Hoofdstuk 26

Het Veilige Land,

in het zuidwesten van het voormalige koninkrijk Sangreîn,

in de lente van de 6492e zonnecyclus

 

'Zit dat schepsel nog achter ons aan?' Woestling sloeg links af en stond in een nieuw steegje, dat hem onbekend voorkwam. Hoe kon dat nou? Tijdens hun vlucht waren ze kennelijk verdwaald. 'Vervloekte stad!'

'Nee!' riep Slîn, die de achterhoede vormde. 'Ik zie het niet meer. '

'Ik weet waarom, ' bromde Balyndar en hij bleef staan, terwijl hij Woestling bij zijn kraag greep. 'Het staat voor ons!'

Het wezen dat uit schilden, speren, dolken, messen, zwaarden en talloze andere wapens bestond, kwam de hoek om. Het had de vorm van een schorpioen met zes scharen aangenomen die onophoudelijk open en dicht knipten.

'Fantastisch, ' merkte Slîn op en wees naar rechts. 'Hierin. Dit steegje is te smal. '

'Dan zal het zich in een... slang of iets dergelijks veranderen, ' antwoordde Woestling woedend. 'Het kan ons overal volgen. Met wegrennen schieten we niets op. '

'Jawel. Dan blijven we langer in leven tot we bedacht hebben wat we tegen dat monster kunnen ondernemen, ' hijgde de Vierde.

'Schiet het toch neer met je kruisboog, ' snauwde Balyndar tegen hem. 'Jij hebt het kleinste uithoudingsvermogen van ons drieën. '

Woestling dacht koortsachtig na. Hier hielp alleen magie tegen, maar zolang ze de weg naar de koningin niet terugvonden was al hun gehol tevergeefs. Ze putten zo alleen hun krachten uit tot het wezen van staal hen zou inhalen en hun het vlees van hun botten zou schrapen. Hij zag zijn kraaiensnavel aan bet eind van de gifangel zitten. Balyndars morgenster bungelde er ook aan. 'Wat kunnen we tegen ijzer doen?' vroeg hij zich radeloos af zonder op een antwoord te komen.

'Roest?' vroeg Balyndar spottend.

'Een reusachtige magneetsteen!' riep Slîn.

'Wat een prachtvoorstel! Waar zouden we een magneetsteen vandaan moeten halen waaraan naar schatting vierhonderd zakken staal en ijzer blijven hangen?' beet de vijfde hem toe.

'En waar moet jouw roest vandaan komen?' antwoordde Slîn woedend.

Omdat het kunstmatige wezen hen steeds verder naderde, zetten ze het op een lopen.

Woestling vond het idee van de magneetsteen niet slecht. Zo'n steen uit een mineraal dat aan metaal bleef kleven en het aangeraakte metaal daarna aan ijzer liet plakken. Om deze vijand tegen te houden, hadden ze een hele berg magneetstenen nodig. Het was tijdverspilling op een dergelijk wonder te hopen. Tijd hadden ze trouwens helemaal niet meer!

'We gaan uit elkaar, ' beval hij.

'Zal het zich dan niet splitsen?' jammerde Slîn meteen.

'Jij bent nog altijd de enige dwerg van ons drieën met een wapen. Wij kunnen er hoogstens met stenen naar gooien. ' Balyndar klonk zo woedend als Woestling zich voelde.

Toen deed Slîn iets merkwaardigs: hij bleef staan, liet zich op een knie zakken en hief zijn kruisboog op. 'Weet iemand van jullie waar een schorpioen zijn hart heeft?' vroeg hij vastbesloten en richtte op het wezen dat met wervelende wapens op de dwerg toe snelde. De poten van zwaarden schraapten en kletterden over de gedeeltelijk met tegels bestrate grond.

'Vergeet die onzin en kom mee. ' Woestling wilde hem overeind trekken, maar de Vierde schudde de hand van zich af.

'Zeg me alleen waar het hart zit. '

Balyndar pakte een steen op en slingerde die naar het wezen. 'Het is een en al magie en ijzer! Je kunt het niet neerschieten!'

Ze zagen hoe de steen kort voor hij tegen het uit schilden gevormde lijf vloog door de omlaag schietende angel getroffen werd en uit elkaar plofte.

'Zeg, dat was mijn kraaiensnavel! Daarmee sla je niet op steen!' schreeuwde Woestling.

Slîn had zelf maar een plek gekozen. Hij liet de loop een eindje zakken, concentreerde zich en haalde de trekker over.

De schicht suisde weg.

Dit projectiel was ook te snel voor de reflexen van de tegenstander. Het snorde tussen twee schildranden door naar het midden van het lijf. Er klonk een gekletter en midden onder het lopen viel het wezen in afzonderlijke delen uit elkaar.

Maar hun vaart hadden de zwaarden, dolken, speren en andere wapens niet verloren. Een heel wapenarsenaal vloog wervelend in de richting van de drie dwergen en alleen de massa zou al voldoende zijn geweest hen door hun gewicht te doden.

'Opzij!!' brulde Woestling en hij wierp zich door een gesloten huisdeur. Hij brak onder het geweld en de dwerg viel te midden van de stukken hout op de grond. Hij voelde hoe zijn voet iets raakte, maar er volgde geen pijn.

Snel rolde hij zich op zijn rug om naar zijn metgezellen te kijken en haalde opgelucht adem toen hij hen aan de overkant onder een boogpoort zag staan. De straat waar ze net nog hadden gestaan was bezaaid met wapens waarvan er ettelijke in het zand of in gebroken tegels staken.

'Ik zal nooit meer kritiek op een kruisboog hebben. Of op Slîn, ' mompelde Woestling. Hij stond op, klopte het vuil van zijn kleren en liep de zonneschijn weer in. Nu kon hij de totale schade overzien: de rondvliegende wapens hadden zich zelfs in de muren geboord.

'Ik kan het nog steeds niet geloven, ' zei Balyndar en hij keek naar Slîn, die grijnzend zijn kruisboog herlaadde. 'Waar zijn deze schichten van gemaakt? Die kunnen we goed tegen Lot-Ionan gebruiken. '

Plotseling stonden Coïra en Mallenia in de steeg en knipoogden tegen hen. Toen was duidelijk aan wie ze hun redding in werkelijkheid te danken hadden. Slîn vertrok zijn gezicht en de Vijfde barstte in lachen uit.

Ze pakten hun wapens uit de warboel en vergaten ook Vuurkling niet, waarna ze naar beide vrouwen snelden.

'We kwamen precies op tijd, ' zei Mallenia met een blik op de met wapens bezaaide steeg. 'Wij hebben soortgelijke schepsels ook ontdekt op de plek waar wij zaten. '

Woestling stelde zich in zijn volle lengte voor de maga op. Bij Vraccas, met haar had bij nog een appeltje te schillen! 'Zei je niet dat hier geen magie te bekennen was? Kennelijk versta je je vak toch niet zo goed, ' begon bij te foeteren, tot hij door de Ido werd onderbroken.

'Nu niet. We moeten terug om de anderen tegen dat schepsel van water te helpen. Wij werden achtervolgd door een wezen van stenen, dat Coïra al vernietigd heeft. ' Mallenia ondersteunde haar vriendin wier huid bleekroze was, ook al was ze door de zon verbrand. Woestling vreesde dat ze zo goed als geen energie meer in zich had. 'Kom met ons mee. '

De dwergen vormden de achterhoede en zo liepen ze met z'n vijven over enorme hopen bakstenen en gebroken tegels door een paar straatjes naar de markt van de sieradenverkopers. Mallenia legde hun uit dat het puin van het geëxplodeerde monster kwam, dat de vrouwen had achtervolgd.

'Heb je nog voldoende energie voor een volgende bezwering?' fluisterde de Ido onderweg.

'Jawel. Ik kan alleen zwakke bezweringen weven om me te sparen. Het is voldoende om de wezens te vernietigen die door de magie worden gevormd, maar niet om ze voorgoed te vernietigen. We moeten weg uit de stad, ' antwoordde ze buiten adem. 'De velden zijn aan deze plaats gebonden. In de woestijn zijn we veilig. '

Mallenia verwenste Bumina en haar vallen, waarin ze gelopen waren, vallen die bovendien voor Franek en niet voor hen bedoeld waren geweest.

Ze bereikten het plein, waarop overal plassen lagen. Op de grond lag een hoestende Rodario, die zijn papieren bijeenraapte en ze vervolgens vloekend weggooide. Naast hem stond Tungdil met Bloedsnakker in zijn hand; van zijn harnas sloeg de damp af en zijn haren hingen nat rond zijn hoofd, alsof hij een bad had genomen.

'Wat is er gebeurd, professor?' Woestling hielp Rodario opstaan.

'Mijn wapenrusting is te veel voor de magie. Het waterwezen is uiteengevallen toen het mij wilde omhullen, ' zei hij grimmig en keek naar Coïra. 'Wat raad je ons aan?'

'Maken dat we hier wegkomen. Wij kunnen de magie niet vernietigen, maar ze moet op deze plek blijven hangen, ' zei ze en ze hield haar zij vast. Haar rechteronderarm voelde aan alsof hij van rauw vlees was - wat hij ook werkelijk zou zijn wanneer de magie hem niet meer bij elkaar hield. Het zou niet lang duren voor ze het lichaamsdeel verloor.

'Dan doen we dat... ' Tungdils ogen bleven op de bijl gericht die Woestling in zijn linkerhand hield: het bijlblad gloeide, het inlegwerk lichtte op en de diamanten straalden als heldere sterren. 'Wat, bij de infamen... ?'

Woestling merkte hoe Vuurkling reageerde. 'Dat heeft hij voorheen niet gedaan, ' zei hij verbaasd. Toen zag hij Barskalín die uit het huis kwam. 'Ach, dat is de verklaring. De bijl kan de zhadárs niet uitstaan. ' Hij hief het wapen op en bekeek het bewonderend. 'Bij Vraccas, het is de echte Vuurkling!' riep hij uit, toen hij begrepen had wat hij zag. 'Professor, je oude wapen is weer naar je teruggekeerd!' Hij liep naar de eenogige dwerg en stak hem de bijl toe. 'Pak aan. Hij heeft zijn rechtmatige eigenaar weer terug. Hij past bovendien heel goed bij een grootvorst!'

Tungdil bekeek de bijl en Boïndil dacht angst in zijn oog te hebben gezien. 'Geef hem maar aan Balyndar, ' bracht hij met moeite uit. 'Mijn wapen is Bloedsnakker. '

'Professor!' riep Woestling verschrikt uit. Een nieuwe inzinking!

'Bloedsnakker kent me al honderden cycli en ik ken hem. We zijn aan elkaar gewend. ' Hij wees naar de Vijfde. 'Daar staat de zoon van de dwergenvrouw die aan het smeden van Vuurkling heeft meegewerkt. Dat zal de bijl voelen en hij zal hem net zulke goede diensten bewijzen als vroeger aan mij. ' Hij riep Barskalín bij zich en gaf bevel meteen op te breken.

Woestling drukte Balyndar de steel in zijn hand. Het bijlblad gloeide nog steeds op en zou dat vermoedelijk blijven doen zolang de zhadárs in de buurt waren. Of Tungdil, voegde een twijfelend stemmetje in zijn binnenste eraan toe. 'Pas er goed op, ' was het enige wat hij zei toen hij de bijl aan de dwerg gaf.

De ontroering en de eerbied, waarmee Balyndar het wapen aanpakte, was hem duidelijk aan te zien. 'Vraccas, ik zweer je dat ik je vijanden en die van mijn volk zal vernietigen, wanneer dat nodig zal zijn, ' zei hij plechtig en hij gooide zijn morgenster weg om plaats voor het wapen te maken. Hij keurde Tungdil geen blik waardig en verspilde geen woord van dank aan het meer dan grootmoedige gebaar tegenover hem.

De groep trok snel naar het oosten om aan de stad en haar magische hinderlagen te ontsnappen. Het was de kortste weg naar buiten. De ogen van de dwergen, mensen en zhadárs waren overal, ze mochten niets over het hoofd zien.

Voor Coïra's ogen begon alles te draaien. Ze hield zich aan Rodario vast en wilde nog iets zeggen, maar haar krachten begaven het; hij gooide baar over zijn schouder en liep verder.

Voor hen verscheen de woestijn, niet meer dan veertig schreden nog, dan waren ze de nederzetting uit.

'Dadelijk zijn we ontsnapt, ' zei Woestling verheugd. 'Dan kan onze maga veilig verder slapen! Ho, dat had me... '

Een oude bekende in een nieuwe gestalte versperde hun de weg. Messen, schilden, zwaarden en speren hadden zich aaneengesloten tot een vier schreden hoog gedrocht dat op drie benen liep en een gedrongen lichaam bezat. De vier armen strekten zich meerdere schreden ver naar de groep uit en aan de uiteinden draaiden de lemmeten zo snel in het rond dat er niets meer te zien was dan een metalige glans. Ze floten en zoemden luid en de wind joeg het stof van de straten op.

'Geen tijd om de maga te wekken!' beval Tungdil en hij wees naar de dichtstbijzijnde steeg. 'Verdeel jullie in groepjes. We moeten langs dat monster heen. Zodra jullie in de woestijn zijn, overkomt jullie niets meer. '

'Let op jullie wapens, ' riep Woestling waarschuwend en hij omklemde zijn kraaiensnavel zo vast als hij maar kon. 'Jij gaat er niet vandoor. En als het toch gebeurt, neem je me mee en slaan we dit magische monster aan stukken. '

De vlucht begon.

De groep vloog uiteen en ieder zocht een weg langs de vijand. Woestling, Slîn en Balyndar hadden besloten Rodario te begeleiden. Ze dachten niet dat de toneelspeler snel genoeg met de bewusteloze vrouw zou kunnen rennen om ongedeerd langs het dodelijke wezen te schieten. Ondanks al zijn behendigheid.

Woestling keek naar de vijand, die zich wat gemakkelijker doelwitten had uitgezocht. De wervelende messen hakten twee zhadárs aan mootjes. Dat daarbij verscheidene lemmeten en speerschachten op de wapenrustingen braken, stoorde het kunstmatige schepsel verder niet. De kapotte onderdelen werden afgestoten en door nieuwe wapens uit het arsenaal vervangen; de stukken vlees en de ingewanden van de slachtoffers vlogen schreden ver in het rond.

'Laat je niet door dat beest te pakken nemen, ' zei hij gejaagd tegen zijn metgezellen.

Ze bereikten de reddende woestijn.

Rodario bleef pas staan toen hij twintig schreden ver door het mulle zand was gelopen en hij aan het eind van zijn krachten was. Hij zonk op zijn knieën en liet Coïra op de grond zakken. 'Toen draaide hij zich om en keek naar de stad.

Hij en de drie andere dwergen keken machteloos toe hoe het wapenmonster onophoudelijk van vorm veranderde, de kleinste straatjes binnendrong en de ene zhadár na de andere te pakken kreeg. Het had blijkbaar een duidelijke voorkeur voor de onzichtbaren.

Nadat Tungdil, Franek en Mallenia de een na de ander uit verscheidene steegjes waren gekomen en zich bij hen hadden gevoegd, wachtten ze tevergeefs op Barskalín en zijn mannen. Alsof het ijzeren schepsel nog niet genoeg was geweest, stapte er ook nog eens een huizenhoog wezen van zand door de straten.

'De pestkop, ' riep Woestling en hij wees naar links, waar drie zhadárs van een erf gelopen kwamen en weldra bij hen waren.

Meer volgden er echter niet.

 

Het Land aan Gene Zijde,

de Zwarte Kloof, de vesting Onheilsdam.,

aan het eind van de lente van de 6492e zonnecyclus

 

Goda zat in haar kamer en nam de laatste berichten door die ze uit het Veilige Land had ontvangen.

Als ze de inhoud in een paar woorden moest samenvatten, kon ze het beste zeggen: overal ging het beter dan bij hen.

In Weyurn en Tabaîn waren kleine opstanden tegen de lohasbranders uitgebroken, tot de mensen merkten dat er noch een draak, noch orcs als versterking kwamen opdagen. Niemand kon de storm meer keren die het toneelgezelschap van Rodario's nazaten had ontketend.

Weliswaar waren er doden en gewonden gevallen, maar de mensen uit de onderdrukte gebieden hadden de varkenskoppen in het Rode Gebergte teruggedreven. De lohasbranders en hun vazallen werden voor het merendeel na een kort proces terechtgesteld. Goda vond het verbazingwekkend dat de bevrijde volkeren na een onderdrukking van tweehonderd cycli sowieso nog de moeite namen om strafprocessen te houden.

Het Rode Gebergte was weer in handen van de kinderen van de Smid. Want vandaar was de volgende boodschap gekomen: Xamtor, die zich koning van de Eersten noemde, liet weten dat de orcs die op de vlucht voor de inwoners van Weyurn en Tabaîn hun heil in de bergen hadden gezocht, vernietigd waren.

Goda pakte een kaart van het Veilige Land en streek over het westen van het rijk. De ketenen daar waren verbroken. 'Vraccas, ontneem ons je bescherming nu plotseling niet, ' bad ze. Ze riep 'binnen!' toen er op de deur werd geklopt.

Kiras betrad het vertrek. Ze droeg een voorhoofdsband om de brandwond op haar huid te verbergen. 'Je hebt me laten roepen?'

'Ja. ' Ze trok een stoel voor haar bij. 'Hoe gaat het met mijn gewonde kinderen? Jij was daarnet ongetwijfeld bij hen. '

De ondergronder ging bij de maga zitten. 'Maar... de verpleging heeft me gezegd dat je vanochtend nog bij hen bent geweest. '

'Dat was vanochtend. '

Kiras legde haar hand op die van Goda. 'Het gaat je zoon al veel beter, en Sanda's geest herstelt zich van haar afschuwelijke ervaringen. Weldra zal ze weer de oude zijn. Op haar vingers na, die ze in haar aanvankelijke verstandsverbijstering heeft afgehakt. '

Beiden wisten dat het nooit meer zo zou worden als vroeger.

'Er is nieuws. Góéd nieuws. ' Goda overhandigde haar de brieven en opende een volgende; haar ogen gleden snel over de regels. 'Mooi zo. Het vuur van de vrijheid is over de grenzen heen geslagen en heeft Gauragar bereikt. De Derden hebben hun garnizoenen verlaten en zich in het Zwarte Gebergte teruggetrokken om niet tegen de mensen te hoeven strijden. Volgens de verslagen... ' ze gaf de brief aan Kiras '... zijn de zuidalfen al bijna bij de vesting Ogerdood. '

'Wat we niet hebben is een bericht over Woestling. '

'Ja. En dat vind ik erg verontrustend. ' Goda trok zich in zichzelf terug om te voelen of haar levensgezel dood was of nog leefde. Omdat ze geen aanwijzingen voor iets slechts bespeurde, ging ze ervan uit dat hij met zijn vastberaden groep steeds dichter bij zijn doel kwam: Lot-Ionan. 'Maar ik weet dat ze zuilen zegevieren. '

'Dan is het goed. We hebben de hulp van een magus nodig... ' Ze keek naar Goda.

De dwergenvrouw forceerde een lachje. 'Ik weet hoe je het bedoelt. '

Kiras lachte terug. 'De wachters melden dat onder de barrière alles rustig is gebleven. De monsters hebben niet geprobeerd nieuwe kampementen in te richten. Kennelijk hebben we ze bij hun aanval op de noordpoort zo'n bloedneus geslagen, dat ze zich hebben teruggetrokken om hun wonden te likken. '

Goda was opgelucht. Ze had nog slechts één diamantsplinter -degene die ze bij haar val in het trappenhuis was verloren. Maar die had ze niet meer teruggevonden, ondanks het leger van speurders die op hun knieën van boven naar beneden en van beneden naar boven waren geklommen. Niemand was op de hoogte van de hachelijke situatie wat haar magische krachtreserves betrof. 'Ik vraag me af hoe erg ik de dwerg heb verwond. Zou dat de reden zijn dat de aanvallen uitblijven?'

'Hij heeft gezien hoeveel macht je bezit. Hij zal hebben gedacht dat hij weinig moeite met de verdediging zou hebben. Nu weet hij wel beter. ' De ondergronder trok aan de voorhoofdsband tot hij zo zat als ze wilde.

Goda keek naar haar kale hoofd. 'Pijn?'

'Nee. Alleen een gloeiend gevoel en een druk die vanuit de wond komt, ' zwakte Kiras af. 'Waar ik me echt zorgen om maak is dat ik een symbool met me meedraag, waarvan ik niet weet wat het betekent. ' Ze keek de maga aan. 'Daarom zal ik binnenkort naar de genezer gaan om het weg te laten snijden. Misschien heeft die dwerg wel iets bij me ingebrand waarmee hij bezit van mijn geest kan nemen. Dat laat ik niet gebeuren. '

'Ik geloof niet dat het iets magisch is, maar ik begrijp je voorzichtigheid. ' Ze glimlachte. 'Jij moet de officieren bij de stafbespreking over de binnengekomen berichten vertellen. Daarom heb ik je laten roepen. '

'Ben je er zelf niet bij? Wat moet ik zeggen, wanneer ze daarnaar vragen?'

'Dat ik bezig ben een zaak tot op de bodem uit te zoeken. ' Ze stond op en bracht Kiras naar de deur. 'En ik kan je niet zeggen hoe lang het duurt. ' Ze kon aan de ondergronder zien dat deze maar al te graag geweten had wat ze met de opmerking bedoelde, maar ze wilde er verder niets meer over kwijt.

Toen Goda weer alleen was, wikkelde ze dikke lagen stof rond haar knieën en vulde die op. Hetzelfde deed ze met haar handen, waarbij ze haar vingers vrijliet. Daarna ging ze naar het trappenhuis om naar de diamantsplinter te zoeken.

Meer dan ooit was ze op de kracht daarvan aangewezen en ze mocht zich niet bij het verlies daarvan neerleggen.

De dwergenvrouw was ervan overtuigd dat ze dit kleine stukje diamant terug zou vinden, al zou het haar vele omlopen kosten. Bij de volgende strijd zou juist deze splinter een doorslaggevende rol kunnen spelen.

Maar toen ze door haar verblijf liep, kwam de weinig fraaie gedachte bij haar op dat een van haar mensen de splinter al had gevonden en bij zich had gehouden.

Zonder haar er iets van te vertellen. Sanda zou in het trappenhuis zijn geweest!

 

Het Veilige Land, in het zuidwesten

van het voormalige koninkrijk Sangreîn,

aan het eind van de lente van de 6492e zonnecyclus

 

Het Blauwe Gebergte was niet langer een donkere streep aan de verre horizon maar inmiddels een klein, duidelijk herkenbaar gebergte, dat zich aan het eind van de woestijn ten hemel verhief. Als een reddend eiland in een meer van zand.

'Wat denk je, professor? Nog tachtig mijl tot aan de vesting?' Woestling voelde dat zijn maliënkolder ruimer om zijn lichaam hing. Allen hadden ze flink wat ponden verloren; onderweg hadden ze slechts lichte maaltijden gebruikt en de inspanningen waren groot geweest.

'Ongeveer. Maar we gaan niet naar Ogerdood. ' Hij wenkte Franek. 'Jij vindt dat we een andere weg moeten nemen?'

De famulus knikte. 'Bumina gebruikt altijd een bepaald pad, wanneer ze zich met haar experimenten wil bezighouden zonder dat Lot-Ionan het in de gaten heeft. '

Woestling trok een grimas. 'Dezelfde Bumina die die vallen voor ons in dat woestijnstadje had gezet, omdat ze wist dat jij daarnaar terug zou keren?'

'Ze weet niet dat ik haar geheim ken, ' antwoordde Franek. 'We lopen geen gevaar. '

'In dit land loert het gevaar óveral, ' bromde Woestling en hij stampte op het zand. 'Zelfs die korreltjes hier kunnen iemand doden. '

'Maar de tijden dat het hier weer vredig zal zijn, komen terug. ' Tungdil zette zich in beweging en liet de famulus vooroplopen.

De groep was een heel stuk kleiner geworden en daarmee was ook een groot deel van het zelfvertrouwen verdwenen dat ze hadden gehad. Dat vond Woestling tenminste. De enige die onwrikbaar in het succes van hun missie bleef geloven, was uitgerekend degene die eerst niet had willen gaan en die hij niet volkomen vertrouwde: Tungdil Goudhand.

Van de zhadárs, die Woestling Pestkop, Hijger en Brompot had gedoopt, waren er nog maar twee over. Hijger had op een ochtend naast het kampvuur gelegen, zijn handen rond de drinkzak met de bijzondere inhoud geklemd.

Tungdil had gedacht dat de onzichtbare van dorst was omgekomen, maar Woestling wist wel beter. Helaas. Hij vreesde dat hem een soortgelijk lot zou treffen, maar de verschrikkelijke dorst was weggebleven. Tot dusver.

'Wat een stelletje helden, ' mompelde hij in zichzelf. De volslagen uitgeputte maga moest meer gedragen worden dan dat ze op eigen kracht kon lopen, vermoedelijk zouden ze haar uiteindelijk naar de bron moeten slepen. Hopelijk kwamen ze voordien niet nog die Bumina en die Vot tegen.

Ze zetten hun tocht voort en sloegen bij het invallen van de duisternis af naar het zuiden om gedurende de volgende omlopen dicht langs de uitlopers van het gebergte te trekken. Eindelijk zagen ze de vesting Ogerdood op nog geen tien mijl van hen vandaan.

En die wérd al belegerd!

Aiphatòn had zijn troepen in een bliksemsnelle mars naar het zuiden geleid. Woestling en Tungdil bestudeerden het legerkamp, dat op grote afstand van de vesting was opgeslagen. Ook op de berghellingen rechts en links van de muren ontdekten ze kampementen van de alfen.

'Belegeringstoestellen hebben ze niet bij zich, ' zei Woestling verbluft. 'Denken ze dat Lot-Ionan de poort vrijwillig opent?'

'Aiphatòn heeft de magus een keer eerder verslagen. Dus levert Lot-Ionan geen open gevecht, maar zal hij de alfen de gangen laten binnendringen om hen daarin aan te vallen, ' veronderstelde Tungdil. 'De famuli van Lot-Ionan zullen voor poortwachters moeten spelen, terwijl hij in alle rust kan afwachten wat er gebeurt. '

'Met z'n hoevelen zijn die zwartogen?' Balyndar trok de lus steviger aan, waarmee hij de zak rond het blad van Vuurkling had vastgemaakt. Van de vroege ochtend tot de late avond lichtte het wapen op, het stoorde zich kennelijk buitengewoon aan de aanwezigheid van de zhadárs. Om in het duister niet op te vallen als een fel lichtbaken had hij het blad omhuld.

'Moeilijk te zeggen. Maar vijftigduizend zullen het er zeker zijn. ' Woestling gaf hem de kijker. 'Ze kunnen niet lang met de aanval wachten. Zo'n enorme massa krijgers heeft zijn voorraad proviand en water in de woestijn snel opgebruikt. '

'Een voordeel voor Lot-Ionan, ' meende Mallenia. 'Hij kan afwachten tot ze komen. En voor Aiphatòn is het nog veel beter. Wanneer hij werkelijk van de zuidalfen af wil, kan hij hun voorraden vergiftigen. '

Woestling lachte. 'Je bent gevaarlijk, prinses. '

'Ik heb bij het verzet gestreden. We hebben van alles gedaan om de vijand te doden. Het deed er niet toe hoe en waar, ' antwoordde ze.

Franek vertelde Tungdil welke kant hij op moest kijken om het pad te zien. 'We zullen het vandaag nog bereiken. Na een paar schreden over het pad komen we bij een kleine spelonk. Daarin kunnen we rusten zonder het gevaar te lopen gezien te worden door iemand die toevallig onze kant uit kijkt. '

Ze liepen verder, de een na de ander om geen opvallend spoor achter te laten. De alfen stuurden hun verspieders ongetwijfeld tot in de verre omtrek uit.

Slîn neuriede zachtjes een dwergenwijsje. Het was de melodie die Woestling hem de hele tijd had voorgezongen. 'Tion moet er werkelijk de hand in hebben, als wij ons doel niet bereiken, ' zei hij opeens vol overtuiging tegen Balyndar. 'Helden, wapens die verder nergens te vinden zijn en de bijstand van Vraccas, ' telde hij op zijn vingers af.

Woestling vermoedde dat de Vierde het zei om zichzelf en hun allemaal moed in te spreken. Iedere andere groep zou na de talrijke verliezen ongetwijfeld moedeloos rechtsomkeert hebben gemaakt. 'Zeker, ' viel hij hem bij. 'Maar laten we nu verder zwijgen. Die puntoren horen uitstekend en de wind staat gunstig voor hen. '

Zonder verder nog een woord te zeggen liepen ze in het maanlicht door het rotsachtige landschap en onder Franeks leiding hadden ze het pad weldra gevonden. Na een niet al te lange mars sloeg hij een kleine doorgang in en wees hun de plek waar ze die nacht zouden blijven. Het hol was bijna rond, ongeveer zeven schreden in doorsnee en precies zo hoog dat de famulus erin kon staan.

'Fantastisch! Als voor ons geschapen, ' merkte Slîn op en hij streek over de wand van de spelonk. 'Hierbinnen is het al warm. Bevriezen zullen we zeker niet. '

Ze maakten zich klaar voor de nacht en staken twee fakkels aan om wat licht te hebben.

Tungdil verdeelde de wachtbeurten onder Woestling, de zhadárs en zichzelf. De uitgeputte mensen konden beter uitrusten om genoeg krachten voor de reis door het gebergte op te doen. Aan de hand van de kaart besprak hij met Franek de route, die in een vrijwel rechte lijn door het gebergte voerde.

Woestling kwam erbij en bekeek de tekening. 'Die weg ken ik niet, ' moest hij bekennen. 'Hij moet zijn aangelegd nadat ik naar het Land aan Gene Zijde ben gegaan om Onheilsdam te bouwen. ' Hij wees op de plek waar zich de ingang tot het gangenstelsel bevond. 'Een dergelijke verzwakking van de verdedigingslinie zou ons volk nooit aangebracht hebben. Daaraan zie je meteen dat de lange lijzen geen verstand van dit soort dingen hebben. '

'Bumina heeft hem niet aangelegd, ' wierp Franek tegen. 'Het zou Lot-Ionan meteen zijn opgevallen, wanneer er steenhouwers werkzaamheden waren verricht. '

'Dan moet het Aiphatòn zijn geweest, toen hij de magus verraste. ' Woestling bleef koppig afwijzen dat het pad oorspronkelijk door de dwergen kon zijn aangelegd. 'Ik zeg het nog een keer: de Tweeden zouden zo'n weg die weliswaar niet in het hart, maar wel in het lichaam van hun rijk voert nooit hebben aangelegd! Nóóit!' Hij kruiste zijn armen en had zijn wenkbrauwen boven zijn neusbrug samengetrokken.

'Dat zal mij, zacht uitgedrukt, worst wezen, ' merkte Tungdil op. 'Dat pad ligt er, wij kunnen het gebruiken en dat zullen we ook doen. Morgen. ' Hij stuurde de zhadárs naar buiten om op wacht te gaan staan. Zijn volgende blik ging naar de mensen, die in een hoekje dicht bij elkaar lagen, Rodario in het midden, Mallenia rechts en Coïra links van hem. 'Wij hebben Vuurkling, ' zei hij voorzichtig. 'Hadden we eerder geweten hoeveel geluk we zouden hebben, hadden we de koningin niet in gevaar hoeven brengen. Een beter wapen dan Balyndar heeft, zouden we tegen Lot-Ionan niet kunnen wensen. '

'Maar het is in handen van de verkeerde, ' kon Woestling niet nalaten te zeggen.

'Dat heb ik je al uitgelegd. ' De eenogige dwerg ging staan. 'En ik blijf erbij. Vuurkling is bij hem in goede handen. ' Hij liep naar de tegenoverliggende wand, ging op zijn deken zitten en sloot zijn oog. Zijn manier om duidelijk te maken dat hij alleen wilde zijn.

Dat kon nooit goed aflopen, dacht Woestling. Die bijl was Tungdils wapen, niet dat alfending. Hij streek over zijn maliënkolder en liep terug naar Slîn en Balyndar.

'Omdat de zhadárs weg zijn kan ik er eindelijk eens naar kijken, zonder dat we allen verblind worden, ' zei de Vijfde en hij trok het omhulsel van het bijlblad.

Het inlegwerk lichtte nog altijd op.

Het drietal keek naar de slapende Tungdil.

Slîn maakte van zijn hart geen moordkuil. 'Dat wapen wil ons toch niet voor hem waarschuwen?' Hij trok rimpels in zijn voorhoofd. 'Hoe kan hij nou een vijand van ons volk zijn?'

'Ik wist het wel, ' bromde Balyndar en hij verpakte de bijl weer. 'Van meet af aan heb ik deze dwerg die zich voor Goudhand uitgeeft, niet vertrouwd... '

'Kalm aan, jullie met je gnomenhersens!' onderbrak Woestling hen. 'Het bijlblad kan net zo goed op de famulus reageren. Ik vertrouw hem namelijk nog minder dan mijn professor. '

'Hm, ' zei Slîn wat onzeker.

Ze aten wat en deelden hun water. Ieder was in zijn eigen gedachten verzonken.

Woestling keek kauwend naar Tungdil, het gezicht, de diepe rimpels, het gouden oogkapje en het lange bruine haar. Hij zou zijn geloof aan zijn vriend nu niet verliezen. Vuurkling waarschuwde hen voor een ander gevaar, niet voor Tungdil.

Een slank, menselijk silhouet verscheen voor de ingang en betrad gebukt de spelonk. In zijn linkerhand hield de gestalte een speer vast.

'Zwartogen!' schreeuwde Woestling. Hij sprong overeind en hief de kraaiensnavel op. 'Blinde zhadárs! Ik zal jullie... '

'Kalm maar, Boïndil Dubbelkling, ' zei de alf tegen hen, die nu in de lichtkring van het vuur trad. De in het lichaam verwerkte wapenrusting was uniek: Aiphatòn! 'Ik ben niet hier om jullie kwaad te doen, maar om jullie te vertellen wat er gaat gebeuren. '

Tungdil stond al overeind, maar hij zag er ontspannen uit. 'Ik had je komst verwacht. '

'O ja? Had je dat? Ik niet, ' bromde Woestling en hij bracht de kraaiensnavel met een zwaai omlaag. 'Hoe heeft hij ons gevonden?'

Aiphatòn wees naar de uitgang. 'Mijn spionnen berichtten dat een klein groepje vanuit het westen naar het Blauwe Gebergte trok. Ik vermoedde dat jullie het waren, volgde de sporen en vond jullie hier. ' Hij liet zijn ogen over de groep gaan. 'Met meer zijn jullie niet?'

'Nee. We hebben een heleboel zhadárs in een gevecht verloren en het Zwarte Eskadron hebben we nergens ontmoet, ' antwoordde Tungdil. 'Heb jij misschien iets van Hargorin Doodsbode gehoord?'

'Nee. Bij ons is hij ook niet gearriveerd. ' Aiphatòn draaide zijn slanke alfengezicht naar Tungdil. 'Morgen open ik de aanval. We hebben gehoord dat de opstanden in het westen van het Veilige Land ook overslaan naar Gauragar en mijn andere bezittingen. En ook dat de Derden hun posities verlaten hebben en zich in hun vestingen in het Zwarte Gebergte terugtrekken. Daarom willen de alfen de poort snel openen om versterkingen binnen te kunnen laten en de situatie onder controle te krijgen, voordat er een langdurige oorlog nodig is om de opstanden de kop in te drukken. ' Hij ging zitten, omdat het gebukte staan hem niet langer beviel. 'Klopt het dat Lohasbrand dood is?'

'Ja. En al een hele tijd. ' Kort vertelde Tungdil aan de alf wat ze tijdens de laatste omlopen allemaal beleefd hadden; ook dat ze een van de Dsôn Aklán gedood hadden, verzweeg hij niet.

'Maar dan zijn er nog twee van de drieling in leven. ' Hij keek naar Mallenia, bij wie een vloek op de lippen lag. 'Tirîgon heeft je schot overleefd en zit weer volkomen gezond in Dsôn Bhará. Ik zal hem voor je doden, prinses. Dat gaat voor mij in één moeite door, ' zei hij vriendelijk. 'Maar van Firûsha heb ik niets meer gehoord. Zij ligt waarschijnlijk inderdaad op de bodem van het meer. '

'Moge Elria haar dieper laten zinken dan de zwaarste steen en door de vissen laten opvreten, ' mompelde Woestling zacht. 'Ach ja, en Meertrots op haar hebben laten vallen, als we toch bezig zijn. '

Aiphatòn bracht hen op de hoogte van zijn aanvalsplan en dat klonk akelig eenvoudig: 'Bestormen. Van drie kanten tegelijk. '

'Hij heeft nog twee famuli om zich te verdedigen. Een hebben we gedood, een staat aan onze kant. Ze zullen jullie met bezweringen bestoken. ' Tungdil ging tegenover de alf zitten. 'Heb jij vijftigduizend krijgers bij je?'

Aiphatòn knikte. 'En als er maar tienduizend in de gangen weten door te dringen, ben ik daar niet rouwig om, zoals je weet. Ik zal de aanval leiden... ' hij legde zijn linkerhand tegen zijn wapenrusting '... en de bezweringen die we naar ons toe geslingerd krijgen opvangen en terugsturen zoals ik het indertijd ook bij Lot-Ionan heb gedaan. '

'Ze zullen hun magie eerder tegen je krijgers gebruiken. ' Tungdil keek hem aan. 'Zullen ze niet op de vlucht slaan, wanneer ze inzien dat hun aanvallen zinloos zijn?'

'Ik heb hun gezegd dat we snel moeten zijn om aan de dood te ontsnappen. Wij alfen zijn snel, ' zei Aiphatòn rustig.

'Geen wonder, met zulke lange benen. ' Woestling speelde met zijn baard. 'Dan kan iedereen snel zijn. Maar daardoor stoten jullie in de tunnel voortdurend je kop!'

De keizer keek de dwerg grijnzend aan. 'Nog altijd de oude. '

Tungdil maakte zich intussen kennelijk nieuwe zorgen. 'Je krijgers zijn voldoende gemotiveerd om in de tunnels binnen te dringen. Maar je hebt dan geen controle meer over hen. Stel dat ze Lot-Ionan vinden en hem doden? Je weet dat we de magus levend nodig hebben. '

'Ik zal hun zeggen dat we de magus levend nodig hebben om de poort te openen. Dat is voor hen aansporing genoeg. '

Woestling schraapte zijn keel. 'Wat gebeurt er als de aansporing zo goed was, dat het hun ook lukt? Hoe moeten we de magus uit de klauwen van tienduizend alfen bevrijden?' Hij streelde zijn kraaiensnavel. 'Hola, beschouw me niet als een lafaard, keizer van de zwartogen. Ik hou van uitdagingen en ik houd er ook van veel tegenstanders tegelijk het hoofd te bieden. Maar ineens zó veel? En dan bovendien nog met die... bekwaamheden?'

'Daar moest ik ook net aan denken, ' bekende Tungdil, wiens linkerwijsvinger tegen het oogklepje klopte, wat een hoog getinkel veroorzaakte.

'Ik heb maatregelen getroffen dat de meesten van hen de strijd niet overleven. Er bestaan giftige stoffen, waarvan een druppeltje in een meer voldoende is om ieder die daaruit drinkt te doden. ' De alf keek Tungdil aan. 'Dit middel zit in de watervoorraden van mijn krijgers. Na twee omlopen zullen ze sterven en dood in de woestijn of het Blauwe Gebergte liggen. Dat zou dan het moment zijn waarop jullie de magus van mij kunnen krijgen. '

'Dat is afgesproken!' riep Woestling opgelucht. Aiphatòn was op hetzelfde idee gekomen als Mallenia. 'En daarna wil je werkelijk alleen naar Dsôn Bhará gaan, de noordalfen uitroeien en voor altijd verdwijnen?'

Aiphatòn vond de vrijmoedigheid van de dwerg vermakelijk, zoals duidelijk aan hem te zien was. Hij nam hem de vraag niet kwalijk. 'Dat zal ik doen, Boïndil Dubbelkling. Ik vertrek en bevrijd het Veilige Land van een plaag. '

'Dat wordt een opwindende omloop, ' verheugde Woestling zich handenwrijvend. 'En daarna snel naar bet noorden!'

De alf kwam overeind en knikte tegen hen. 'Ik keer terug en zal tegen mijn mensen zeggen dat ik kooplui ben tegengekomen, die ik gedood heb. Dan worden jullie tenminste niet meer door mijn krijgers achtervolgd. ' Hij hief zijn hand op ten afscheid en verliet de spelonk.

'Mallenia heeft met haar vermoeden en het gif precies in de roos geschoten. ' Woestling was blij dat de alf was verdwenen. 'Vroeg of laat krijgen we Lot-Ionan te pakken, professor.'

Tungdil knikte. 'Precies. ' Hij legde vertrouwelijk zijn hand op zijn rug en keek hem met zijn bruine oog vriendelijk aan. 'Ga wat rusten, beste vriend. Jij hebt je slaap net zo hard nodig als Rodario en zijn twee vrouwen. '

Zelfs geen begin van een gespikkel en een bonte werveling, dacht Woestling. Hij onderdrukte een geeuw. 'Dat doe ik. Maar vergeet me niet te wekken. Ik wil de zhadárs niet alleen de wacht laten houden. We hebben immers gezien dat ze de gevaarlijkste puntoor van het Veilige Land zonder waarschuwing ons kamp hebben laten binnenwandelen, ' zei hij en gesticuleerde overdreven. 'De beroemde zhadárs! Ha! We hebben er nog twee, en hoe zijn ze gesneuveld? In een gevecht met magische schepsels. '

'De enige die vermoedelijk een overwinning op de onzichtbaren kunnen halen, ' vermoedde Tungdil. Hij dacht even na. 'We zullen de laatste twee in de strijd ontzien. '

'Wat? Heb ik je goed verstaan, professor?'

'Pestkop en Brompot zoals jij ze noemt, kennen alle geheimen van de Dsôn Aklán, ' zei hij met nadruk. 'Wanneer Aiphatòn zou verliezen, zijn we op hun kennis aangewezen om ons de zwartogen van het lijf te houden. Pas dan zal het Veilige Land rust kennen. '

Hij keek verbijsterd. 'Betekent dat dat ik op Pestkop en Brompot moet passen en niet omgekeerd?'

Tungdil knikte kort en liep terug naar zijn slaapplek.

'Als het zo doorgaat drink ik vrijwillig uit de drinkzak van een alf. ' Woestling krabde met een vinger in zijn oor en stapte naar Slîn en Balyndar om hun te vertellen wat er besproken was.