drogen, toen probeerde ze te glimlachen en liep achter de anderen aan. Daarbij schoten haar ogen naar links en naar rechts en gleden over donkere hoeken en nissen.
Het viel Balyndar op dat ze dicht bij hem in de buurt bleef. Ze was kennelijk geweldig bang voor de ontsnapte alf.
Tot het uiterste gespannen verlieten ze de troonzaal, waarin Aiphatòn nog niet zo lang geleden had gezeteld. Dat was verleden tijd. Net als de kordrion. En de draak Lohasbrand en zijn trawanten.
Balyndar vond dat de naam Lot-Ionan uitstekend in het rijtje van dode monsters zou passen.
Terwijl hij als laatste van de kleine groep de trap afliep, legde hij zijn rechterhand op het sigurdatiehout. Hij zou ervoor zorgen dat het ook gebeurde en dat de magus na de slag bij de Zwarte Kloof niet naar het Veilige Land zou terugkeren.
Balyndar zag het kale achterhoofd van Lot-Ionan voor zich.
Wat werd er niet allemaal over hem verteld? De vriendelijke magus was veranderd in een tiran, wiens wreedheden en zijn onverschilligheid ten opzichte van het leven van anderen berucht waren. En hij had de dwergen van de stam der Tweeden bijna helemaal uitgeroeid.
Alleen al deze gedachte liet Balyndars woede in hem opvlammen, hij kookte in hem als vloeibaar ijzer en hij snoof. Nog in geen honderd cycli zou hij geloven dat Lot-Ionan zich zonder bijbedoelingen aan hun zijde had geschaard. Hij en Tungdil moesten wat bekokstoofd hebben. Hadden ze het Veilige Land misschien samen gedeeld? Hij zou er een lief ding voor over hebben gehad, als hij het gesprek tussen die twee had kunnen beluisteren.
Hij was diep in dit soort gedachten verzonken, toen Vuurkling hem waarschuwde voor een hinderlaag.
Het inlegwerk lichtte sterker op en Balyndar draaide zich plotseling met een wilde schreeuw om, de bijl opgeheven om de alf die naderbij was geslopen in tweeën te splijten. 'Naar Tion met jou!'
Maar achter hem stond niemand.
Een stekende pijn schoot recht van boven door zijn schouder.
Balyndar liet zich vallen en trok op deze manier het zwaard weer uit de wond. Tegelijkertijd rolde hij zich op zijn rug, nog net op tijd om een tweede stoot te zien aankomen en met een snelle slag van richting te laten veranderen; rinkelend stootte de punt tegen het basalt en liet een groef achter.
Sisaroth hing bóven hem!
De alf had zich aan het plafond boven de trap met zijn voeten in twee hoeken geklemd en als een valk vanboven op hen geloerd. Nu sprong hij naar beneden en kwam achter Balyndar neer. Hij stak horizontaal over hem heen naar voren in de rag van de maga en verwondde haar opnieuw, waarna hij het lange zwaard naar beneden haalde. Coïra viel op de grond.
Snel spreidde de dwerg zijn benen, anders zou het zwaard in zijn lichaam terecht zijn gekomen. Nu boorde zich alleen een spitse pareerstang pijnlijk in zijn sleutelbeen. Grommend sloeg hij met Vuurkling naar boven, maar Sisaroth ontweek het wapen en trof Balyndar tegen zijn handen. Bijna had hij de steel losgelaten. Er had een gekraak geklonken, een of ander bot was gebroken, maar hij voelde nog niets. De wonden in zijn schouder deden erger pijn. Ondanks zijn vele verwondingen was de alf snel en dodelijk. Dat vervloekte schepsel!
De alf zette twee snelle passen, sprong tegen de wand en liep er voorwaarts rennend tegen omhoog tot aan het plafond en viel daarbij Lot-Ionan aan.
De magus en Tungdil waren voor Sisaroth gewaarschuwd door de geluiden van het gevecht en de kreet van de maga, die nu op de treden in elkaar zakte. Coïra viel daarbij tegen Lot-Ionan en bracht hem uit zijn evenwicht. Gelukkig miste daardoor ook de slag van de alf, die anders beslist het hoofd van de magus gekliefd zou hebben. Tungdil weerde de eerste slag in zijn richting met een snelle beweging af. Toen landde Sisaroth voor hem en sloeg met beide handen toe.
Tungdil ving de slag vlak boven zijn hoofd op, bleef zijn wapen omhooghouden en liep op de alf toe. Het slijpende geluid dat de langs elkaar schuivende lemmeten veroorzaakten, bezorgde Balyndar kippenvel.
Sisaroth week uit voor de aanstormende dwerg, deed twee stappen tegen de wand op en wilde zich weer naar het plafond terugtrekken, toen Tungdil zijn gewonde been met een verrassende opwaartse stoot doorboorde. Het bloed spoot uit de gapende wonde, waarin het bot te zien was.
Met een schreeuw stortte Sisaroth op de trap van basalt en verloor zijn zwaard, dat de dwerg met een schop langs de treden omlaag liet glijden.
Maar de alf had het nog lang niet opgegeven. Hij slingerde zijn eerste dubbele dolk naar de eenogige dwerg - maar de versieringen op het harnas lichtten op en het wapen werd kort voor het het tionium kon raken in de lucht tegengehouden. Zonder schade aan te richten viel het op de steen.
Sisaroth had zijn tweede dolk al getrokken, maar hij aarzelde. De aanblik van het harnas leek hem af te leiden of hem duidelijk te maken dat hij van deze vijand niet kon winnen. Desondanks lachte hij plotseling en zei iets in het alfs.
Meteen daarop lichtten de runen na elkaar op en Tungdil die, uithalend voor een slag naar de alf toe rende, verstarde als een standbeeld in zijn bewegingen en viel. Kletterend rolde hij de trap af, zonder Bloedsnakker los te laten of een beweging te maken om stil te komen liggen.
Sisaroth lachte nog altijd en wendde zich met de dolk in zijn hand naar Lot-Ionan. 'Wie had gedacht dat de bordjes verhangen zouden worden?'
De magus bloedde uit een wond op zijn voorhoofd die hij bij zijn botsing tegen de wand had opgelopen nadat Coïra tegen hem op was gevlogen. Het bloed dat in zijn ogen liep, leek hem te hinderen.
Balyndar klemde zijn tanden op elkaar en legde zijn laatste krachten in zijn worp.
Vuurkling vloog uit zijn hand, recht naar de alf.
Woestling zag de schicht op zich af komen vliegen en kon het nog steeds niet geloven. Hij had geen tijd meer om te reageren. Het projectiel schoot op hem af...... en miste zijn linkeroog op een vingerlengte na. De dwerg hoorde de schicht snorren toen die langs hem schoot, en voelde de luchtstroom. Toch klonk er meteen daarna een klap alsof hij achter hem ingeslagen was.
Woestling wist wat dit betekende. Hij dook in elkaar en draaide daarbij om zijn eigen as, waarbij hij de kraaiensnavel op hoofdhoogte in de aanslag bracht. Hij zag de arm met de dubbele dolk over zich heen schieten en de doorn boorde zich tot aan het einde in Tirîgons linkerzij.
'Je weet toch wel wanneer je dood moet blijven liggen, zwartoog!' schreeuwde hij tegen de alf in wiens hart de schicht stak.
Zonder nog een geluid te geven zakte Tirîgon op zijn knie en viel opzij.
'Dit keer geloof ik het niet, ' bromde Woestling en hij verbrijzelde de schedel van de alf door één enkele slag met de vlakke kant van de kraaiensnavel. Toen sleepte hij het lichaam naar de kraterrand en slingerde het eroverheen. 'Voorspoedige vlucht!' schreeuwde hij en keek hoe de alf drie mijl de diepte in stortte, meerdere keren tegen de wand botste en ten slotte op de bodem te pletter sloeg. Zoiets kon niemand overleven.
'Daar komt eindelijk iemand, ' hoorde hij de opgeluchte stem van Rodario onder zich. De toneelspeler hing aan het gevest van zijn volkomen verbogen zwaard tegen de rotswand. Het lemmet had hij bij zijn val in een loodrechte spleet geramd, waardoor hij voor een noodlottige val was behoed.
'Hé, en waar is je paard?' kon Woestling ondanks alles niet nalaten te vragen, en hij grijnsde. 'Je had het toch tussen die lange benen van je kunnen vastklemmen!'
'Woestling, ik heb je hulp nodig!' riep Slîn hem toe. 'Mallenia is zwaargewond. We moeten haar verbinden. '
Hij wierp een blik in de diepte naar Rodario. 'Dat zwaard houdt het nog wel een poosje. Ik moet me om je liefje bekommeren, ' riep hij en hij snelde naar de Vierde die naast de vrouw knielde en de wonden bekeek.
Woestling zag dat ze nog ademde. Het schot in haar hals had alleen spierweefsel en misschien een paar zenuwen geraakt. Aan de bloeding te zien was er geen ader getroffen. Hij maakte zich bezorgder om de pijl in de rug van de Ido.
'We kunnen niets doen behalve ervoor zorgen dat ze zich op een of andere manier zo lang in leven houdt tot Coïra terugkomt en haar met behulp van haar magie geneest, ' zei hij tegen Slîn en hielp hem een verband te leggen. 'Praat tegen haar en zorg dat ze bij haar positieven blijft. Ik ga de toneelspeler helpen voor het ijzer breekt en hij die zwartoog in de krater achternagaat. ' Hij legde een hand op de schouder van de Vierde. 'Dank je. Ik sta bij je in het krijt. '
'Nee, niks daarvan, ' weerde Slîn al. 'We zijn een groep waarin ieder op de anderen past. ' Hij zweeg even. 'In ieder geval zouden wij kinderen van de Smid dat moeten doen. '
'Je hebt gelijk. ' Woestling stond op en nam de paarden de hoofdstellen af om daarvan een lange lijn te knopen. Terwijl hij daaraan werkte, kwam Balodil bij hem. Hij had zijn wond in zijn arm zelf verbonden en wierp hem een drinkzak toe.
'Degene van wie die geweest is, heeft hem niet meer nodig, ' zei hij. 'Jij daarentegen wel. ' Toen ging hij zitten en hielp ondanks zijn verwonding om uit de riemen van de hoofdstellen een lange lijn te knopen.
Samen liepen ze naar de kant en lieten de lijn naar Rodario zakken, die in de wind heen en weer zwaaide. 'Het zou tijd worden, ' begroette hij de dwerg. 'Lang zal ik me niet meer kunnen houden. '
'Met je paard tussen je benen zou het nog zwaarder zijn geweest, ' antwoordde Woestling. 'Pak vast, dan trekken we je omhoog. '
Balodil en Woestling slaagden erin de toneelspeler uit de diepte op te hijsen. De acteur had zelfs zijn verbogen zwaard uit de spleet getrokken en meegenomen.
'Wat moet je daar nog mee?' vroeg Woestling zich af. 'Om een hoekje schermen?'
'Bewaren. Als herinnering. ' Rodario verbleekte, toen hij Mallenia op de grond zag liggen. Hij rende naar haar toe en legde haar hoofd in zijn schoot. 'We moeten iets doen... ' zei hij vertwijfeld.
'Meer dan wachten kunnen we niet, ' zei Woestling. 'De verwonding is te ernstig en omdat niemand van ons een genezer is, hebben we de maga nodig om de wonden te sluiten. '
Rodario slikte en knikte.
De wind draaide opnieuw en de brand in Dsôn was gedoofd. Woestling keek naar de toren in de verte, waarin zijn vriend, Coïra en Balyndar waren om Lot-Ionan gevangen te nemen. 'Vraccas, geef dat het hun lukt, ' bad hij. Hij keek naar Balodil die naast het lijk van zijn dode strijdmakker zat en zijn ogen gesloten had. Als hij het goed had gehoord, sprak ook de zhadár met Vraccas.
Vuurkling trof Sisaroth in zijn rechterschouder, tilde hem van de grond en slingerde hem op zijn rug. De alf gleed verscheidene treden omlaag voor hij stil kwam te liggen.
Hijgend rende Balyndar naar Sisaroth om het werk af te maken. In het voorbijgaan pakte hij het lange tweehandszwaard van de alf die net weer moeizaam overeind kwam. Vuurkling stak nog in zijn schouder; het donkere bloed stroomde rijkelijk uit de wond en liep over zijn wapenrusting.
Balyndar opende zijn mond voor een schreeuw en sprong naar voren, waarbij hij het zwaard voor een stoot aan het gevest en een pareerstang vasthield.
Sisaroth probeerde weg te draaien, maar zijn eigen wapen trof hem in zijn onderlijf. Knarsend boorde het zich door de rusting en de alf schreeuwde luid van de pijn.
Balyndar lachte en pakte Vuurkling bij de steel. 'Dat hoor ik graag!' Hij trok de bijl uit de wond en terwijl Sisaroth een laatste maal naar de keel van de dwerg probeerde te steken, sloeg deze hem het hoofd van zijn romp. Een fontein van bloed spoot tot aan het plafond van het gewelf, toen viel de onthoofde ruggelings op de traptreden.
Hijgend moest Balyndar gaan zitten. Hij werd overvallen door een aanval van zwakte en zijn armen en benen leken zwaarder dan lood. Hij kon zich nauwelijks nog bewegen en Vuurkling woog zwaarder dan vier zakken goud.
Er viel een schaduw over hem heen en Lot-Ionan stond voor hem. Hij keek naar de dwerg en om zijn lippen speelde een boosaardig lachje.
Balyndar bedacht vertwijfeld dat hij de magus met geen mogelijkheid iets in de weg zou kunnen leggen, als die hen allen naar de andere wereld wilde helpen. Hij voelde zich afgemat, Tungdil was nergens te zien en Coïra vormde voor de man geen enkel gevaar. 'Waag het niet... ' dreigde hij Lot-Ionan desondanks.
De magus leek zijn vingers te bewegen en daartussen verscheen plotseling een blauw flikkerlicht. Het kroop in Balyndars richting en drong in zijn neus en mond.
Een warm gevoel doorstroomde hem, alsof hem liefde, vreugde en geborgenheid geschonken werden. Zijn lichaam kreeg nieuwe kracht en zijn verwondingen kriebelden en jeukten. Toen de gevoelens verminderden en hij naar zijn wond keek, zag hij gave huid, alsof hij noch door een zwaard noch door andere voorwerpen getroffen was.
Lot-Ionan liep gewoon langs hem heen de traptreden af.
Coïra richtte zich intussen kreunend op en hield haar hoofd vast. Ze zag de dode alf, toen keek ze naar Balyndar en volgde de magus met haar ogen, tot hij om de bocht van de trap verdwenen was. 'Wat is er gebeurd?'
'Veel, ' antwoordde de dwerg kort en hij stond op. Hij voelde zich verfrist en versterkt alsof hij een omloop lang had geslapen. Lot-Ionan had zich aan zijn afspraak gehouden en hem genezen. 'En een klein wonder. Kom, laten we eens naar Goudhand gaan kijken!'
Samen liepen ze snel door de toren naar beneden.
Tungdil Goudhand lag in zijn verstarde harnas naast de verzwakte Mallenia bij het kampvuur dat ze een mijl ten noorden van de kraterrand hadden aangelegd.
Lot-Ionan had de dwerg, die geen enkele beweging meer kon maken, met een zweefbezwering uit Dsôn naar boven gemanoeuvreerd, terwijl Coïra de gewonden van de groep met haar resterende magische krachten had verzorgd. Het bloedverlies van de Ido kon ze echter niet compenseren en dus bleef de verzetsstrijdster zwak als een klein kind.
Rodario bekommerde zich liefdevol om haar, maar allen wisten dat Mallenia niet verder met hen mee zou kunnen. Het ging bij hun reis om snelheid en die zouden ze zo niet kunnen handhaven. Bij het volgende gehucht, zo was het plan, zouden ze haar achterlaten, waarna ze hun achterop zou komen zodra ze zich krachtig genoeg voelde.
Woestling stond naast Tungdil en had diens vizier naar boven geschoven. Hij streek door zijn baard. 'Alweer, professor, ' zuchtte hij. 'Was het dit keer de alf?'
'Ja. Hij heeft een formule uitgesproken. ' Tungdil probeerde zijn arm op te heffen. 'Niets. '
Balodil stond aan de andere kant en liet eigenaardige, sinistere geluiden horen. Op het harnas lichtte niet één rune op. Hij haalde verontschuldigend zijn schouders op en liep terug naar het vuur.
Woestling grijnsde en hief de kraaiensnavel op. 'Je weet wat dat betekent?'
'Ja, ' antwoordde zijn vriend nors. 'En ik kan niet zeggen dat ik het leuk vind. '
'Wacht!' riep Coïra. 'Weten we wat voor een formule het was?'
Woestling vertelde de maga kort en met weglating van allerlei kleinigheden die haar niets aangingen, hoe het al een keer eerder was gebeurd.
Ze keek peinzend. 'Maar wanneer de zhadár dit keer niets kon doen, zal het niet dezelfde formule zijn geweest. ' Ze boog zich naar voren om in Tungdils gezicht te kunnen kijken. 'Kun jij ons verder helpen?'
Woestling verdacht Tungdil ervan dat zijn vriend hem misschien het een en ander over de herkomst en de eigenschappen van de wapenrusting verzwegen had. Met opzet, bromde de eenzame twijfelaar in zijn binnenste. Hij wilde zijn zwakke plek geheimhouden en dit kreeg je er nu van!
'Hij zou het me nu kunnen zeggen, ' antwoordde hij de twijfelaar per ongeluk luid en Coïra keek hem aan. 'Niets belangrijks. Ik praat in mezelf, ' zei Woestling en hij beduidde haar dat ze een eindje opzij moest gaan. 'Hallo, opgepast!' riep hij zodat allen hem zouden verstaan. 'Dadelijk gaat het bliksemen, dus doe jullie ogen dicht of kijk een andere kant uit. '
Hij zette zich wijdbeens over de dwerg heen, hief de kraaiensnavel op en sloeg met de vlakke kant toe, zoals hij het indertijd in het Land aan Gene Zijde had gedaan.
Er klonk een doffe slag en Tungdil kreunde. Het tionium was ondanks zijn hardheid ingedrukt, op Tungdils borst zat een flinke deuk.
'Bij Vraccas, wat zullen we nu... ?' Woestling hief het wapen met een zwaai hoog boven zijn hoofd en spande alle spieren van zijn bovenlichaam om nog meer kracht achter de slag te leggen. 'Als ik je nog een keer streel, zul je wel op gang komen!'
Weer klonk een gekletter en het borstpantser werd nog meer vervormd, maar het bliksemde niet en het harnas kreeg ook zijn beweeglijkheid niet meer terug. Tungdil kreunde en snakte naar lucht.
'Fantastisch. Dat was niet zo best, ' merkte Slîn overbodig op.
'Dat zie ik zelf ook wel, ' snauwde Woestling terug. 'Doet het erg pijn, professor?' vroeg hij bezorgd.
'Alleen als ik lach, ' hoestte de dwerg. 'Niet nog eens slaan, Woestling. Of op een andere plek. Anders stik ik dadelijk nog. '
'Ik denk... dat de alf de magie heeft... uitgeschakeld. Tot de beveiliging toe. ' Woestling streek met zijn vingers over het ingedeukte harnas. 'We schieten er niks mee op als ik erop sta te hengsten. '
'We moeten een wagen voor hem zien te krijgen, ' stelde Rodario voor. 'We zijn nu sowieso langzaam, dan kunnen we ook Mallenia wel meenemen. '
'Nee, ' protesteerde Tungdil. 'We zullen een manier vinden om dit harnas weer wakker te schudden. Vannacht nog. '
'Nou, geweldig, ' mompelde Slîn. 'Waarom slaat Balyndar er niet een keer met Vuurkling tegen?'
'Ben je nou helemaal van de pot gerukt? Dan kun je Tungdil net zo goed meteen een schicht door zijn hoofd jagen, ' merkte Woestling op. 'Het zou zijn dood kunnen worden!'
'Hoezo?' vroeg Balyndar zich af. 'Hij is toch geen vijand van ons volk?' Hij stond op van het kampvuur, wierp de konijnenbotjes weg en hief de bijl op. Zoals altijd vertoonden de diamanten en de ingelegde runen een zachte gloed. 'We zullen eens kijken. Of heeft een van jullie bezwaren?'
Slîn en Woestling keken elkaar aan. Zelfs Tungdil zweeg.